Organisatie | Reusel-De Mierden |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Notitie handhaving kwaliteit kinderopvang |
Citeertitel | Notitie handhaving kwaliteit kinderopvang |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
geen
Wet Kinderopvang
1.Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
08-05-2010 | 01-01-2010 | 22-10-2011 | nieuwe regeling | 27-04-2010 D'n Uitkijk, 07-05-2010 | B&W 10-145 |
In de gemeente Reusel–De Mierden maakt ruim de helft van de kinderen jonger dan 4 jaar gebruik van een kinderdagverblijf of peuterspeelzaal. Het gebruik van gastouderopvang neemt erg toe en ook de buitenschoolse opvang groeit erg hard (Gegevens afkomstig uit Jeugdmonitor 0 t/m 11-jarigen 2008-2009 van GGD Brabant-Zuidoost). De gemeente staat middels haar jeugdbeleid voor het bevorderen van de doorgaande ontwikkelingslijn en het bieden van ontwikkelingskansen en ruimte om op te groeien voor alle jongeren in onze gemeente. Het is belangrijk dat ouders hun kinderen met een gerust hart uit handen kunnen geven en de gemeente wil haar inwoners dan ook kunnen garanderen dat er sprake is van kwalitatief goede voorzieningen. Om deze garantie waar te kunnen maken is er een goed en voor alle betrokken partijen helder lokaal handhavingsbeleid nodig. Daarover gaat deze beleidsnotitie.
Per 1 januari 2005 is de Wet kinderopvang ingevoerd. Deze wet regelt twee zaken:
Ondernemers zijn zelf verantwoordelijk voor de kwaliteit van hun kindercentrum. De gemeente is belast met het toezicht op de kwaliteit en met de handhaving en sanctionering. Het toezicht wordt, namens het college, uitgevoerd door de GGD Brabant-Zuidoost. De handhaving doet de gemeente zelf. Over zowel toezicht als handhaving en sanctionering heeft de gemeente Reusel–De Mierden, samen met de andere gemeenten in de regio Zuidoost-Brabant, afspraken gemaakt met de GGD. Dit om rechtsongelijkheid en verschillen te voorkomen.
Elk jaar stelt de gemeente een jaarverslag omtrent toezicht en handhaving Wet kinderopvang op. Dit jaarverslag wordt aangeboden aan de gemeenteraad en opgestuurd naar de Inspectie van het Onderwijs.
Per 1 januari 2010 is de Wet kinderopvang aangepast. De belangrijkste aanpassingen zijn:
De doelstelling van deze beleidsnotitie is om in een document vast te leggen hoe de gemeente Reusel–De Mierden in 2010 vorm geeft aan haar wettelijke taak van toezicht, handhaving en sanctionering van de kinderopvang.
Per 1 augustus 2010 treedt de wet Ontwikkelingskansen door kwaliteit en educatie (OKE) in werking. Deze wet regelt harmonisering van de regelgeving van kinderopvang, peuterspeelzaalwerk en voor- en vroegschoolse educatie. Streven is om de aanpassingen die deze wet met zich meebrengt in de loop van 2010 toe te voegen aan dit beleidsdocument om tot een zo compleet en actueel mogelijk document te komen met betrekking tot alle vormen van kinderopvang binnen de gemeente.
De belangrijkste wijzigingen van de wet OKE zijn:
er komen kwaliteitseisen voor peuterspeelzalen. De gemeente wordt verantwoordelijk voor het toezicht en de handhaving hiervan. De kwaliteitseisen voor de peuterspeelzalen zullen dezelfde zijn als voor de kinderopvang (harmonisatie). De staatssecretaris heeft de brancheorganisaties gevraagd een convenant op te stellen waarin de kwaliteitseisen worden uitgewerkt. Belangrijke uitgangspunten hierbij zijn de leidster-kind ratio van 1 : 8, de maximale groepsgrootte van 16 kinderen, twee leidsters per groep, waarvan minimaal één met een opleiding op SPW-3 niveau of gelijkwaardig. Als er voorschoolse educatie wordt gegeven, moeten er twee beroepskrachten op de groep staan. De GGD houdt toezicht op de kwaliteitseisen in peuterspeelzalen. Naar verwachting zal in het voorjaar van 2010 een modelverordening Peuterspeelzaalwerk beschikbaar komen.
de regierol van gemeenten wordt verstevigd ten aanzien van het onderwijsachterstandenbeleid en gemeenten krijgen de verantwoordelijkheid voor het aanbod en de toegankelijkheid van de voorschoolse educatie. De Inspectie van het Onderwijs houdt toezicht op de educatieve kwaliteit van de voorschoolse educatie.
In de gemeente Reusel–De Mierden wordt kinderopvang en buitenschoolse opvang aangeboden door de Stichting Regionale Kinderopvang de Paraplu en Oma van Roodkapje. Gastouderbureaus gevestigd binnen onze gemeente zijn: gastouderbureau G4 en gastouderbureau Roodkapje de Kempen.
Op 1 maart 2010 zijn er in de gemeente Reusel–De Mierden 4 kinderdagverblijven, 8 voorzieningen voor buitenschoolse opvang en 2 gastouderbureaus in het register opgenomen. In totaal 14 opvangvoorzieningen. Ter vergelijking; in februari 2007 waren er 2 kinderdagverblijven, 2 voorzieningen voor buitenschoolse opvang en 1 gastouderbureau. In totaal 5 opvangvoorzieningen. Er is dus een spectaculaire groei is ten opzichte van het jaar 2007.
Alle huidige kinderopvangvoorzieningen binnen de gemeente Reusel-De Mierden zijn in 2009 door de GGD geïnspecteerd. Na de inspectie waren er in de meeste gevallen verbeterpunten. Bij alle voorzieningen zijn de gebreken binnen de hiervoor gestelde termijn hersteld. In het jaarverslag van 2009 wordt een overzicht opgenomen van het aantal keren dat onvoldoende is gescoord per soort voorziening en per domein waarop getoetst is.
Vóór 1 januari 2011 moeten alle gastouders geregistreerd zijn in het nieuwe landelijke register. Hiervoor moeten zij aan de gestelde kwaliteitseisen voldoen. Een aantal gastouders zal hierdoor afhaken. Alle gastouders die zich laten registreren krijgen een inspectie van de GGD. Het totale aantal inspecties zal hierdoor hoger zijn dan voorgaande jaren.
De kinderopvang zal naar verwachting blijven groeien en de vraag naar het peuterspeelzaalwerk neemt naar verwachting af. In 2010 word inhoudelijk vorm gegeven aan de harmonisatie van de kinderopvang en het peuterspeelzaalwerk binnen de gemeente Reusel–De mierden. Hiervoor is reeds een pilot in werking op de Mariaschool.
De wet Kinderopvang biedt een aantal mogelijkheden om de handhaving van de kwaliteit van de kinderopvang goed te regelen (zie bijlage 1). In dit hoofdstuk wordt de aanpak hiervan binnen de gemeente Reusel – De Mierden beschreven.
In 2009 zijn onderstaande afspraken gemaakt met betrekking tot toezicht, handhaving en sanctionering tussen GGD Brabant-Zuidoost en de gemeenten in Zuidoost-Brabant.
De houder die van plan is een kinderopvangcentrum te exploiteren maakt hiervan melding bij de gemeente. Na ontvangst neemt de gemeente de gegevens op in het openbaar register. De gemeente stuurt de gegevens naar de GGD met het verzoek om een meldingsonderzoek uit te voeren. De GGD gaat binnen 8 weken op bezoek bij de houder en meldt aan de gemeente of de instelling wel of niet in exploitatie mag worden genomen. Binnen de termijn van acht weken bericht de gemeente de houder hierover en stuurt een afschrift daarvan naar de GGD.
De GGD onderzoekt minimaal jaarlijks of de exploitatie van elk kindercentrum plaatsvindt in overeenstemming met de Wet kinderopvang. Deze inspecties worden aangekondigd. Voor 2010 geldt dat de kinderopvangcentra die in 2009 geïnspecteerd en op de kernelementen in orde bevonden zijn in 2010 geen inspectie krijgen. Dit vanwege de verplichte meldingsinspecties van alle gastouders per 2010.
Een houder is verplicht alle wijzigingen direct door te geven aan de gemeente. De gemeente verwerkt deze wijzigingen in het openbaar register en informeert de GGD. De GGD bepaalt of de wijziging aanleiding geeft tot een vervroegde inspectie.
Nader onderzoek of herinspectie
Uit het inspectierapport van de GGD blijkt of de gemeente de houder een schriftelijke waarschuwing geeft of een aanwijzingsbesluit oplegt. Indien de houder van het kindercentrum binnen de gestelde termijn daarop reageert, stelt de gemeente de GGD daarvan in kennis en geeft opdracht voor nader onderzoek of herinspectie door de GGD. De GGD bepaalt aan de hand van het verzoek en in overleg met de gemeente of een bezoek noodzakelijk is of dat een papieren controle kan plaatsvinden.
Een houder mag ook zelf de gemeente verzoeken om de GGD opdracht te geven tot nader onderzoek of herinspectie.
Naar aanleiding van een klacht van derden, berichten uit de media etc., kan de GGD incidenteel onderzoek verrichten. Dit kan onaangekondigd zijn. Een dergelijk onderzoek wordt pas uitgevoerd als de GGD hiervoor een opdracht van de gemeente heeft ontvangen.
Ook kan de GGD op de hoogte raken van een niet geregistreerde kinderopvang. Na overleg hierover met de gemeente en een opdracht van de gemeente vindt onderzoek plaats door de GGD.
Van alle inspecties stelt de GGD een rapport op. Na overleg met de houder wordt het rapport vastgesteld en gezonden naar de houder en de gemeente. Binnen 3 weken na vaststelling maakt de GGD het rapport openbaar door het te plaatsen op de website www.ggdbzo.nl.
Bij een incidentele inspectie kan het voorkomen dat de aard van het onderzoek zich tegen een openbare rapportage verzet. De GGD voert hierover overleg met de gemeente en deze kan besluiten het rapport niet openbaar te maken.
Als uit het inspectierapport blijkt dat de houder niet voldoet aan één of meerdere kwaliteitseisen geeft het college een schriftelijke waarschuwing. Ook kan op basis van mondelinge overreding de houder bewogen worden om de overtreding te herstellen. Zowel de waarschuwing als de overreding hebben geen juridische status en betekenen alleen uitstel van het handhavingtraject.
Als de overtreding naar het oordeel van de GGD van dien aard is dat niet kan worden volstaan met een waarschuwing of als de waarschuwing of mondelinge overreding geen effect heeft gehad, legt de gemeente de houder een aanwijzingsbesluit op.
In gevallen waarbij sprake is van herhalingen van dezelfde ernstige overtredingen met een spoedeisend karakter of als de GGD van oordeel is dat de tekortkomingen zodanig zijn dat het nemen van maatregelen geen uitstel kan lijden, kan de GGD een bevel opleggen. Een bevel is 7 dagen geldig en kan door de gemeente worden verlengd als het probleem nog niet is opgelost.
In alle andere gevallen kan bestuursdwang of lastgeving met dwangsom worden toegepast. Er dient dan wel van te voren een aanwijzigingsbesluit te zijn opgelegd. Het college kan in alle gevallen gemotiveerd afwijken van het GGD-advies.
Indien een kinderopvangcentrum of gastouder bij meerdere inspecties tekortkomingen heeft getoond en geen blijk geeft van verbetering dan kan het onder verscherpt toezicht worden gesteld. Dit besluit ligt bij B&W.
B&W stellen jaarlijks een verslag vast van alle werkzaamheden die de gemeente en de GGD in het kader van de Wet kinderopvang in het voorafgaande kalenderjaar hebben verricht. Het verslag gaat naar de gemeenteraad met een afschrift naar de Inspectie van het Onderwijs en de GGD.
Prioriteitstelling is nodig omdat niet elke overtreding gesanctioneerd kan worden. Prioriteitsstelling maakt het makkelijker om consequent op te treden. Voor de prioritering maakt de gemeente Reusel – De Mierden gebruik van het afwegingsmodel Handhaving Kinderopvang van de VNG (februari 2009). De zwaarte van de prioritering komt tot uiting in de hersteltermijn.
Voor het omgaan met overtredingen (de hersteltermijnen, verschillende fases en bedragen van de boetes per soort overtreding) gebruikt de gemeente Reusel – De Mierden het afwegingsmodel van de VNG. Een houder kan precies zien welke sanctie volgt op welke overtreding. Het afwegingsmodel is te vinden op de gemeentelijke website.
Naast de eisen van de Wet kinderopvang gelden ook eisen uit andere wet- en regelgeving waarop wordt toegezien door toezichthouders.
Met het oog op deze eisen informeert de gemeente behalve de GGD ook de afdeling Ruimte & Bouwen en de brandweer over elke melding (inclusief wijzigingen) en registratie van een kinderopvangvoorziening. Op deze wijze kunnen de betreffende toezichthouders snel in actie komen indien nodig.
Op de gemeentelijke website staat informatie over kinderopvang. Dit dient te worden aangevuld met informatie over het handhavingsbeleid, procedures en verantwoordelijkheden. Na vaststelling van het handhavingsbeleid zal dit ter kennisneming worden gestuurd aan alle kinderopvangcentra en gastouderbureaus.
Vanaf 2010 worden niet alleen gastouderbureaus geïnspecteerd maar ook alle gastouders zelf. Dit betekent dat gastouders zich moeten laten registeren in het landelijk register via de gemeente. Daarnaast moet zowel de gastouder als het gastouderbureau vanaf 1 januari 2010 aan hogere kwaliteitseisen voldoen. Vanaf 1 januari 2010 geldt eveneens een nieuwe procedure waarbij een beslistermijn van 10 weken geldt. De nieuwe kwaliteitseisen en procedures zoals die gelden bij de gemeente Reusel - De Mierden zijn terug te vinden op de gemeentelijke website.
In 2010 zullen alle bestaande en nieuwe gastouders in de gemeente Reusel – De Mierden een inspectie van de GGD krijgen. De inspectie op locatie is beperkt tot maximaal een uur. Voor nieuwe gastouders vanaf 2011 zal er ook een onderzoek na melding plaatsvinden. Voor de verdere invulling van de reguliere inspecties van gastouders vanaf 2011 moet nog door het Rijk bepaald worden hoe dit eruit gaat zien. De afspraken hierover worden in de loop van 2010 verwacht.
Door de invoering van nieuwe kwaliteitseisen zullen gastouders die hieraan niet kunnen voldoen moeten stoppen met hun werkzaamheden. Als zij niet vóór 1 januari 2011 aan de eisen voldoen en wel kinderen hebben opgevangen in 2010, wordt de toeslag van het Rijk aan deze ouders teruggevorderd. Zowel de gastouders als de vraagouders zijn hierover door de overheid geïnformeerd.
Uiterlijk 1 juli 2010 moet het gemeentelijk register zijn overgezet naar een landelijk register. Voor bestaande kinderopvangcentra geldt dat zij zonder inspectie vooraf en definitief door de gemeente worden overgeheveld naar het landelijk register. Bestaande gastouderbureaus worden ook overgeheveld maar hier betreft het een voorlopige inschrijving. Uit een inspectie door de GGD moet uiterlijk 31 december 2010 gebleken zijn dat aan de nieuwe kwaliteitseisen voldaan is. Dan pas wordt de inschrijving definitief. Hiermee borgt de gemeente Reusel- De Mierden de kwaliteit van de geregistreerde kinderopvang.
De handhavingstaak brengt kosten met zich mee. In 2009 betaalt de gemeente aan de GGD naar verwachting 18.000 euro voor de toezichthouding.
Kindercentra die in 2009 op kernelementen voldoende scoorden worden in 2010 niet geïnspecteerd. In de gemeente Reusel – de Mierden zijn alle centra geïnspecteerd. Van de 13 kinderopvangcentra en voorzieningen voor buitenschoolse opvang zijn er 5 die op de kernpunten voldoen en dus in 2010 geen inspectie krijgen. De andere 8 krijgen in 2010 een versoberde inspectie. De 2 gastouderbureaus voldeden in 2009 niet op de kernpunten en krijgen in 2010 een reguliere inspectie.
Geschatte aantal gastouders in de gemeente Reusel – De Mierden per 1 januari 2010:
Eenmalige extra storting gemeentefonds € 3.879 (niet geoormerkt geld)
__________________________________________________
Totaal beschikbaar budget € 17.000
8 x versoberde inspectie regulier á € 820,- = € 6.560,-
60 x inspectie gastouder á € 410,- = € 24.600,-
2 x inspectie gastouderbureau á € 1066,- = € 2.132,-
5 x nieuwe meldingen 1e bezoek á € 656 ,- = € 3.280,- (gebaseerd op aantallen 2009)
5 x nieuwe meldingen 2e bezoek á € 1066,- = € 5.330,-
2 x herinspectie á € 82,- per uur = € 820,- (schatting totaal 10 uur)
________________________________________________+__
Als blijkt dat het aantal gastouders landelijk de verwachting (15 tot 20 duizend) sterk overtreft, zal OCW met de VNG, GGD Nederland en de Inspectie van het Onderwijs in een Bestuurlijk Overleg opnieuw spreken over het inspectiekader 2010, de prioritering daarin en de gevolgen ervan voor het budget.
Met de invoering van de wet OKE in de loop van 2011 zullen ook de peuterspeelzaalvestigingen binnen onze gemeente in de toekomst een inspectie krijgen. Hierover moeten nog concrete afspraken gemaakt worden. Op dit moment krijgen de peuterspeelzalen jaarlijks een hygiënebezoek van de sociaal verpleegkundige van de GGD.
Over de kosten van toezicht en handhaving van gastouders vanaf 2011 zal nog overleg gevoerd worden door het ministerie in 2010.
Bijlage 1: Overzicht inspecties gemeente Reusel – De mierden 2009
Bijlage 2: Handhavinginstrumenten volgens de Wet kinderopvang
Het college kan op basis van de bevindingen van de GGD ingrijpen. Hiertoe heeft het college op grond van de Wet kinderopvang een aantal instrumenten tot zijn beschikking. Hieronder worden deze sanctiemogelijkheden kort beschreven.
Als een kindercentrum of gastouderbureau zich niet aan de kwaliteitseisen houdt dan kan het college een aanwijzing geven. Een aanwijzing is een beschikking de zin van de Algemene Wet Bestuursrecht (Awb). In een aanwijzing staat welke overtredingen geconstateerd zijn en binnen welke termijn welke maatregelen getroffen moeten worden.
Als de GGD oordeelt dat de kwaliteit zo tekortschiet dat de gezondheid of de veiligheid van de kinderen in direct gevaar is, dan kan de GGD een schriftelijk bevel geven. De GGD is hiertoe bevoegd. De bevoegdheid voor het toepassen van de andere sanctie-instrumenten onder de Wet kinderopvang ligt bij het college. Een bevel is een beschikking in de zin van
de Algemene wet bestuursrecht. Een bevel heeft een geldigheidsduur van zeven dagen. Het college kan de geldigheidsduur verlengen.
Verbod exploitatie voort te zetten
Het college kan de houder verbieden de exploitatie van een kindercentrum of gastouderbureau voort te zetten zolang hij een bevel of een aanwijzing niet opvolgt en het toepassen van bestuursdwang niet mogelijk is. Het geven van een verbod tot exploitatie is een beschikking in de zin van de Awb.
Verbod om in exploitatie te gaan
Het college kan de houder verbieden een kindercentrum of gastouderbureau in exploitatie te nemen, als blijkt dat het kindercentrum of het gastouderbureau naar verwachting niet dan wel niet langer aan de voorschriften voldoet.
Het college mag de gegevens van een kindercentrum of gastouderbureau uit het register verwijderen, als uit onderzoek blijkt dat de houder niet aan de kwaliteitseisen voldoet.
Verwijdering ligt echter niet meteen voor de hand. Eerst zal geprobeerd worden om afspraken te maken over het nemen van maatregelen om de tekortkomingen op te heffen. Het verwijderen uit het register is een uiterst middel: het heeft tot gevolg dat de ouders de aanspraak op tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang verliezen.
Nadat de aanwijzing of het bevel niet uitgevoerd is, kan het college besluiten ter handhaving bestuursdwang aan te zeggen, waarbij bijvoorbeeld besloten wordt een onveilig speeltoestel op kosten van de houder weg te halen, als de ondernemer dat na aanwijzing niet zelf gedaan heeft. Niet alle overtredingen zijn geschikt om met bestuursdwang op te lossen. In de plaats van bestuursdwang kan dan een last onder dwangsom worden opgelegd.
In plaats van bestuursdwang kan het college besluiten een last onder dwangsom op te leggen. Deze sanctie kan alleen worden opgelegd aan de overtreder zelf. Een last onder dwangsom wordt niet opgelegd als er acuut gevaar is. Dan is het beter om te kiezen voor bijvoorbeeld bestuursdwang. Een last onder dwangsom is een herstelsanctie: de overtreding moet ’hersteld’ worden. Gebeurt dit niet of niet tijdig, dan moet een geldsom worden betaald. Een voorbeeld waar de dwangsom een goed instrument kan zijn, is in het geval dat er consequent niet wordt voldaan aan de leidster-kind ratio. Dit gebeurt vaak uit kostenoverwegingen van de ondernemer. Door een dwangsom op te leggen vervalt het economisch voordeel.
Een bestuurlijke boete kan worden opgelegd als een houder een verplichting, een aanwijzing of een bevel niet nakomt.
Strafrechtelijke mogelijkheden
Strafrechtelijke vervolging is geen specifieke mogelijkheid voor het college en de toezichthouder zelf. Als het gaat om een opzettelijke of roekeloze overtreding die een direct gevaar voor de gezondheid of de veiligheid van personen tot gevolg heeft, dan kan geen gebruik worden gemaakt van de bestuurlijke boete. Als de gedraging strafbaar is, wordt het aan het OM voorgelegd.