Organisatie | Zevenaar |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregels jeugdhulp gemeente Zevenaar |
Citeertitel | Beleidsregels jeugdhulp gemeente Zevenaar |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | algemeen |
Eigen onderwerp |
Geen
Onbekend
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
06-11-2019 | 01-11-2019 | Nieuwe regeling | 22-10-2019 |
Deze beleidsregels zijn een uitwerking van de Verordening Jeugdwet gemeente Zevenaar. De beleidsregels geven een toelichting op en een instructie voor de uitvoering van het beleid in het kader van de Jeugdwet. In deze beleidsregels verduidelijkt het college van burgemeester en wethouders hoe bepaalde begrippen, zoals gebruikelijke hulp, worden uitgelegd en hoe met bevoegdheden wordt omgegaan. Deze beleidsregels leggen met name uit hoe wordt omgegaan met de individuele voorzieningen die mogelijk zijn in het kader van de Jeugdwet. De overige voorzieningen en voorliggende voorzieningen komen niet aan de orde in deze beleidsregels, omdat dit vrij toegankelijke voorzieningen zijn. Deze beleidsregels dragen voor de uitvoeringspraktijk ertoe bij dat alle (min of meer) gelijke gevallen op een gelijke manier worden behandeld.
2.1.1 Eigen mogelijkheden en probleemoplossend vermogen
De Jeugdwet is uitsluitend bedoeld om mogelijkheden te bieden door middel van voorzieningen als de jeugdige of ouders niet staan zijn zelf het probleem op te lossen. Hebben de jeugdige of ouders zelf mogelijkheden om de problemen het hoofd te bieden, dan is een voorziening niet nodig. Onder de eigen mogelijkheden wordt in ieder geval de gebruikelijke hulp geschaard.
In de Verordening is bepaald dat een jeugdige of ouders niet in aanmerking komt voor een individuele voorziening, voor zover er sprake is van gebruikelijke hulp. Gebruikelijke hulp is in de Verordening gedefinieerd als: “hulp die naar algemeen aanvaarde opvattingen in redelijkheid mag worden verwacht van ouders en/of andere verzorgers of opvoeders.” De beleidsregels van het CIZ zijn het uitgangspunt voor het beoordelen/bepalen van gebruikelijke hulp en zijn in deze beleidsregels overgenomen.
24 uur per dag zorg in de nabijheid is gebruikelijke hulp, waarvan de intensiteit afhankelijk is van de leeftijd van het kind (dit is hieronder per leeftijdscategorie verder uitgewerkt in de richtlijn). Hiermee wordt bedoeld dat hulp en toezicht gedurende het gehele etmaal in de nabijheid nodig is zonder dat daarbij permanente actieve observatie nodig is. Het gaat hier om een vorm van beschikbaarheid van zorg die voor een groot deel bestaat uit meer passief toezicht. De zorg is wel nodig op zowel geplande als ongeplande momenten en ook voortdurend in de nabijheid. Dit is gebruikelijke hulp omdat ook een kind met een normaal ontwikkelingsprofiel tot een bepaalde leeftijd:
‘Permanent toezicht’ in de zin van onafgebroken toezicht en actieve observatie gedurende het gehele etmaal, waardoor tijdig kan worden ingegrepen, valt niet onder gebruikelijke hulp. Het gaat om toezicht dat geboden moet worden op basis van actieve observatie die als doel heeft dreigende ontsporing in het gedrag of de gezondheidssituatie van de jeugdige vroegtijdig te signaleren, waardoor altijd tijdig ingegrepen kan worden en escalatie van onveilige/gevaarlijke/(levens)bedreigende gezondheids- en/of gedragssituaties voor jeugdige kan worden voorkomen. Bij jeugdigen die een behoefte hebben aan permanent toezicht kan elk moment iets (ernstig) misgaan.
Richtlijn gebruikelijke hulp per leeftijdscategorie
Bij de beoordeling van gebruikelijke hulp wordt gebruik gemaakt van de richtlijn die hieronder is opgenomen. Het uitgangspunt van de richtlijn is de hulp die ouders volgens heersende maatschappelijke opvattingen moeten bieden aan kinderen zonder beperkingen, rekening houdend met verschillen die bij kinderen in dezelfde leeftijdscategorie bestaan.
Hoofdstuk 4 Persoonsgebonden budget
In de Jeugdwet is geregeld dat een persoonsgebonden budget alleen wordt verstrekt indien de jeugdige of zijn ouders naar het oordeel van het college voldoende in staat zijn tot een redelijke waardering van de belangen ter zake dan wel met hulp van anderen in staat zijn de aan een persoonsgebonden budget verbonden taken op verantwoorde wijze uit te voeren. Oftewel de jeugdige of zijn ouders moeten pgb-vaardig zijn. Het college maakt voor het beoordelen van de pgb-vaardigheid gebruik van het “kader voor pgb-vaardigheid” met 10-criteria voor pgb-vaardigheid, zoals door het ministerie van VWS is opgesteld. De jeugdige of zijn ouders moeten ten minste aan deze 10 criteria voldoen om in aanmerking te kunnen komen voor een persoonsgebonden budget.