Organisatie | Dordrecht |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Rechtspositieverordening raads- en commissieleden Gemeente Dordrecht |
Citeertitel | De Rechtspositieverordening raads- en commissieleden gemeente Dordrecht |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Zie art. 11 voor inwerkingtreding diverse artikelen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
06-11-2019 | 01-01-2019 | nieuwe regeling | 29-10-2019 | 2376861 |
De raad van de gemeente Dordrecht;
gelet op artikel 95, tweede en vierde lid en artikel 96, eerste en derde lid, artikel 97 en artikel 99 van de Gemeentewet;
gelet op het Besluit rechtspositie decentrale politieke ambtsdragers (Stb. 2018, 386) en de Regeling rechtspositie decentrale politieke ambtsdragers (Stcrt. 2018, 66006)
gelet op de beraadslaging in het presidium van de gemeente Dordrecht op 17 mei 2019;
De Rechtspositieverordening raads- en commissieleden gemeente Dordrecht:
Artikel 2 Vergoeding voor de werkzaamheden en de onkostenvergoeding raadsleden
De bedragen bedoeld in het eerste en tweede lid worden per 1 januari van elk jaar bij ministeriële regeling gewijzigd overeenkomstig de procentuele wijziging van de consumentenprijsindex, geldend voor de maand september van het tweede kalenderjaar voorafgaand aan die datum ten opzichte van dezelfde indexcijfer geldend voor de maand september van het daaraan voorafgaande kalenderjaar.
Artikel 3 Vergoeding voor fractievoorzitters
De vergoeding voor de werkzaamheden als bedoeld in artikel 2 wordt voor de fractievoorzitters voor de duur van de uitoefening van het fractievoorzitterschap overeenkomstig artikel 3.1.5 van het Rechtspositiebesluit verhoogd met een toelage van € 70 per maand, vermeerderd met € 10 voor elk raadslid dat de fractie telt, de fractievoorzitter zelf niet meegerekend. De toelage bedraagt ten hoogste € 150 per maand.
Artikel 4 Toelage lid onderzoekscommissie
Aan een raadslid dat lid is van een onderzoekscommissie als bedoeld in artikel 155a, derde lid, van de Gemeentewet wordt, overeenkomstig artikel 3.1.3 van het Rechtspositiebesluit, voor de duur van de activiteiten van die commissie ten laste van de gemeente een toelage toegekend ter hoogte van € 120 per maand.
Artikel 7 Informatie- en communicatievoorzieningen
Raads- en commissieleden ontvangen tot de nieuwe bestuursperiode in 2022 een maandelijkse vergoeding voor de tegemoetkoming in de kosten van de aanschaf, gebruik en onderhoud van informatie- en communicatievoorzieningen, welke het raads- en commissielid nodig heeft voor het uitoefenen van zijn functie.
Voor de onder lid 3 van dit artikel bedoelde voorzieningen tekent een raads- en commissielid ieder voor zich een bruikleenovereenkomst wanneer hem ten laste van de gemeente voor de duur van de uitoefening van de functie informatie- en communicatievoorzieningen ter beschikking worden gesteld. Het college stelt het model van de bruikleenovereenkomst vast.
Artikel 8 Vergoeding kosten scholing
Aanvragen hiervoor worden vooraf bij de griffier ingediend. Gemotiveerd dient te worden dat het gaat om functiegerichte scholing, die nodig is met het oog op een goede vervulling van het lidmaatschap van raad of commissie. Declaratie kan met de nodige bewijsstukken, zoals een bon of factuur, achteraf bij de griffier ingediend worden.
Artikel 9 Onvoorziene omstandigheden
In gevallen waarin deze verordening niet voorziet of bij twijfel over de toepassing ervan beslist het Presidium op voorstel van de griffier.
Artikel 10 Intrekking oude verordening
De verordening Rechtspositieverordening raads- en commissieleden zoals vastgesteld op 16 februari 2010 en gewijzigd op 25 juli 2013 wordt ingetrokken.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 29 oktober 2019,
De griffier, De voorzitter,
A.E.T. Wepste, A.W. Kolff
Het Besluit rechtspositie decentrale politieke ambtsdragers (Stb. 2018,386) is de opvolger van de tot 1 januari 2019 geldende afzonderlijke rechtspositiebesluiten voor provinciale en gemeentelijke politieke ambtsdragers en de aanspraken die de ambtsdragers in de waterschappen ontleenden aan het Waterschapsbesluit. Dat geldt ook voor de Regeling rechtspositie decentrale politieke ambtsdragers (Stcrt. 2018, 66006). Het is het resultaat van de derde tranche van de harmonisatie van de vergoedingen voor politieke ambtsdragers bij gemeenten, provincies en waterschappen. Sinds 2010 zijn de afzonderlijke besluiten inhoudelijk steeds meer geharmoniseerd met name in verticale zin (overeenkomstige politieke functies in de betreffende bestuurslagen).
Gebleven is dat de bedragen hun autonome ontwikkelingen ontlenen aan de arbeidsvoorwaardenontwikkeling van de ambtenaren in de sector Rijk dan wel het indexcijfer CAO-lonen of de consumentenprijsindex behouden.
De harmonisering maakt het nu ook mogelijk de ‘arbeidsvoorwaarden’ van en voor politieke ambtsdragers van gemeenten, provincies en waterschappen op te nemen in één integraal besluit waarbij de rechtspositie per bestuurslaag is opgenomen in een hoofdstuk voor de provincies, een hoofdstuk voor de gemeenten en een hoofdstuk voor de waterschappen.
De basis voor de rechtspositionele aanspraken is echter nog steeds opgenomen in de Provinciewet, de Gemeentewet en de Kieswet en ten aanzien van de vervanging van gekozen ambtsdragers in geval van zwangerschap/bevalling en ziekte in de Kieswet.
Voor de gemeenten ligt de wettelijke basis voor vergoedingen aan burgemeesters, wethouders, raadsleden en commissieleden in de volgende artikelen uit de Gemeentewet:
raadsleden en commissieleden: artikelen 95, 96, 97 en 99
De concretisering is voor bovengenoemde politieke ambtsdragers van de gemeenten is opgenomen in hoofdstuk 3 van het Besluit rechtspositie decentrale politieke ambtsdragers en artikel 3.1 van de Regeling rechtspositie decentrale politieke ambtsdragers (Stcrt. 2018, 66006). De voorzieningen voor de specifieke ambtsdragers in iedere bestuurslaag zijn in het Rechtspositiebesluit (verder: Besluit) vastgelegd in ‘afdelingen’. Bepalingen die van toepassing zijn voor alle politieke ambtsdragers in een gemeente zijn opgenomen in afdeling 3.0 en 3.3. De concrete voorzieningen voor de raadsleden zijn opgenomen in afdeling 3.1 en voor commissieleden in afdeling 3.4. Voor burgemeesters en wethouders zijn concrete voorzieningen opgenomen in afdelingen 3.2.
In enkele gevallen kan de gemeenteraad bij verordening nog kiezen of hij een voorziening wel of niet in de eigen gemeente van toepassing wil laten zijn. Dat kan bij de volgende voorzieningen:
Rechtstreeks aan de Gemeentewet is de bevoegdheid van de gemeenteraad ontleend om aan leden van het dagelijks bestuur van een bestuurscommissie ex artikel 83 Gemeentewet en van commissies ex artikel 84 Gemeentewet een vaste vergoeding te geven in plaats van een vergoeding per vergadering. Ook kan aan deze leden een onkostenvergoeding worden toegekend.
Eveneens is rechtstreeks aan artikel 97 van de Gemeentewet ontleend dat aan raadsleden en leden van commissies een vergoeding kan worden verstrekt voor reis- en verblijfkosten buiten de gemeente ter uitvoering van een beslissing van het gemeentebestuur.
Wettelijke grensbepaling in artikel 99 Gemeentewet
In artikel 99 van de Gemeentewet is bepaald dat raadsleden en commissieleden geen andere vergoedingen of tegemoetkomingen ten laste van de gemeente mogen ontvangen dan bij wet of algemene maatregel van bestuur is bepaald. Het ‘Besluit rechtspositie decentrale politieke ambtsdragers’ is die algemene maatregel van bestuur. De wet of de algemene maatregel van bestuur kunnen vervolgens bepalen dat lokaal maatwerk mogelijk is bij een (gemeentelijke) verordening en voor welke voorzieningen.