Organisatie | Velsen |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Regionale Havenverordening Noordzeekanaalgebied 2012 |
Citeertitel | Regionale Havenverordening Noordzeekanaalgebied 2012 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
Geen
N.v.t.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-07-2012 | 01-07-2012 | 22-01-2020 | Havenverordening integraal 2012 | 23-10-2019 |
Artikel 1.1 Begripsomschrijvingen
In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
Artikel 1.3 Aanvulling op de Algemene wet bestuursrecht
Onverminderd het bepaalde in titel 4.1 van de Algemene wet bestuursrecht gelden met betrekking tot toestemmingen en aanwijzingen bij of krachtens deze verordening de bepalingen van deze paragraaf.
Artikel 1.5 Voorschriften en beperkingen
1.Het college kan aan een toestemming voorschriften en beperkingen verbinden, die slechts strekken tot bescherming van het belang of de belangen in verband waarmee de toestemming is vereist.
2. Degene voor wie de toestemming geldt is verplicht de daaraan verbonden voorschriften en beperkingen na te komen
1.Tenzij bij of krachtens deze verordening anders is bepaald, wordt een vergunning of vrijstelling verleend voor de duur van maximaal vijf jaar.
2.Een aanwijzing of erkenning kan voor onbepaalde duur worden gegeven dan wel verleend.
3.Een ontheffing wordt verleend voor een eenmalige gedraging of handeling voor de duur van die gedraging of handeling, met dien verstande dat de ontheffing voor maximaal zes maanden wordt verleend
4.Een ontheffing voor een eenmalige gedraging of handeling kan in spoedeisende gevallenmondeling worden verleend. De ontheffing wordt zo spoedig mogelijk op schrift gesteld.
Artikel 1.7 Weigeren, wijzigen of intrekken van toestemming of aanwijzing
Het college kan, onverminderd het elders bij of krachtens deze verordening bepaalde, een toestemming of aanwijzing weigeren, wijzigen of intrekken indien:
d. op grond van een verandering van de omstandigheden of inzichten opgetreden na het verlenen van de toestemming of het geven van de aanwijzing, moet worden aangenomen dat intrekking of wijziging wordt gevorderd door het belang of de belangen ter bescherming waarvan de toestemming of aanwijzing is vereist;
Artikel 1.8 Grond voor verlening van een ontheffing of vrijstelling
1.Een ontheffing of vrijstelling bij of krachtens deze verordening wordt slechts verleend, indien het belang dat door het betrokken verbod wordt beschermd, zich daartegen niet verzet.
2.Een vrijstelling kan ambtshalve of op verzoek worden verleend.
Artikel 1.9 Verplichtingen van houders van toestemmingen
De houder van een toestemming houdt de toestemming, die op een schip betrekking heeft, of een kopie hiervan, aan boord van het schip, tenzij het een schip zonder bemanningsverblijf betreft.
1.Tenzij in deze verordening anders is bepaald, is de kapitein of de schipper verantwoordelijk voor de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening.
2.Bij afwezigheid van een kapitein of een schipper, is de exploitant verantwoordelijk voor de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening.
1.Het college kan in de haven in het belang van de ordening verkeerstekens plaatsen die zijn vermeld in het Bpr en kan die verkeerstekens voorzien van nadere aanduidingen.
2.Het is verboden te handelen in strijd met het verkeersteken of de daarbij behorende nadere aanduidingen
3.Het college kan van het in het tweede lid gestelde verbod ontheffing verlenen.
Artikel 3.2 Verbod tot nemen van ligplaats
1.Het is verboden met een schip ligplaats te nemen of zich met een schip op een ligplaats te bevinden, tenzij dit geschiedt:
a.in overeenstemming met ter plaatse aangebrachte verkeerstekens en nadere aanduidingen als bedoeld in artikel 3.1;
b.in overeenstemming met een door het bevoegd gezag genomen besluit met dezelfde strekking als een verkeersteken;
c. op ligplaatsen gelegen aan een afmeervoorziening van een huurder, erfpachter of eigenaar. Dit geldt niet indien het college het nemen of houden van een ligplaats niet toestaat uit het oogpunt van ordening, veiligheid of milieu;
d. overeenkomstig een door het bevoegd gezag verleende ligplaatsvergunning en/of ontheffing; of
e. voor tankschepen, in overeenstemming met het bepaalde in artikel 3.10.
2.Het is verboden met een schip ligplaats te nemen langszij schepen die betrokken zijn bij een LNG-bunkeroperatie.
3. Het college kan van het in het eerste en tweede lid gestelde verbod ontheffing verlenen.
Artikel 3.3 Aanwijzing en verbod overschrijding operationele ruimte ligplaatsen
1.Het college kan ten aanzien van een ligplaats als bedoeld in artikel 3.2, eerste lid, onder c, operationele ruimte aanwijzen.
2.Het college kan aan deze aanwijzing voorschriften en beperkingen stellen.
3.Het is verboden voor de huurder, erfpachter of eigenaar van de afmeervoorziening, waaraan de ligplaats is gelegen, schepen geheel of gedeeltelijk ligplaats te laten nemen buiten de in het eerste lid bedoelde operationele ruimte.
4.Het is verboden voor bunkerschepen, LNG-bunkerschepen of dienstverlenende schepen om geheel of gedeeltelijk ligplaats in te nemen buiten de operationele ruimte voor het uitvoeren van activiteiten, tenzij dit geschiedt na toestemming van het college op basis van een melding, die door de schipper/kapitein van een bunkerschip, LNG-bunkerschip of dienstverlenend schip aan de havenmeester wordt gedaan.
5.Het college kan van het in het derde lid gestelde verbod ontheffing verlenen.
Artikel 3.4 Verhalen van schepen
1.Het college kan de kapitein of schipper opdragen het schip te verhalen of te doen verhalennaar een andere ligplaats, indien dit in het kader van de ordening of ter bescherming van veiligheids- of milieubelangen noodzakelijk is.
2.Degene aan wie de in het eerste lid bedoelde opdracht is gegeven, is verplicht daaraan gevolg te geven.
3.Het college kan in spoedeisende gevallen of indien de exploitant onbekend is het schip direct verhalen of doen verhalen.
Artikel 3.5 Verbod opvijzelen boor- of werkeiland
1.Het is verboden een boorinstallatie, een werkeiland of een soortgelijk object op te vijzelen, tenzij deze zich bevinden op een scheepswerf of bij een herstellingsinrichting, waarvoor een vergunning krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is verleend.
2.Het college kan van het in het eerste lid gestelde verbod ontheffing verlenen.
3.De aanvraag om een ontheffing bevat in ieder geval:
a.de naam en technische gegevens van het op te vijzelen object;
b.de naam van de scheepsagent;
c.het resultaat van een onderzoek naar de ondergrondse kabels- ennetwerkeninfrastructuur; en
d.de aard en tijdsduur van de uit te voeren activiteiten.
4.Het college kan gebieden aanwijzen waar het in het eerste lid bedoelde verbod niet van toepassing is.
Artikel 3.6 Gebruik van voortstuwers, boegschroeven of hekschroeven
1.Het is verboden voortstuwers, boegschroeven of hekschroeven te gebruiken, indien het schip:
b.gemeerd, ten anker of op spudpalen ligt; of
c.ter hoogte van kade of oevers wordt gaande gehouden of tegen de kade of oever wordt gedrukt, anders dan noodzakelijk voor het ontmeren of afmeren;
tenzij het een aan een ander schip gemeerd schip betreft, dat moet bij- of afdraaien ter voorkoming van schade.
2. Het college kan van het in het eerste lid gestelde verbod ontheffing verlenen
Artikel 3.7 Overlast aan vaartuigen
Het is niet-rechthebbenden verboden een schip vast te houden, zich daarop te begeven, zich daarop te bevinden of dat los te maken.
Artikel 3.8 Aanwijzing havenbekkens met een invaarverbod
1.Het college kan havenbekkens aanwijzen waar een verbod geldt voor een schip om die havenbekkens in te varen of zich te bevinden in die havenbekkens.
2.Het is verboden de in het eerste lid bedoelde havenbekkens in te varen of zich daarin te bevinden, tenzij het betreft:
a.een schip dat moet laden, lossen of wachten op een ligplaats als bedoeld in artikel 3.2, eerste lid;
b.een zeegaand passagiersschip of een riviercruiseschip dat zich rechtstreeks en zonder onderbreking naar een hiertoe bestemde ligplaats begeeft;
c.een pleziervaartuig of zeilschip dat zich rechtstreeks en zonder onderbreking begeeft naar een in het havenbekken gelegen jachthaven, scheepswerf of een op het havenbekken aansluitende vaarweg die voor die vaartuigen openstaat dan wel een voor deze vaartuigen bestemde ligplaats;
e.een bunkerschip of een LNG-bunkerschip;
f.een schip dat in dienst is van een publiekrechtelijk lichaam dan wel werkzaamheden verricht in opdracht van een publiekrechtelijk lichaam;
g.een schip waarvan de aanwezigheid in de haven in verband met de aankomst, het verblijf of het vertrek van een schip als bedoeld in onderdeel a of b, uit een oogpunt van de uitoefening van het scheepvaartbedrijf noodzakelijk is;
h.een werkschip waarvan de aanwezigheid in de haven noodzakelijk is in verband met nieuwbouw- of onderhoudswerkzaamheden aan de haveninfrastructuur;
i.een schip dat baggerwerkzaamheden uitvoert; of
j.een drijvende LNG-aangedreven elektriciteitsvoorziening.
3.Het is verboden met een schip dat uitsluitend door middel van zeilen wordt voortbewogen te varen in een havenbekken.
4.Het college kan van de in het tweede en derde lid genoemde verboden ontheffing of vrijstelling verlenen.
Artikel 3.9 Maatregelen onttrekking economisch verkeer
1.Het college kan maatregelen opleggen ter bescherming van veiligheids- of milieubelangen aan de kapitein, schipper of exploitant van een schip dat in de haven verblijft of zich op een ligplaats bevindt, indien dat schip wordt onttrokken aan het economisch verkeer.
2.Degene aan wie de maatregelen zijn opgelegd, is verplicht daaraan gevolg te geven.
Artikel 3.10 Aanwijzing ligplaatsen tankschepen
1.Het college kan openbare ligplaatsen aanwijzen, waar tankschepen geladen met of leeg van vloeibare, onverpakte, gevaarlijke of schadelijke stoffen ligplaats mogen nemen.
2.Het college kan aan de aanwijzing, bedoeld in het eerste lid, voorschriften en beperkingen verbinden met het oog op de aard en hoeveelheid van de vervoerde ladingen, het milieu, deomgeving van de haven en de uit te voeren activiteiten door de schepen.
Artikel 4.1 Verontreiniging van lucht; stank, hinder of risico veroorzakende stoffen
1.Het is verboden om aan boord van een schip, door middel van geperst gas of stoom, het uitlaatgassensysteem van verbrandingsmotoren naar de buitenlucht door te blazen, waardoor roet uit het schip ontsnapt.
2. Het is verboden om LNG of aardgas te laten vrijkomen tijdens het verblijf in de haven.
3. Het college kan van het in het eerste lid gestelde verbod ontheffing verlenen.
Artikel 4.2 Gebruik afvalverbrandingsoven
Het is een ieder verboden in de haven aan boord van een schip een afvalverbrandingsoven in gebruik te hebben.
Artikel 4.4 Verbod gebruik hoofd- of hulpmotor
1.Het college kan gebieden aanwijzen waar het verboden is om aan boord van een afgemeerd schip de hoofd- en of hulpmotor in werking te hebben.
2.Het is verboden om op een afgemeerd schip de hoofd- of hulpmotor in werking te hebben, tenzij direct voorafgaand aan het vertrek van het schip:
a.in een gebied als bedoeld in artikel 4.3, eerste lid.
b.in andere door het college aan te wijzen gebieden;
3.Het college kan van het in het eerste lid gestelde verbod ontheffing verlenen.
Artikel 4.6 Vergunning ontvangstvoorzieningen
Het is verboden zonder vergunning van het college scheepsafval, overige schadelijke stoffen of restanten van schadelijke stoffen in ontvangst te nemen die rechtstreeks afkomstig zijn van zeeschepen.
Artikel 4.6b Locaties voor LNG-bunkeren
1.Het college kan locaties aanwijzen waarop het is toegestaan te LNG-bunkeren.
2.Het is verboden om te LNG-bunkeren buiten de door het college aangewezen locaties, als bedoeld in het eerste lid.
3.Het college kan in de aanwijzing met het oog op de veiligheid voorwaarden opnemen.
4.Het college kan van het in het tweede lid gestelde verbod ontheffing verlenen.
Artikel 4.6c Vergunning voor het exploiteren van een drijvende LNG-aangedreven elektriciteitsvoorziening
1.Het is verboden zonder vergunning van het college een drijvende LING-aangedreven elektriciteitsvoorziening in werking te hebben.
2.Het college kan van het in het eerste lid bedoelde verbod ontheffing verlenen.
Artikel 4.6d LNG-bunkeren vanuit een voorziening op het land
1.Het is verboden geLNG-bunkerd te worden vanuit een voorziening op het land, tenzij dit gebeurt vanuit een inrichting die beschikt over een vergunning krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
2.Het college kan van het in het eerste lid gestelde verbod ontheffing verlenen.
Artikel 4.7 Ernstig gevaar, schade of hinder opleverende schepen
1.Het college kan, indien naar zijn oordeel een schip ernstig gevaar, schade, hinder of ernstige verstoring van de ordening in de haven veroorzaakt of kan veroorzaken:
a.een verbod opleggen om met dat schip de haven binnen te komen, in de haven te verblijven of zich met dat schip op een ligplaats te bevinden; of
b.maatregelen opleggen aan de kapitein, de schipper of de exploitant van het schip dat in de haven verblijft of zich op een ligplaats bevindt.
2.Degene aan wie het verbod is of de maatregelen zijn opgelegd, is verplicht daaraan gevolg te geven.
Artikel 4.8 Bukercontrolelijst/bunkeren niet zijnde LNG-bunkeren
1. Het is verboden om een zeeschip te bunkeren, tenzij aan boord van de bij het bunkeren betrokken schepen wordt zorggedragen dat voordat met het bunkeren wordt begonnen de bunkercontrolelijst:
a.volledig, positief en naar waarheid is ingevuld; en
b.is ondertekend door de voor het bunkeren verantwoordelijke personen.
2.Aan boord van de bij het bunkeren betrokken schepen wordt:
a. tijdens het bunkeren het gestelde in de bunkercontrolelijst nageleefd; en
b.het bunkeren onmiddellijk gestopt als het gestelde in de bunkercontrolelijst niet wordt nageleefd.
3.De bunkercontrolelijst wordt tijdens en tot vierentwintig uur na het einde van de bunkering aan boord van de bij het bunkeren betrokken schepen gehouden.
4.Indien meer dan één bunkerschip betrokken is bij de aanlevering van een partij brandstofolie of smeerolie vult de verantwoordelijke persoon van ieder bunkerschip een afzonderlijke bunkercontrolelijst in, die wordt ondertekend door de voor het bunkeren verantwoordelijke personen.
5.Van het bunkeren wordt door de schipper van het bunkerschip aan de havenmeester een melding gedaan.
6.Het college kan van in het eerste lid gestelde verbod en van het in het vijfde lid bepaalde vrijstelling verlenen.
Atikel 4.8a LNG-bunkercontrolelijst
1.Ten behoeve van het LNG-bunkeren dienen de betrokken schepen zorg te dragen dat de LNG-bunkercontrolelijst:
a.conform de instructies in de lijst is ingevuld; en
b.is ondertekend door de voor het LNG-bunkeren verantwoordelijke personen.
2.Aan boord van de bij het LNG-bunkeren betrokken LNG-schepen wordt:
a.voor, tijdens en na het LNG-bunkeren het gestelde in de LNG-bunkercontrolelijst nageleefd; en
b.het LNG-bunkeren onmiddellijk gestopt als het gestelde in de LNG-bunkercontrolelijst niet wordt nageleefd; en
c.onmiddellijk na het stoppen van het LNG-bunkeren melding gemaakt aan de Havenmeester.
3.De LNG-bunkercontrolelijst wordt tijdens en tot vierentwintig uur na het einde van de LNG-bunkering aan boord van de bij het LNG-bunkeren betrokken schepen gehouden.
Artikel 4.9 Verbod terugpompen brandstofolie, smeerolie of LNG-brandstof
1.Het is verboden brandstofolie of smeerolie van een zeeschip in een bunkerschip terug te pompen.
2.Het is verboden LNG-brandstof van een zeeschip of binnenschip over te pompen vanuit de brandstoftank van een schip.
3.Het college kan van het in het eerste en tweede lid gestelde verbod ontheffing verlenen.
Artikel 4.10 Deugdelijk afmeren
1. Het is een ieder verboden een schip te laden of te lossen, tenzij het schip op deugdelijke wijze is afgemeerd
2.Een zeeschip dat is afgemeerd heeft een sleeptros aan dek gereed of tot de waterspiegel uitgevierd, die gebruiksklaar is, indien het schip:
Artikel 4.11 Gebruik van ankers
1.Het is verboden een anker te gebruiken, tenzij:
a.dit geschiedt in overeenstemming met ter plaatse aangebrachte verkeerstekens en nadere aanduidingen als bedoeld in artikel 3.1;
b.dit geschiedt in overeenstemming met een door het bevoegd gezag genomen besluit met dezelfde strekking als een verkeersteken;
c.ligplaats wordt genomen aan afmeerboeien; of
d.dit geschiedt door een drijvende kraan en zeker is gesteld dat gebruik van een anker geen schade toebrengt aan de in de onderwaterbodem aangebrachte leidingen, kabels, duikers of oever- of kadeverdedigingswerken, mits het voornemen het anker te gebruiken wordt gemeld aan de havenmeester.
2.Het college kan van het in het eerste lid gestelde verbod ontheffing verlenen.
Artikel 4.12 Gebruik van spudpalen
1.Het is verboden een spudpaal te gebruiken, tenzij:
a.dit geschiedt in overeenstemming met ter plaatse aangebrachte verkeerstekens en nadere aanduidingen als bedoeld in artikel 3.1; of
b.dit geschiedt met een door het bevoegd gezag genomen besluit met dezelfde strekking als een verkeersteken.
2.Het college kan van het in het eerste lid gestelde verbod ontheffing verlenen.
Artikel 4.13 Verbod vast- en losmaken schepen
1.Het is een ieder verboden de diensten van bootman te verrichten, voor zover het betreft een zeeschip:
a.met een lengte van meer dan 75 meter; of
b.met een lengte van 75 meter of minder dat is gebouwd of wordt gebezigd voor het vervoer van vloeibare gevaarlijke stoffen in bulk, tenzij het schip leeg is en de tanks van die stoffen zijn gereinigd.
2.Het eerste lid is niet van toepassing, indien:
a.terstond als bootman wordt gehandeld door de bemanningsleden die, bij aankomst of vertrek van het schip op de betreffende ligplaats, aan boord zijn en de kapitein dit meldt aan de havenmeester;
b.wordt gehandeld door een bootman die aangesloten is bij een door het college erkende bootliedenorganisatie;
c.het zeeschip wordt verhaald langs een kade, zonder daarvan volledig los te komen;
d.de werkzaamheden worden verricht in het kader van de opleiding Bootman, onder verantwoordelijkheid van een bootman als bedoeld in onderdeel b; of
e.het marine- of visserijschepen betreft en de kapitein aan de havenmeester meldt dat van de dienst van een bootman geen gebruik wordt gemaakt.
Artikel 4.14 Verrichten van werkzaamheden
1.aan boord van een schip werkzaamheden te verrichten of te doen verrichten, die verband houden met de bedrijfsgereedheid, de aanpassing, het herstel of de verbetering van het schip
a.het schip ligplaats heeft op of bij een scheepswerf of herstellingsinrichting aan welke een vergunning krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is verleend;
b.het schip geen ligplaats heeft op of bij een scheepswerf of herstellingsinrichting waarvoor een vergunning krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is
1°. per scheepsbezoek aan de haven de te verrichten werkzaamheden ten hoogste drie dagen in beslag nemen;
2°. er door de werkzaamheden geen gevaar, schade of hinder kan ontstaan. Dit betekent onder meer dat:
voor zover de werkzaamheden plaatsvinden op of aan een schip gelegen in een oliehavengebied, het geen werkzaamheden betreft ten gevolge waarvan vonkvorming naar de buitenlucht optreedt of kan optreden dan wel het geen werkzaamheden betreft die betrekking hebben op de bedrijfsgereedheid;
de werkzaamheden ten minste 25 meter verwijderd zijn van gevaarlijke stoffen of brandbaar materiaal;
3°. voor zover de werkzaamheden plaatsvinden op een tankschip of aan of in een brandstoftank van een schip, er voor de reparatiewerkzaamheden door een gasdeskundige een Veiligheids- en Gezondheidsverklaring als bedoeld in de Arbeidsomstandighedenregeling is afgegeven voor de uit te voerenwerkzaamheden;
4°. doelmatige brandblusmiddelen en personen die met het gebruik van die middelen bekend zijn beschikbaar zijn.
2.In afwijking van het bepaalde in lid 1, is het voor een ieder verboden om werkzaamheden uit te voeren aan de LNG-installaties van een schip.
3.Het is voor een ieder verboden om aan, buitenboord of onder een schip of aan een voorwerp aan boord van een schip sloopwerkzaamheden te verrichten of doen verrichten met als doel om het schip uit de vaart te nemen, tenzij het schip ligplaats heeft op of bij een inrichting die beschikt over een vergunning krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
4.Het is verboden, tijdens een LNG-bunkeroperatie, werkzaamheden te verrichten aan het te LNG-bunkeren schip, die gevaar, schade en/of hinder tot gevolg kunnen hebben, zoals, maar niet uitsluitend, reparatie of onderhoud.
5.Van de in het eerste lid bedoelde werkzaamheden wordt door de kapitein, schipper of exploitant een melding gedaan aan de havenmeester.
1.het tweede, derde en vierde lid gestelde verbod ontheffing verlenen;
2.het eerste lid gestelde verbod ontheffing of vrijstelling verlenen; en
Artikel 4.15 Ontsmetten van schepen
1.Het is verboden met een schip ligplaats te nemen om het schip of de lading te ontsmettendoor het met gassen of stoffen die gassen afstaan te behandelen.
2.Het college kan van het in het eerste lid gestelde verbod ontheffing verlenen.
Artikel 4.16 Bunkeren, overnemen van voorraden of afgeven van afvalstoffen door zeetankschepen
1.De kapitein van een zeetankschip draagt er zorg voor dat het bij het bunkeren, overnemen van voorraden of scheepsonderdelen of afgeven van afvalstoffen betrokken scheepspersoneel niet tegelijkertijd betrokken is bij het behandelen van een gevaarlijke of schadelijke vloeistof.
2.Het is verboden tijdens de LNG-bunkeroperatie gelijktijdig andere bunkeroperaties te laten plaatsvinden, tenzij deze zijn toegestaan in een klasse goedgekeurd LNG-bunkermanagementplan.
3.Het is verboden tijdens de LNG-bunkeroperatie aan boord van het ontvangende schip gelijktijdig laad- en losactiviteiten te laten plaatsvinden, tenzij deze zijn toegestaan in een klasse goedgekeurd LNG-bunkermanagementplan.
4.Het is verboden tijdens de LNG-bunkeroperatie aan boord van het ontvangende schip andere operationele activiteiten te verrichten, tenzij deze gelijktijdige activiteiten:
a. vermeld staan in de operationele documentatie van het schip;
b.de betreffende operationele documentatie goedgekeurd is door de vlaggenstaat, en;
c.plaatsvinden overeenkomstig de bepalingen in de betreffende operationele documentatie.
5.Het LNG-bunkerschip luistert te allen tijde uit op het operationele VHG-kanaal.
6.Het college kan van het in het vierde lid gestelde verbod ontheffing verlenen.
1. Een afgemeerd schip beschikt over een toegang, die geen gevaar of schade kan veroorzaken.
2.Een binnenschip hoeft niet over een toegang te beschikken, indien:
a.de feitelijke situatie dit onmogelijk maakt ten gevolge van laad - of loshandelingen; of
Artikel 5.1 Het stellen van nadere regels door het college
1.Het college stelt nadere regels met betrekking tot de volgende onderwerpen:
a.de voorwaarden waaronder schepen zich in een oliehavengebied mogen bevinden, welke voorwaarden betrekking kunnen hebben op activiteiten die in een oliehavengebied plaats vinden of op eisen waaraan schepen of bemanning moeten voldoen, wanneer zij in het oliehavengebied verblijven;
b.de aanwezigheid van een tankschip met gevaarlijke stoffen buiten een oliehavengebied;
c.het behandelen van gevaarlijke of schadelijke stoffen in bulk;
d.het schoonmaken van scheepsruimtes die een gevaarlijke of schadelijke stof bevatten;
e.de voorwaarden waaronder het langszij afmeren bij tankschepen met gevaarlijke stoffen plaatsvindt;
f.de aanvraag van een vergunning om scheepsafval, overige schadelijke stoffen of restanten van schadelijke stoffen van schepen in ontvangst te mogen nemen;
g.de erkenning aan bootliedenorganisaties;
h.de verplichtingen waaraan bootmannen moeten voldoen;
i.het ligplaats nemen van schepen waarvan de lading met ontsmettingsmiddelen is behandeld, en het uitvoeren van operationele handelingen aan boord van deze schepen;
j.de gegevens die schepen moeten melden, het bestuursorgaan waaraan gemeld wordt, het tijdstip en de wijze van de melding.
l.het in werking hebben van een drijvende LNG-aangedreven elektriciteitsvoorziening.
2.Het college kan nadere regels stellen met betrekking tot de volgende onderwerpen:
a.het ligplaats nemen binnen een nader te bepalen afstand tot een kwetsbaar object door een schip dat geladen is met gevaarlijke stoffen in verpakking;
1.Het college kan aanwijzingen geven in het belang van de ordening en de veiligheid in de haven, in het bijzonder ter regeling van het scheepvaartverkeer en het nemen van ligplaats en ter voorkoming van gevaar, schade of hinder.
2.Degene tot wie een aanwijzing is gericht, is gehouden de aanwijzing onmiddellijk op te volgen.
Overtreding van het bepaalde bij of krachtens deze verordening wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van de tweede categorie.
Artikel 6.3 Toezichthoudende ambtenaren
Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast de bij besluit van het college dan wel de burgemeester aangewezen personen of categorieën van personen.
Artikel 6.4 Betreden van woonruimten
Personen die zijn belast met het toezicht op de naleving of de opsporing van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn bevoegd een woning binnen te treden in het kader van het toezicht en de handhaving van de veiligheid, zonder toestemming van de bewoner, voor zover het toezicht op de naleving of de opsporing van het bepaalde bij of krachtens deze verordening dit vereist.
Artikel 7.1 Intrekking oude verordening
De Regionale Havenverordening Noordzeekanaalgebied 2010 wordt ingetrokken met ingang van de datum van het inwerking treden van deze verordening.
1.Toestemmingen en aanwijzingen die zijn verleend bij of krachtens de Regionale Havenverordening Noordzeekanaalgebied 2010 en die van kracht zijn op het moment van inwerkingtreding van deze verordening, worden aangemerkt als toestemmingen of aanwijzingen bij of krachtens deze verordening.
2.Indien vóór het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening een aanvraag om toestemming op grond van de Regionale Havenverordening Noordzeekanaalgebied 2010 is ingediend waarop nog niet is beslist, wordt daarop het bepaalde bij of krachtens deze verordening toegepast.
3.Op bezwaarschriften gericht tegen een beschikking op een aanvraag om toestemming krachtens de Regionale Havenverordening Noordzeekanaalgebied 2010 wordt beslist met toepassing van het bepaalde bij of krachtens deze verordening.