Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Zederik

Algemene Subsidieverordening Zederik 2009

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieZederik
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingAlgemene Subsidieverordening Zederik 2009
CiteertitelAlgemene Subsidieverordening Zederik 2009
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Gemeentewet, art. 147
  2. Algemene wet bestuursrecht, titel 4.2

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-04-200915-06-2016nieuwe regeling

23-03-2009

Het Kontakt, 02-04-2009

-2.07.85 ZED 5694
16-05-2003nieuwe regeling

31-03-2003

Het Kontakt, 03-04-2003

-2.07.85 ZED 5694

Tekst van de regeling

Intitulé

Algemene Subsidieverordening Zederik 2009

Geconsolideerde tekst van de regeling

Onderwerp: Algemene Subsidieverordening Zederik 2009.

De Raad der gemeente Zederik; Gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van Zederik van 23 maart 2009; Gelet op artikel 147 e.v. van de Gemeentewet en de Algemene wet bestuursrecht;

b e s l u i t :

I. Vast te stellen de navolgende “Algemene Subsidieverordening Zederik 2009”.

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

 

 

a)

Raad:

de raad van de gemeente Zederik.

b)

College:

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zederik.

c)

Wet:

Algemene wet bestuursrecht, zoals opgenomen in het Staatsblad nr. 1 van 1998 en alle daarop volgend wijzigingen.

d)

Organisatie:

een rechtspersoonlijkheid bezittende instelling die zich ten doel stelt activiteiten te verrichten op sociaal-maatschappelijk gebied.

e)

Subsidie:

de aanspraak op financiële middelen zoals bedoeld in artikel 4:21 van de Wet.

f)

Subsidiebeleidskader:

een kaderstellende notitie, waarin de uitgangspunten voor de subsidies staan beschreven.

g)

Subsidiebeleidsregel:

een bij besluit door het college vastgestelde algemene regel, waarin op uitvoeringsniveau het subsidiebeleid wordt uitgewerkt.

h)

Subsidiejaar:

het kalenderjaar.

i)

Subsidieplafond:

het bedrag dat gedurende een tijdvak ten hoogste beschikbaar is voor de verstrekking van subsidies voor bepaalde activiteiten.

j)

Productbegroting:

een overzicht op jaarbasis van de kostprijs van alle producten en activiteiten afzonderlijk, waarin begrepen zijn alle vaste en variabele kosten.

k)

Activiteitenplan:

omvat een overzicht van activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd en de daarmee nagestreefde doelstellingen en vermeldt per activiteit of product de daarvoor benodigde personele en materiële middelen (zie ook artikel 4:63 van de Wet).

l)

Subsidiecategorie:

Waarderingsubsidie:

m)

Accountant:

als bedoeld in artikel 393, 1e lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek.

n)

Bestemmingsreserve:

een reserve waaraan een concrete bestemming is verbonden.

o)

Egalisatiereserve:

een reserve die bedoeld is voor het dekken van exploitatierisico’s.

p)

Voorziening:

een afgescheiden gedeelte van het vermogen, gevormd om toekomstige verplichtingen af te dekken.

q)

Rekenkamercommissie:

de door de gemeenteraad bij of krachtens verordening ingestelde commissie die de rekenkamerfunctie uitvoert.

 

Artikel 2 Reikwijdte

  • 1.

    Deze verordening is van toepassing op de subsidiëringen van activiteiten waarvoor geen andere gemeentelijke subsidieverordening geldt of indien en voor zover er geen door de gemeente uit te voeren bekostigingsregeling van het Rijk, van de provincie dan wel een Gemeenschappelijke Regeling van toepassing is.

  • 2.

    Subsidies kunnen verstrekt worden voor activiteiten op de beleidsterreinen die vallen onder de door de raad vastgestelde programma’s en beleidsterreinen.

  • 3.

    De activiteiten uit het tweede lid zijn verder uitgewerkt in de subsidiebeleidsregels.

Artikel 3 Rechtsbevoegdhedenverdeling

  • 1.

    De raad stelt:

    • a.

      het beleidskader vast, hierin staan criteria en de basis van de subsidiebedragen omschreven waaraan getoetst wordt;

    • b.

      jaarlijks de budgetten voor subsidiëring vast waarbij hij de mogelijkheid heeft voor bepaalde subsidies, dan wel soorten subsidies een subsidieplafond vast te stellen.

  • 2.

    Het college is:

    • a.

      bevoegd om deze verordening uit te voeren;

    • b.

      bevoegd om nadere beleidsregels te stellen ter uitvoering van de verordening;

    • c.

      bevoegd om voor de uitvoering van de subsidiebeschikking een uitvoeringsovereenkomst te sluiten zoals bedoeld in artikel 4:36 van de Wet.

Artikel 4 Rechtspersoonlijkheid

  • 1.

    Activiteiten worden slechts gesubsidieerd voor zover deze worden georganiseerd door rechtspersonen met volledige rechtspersoonlijkheid zonder winstoogmerk.

  • 2.

    In bijzondere gevallen kan subsidie worden verleend aan anderen dan in het eerste lid bedoeld. De in deze verordening opgenomen bepalingen zijn dan zoveel mogelijk van toepassing.

Artikel 5 Democratische vereisten

  • 1.

    De organisatie dient op zodanige wijze georganiseerd te zijn, dat haar leden, deelnemers, cliënten, vrijwilligers en beroepskrachten naar het oordeel van het college in voldoende mate in de gelegenheid zijn invloed uit te oefenen op het beleid van de organisatie en de uitvoering daarvan.

  • 2.

    Het college kan ter zake nadere regels stellen.

Hoofdstuk 2 Alle subsidies

Artikel 6 Verplichtingen subsidieontvanger

  • 1.

    Het college kan de subsidieontvanger andere doelgerichte verplichtingen opleggen dan beschreven in artikel 4:37, zoals bedoeld in artikel 4:38 van de Wet.

  • 2.

    Het college kan de subsidieontvanger naast de in lid 1 bedoelde verplichtingen ook niet doelgerichte verplichtingen opleggen als bedoeld in artikel 4:39 van de Wet.

  • 3.

    De subsidieontvanger is verplicht opgave te doen aan het college van een wezenlijke wijziging van de gegevens die bij de aanvraag om subsidie zijn overgelegd.

  • 4.

    De subsidie ontvanger brengt het geheel of gedeeltelijk beëindigen van zijn activiteiten onverwijld ter kennis van het college.

  • 5.

    De subsidieontvanger dient per omgaande aan het college te berichten omtrent:

    • a.

      ontwikkelingen die van belang zijn voor het door de gemeente te voeren beleid;

    • b.

      ontwikkelingen die er toe leiden dat producten niet kunnen worden geleverd of activiteiten niet kunnen worden uitgevoerd.

  • 6.

    De subsidieontvanger is aan het college in de gevallen als bedoeld in artikel 4:41 lid 2 van de Wet, een vergoeding van de vermogenswaarden verschuldigd.

  • 7.

    De wijze waarop de hoogte van de in het zesde lid bedoelde vergoeding wordt bepaald, wordt vermeld in het besluit tot subsidieverlening, subsidievaststelling of subsidiebeëindiging.

Artikel 7 Eisen aan de administratie en verzekeren tegen wettelijke aansprakelijkheid

  • 1.

    De organisatie voert een zodanig ingerichte administratie, dat daaruit te allen tijde een overzicht kan worden verkregen van de producten, c.q. activiteiten, de bezittingen, de schulden, het vermogen en de financiële resultaten van de organisatie.

  • 2.

    De organisatie houdt de administratie en de daartoe behorende bescheiden gedurende zeven jaar na afloop van het boekjaar beschikbaar.

  • 3.

    De subsidieontvanger is verplicht de bezittingen en het personeel te verzekeren tegen schade en het risico van wettelijke aansprakelijkheid.

Artikel 8 Toetsing aanvraag

  • 1.

    Het college kan bepalen dat ook andere dan de gegevens en bescheiden zoals gesteld in deze verordening voor het beoordelen van een aanvraag van belang zijn, worden overgelegd.

  • 2.

    Het college kan ontheffing verlenen aan het indienen van de gegevens en bescheiden zoals gevraagd in deze verordening, indien zij vindt dat naleving redelijkerwijs niet kan worden verlangd of geen aanwijsbaar belang dient.

  • 3.

    Het college kan modellen vaststellen voor de gegevens en bescheiden die ingediend worden bij de aanvraag tot subsidieverlening of subsidievaststelling.

  • 4.

    Het college kan in beleidsregels bepalen dat in bijzondere gevallen afgeweken wordt van de gehanteerde termijnen voor het indienen van de aanvraag tot subsidieverlening of subsidievaststelling.

  • 5.

    Het college toetst elke aanvraag aan:

    • a.

      deze verordening;

    • b.

      het gemeentelijke beleid, zoals genoemd in artikel 3;

    • c.

      het door de raad vastgestelde subsidieplafond of begroting per beleidsterrein;

  • 6.

    Het college kan te allen tijde in overleg treden met de aanvrager.

Artikel 9 Weigeringgronden

Subsidieverstrekking kan, naast de gevallen in artikel 4:25 en 4:35 van de Wet, worden geweigerd:

  • 1.

    Wanneer voor de activiteit waarvoor subsidie is aangevraagd geen gelden op de begroting zijn opgenomen;

  • 2.

    Wanneer naar het oordeel van het college:

    • a.

      de activiteiten van de aanvrager niet zijn gericht op of niet aanwijsbaar ten goede komen aan de inwoners van de gemeente Zederik;

    • b.

      de activiteiten niet door een reeds gesubsidieerde organisatie (zouden kunnen) worden ondernomen;

    • c.

      de activiteiten niet openstaan voor alle groeperingen of personen, zonder onderscheid naar ras, godsdienst, levensovertuiging, sekse of seksuele geaardheid;

    • d.

      de gelden niet of in onvoldoende mate zullen worden besteed voor het doel waarvoor de subsidie beschikbaar wordt gesteld;

    • e.

      subsidieverstrekking niet past binnen het gevoerde gemeentelijk beleid dan wel de betreffende activiteiten in dat kader onvoldoende prioriteit hebben;

    • f.

      niet voldaan wordt aan het vastgestelde subsidiebeleidskader en de subsidiebeleidsregels;

    • g.

      de aanvrager doelstellingen beoogt of activiteiten zal ontplooien die in strijd zijn met wet- en regelgeving, het algemeen belang, de openbare orde of met de op grond van internationale verdragen algemeen erkende rechten van de mens;

    • h.

      de subsidieaanvraag betrekking heeft op partijpolitieke, persoonlijke, godsdienstige en levensbeschouwelijke activiteiten of;

    • i.

      de aanvrager ook zonder subsidieverstrekking over voldoende gelden, hetzij uit eigen middelen, hetzij uit middelen van derden, kan beschikken om de kosten van de activiteiten te dekken.

Artikel 10 Intrekking, wijziging en beëindiging subsidieverstrekking

  • 1.

    Het college kan de subsidie intrekken, wijzigen dan wel beëindigen op grond van artikel 4:48, 4:49 en 4:50 van de Wet en bovendien indien:

    • a.

      de organisatie financieel wanbeleid voert;

    • b.

      er sprake is van opheffing, faillissement of surseance van betaling van de organisatie.

  • 2.

    Voorzover een batig liquidatiesaldo mede door het verstrekken van gemeentelijke subsidie is gevormd, kan het college, wanneer artikel 6 zesde lid niet van toepassing is, toestemming geven het saldo een andere bestemming te geven.

Artikel 11 Begrotingsvoorbehoud

Voor zover een subsidie wordt verleend ten laste van de begroting die nog niet is vastgesteld of goedgekeurd, kan zij worden verleend onder voorwaarde dat door de raad voldoende gelden ter beschikking worden gesteld.

Artikel 12 Onderzoek door Rekenkamercommissie

  • 1.

    De Rekenkamercommissie kan bij een gesubsidieerde organisatie een onderzoek instellen naar de doelmatigheid, doeltreffendheid en rechtmatigheid van het gebruik van de verstrekte subsidies en/of de gesubsidieerde activiteiten.

  • 2.

    Medewerking door de organisatie aan dit onderzoek is een voorwaarde bij subsidieverlening.

  • 3.

    Het in het eerste lid bedoelde onderzoek strekt zich alleen uit tot de gesubsidieerde organisatie of activiteiten die voor meer dan 50% afhankelijk zijn van gemeentelijke subsidies.

  • 4.

    De rapportage die de Rekenkamercommissie uitbrengt aan de raad zal ter kennis gebracht worden aan de betrokken organisatie bij wie het onderzoek heeft plaatsgevonden.

Artikel 13 Evaluatie

Artikel 4:24 van de Wet is niet van toepassing.

Hoofdstuk 3 Waarderingssubsidies

Artikel 14 Aanvraag structurele waarderingsubsidie

  • 1.

    Een aanvraag voor een structurele waarderingsubsidie moet jaarlijks vóór 1 juni van het jaar voorafgaand aan het subsidiejaar worden ingediend.

  • 2.

    Bij de aanvraag dienen overgelegd te worden:

    • a.

      de meest recente statuten, het huishoudelijk reglement en een uittreksel uit het register van de Kamer van Koophandel waaruit de bestuurssamenstelling blijkt, tenzij deze onderdelen reeds in het bezit zijn van de gemeente;

    • b.

      een beschrijving van de activiteiten;

    • c.

      een begroting over het subsidiejaar;

    • d.

      gegevens zoals vermeld in subsidiebeleidsregel die past bij het beleidsterrein van de aanvraag.

  • 3.

    Organisaties met een waarderingsubsidie dienen jaarlijks gelijktijdig met de subsidieaanvraag in:

    • a.

      een verslag over de uitgevoerde activiteiten;

    • b.

      een door de kascommissie of - in het geval van een stichting - bestuur van de organisatie goedgekeurd financieel verslag over het voorgaande subsidiejaar.

  • 4.

    Een organisatie die in aanmerking wil komen voor een waarderingsubsidie mag een ander boekjaar hanteren dan het subsidie(kalender)jaar. De verstrekking van de subsidie vindt in kalenderjaren plaats.

Artikel 15 Aanvraag incidentele waarderingsubsidie

  • 1.

    Een aanvraag voor een incidentele waarderingsubsidie moet minimaal acht weken voor aanvang van de activiteit ingediend worden.

  • 2.

    Bij de aanvraag dienen overgelegd te worden:

    • a.

      de meest recente statuten, het huishoudelijk reglement en een uittreksel uit het register van de Kamer van Koophandel waaruit de bestuurssamenstelling blijkt, tenzij deze onderdelen reeds in het bezit zijn van de gemeente;

    • b.

      een begroting over de activiteit;

    • c.

      een activiteitenplan;

    • d.

      een mededeling of tevens subsidie is aangevraagd bij één of meerdere andere bestuursorganen en/of fondsen voor dezelfde activiteit;

    • e.

      gegevens zoals vermeld in subsidiebeleidsregel die past bij het beleidsterrein van de aanvraag.

Artikel 16 Subsidievaststelling waarderingsubsidie

  • 1.

    Waarderingsubsidies worden direct vastgesteld.

  • 2.

    Organisaties met een incidentele waarderingsubsidie zijn verplicht aan te geven wanneer de gesubsidieerde activiteit niet of deels heeft plaatsgevonden. Wanneer een activiteit niet of maar deels heeft plaatsgevonden, kan de subsidievaststelling worden ingetrokken of gewijzigd conform artikel 10.

  • 3.

    Het college beslist:

    • a.

      op de aanvragen voor de structurele waarderingsubsidie uiterlijk voor 31 december van het jaar voorafgaand aan het jaar waarop de subsidie betrekking heeft;

    • b.

      op aanvragen voor incidentele waarderingsubsidie binnen acht weken nadat de aanvraag met de benodigde bescheiden is ontvangen.

  • 4.

    De onder het derde lid genoemde termijnen kunnen eenmalig worden verlengd met dertien weken.

  • 5.

    Het college behoudt zich het recht voor om bij incidentele en structurele waarderingsubsidies steekproefsgewijs te onderzoeken of het doel van de activiteit waarvoor de subsidie is verstrekt, ook is gerealiseerd.

Hoofdstuk 4 Productsubsidies

Artikel 17 Aanvraag structurele productsubsidie

  • 1.

    Een aanvraag voor een structurele productsubsidie moet vóór 1 juni voorafgaande aan de (meerjarige) subsidieperiode worden ingediend.

  • 2.

    Bij wijzigingen tijdens een meerjarige periode dient de aanvraag tevens vóór 1 juni voorafgaande aan het nieuwe jaar in de periode ingediend te worden.

  • 3.

    Bij de aanvraag dienen overgelegd te worden:

    • a.

      de meest recente statuten, het huishoudelijk reglement en een uittreksel uit het register van de Kamer van Koophandel waaruit de bestuurssamenstelling blijkt, tenzij deze onderdelen reeds in het bezit zijn van de gemeente;

    • b.

      een productbegroting over de periode;

    • c.

      een activiteitenplan over de periode;

    • d.

      gegevens zoals vermeld in subsidiebeleidsregel die past bij het beleidsterrein van de aanvraag.

Artikel 18 Aanvraag project productsubsidie

  • 1.

    Een aanvraag voor een project productsubsidie moet vóór 1 juni voorafgaande aan het jaar waarin het project plaatsvindt, ingediend worden.

  • 2.

    Bij de aanvraag dienen overgelegd te worden:

    • a.

      de meest recente statuten, het huishoudelijk reglement en een uittreksel uit het register van de Kamer van Koophandel waaruit de bestuurssamenstelling blijkt, tenzij deze onderdelen reeds in het bezit zijn van de gemeente;

    • b.

      een productbegroting van het project;

    • c.

      een activiteitenplan van het project;

    • d.

      gegevens zoals vermeld in subsidiebeleidsregel die past bij het beleidsterrein van de aanvraag.

Artikel 19 Subsidieverlening productsubsidie

  • 1.

    Het college beslist op de aanvragen voor de structurele productsubsidie uiterlijk voor 31 december van het jaar voorafgaand aan de periode waarop de subsidie betrekking heeft;

  • 2.

    De onder het eerste lid 1 genoemde termijn kan eenmalig worden verlengd met dertien weken.

  • 3.

    Het college geeft in het besluit tot subsidieverlening in ieder geval aan:

    • a.

      het maximale bedrag dat jaarlijks beschikbaar wordt gesteld en de wijze waarop dit bedrag wordt bepaald;

    • b.

      dat bij de subsidieontvanger tussentijds navraag gedaan kan worden naar de rechtmatigheid en doelmatigheid van de verleende subsidie;

    • c.

      wanneer het indienen van een mogelijke tussentijdse rapportage verlangd wordt;

    • d.

      op welke wijze de voorschotten betaalbaar worden gesteld;

    • e.

      wat de voorschriften zijn over de hoogte van een (te vormen) eigen vermogen en de – na overleg met de subsidieaanvrager - specifiek op die organisatie geënte regeling ten aanzien van het eigen vermogen.

Artikel 20 Uitvoeringsovereenkomst

  • 1.

    Conform artikel 4:36 uit de Wet kan het college ter uitvoering van een subsidie-verleningsbeschikking een uitvoeringsovereenkomst afsluiten met de aanvrager.

  • 2.

    Een uitvoeringsovereenkomst kan tijdens de betreffende periode na indiening van een inhoudelijk en financieel verslag worden herzien wanneer dit wenselijk of noodzakelijk wordt geacht.

Artikel 21 Vaststelling productsubsidie

  • 1.

    De organisatie die een structurele productsubsidie heeft ontvangen dient uiterlijk vóór 1 juni van elk jaar volgend op het jaar van subsidieverlening een aanvraag tot vaststelling van de subsidie in.

  • 2.

    De organisatie die een project productsubsidie heeft ontvangen dient uiterlijk 13 weken na afloop van het project een aanvraag tot vaststelling van de subsidie in.

  • 3.

    De aanvraag tot subsidievaststelling gaat vergezeld van een verantwoording. De verantwoording bevat:

    • a.

      een verslag over het afgelopen subsidiejaar of project. Dit verslag bevat in ieder geval een vergelijking tussen de nagestreefde en de gerealiseerde doelstellingen, producten, prestaties of activiteiten en een toelichting op de verschillen. Het verslag is gerelateerd aan het ingediende activiteitenplan;

    • b.

      een overzicht van de aan de activiteiten en/of producten verbonden uitgaven en inkomsten. Het overzicht is gerelateerd aan de productbegroting;

    • c.

      hetgeen van toepassing is conform artikel 22;

    • d.

      een balansoverzicht van het totaal van de organisatie over het voorafgaande boekjaar.

  • 4.

    Het college stelt de productsubsidie vast binnen zes maanden nadat de aanvraag in haar volledigheid is ontvangen.

Artikel 22 Accountantscontrole

  • 1.

    Indien de totale jaarlijkse verleende productsubsidie € 50.000,00 of meer bedraagt, dient de aanvraag tot subsidievaststelling te zijn voorzien van een accountantsverklaring.

  • 2.

    Indien de totale jaarlijkse verleende subsidie minder dan € 50.000,00 bedraagt, dient de aanvraag tot subsidievaststelling te zijn voorzien van een beoordelingsverklaring.

  • 3.

    De organisatie is verplicht alle overige accountantsrapporten die in de subsidieperiode worden uitgebracht te verstrekken aan het college.

Artikel 23 Reserves en voorzieningen

Artikel 4:71 lid 1 van de Wet wordt van toepassing verklaard. Daarnaast geldt het volgende ten aanzien van reserves en voorzieningen:

  • 1.

    Het verschil tussen de vastgestelde subsidie en de werkelijke kosten van de activiteiten waarvoor subsidie werd verstrekt komt ten gunste onderscheidenlijk ten laste van een egalisatie- of algemene reserve (conform artikel 4:72 van de Wet).

  • 2.

    Het college maakt met een organisatie afspraken over de maximale hoogte van de egalisatie- of algemene reserve.

  • 3.

    Het college kan subsidieontvangers op hun verzoek toestaan, naast een egalisatie- of algemene reserve, een of meerdere bestemmingsreserves en/of voorzieningen te hebben.

  • 4.

    Een verzoek als genoemd in het derde lid dient schriftelijk ingediend te worden en gemotiveerd te zijn.

  • 5.

    Op een verzoek bedoeld in het derde lid beslist het college binnen dertien weken.

Hoofdstuk 5 Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 24 Hardheidclausule

In bijzondere gevallen en voor zover toepassing van deze verordening zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard, kan het college afwijken van het bepaalde in deze verordening.

Artikel 25 Overgangsbepaling

Meerjarenafspraken die zijn gemaakt voor de inwerkingtreding van deze verordening behouden de overeengekomen looptijd, doch uiterlijk tot 31 december 2010.

Artikel 26 Inwerkingtreding

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op 1 april 2009.

  • 2.

    De Algemene Subsidieverordening Zederik 2003, vastgesteld op 31 maart 2003 wordt ingetrokken.

  • 3.

    De Stimuleringsregeling Verbetering toegankelijkheid openbare en semi-openbare gebouwen 1998 wordt ingaande 1 april 2009 ingetrokken.

  • 4.

    Verordening regelende de subsidiëring godsdienstonderwijs en levensbeschouwelijk vormingsonderwijs op scholen voor basisonderwijs in de gemeente Zederik wordt ingaande 1 april 2009 ingetrokken.

Artikel 27 Citeertitel

Deze verordening kan aangehaald worden als “Algemene Subsidieverordening Zederik 2009”.

Aldus vastgesteld in de openbare vergaderingvan de raad van de gemeente Zederik,gehouden op 23 maart 2009.

De griffier, De voorzitter,

Toelichting 1 Toelichting Algemene Subsidieverordening Zederik

AlgemeenOp grond van artikel 4:23 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb of de wet) verstrekt een bestuursorgaan slechts subsidie op grond van een wettelijk voorschrift dat regelt voor welke activiteiten subsidie kan worden verstrekt. Uitzondering hierop is alleen mogelijk als:• in de begroting de subsidieontvanger en het bedrag waarop de subsidie ten hoogste kan worden vastgesteld, staan vermeld, of;• in incidentele gevallen, mits de subsidie voor ten hoogste vier jaren wordt verstrekt.De algemene subsidieverordening Zederik is het wettelijke voorschrift voor de gemeente Zederik. De algemene subsidieverordening is een aanvulling op en verbijzondering van de wet.In de Algemene wet bestuursrecht is voor een aantal onderdelen van het subsidieproces de keuzemogelijkheid opgenomen om een nadere regeling te treffen bij subsidieverlening of krachtens wettelijk voorschrift i.c. de subsidieverordening.Veel gemeenten werken met zogenaamde modelverordeningen van de Vereniging Nederlandse Gemeenten als voorbeeld voor hun eigen verordeningen. Er bestaat geen model-subsidieverordening.HoofdstructuurBij het opstellen van de Algemene Subsidieverordening is de volgende hoofdstructuur gehanteerd:• Een algemene subsidieverordening die door de raad wordt vastgesteld, waarin de wettelijke grondslag van activiteiten staat vermeld;• Een nadere regeling van de subsidiëring via het beleidskader van de raad en beleidsregels door het college;• In uitzonderingsgevallen een nadere regeling via een aparte subsidieverordening, indien de aard/inhoud van de regeling dit rechtvaardigt ;• Uitvoering door het college als bevoegd orgaan tot het verstrekken van subsidie;• Regulering van alle “buitenwettelijke subsidies”.Uit het oogpunt van deregulering is gestreefd naar een zo bondig mogelijke verordening, als verbijzondering van en aanvulling op hoofdstuk 4 van de wet, maar tevens naar een beschrijving die voldoende inzicht geeft in het proces.In deze verordening wordt gekozen voor een kaderregeling; daarvoor biedt de Awb ruimte. Een nadere uitwerking van de subsidieactiviteiten vindt plaats in het algemeen subsidiebeleidskader en de -beleidsregels. Daarnaast is er nog de specifieke verordening subsidie gemeentelijke monumenten en rieten daken. Op termijn wordt bekeken of deze ook kan worden opgenomen in de systematiek van de algemene subsidieverordening.

De nieuwe Algemene Subsidieverordening gaat uit van twee subsidievormen:

  • 1.

    Waarderingssubsidies;

  • 2.

    Productsubsidies;

Bij beide vormen van subsidie is sprake van onderscheid in een eenmalig of structureel karakter. De waarderingssubsidies zijn bedoeld voor activiteiten van vrijwilligersorganisaties die zich minder goed lenen voor sturing op resultaat, maar die het college toch graag wil ondersteunen of aanmoedigen. Bij de productsubsidies wordt gestuurd op prestaties en resultaat die voortvloeien uit gemeentelijke doelstellingen en beleid. Het structurele karakter kan vorm krijgen in meerjarige afspraken.In beginsel worden structurele productsubsidies verstrekt voor een periode van maximaal vier jaar. Dit waarborgt de continuïteit van de betreffende activiteiten en levert efficiencyvoordelen op. Wanneer dit niet mogelijk is of niet de efficiencyvoordelen oplevert, kunnen subsidies worden verstrekt voor kortere periode.Structurele waarderingsubsidies worden verstrekt voor een periode van één jaar.HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGENArtikel 1 BegripsomschrijvingenOm interpretatieverschillen te voorkomen zijn in dit artikel de begripsomschrijvingen opgenomen die van toepassing zijn in deze verordening.Voor de omschrijving van het begrip subsidie wordt verwezen naar de Algemene wet bestuursrecht. Deze definitie is door de wet dwingend voorgeschreven. De definitie van het begrip subsidie (artikel 4:21 van de wet) omvat vier kernelementen:

  • 1.

    aanspraak op financiële middelen;

  • 2.

    verstrekt door bestuursorgaan;

  • 3.

    met het oog op bepaalde activiteiten van aanvrager;

  • 4.

    niet zijnde een betaling voor geleverde goederen of diensten.

Artikel 4:21 van de wet kent een materieel subsidiebegrip. Alles wat onder de definitie valt is subsidie. Voorbeelden:a. bijdrage;b. verstrekking;c. tegemoetkoming;d. uitkering;e. garantie;f. symbolisch huurbedrag;g. verkoop beneden kostprijs (overdracht voor symbolisch bedrag).Artikel 2 ReikwijdteArtikel 4:23 Awb geeft aan dat subsidiëring in beginsel slechts mogelijk is op grond van een wettelijk voorschrift. Door de aanwezigheid van een wettelijke grondslag wordt de rechtszekerheid van de subsidieaanvrager en de subsidieontvanger gewaarborgd. Dit betekent voor de gemeentelijke praktijk dat subsidies op een verordening gebaseerd dienen te zijn. In dit artikel wordt aangegeven dat de verordening geldt voor alle gemeentelijke subsidies, tenzij andere verordeningen van toepassing zijn of tenzij de gemeente een bekostigingsregeling uitvoert van het Rijk, de provincie of Gemeenschappelijke Regeling. Een andere verordening die de gemeente hanteert, is de subsidieverordening gemeentelijke monumenten en rieten daken.In de Algemene subsidieverordening worden de subsidiabele activiteiten op hoofdlijnen omschreven. De verschillende activiteiten worden in beleidsregels op programmaniveau nader uitgewerkt.Artikel 3 RechtsbevoegdhedenverdelingOp grond van dit artikel is het college belast met de uitvoering van deze verordening. Uitvoering houdt onder meer in het verlenen en vaststellen van subsidie, het vaststellen van beleidsregels, het aangaan van uitvoeringsovereenkomsten en het verlenen van voorschotten en betalen. Verder regelt dit artikel dat het college nadere beleidsregels kan vaststellen. De kaderstellende rol van de raad komt met name tot uiting in het budgetrecht, het vaststellen van de Algemene subsidieverordening en het vaststellen van het subsidiebeleidskader.Artikel 4 RechtspersoonlijkheidHet eerste lid bepaalt dat een subsidie in principe alleen aan rechtspersonen met volledige rechtsbevoegdheid wordt verleend. Dit om financiële en juridische risico´s zoveel mogelijk in te perken. Met het stellen van deze eis bestaat enige zekerheid over de levensvatbaarheid van initiatieven en over de continuïteit, terwijl controleerbaar is wie de subsidieontvanger mag vertegenwoordigen. Dit kan bij (steeksproefgewijze) controle blijken uit de registers van de Kamer van Koophandel. Het tweede lid bepaalt dat in bijzondere gevallen uitzondering kan worden gemaakt. Van deze mogelijkheid kan gebruik worden gemaakt bij bijvoorbeeld kleinschalige (bewoners-) initiatieven (door een niet-rechtspersoon) met een eenmalig karakter.Artikel 5 Democratische vereistenBehoeft geen toelichtingHOOFDSTUK 2 ALLE SUBSIDIESArtikel 6 Verplichtingen subsidieontvangerVolgens de wet moet in een verordening de basis gelegd worden voor het in voorkomende gevallen kunnen opleggen van bijzondere verplichtingen aan de ontvanger van een subsidie. Verplichtingen moeten in beginsel strekken tot het verwezenlijken van het doel van de subsidie (doelgerichte verplichtingen). Deze verplichtingen zijn onder andere nauw verbonden met de kwaliteit van de organisatie en/of de inhoud van activiteiten. Het is echter ook mogelijk in sommige gevallen niet-doelgerichte verplichtingen op te leggen.De wet heeft zelf al een aantal doelgerichte verplichtingen benoemd (art. 4:37 Awb). Daarnaast zijn nog andere doelgerichte verplichtingen mogelijk op basis van art. 4:38 van de wet en bestaat ook de mogelijkheid van het opleggen van niet-doelgerichte verplichtingen (art. 4:39 Awb).Doelgerichte verplichtingenDe verplichtingen genoemd in het eerste lid kunnen rechtstreeks betrekking hebben op de gesubsidieerde activiteit, maar ook een meer afgeleid en ondersteunend karakter hebben. Voorbeeld van verplichtingen die rechtstreeks betrekking hebben op de gesubsidieerde activiteit: een verplichting aan een instelling om bepaalde activiteiten ten behoeve van derden (bijv. cursussen) uitsluitend te laten verzorgen door personen die aan bepaalde opleidingseisen voldoen. Voorbeeld van een meer afgeleid en ondersteunend karakter: verplichting inzake de wijze waarop de administratie moet worden gevoerd of aan het bestuursorgaan moet worden gerapporteerd over de activiteiten. Ook kan lid 1 een basis zijn voor een verplichting aan de subsidieontvanger om zelf in een eigen bijdrage of aanvullende inkomsten te voorzien.Niet-doelgerichte verplichtingenDe wetgever heeft het opleggen van niet-doelgerichte verplichtingen niet geheel willen uitsluiten, maar wel met zekere procedurele en inhoudelijke waarborgen omringd. Voorbeelden van niet-doelgerichte verplichtingen zijn aan een gesubsidieerde instelling opgelegde verplichtingen om in het kader van een werkervaringsproject een stageplaats ter beschikking te stellen of om in een gebouw voorzieningen voor gehandicapten aan te brengen. De niet-doelgerichte verplichtingen moeten wel enig verband houden met de gesubsidieerde activiteit. Hieruit volgt dat bijvoorbeeld van een gesubsidieerde welzijnsinstelling of een museum nog wel kan worden geëist dat de eigen activiteiten waar mogelijk op milieuvriendelijke wijze worden verricht, maar niet dat wordt meegewerkt aan het verspreiden van folders over het milieubeleid van het subsidiërend bestuursorgaan.Vergoeding vermogenswaardenIn de verordening kan een bepaling worden opgenomen om met behulp van de subsidie behaalde vermogenswinsten te vergoeden aan de subsidiegever (art. 4:41 Awb). De subsidieontvanger is een vergoeding verschuldigd als de subsidie bij de subsidieontvanger heeft geleid tot vermogensvorming. Vast moet staan dat de vermogenstoename niet zou hebben plaatsgevonden als de subsidie niet zou zijn verleend. Het maximum van de vergoeding is gelijk aan de vermogenstoename zelf. De subsidieontvanger is de vergoeding alleen verschuldigd wanneer de subsidieontvanger:• de voor de gesubsidieerde activiteiten gebruikte of bestemde goederen vervreemdt, bezwaart of de bestemming wijzigt;• een schadevergoeding ontvangt voor verlies of beschadiging van voor gesubsidieerde activiteiten gebruikte of bestemde goederen;• de gesubsidieerde activiteiten geheel of gedeeltelijk beëindigt.Of wanneer:• de subsidieverlening of –vaststelling wordt ingetrokken of de subsidie wordt beëindigd;• de rechtspersoon die de subsidie ontving wordt ontbonden.Artikel 7 Eisen aan de administratie en verzekeren tegen wettelijke aansprakelijkheidBehoeft geen toelichtingArtikel 8 Toetsing aanvraagIn hoofdstuk 3 en 4 staat beschreven wat subsidieaanvragers moeten indienen bij hun aanvraag tot subsidieverlening en –vaststelling. Wanneer het college meer gegevens nodig heeft, kan zij hier om vragen. Wanneer zij bepaalde gegevens of bescheiden redelijkerwijs niet kan vragen of deze niet van belang zijn, kan zij ontheffing verlenen voor het indienen daarvan. Het college kan modellen vaststellen voor de onderdelen die een subsidieaanvrager moet indienen, zoals een aanvraagformulier. De aanvraag wordt vervolgens getoetst aan de Algemene subsidieverordening, het subsidiebeleidskader en de beleidsregels.Artikel 9 WeigeringgrondenIn dit artikel zijn weigeringgronden opgenomen die gelden voor alle subsidiesoorten. Deze weigeringgronden zijn een aanvulling op de weigeringgronden van artikel 4:25 en 4:35 van de wet. Artikel 4:25 geeft aan dat een subsidie wordt geweigerd wanneer door verstrekking van de subsidie het subsidieplafond wordt overschreden. Artikel 4:35 stelt dat subsidie in ieder geval kan worden geweigerd indien er gegronde reden bestaat om aan te nemen dat:a. de activiteiten niet of niet geheel zullen plaatsvinden;b. de aanvraag niet zal voldoen aan de verplichtingen verbonden aan de subsidie;c. de aanvrager niet op een behoorlijke wijze rekening en verantwoording zal afleggen over de verrichte activiteiten en de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten, voorzover deze voor de vaststelling van de subsidie van belang zijn. Daarnaast kan subsidieverlening worden geweigerd indien de aanvrager:a. in het kader van de aanvraag onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van deze gegevens tot een onjuiste beschikking op de aanvraag zouden hebben geleid, ofb. failliet is verklaard of aan hem surséance van betaling is verleend of ten aanzien van hem de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen van toepassing is verklaard, dan wel een verzoek daartoe bij de rechtbank is ingediend.Indien een aanvraag wordt ingediend buiten de daarvoor gestelde termijn kan deze buiten behandeling wordt gelaten. Dit staat uitgewerkt in artikel 4:5 van de Wet:1. Het bestuurorgaan kan besluiten de aanvraag niet te behandelen, indien:a. de aanvrager niet heeft voldaan aan enig wettelijk voorschrift voor het in behandeling nemen van de aanvraag, of;b. de aanvraag geheel of gedeeltelijk is geweigerd op grond van artikel 2:15 van de Wet (eisen aan elektronisch ontvangen aanvraag);c. de verstrekte gegevens en bescheiden onvoldoende zijn voor de beoordeling van de aanvraag of voor de voorbereiding van de beschikking,mits de aanvrager de gelegenheid heeft gehad de aanvraag binnen een door het bestuursorgaan gestelde termijn aan te vullen.2. Indien de aanvraag of een van de daarbij behorende gegevens of bescheiden in een vreemde taal is gesteld en een vertaling daarvan voor de beoordeling van de aanvraag of voor de voorbereiding van de beschikking noodzakelijk is, kan het bestuursorgaan besluiten de aanvraag niet te behandelen, mits de aanvrager de gelegenheid heeft gehad binnen een door het bestuursorgaan gestelde termijn de aanvraag met een vertaling aan te vullen.3. Indien de aanvraag of een van de daarbij behorende gegevens of bescheiden omvangrijk of ingewikkeld is en een samenvatting voor de beoordeling van de aanvraag of voor de voorbereiding van de beschikking noodzakelijk is, kan het bestuursorgaan besluiten de aanvraag niet te behandelen, mits de aanvrager de gelegenheid heeft gehad binnen een door het bestuursorgaan gestelde termijn de aanvraag met een samenvatting aan te vullen.4. Een besluit om de aanvraag niet te behandelen wordt aan de aanvrager bekendgemaakt binnen vier weken nadat de aanvraag is aangevuld of nadat de daarvoor gestelde termijn ongebruikt is verstreken.Artikel 10 Intrekking, wijziging en beëindiging subsidieverstrekkingIn dit artikel wordt verwezen naar drie artikelen uit de wet. In artikel 4:48 van de Wet staat het volgende:1. Zolang de subsidie niet is vastgesteld kan het bestuursorgaan de subsidieverlening intrekken of ten nadele van de subsidieontvanger wijzigen, indien:a. de activiteiten waarvoor subsidie is verleend niet of niet geheel hebben plaatsgevonden of zullen plaatsvinden;b. de subsidieontvanger niet heeft voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen;c. de subsidieontvanger onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beschikking op de aanvraag tot subsidieverlening zou hebben geleid;d. de subsidieverlening anderszins onjuist was en de subsidieontvanger dit wist of behoorde te weten, of;e. met toepassing van artikel 4:34 lid 5, een beroep wordt gedaan op de voorwaarde dat voldoende gelden ter beschikking worden gesteld.2. De intrekking of wijziging werkt terug tot en met het tijdstip waarop de subsidie is verleend, tenzij bij de intrekking of wijziging anders is bepaald.Een uitwerking van artikel 4:34 van de Wet wordt gegeven in de toelichting bij artikel 13.Artikel 4:49 van de Wet beschrijft wanneer een subsidievaststelling kan worden ingetrokken of ten nadele van de ontvanger kan worden gewijzigd:a. op grond van feiten of omstandigheden waarvan het bij de subsidievaststelling redelijkerwijs niet op de hoogte kon zijn en op grond waarvan de subsidie lager dan overeenkomstig de subsidieverlening zou zijn vastgesteld;b. indien de subsidievaststelling onjuist was en de subsidieontvanger dit wist of behoorde te weten, of;c. indien de subsidieontvanger na de subsidievaststelling niet heeft voldaan aan aan de subsidie verbonden verplichtingen.De intrekking of wijziging werkt terug tot en met het tijdstip waarop de subsidie is vastgesteld, tenzij bij de intrekking of wijziging anders is bepaald. De subsidievaststelling kan niet meer worden ingetrokken of gewijzigd indien vijf jaren zijn verstreken na bekendmaking of vanaf de dag dat voldaan had moeten worden aan de verplichting (lid c).Artikel 4:50 van de Wet beschrijft hoe de subsidieverlening kan worden ingetrokken of ten nadele van de subsidieontvanger gewijzigd als subsidievaststelling nog niet heeft plaatsgevonden. Dit kan voor zover de subsidieverlening onjuist is of voor zover veranderde omstandigheden of gewijzigde inzichten zich in overwegende mate tegen voortzetting of ongewijzigde voortzetting van de subsidie verzetten. Bij intrekking of wijziging op grond van de redenen die artikel 4:50 expliciet beschrijft, vergoedt het bestuursorgaan de schade die de subsidieontvanger lijdt doordat hij in vertrouwen op de subsidie anders heeft gehandeld dan hij zonder subsidie zou hebben gedaan.Artikel 11 BegrotingsvoorbehoudDit artikel is opgenomen uit veiligheid en om de termijn tussen de aanvraag en het verlenen van de subsidie te verkorten, conform artikel 4:34 van de Wet. Mocht blijken dat bij het verlenen van subsidie, als de begroting nog niet is goedgekeurd, een hoger bedrag is bepaald dan in de begroting later wordt goedgekeurd dan geldt met een beroep op dit artikel het bedrag dat in de goedgekeurde begroting staat. Een beroep op dit artikel moet uitdrukkelijk in de beschikking bij verlening worden opgenomen. Wanneer de begroting een lager bedrag vaststelt, moet het college binnen vier weken na vaststelling (goedkeuring) van de begroting een beroep doen op het begrotingsvoorbehoud. Dit beroep wordt gedaan via een intrekkingsbeschikking die bij een subsidie voor een activiteit die ook in het voorgaande begrotingsjaar werd gesubsidieerd gebaseerd wordt op veranderde omstandigheden (artikel 4:50 Awb) en in overige gevallen op het feit dat niet voldoende gelden ter beschikking zijn gesteld (artikel 4:48, eerste lid, onderdeel e Awb).Artikel 12 Onderzoek door RekenkamercommissieAls extra controlemiddel van de raad is de functie van de Rekenkamercommissie uitgebreid met de onderzoeksmogelijkheid bij instellingen die voor meer dan de helft financieel afhankelijk zijn van gemeentelijke subsidies. Dit geldt ook voor regionale instellingen die van meer dan één gemeente subsidie ontvangen. De optelsom van alle gemeentelijke bijdragen dient in dat geval meer dan 50% te bedragen. Een onderzoek door de Rekenkamercommissie kan plaatsvinden op verzoek van de raad, maar kan ook op initiatief van de commissie zelf plaatsvinden.Artikel 13 EvaluatieArtikel 4:24 stelt dat minimaal eenmaal in de vijf jaren een verslag moet worden gepubliceerd over de doeltreffendheid en de effecten van de subsidie in de praktijk, tenzij anders wordt bepaald. De gemeente Zederik kiest er voor de evaluatie op beleidsniveau te laten plaatsvinden.HOOFDSTUK 3 WAARDERINGSUBSIDIESIn de volgende hoofdstukken wordt onderscheid gemaakt in de procedure voor de verschillende subsidiesoorten. Eerst wordt de procedure voor de waarderingsubsidie, zowel incidenteel als structureel, behandeld. In het vierde hoofdstuk staat de procedure omtrent de (structurele en project) productsubsidie centraal.Artikel 14 Aanvraag structurele waarderingsubsidieHoewel een subsidie voor een kalenderjaar wordt verleend of vastgesteld, is het voor vrijwilligersorganisaties toegestaan om in hun seizoen af te wijken van het kalenderjaar. Voorbeeld hiervan is een voetbalvereniging die werkt in seizoenen die min of meer gelijk lopen met schooljaren. Subsidies worden alsnog verleend over een kalenderjaar, maar voor het indienen van de stukken geldt een afwijking; deze kunnen ingediend worden per seizoen. Concreet betekent dit dat voor de subsidie in 2010 de volgende termijn gelden: • voor 1 juni 2009: subsidieaanvraag indienen voor de periode 2009/2010• voor 1 juni 2009: verantwoording afleggen over de periode 2007/2008.Artikel 15 Aanvraag incidentele waarderingsubsidieBehoeft geen toelichtingArtikel 16 SubsidievaststellingBehoeft geen toelichtingHOOFDSTUK 4 PRODUCTSUBSIDIESArtikel 17 Aanvraag structurele productsubsidieBehoeft geen toelichtingArtikel 18 Aanvraag project productsubsidieBehoeft geen toelichtingArtikel 19 SubsidieverleningBehoeft geen toelichtingArtikel 20 UitvoeringsovereenkomstTer uitvoering van de beschikking tot subsidieverlening kan een overeenkomst worden gesloten (artikel 4:36 van de Wet). De uitvoeringsovereenkomst is een uitwerking van de beschikking waarin de activiteiten zijn beschreven in meetbare prestaties en resultaten. De uitvoeringsovereenkomst geldt voor de periode waarover de subsidie is verleend. Mocht de subsidieverlening worden aangepast, dan kan zonodig ook de uitvoeringsovereenkomst worden aangepast. Een subsidiebeschikking biedt niet de mogelijkheid het uitvoeren van de activiteiten af te dwingen bij de subsidieontvanger; het enige middel dat de subsidieverstrekker heeft bij het niet uitvoeren van de activiteiten is het (gedeeltelijk of geheel) lager vaststellen van de verstrekte subsidie. Bij een uitvoeringsovereenkomst bestaat wel de mogelijkheid tot afdwingen van een prestatie.Artikel 21 Vaststelling productsubsidieBehoeft geen toelichtingArtikel 22 AccountantscontroleWanneer artikel 4:78 van de wet van toepassing wordt verklaard, zou een accountantscontrole verplicht zijn. Als de kosten van de accountants-controle niet meer in een redelijke verhouding staan tot het subsidiebedrag, moet de controle in beginsel achterwege worden gelaten. Om die reden is gekozen om de controle alleen verplicht te stellen bij subsidiebedragen hoger dan € 50.000,00. Voor bedragen onder de € 50.000,00 is een beoordelingsverklaring voldoende. Een beoordelingsverklaring wordt opgesteld op basis van de werkzaamheden die de accountant heeft uitgevoerd zonder de administratieve organisatie te toetsen. Hierdoor kunnen onjuistheden die bij het tot stand komen van de informatie onopgemerkt blijven. Een beoordelingsverklaring geeft een mindere mate van zekerheid dan een accountantsverklaring. Organisaties die controleplichtig zijn volgens artikel 393 van het Burgerlijk Wetboek dienen een accountantsverklaring in.Artikel 23 Reserves en voorzieningenArtikel 4:71 regelt dat de subsidieontvanger toestemming nodig heeft van het bestuursorgaan voor:a. het oprichten van dan wel deelnemen in een rechtspersoon;b. het wijzigen van de statuten;c. het in eigendom verwerven, het vervreemden of het bezwaren van registergoederen, indien zij mede zijn verworven door middel van subsidie dan wel de uitgaven daarvoor mede zijn bekostigd uit de subsidie;d. het aangaan en beëindigen van overeenkomsten tot verkrijging, vervreemding of bezwaring van registergoederen of tot huur, verhuur of pacht daarvan, indien deze goederen geheel of gedeeltelijk zijn verworven door middel van de subsidie dan wel de uitgaven daarvoor mede zijn bekostigd uit de subsidie;e. het aangaan van kredietovereenkomsten en van overeenkomsten van geldlening;f. het aangaan van overeenkomsten waarbij de subsidieontvanger zich verbindt tot zekerheidsstelling met inbegrip van zekerheidsstelling voor schulden van derden of waarbij hij zich als borg of hoofdelijk medeschuldenaar verbindt of zich voor een derde sterk maakt;g. het vormen van fondsen en reserveringen;h. het vaststellen of wijzigen van tarieven voor door de subsidieontvanger in de gewone uitoefening van zijn gesubsidieerde activiteiten te verrichten prestaties;i. het ontvinden van de rechtspersoon;j. het doen van aangifte tot zijn faillissement of het aanvragen van zijn surséance van betaling.Een budgetinstelling dient een egalisatiereserve, ook wel algemene reserve, op te bouwen. Het verschil tussen de subsidie en de werkelijke kosten, een ‘winst’ of ‘verlies’, wordt toegevoegd aan of gefinancierd uit deze reserve. Met iedere budgetinstelling worden individueel afspraken gemaakt over de maximale hoogte van de reserve. Voorzieningen en bestemmingsreserves zijn bedoeld om op een nader tijdstip aanschaffingen en vervangingen van duurzame goederen te financieren, waarop afgeschreven en waarvoor gereserveerd moet worden. Het verschil tussen een voorziening en een bestemmingsreserve:

 

Voorziening

Bestemmingsreserve

Vreemd vermogen

Eigen vermogen

Bedoeld voor een nu al te verwachten verplichting in de toekomst die redelijkerwijs is in te schatten

Reserve voor een specifieke bestemming, maar waarvan de uitgaven niet goed zijn in te schatten

De hoogte van een voorziening wordt van geval tot geval bekeken. Het opleggen van een egalisatiereserve en/of voorzieningen wordt per instelling bekeken. In de beschikking tot subsidieverlening worden zonodig die nadere verplichtingen opgenomen.HOOFDSTUK 5 OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGENArtikel 24 HardheidsclausuleBehoeft geen toelichtingArtikel 25 OvergangsbepalingWanneer al meerjarige afspraken zijn gemaakt, blijven deze geldig, tenzij deze afspraken de termijn van 31 december 2010 passeren. In dat geval wordt voor 2011 een nieuwe subsidieaanvraag ingediend en worden nieuwe afspraken gemaakt.Artikel 26 InwerkingtredingBehoeft geen toelichtingArtikel 27 CiteertitelBehoeft geen toelichting