Organisatie | Zederik |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Brandbeveiligingsverordening |
Citeertitel | Onbekend |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | openbare orde en veiligheid |
Eigen onderwerp |
Geen.
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
05-02-1993 | 01-11-2010 | nieuwe regeling | 25-01-1993 onbekend | 1.784.13 ZED 4512 |
Hoofdstuk 2 Brandveilig gebruik
Artikel 2.1.1 Vergunning gebruik inrichting
Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van burgemeester en wethouders een inrichting in gebruik te hebben of te houden, waarin:a. meer dan vijftig personen tegelijk aanwezig zullen zijn;b. bedrijfsmatig de in artikel 2.2.2 bedoelde stoffen zullen worden opgeslagen;c. aan meer dan tien personen bedrijfsmatig of in het kader van verzorging nachtverblijf zalworden verschaft;d. aan personen in het kader van de Wet op de bejaardenoorden huisvesting zal wordenverschaft;e. aan meer dan tien personen jonger dan twaalf jaar, of aan meer dan tien lichamelijk en/ofgeestelijk gehandicapte personen dagverblijf zal worden verschaft.
Artikel 2.1.2 Weigeren vergunning
Een vergunning moet worden geweigerd indien de in de aanvraag vermelde wijze van gebruikvan de inrichting in relatie tot de beoogde gebruiksfunctie niet geacht kan worden een brandveiliggebruik te zijn en door het stellen van voorschriften geen voldoende brandveilig gebruik kanworden bereikt.
Artikel 2.1.3 Intrekken vergunning
Burgemeester en wethouders kunne een vergunning intrekken indien:
het belang waarvoor de vergunning is verleend dit vereist op grond van een verandering vande inzichten en/of verandering van de omstandigheden gelegen buiten de inrichting,opgetreden na het verlenen van de vergunning, en het niet mogelijk blijkt dat het stellen ofwijzigen van voorschriften dat belang voldoende te beschermen.
Paragraaf 2 Het voorkomen van brand en het beperken van brand en brandgevaar
Artikel 2.2.1 Gebruikseisen voor inrichtingen
Onverminderd het gestelde in het tweede lid, is het verboden een inrichting niet zijnde eenwoonschip, uitgezonderd een woonschip waarin sprake is van verminderde zelfredzaamheidvan bewoners in combinatie met permanente aanwezigheid van personeel en begeleidingvan bewoners, te gebruiken in strijd met de gebruikseisen zoals per onderwerp vermeld in devan overeenkomstige toepassing zijnde bijlage 4 bij de bouwverordening.
Paragraaf 3 Het bestrijden van brand en het voorkomen van ongevallen bij brand
Artikel 2.3.1 Gebruiksgereed houden bluswaterwinplaatsen
De rechthebbende op een inrichting, ten behoeve waarvan een bluswaterwinplaats aanwezig is,is verplicht deze zodanig te onderhouden, dat daaruit te allen tijde over voldoende bluswater kanworden beschikt.
Artikel 2.3.2 Gebruik middelen en voorzieningen
Het is verboden voorwerpen of stoffen op zodanige wijze te plaatsen of te hebben dat daardoorhet onmiddellijke gebruik of de zichtbaarheid wordt belemmerd van :
Artikel 2.3.3 Verrichten van werkzaamheden
Bij het verrichten of doen verrichten van onderhouds-, herstellings-, wijzigings- ofsloopwerkzaamheden, waarbij stoffen als bedoeld in de regeling Bouwbesluit brandveiligheid(Stcrt. 1992), nr. 104), alsmede artikel II van de Regeling tot wijziging (Scrt. 1992, nr. 188), ofgereedschappen worden gebruik, waarvan het gebruik aanleiding kan geven tot het ontstaan vanbrand, moeten voldoende maatregelen zijn getroffen tegen het ontstaan van brand.
Artikel 2.3.5 Verboden handelingen met stoffen
Het is verboden een brandbaar gas te bezigen voor het vullen van speelgoed, hobby- ensportartikelen, anders dan luchtvaartuigen bedoeld in de regeling inzake het met bepaaldeluchtvaartuigen opstijgen van en landen op alsmede het inrichten van niet alsluchtvaartterreinen aangewezen terreinen (Stb. 1988, 511).
Artikel 2.3.6 Melden van brand en broei
Ieder die brand of broei ontdekt of deze vermoedt, is verplicht dit onmiddellijk aan de brandweerte melden.
Artikel 2.3.7 Bossen, heidevelden, venen
De eigenaar van een naaldhoutbos, een heideveld, een veen of een ander terrein, dat metbrandbare gewassen is begroeid, is verplicht -na een van burgemeester en wethoudersontvangen aangetekende brief- de voorschriften op te volgen, die burgemeester enwethouders in die brief geven tot het voorkomen van brand en het beperken van de gevolgenvan brand.
Hoofdstuk 3 Straf-, overgangs- en slotbepalingen
Artikel 3.1 Toezicht op de naleving
Het toezicht op de naleving van de bepalingen van deze verordening wordt opgedragen aanambtenaren van de brandweer en daartoe door burgemeester en wethouders aangewezenambtenaren.
Overtreding van het bij of krachtens deze verordening bepaalde wordt gestraft met hechtenis vante hoogste een jaar of geldboete van de derde categorie.
Artikel 3.3 Overgangsbepaling (aanvragen om) gebruiksvergunning
Een aanvraag om gebruiksvergunning als bedoeld in artikel 26 van debrandbeveiligingsverordening vastgesteld bij raadsbesluit d.d. 24 april 1988, alsmede enigberoep, ingesteld tegen een beslissing omtrent een dergelijke aanvraag, wordt afgedaan opgrond van genoemde brandbeveiligingsverordening en alle daarin aangebrachte wijzigingen.
Een gebruiksvergunning als bedoeld in artikel 26 van de brandbeveiligingsverordeningvastgesteld bij raadsbesluit d.d. 25 april 1988 geldt als gebruiksvergunning als bedoeld inartikel 2.1.1, voor zover deze niet krachtens overgangsrecht van de bouwverordening geldtals gebruiksvergunning als bedoeld in artikel 6.1.1. van de bouwverordening.