Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Maastricht

SUBSIDIEREGELING “PILOT VERBLIJF JEUGD 2020 ZUID- LIMBURG”

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieMaastricht
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingSUBSIDIEREGELING “PILOT VERBLIJF JEUGD 2020 ZUID- LIMBURG”
CiteertitelSubsidieregeling "Pilot Verblijf Jeugd 2020 Zuid-Limburg"
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpalgemeen
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

http://decentrale.regelgeving.overheid.nl/cvdr/xhtmloutput/Historie/Maastricht/CVDR613649/CVDR613649_1.html

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

22-10-201901-01-2021nieuwe regeling

01-10-2019

gmb-2019-254603

Tekst van de regeling

Intitulé

SUBSIDIEREGELING “PILOT VERBLIJF JEUGD 2020 ZUID- LIMBURG”

 

Burgemeester en wethouders van Maastricht d.d.1 oktober 2019: korr.no. 2019-28602:

 

BESLUITEN:

 

tot vaststellen van de subsidieregeling leefhuizen 2020

 

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN

 

 

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

 

In deze regeling wordt verstaan onder:

 

  • 1.

    Leefhuis: Een gezinsvervangende woonvoorziening in de buurt waar jongeren in hun eigen leefomgeving kunnen verblijven, en waarbij de zorg integraal rondom de jeugdige wordt georganiseerd. Wanneer de hulpvraag van de jeugdige verandert, wordt de benodigde kennis en expertise ingevlogen. Het perspectief van de jeugdige staat hierin centraal.

  • 2.

    Jeugdige: persoon, overeenkomstig met de definitie van jeugdige, zoals bepaald in de Jeugdwet.

  • 3.

    Leefomgeving: de omgeving waar de jeugdige woont, naar school gaat en/of werkt, waar zijn sociaal netwerk is en zijn vrije tijdsbesteding. Met andere woorden daar waar hij de dag doorbrengt. Dit zal in eerste instantie in de buurt van zijn ouders/ verzorgers zijn, daarnaast in de buurt van school.

  • 4.

    SMART: voor het eenvoudig en eenduidig opstellen en controleren van resultaten en doelstellingen. SMART staat voor: Specifiek, Meetbaar, Acceptabel, Realistisch en Tijdsgebonden.

  • 5.

    Zuid-Limburg: het gebied omvattende de gemeenten Sittard-Geleen, Beek, Stein, Heerlen, Brunssum, Kerkrade, Landgraaf, Simpelveld, Voerendaal, Meerssen, Eijsden-Margraten, Gulpen-Wittem, Vaals, Valkenburg aan de Geul, Beekdaelen en Maastricht.

  • 6.

    Regio Maastricht-Heuvelland: de gemeenten Maastricht, Meerssen, Valkenburg a/d Geul, Eijsden-Margraten, Gulpen-Wittem, Vaals

  • 7.

    Regio Westelijke Mijnstreek: de gemeenten Stein, Beek, Sittard-Geleen, Beekdaelen

  • 8.

    Regio Parkstad: de gemeenten Heerlen, Kerkrade, Landgraaf, Simpelveld, Voerendaal, Brunssum

  • 9.

    Subsidiegever: Het college van B&W van gemeente Maastricht.

 

Artikel 2 Doelstelling/doel van de regeling

We willen middels deze pilot specifiek ervaring opdoen met het verblijfstype ‘leefhuizen’ en de werkwijze die dit behelst. Dat betreft een, op onderdelen, fundamenteel andere aanpak dan nu het geval is. We willen dit samen met de partners in het veld ontwikkelen en onderzoeken wat hierin werkt, en wat niet, zodat we dit zoveel mogelijk kunnen meenemen bij de vernieuwde inkoop van verblijf.

 

Het doel van de pilot is om ervaringen op te doen:

  • 1.

    met het inzetten van integrale zorg:

    • a.

      Die rondom de jeugdige georganiseerd wordt. Dat betekent dat jeugdigen niet meer verplaatst worden wanneer hun hulpvraag verandert. Zorg wordt zoveel mogelijk georganiseerd in het leefhuis. Indien dat vanuit inhoudelijk perspectief niet wenselijk is, voor de jeugdige of de veiligheid in het leefhuis, kan behandeling plaatsvinden op een andere locatie.

    • b.

      Waarbij door verschillende disciplines en expertises vanuit diverse aanbieders wordt samengewerkt, om zo integrale hulp te kunnen bieden aan de jeugdigen, zowel in de groep als vanuit behandeling. Dit binnen één residentiele setting, waarbij instellingen los van organisatiebelangen kunnen inzetten wat nodig is voor de cliënt.

  • 2.

    met het mixen van jeugdigen qua leeftijd en zorgbehoefte. Het mixen van doelgroepen wordt niet als een doel op zichzelf gezien, maar wel een consequentie van punt 1.a.

 

Artikel 3 Doelgroep

 

De doelgroep voor deze pilot: jeugdigen waarbij er sprake is van multi-problematiek en het ontbreken van beschermende factoren (zoals bijvoorbeeld veilige thuisomgeving of gezonde hechting). Ambulante zorg thuis is niet (meer) toereikend. De doelgroep kenmerkt zich in eerste aanleg door ernstige ontregeling in gedrag en voortdurende kans op het ontstaan/ veroorzaken crisissituaties waarbij de veiligheid van het kind/ de jeugdige zelf en zijn of haar omgeving in het geding komt. Deze ontregeling kan ontstaan door de aanwezigheid van een of meerdere problematieken; Psychiatrische stoornis, gedragsproblemen, persoonlijkheidsproblematiek, verstandelijke beperking, gezondheidsproblemen, problemen in het stamgezin (denk bijvoorbeeld aan huiselijk geweld, financiële problemen, etc). De doelgroep heeft baat bij opvoeders en professionals die zeer gespecialiseerde kennis van de doelgroep en de problematiek hebben. De doelgroep heeft een grotere behoefte aan instelling overstijgende samenwerking om te voorzien in de aanwezige hulpvragen. De doelgroep heeft baat bij grondige diagnostiek naar de onderliggende patronen (ook naar de onderliggende gezinspatronen) om zo te komen tot een gezond en realistisch perspectiefadvies. De kans is aanwezig dat er gedurende langere tijd gebruik gemaakt dient te worden van de inzet van verblijf al dan niet ondersteund door ambulante inzet.

 

Artikel 4 Aanvrager

 

  • 1.

    Voor subsidie kunnen in aanmerking komen de jeugdhulpaanbieders waarmee Maastricht als centrumgemeente voor de gemeenten in Zuid-Limburg een dienstverleningsovereenkomst heeft afgesloten voor 2020 voor Verblijf Jeugd. Een aanvraag kan zowel zelfstandig als in een samenwerkingsverband gedaan worden, bijvoorbeeld als een combinatie of middels hoofdaanneming/onderaanneming. Middels ‘bijlage A Verklaring combinatie’ die als bijlage gevoegd is bij deze subsidieregeling dient de combinatie aangegeven te worden.

  • 2.

    Een samenwerkingsverband van ondernemers (hierna: combinatie en combinant) kan een subsidieaanvraag indienen. Elke combinant is - in geval van subsidietoekenning - hoofdelijk aansprakelijk voor alle verplichtingen die voortvloeien uit de subsidietoekenning. Tevens dient vermeld te worden welk lid van de combinatie als penvoerder zal optreden. Deze punten zijn opgenomen in de verklaring in Bijlage A.

  • 3.

    In geval van hoofd- en onderaannemerschap dient bij de aanvraag duidelijk aangegeven te worden welke partij de hoofdaannemer is en welke onderaannemers hierbij betrokken zijn. De hoofdaannemer is hoofdelijk aansprakelijk voor alle verplichtingen die voortvloeien uit de subsidietoekenning.

  • 4.

    Een aanvrager mag slechts één subsidieaanvraag indienen per regio, hetzij zelfstandig, in combinatie of hoofd-onderaanneming. Wordt in strijd met vorenstaande gehandeld, dan worden de betreffende subsidieaanvragen niet in behandeling genomen.

 

 

HOOFDSTUK 2 CRITERIA

 

 

Artikel 5 Algemene subsidiecriteria

 

Om voor een subsidie voor een leefhuis in aanmerking te komen, geldt een aantal algemene eisen:

  • 1.

    De activiteiten lopen vanaf uiterlijk 1 januari 2020, tot en met 31 december 2020;

  • 2.

    De activiteiten sluit aan bij de doelstellingen van de Jeugdwet zoals verwoord in de aanhef van die wet en bij de ambities van de 18 gemeenten in Zuid-Limburg zoals verwoord in het Beleidskader Jeugd 2019-2022 Zuid-Limburg;

  • 3.

    De activiteiten dienen gericht te zijn op een nieuwe of vernieuwende werkwijze welke aansluit op de doelstellingen en beoogde prestaties ten aanzien van leefhuizen, zoals bepaald in deze regeling;

  • 4.

    Indien Subsidieaanvrager meerdere aanvragen indient, dienen deze aanvragen inhoudelijk wezenlijk van elkaar te verschillen en dienen tussen deze aanvragen wezenlijke verschillen te zijn in de beantwoording op de beoordelingscriteria. Bij overtreding hiervan, wordt slechts 1 van de aanvragen beoordeeld en eventueel toegekend.

  • 5.

    Subsidieaanvrager is in het bezit van een actief geregistreerde AGB-code.

  • 6.

    Subsidieaanvrager rapporteert eens per kwartaal over de voortgang ten aanzien van de geformuleerde doelstellingen en de aanpak zoals beschreven in de aanvraag, zowel kwalitatief als kwantitatief volgens een vastgesteld format.

 

Artikel 6 Specifieke eisen

 

  • 1.

    Subsidieontvanger werkt zoveel mogelijk met vaste contactpersonen voor de cliënt voor de duur van het traject ter borging van de continuïteit in de hulp/ondersteuning.

  • 2.

    Subsidieontvanger richt in de regio waarvoor de aanvraag is toegekend 1 leefhuis in.

  • 3.

    Het leefhuis is een gezinsvervangende woning, in een normale woonwijk. Dit leefhuis is niet omheind.

  • 4.

    De richtlijn is dat in het leefhuis maximaal 7 jeugdigen verblijven. Indien daaromtrent andere besluiten worden genomen door een leefhuis dient dit zowel met de betreffende gemeentelijke toegang als de projectgroep verblijf vooraf afgestemd te worden.

  • 5.

    Bij plaatsing van de jeugdige in een leefhuis, zijn nabijheid in de leefomgeving van de jeugdige en groepssamenstelling leidend.

  • 6.

    Alle jeugdigen behorend tot de doelgroep komen in aanmerking voor deelname aan de pilot zullen niet van de pilot worden uitgesloten, tenzij hiervoor sprake is van zwaarwegende veiligheidsoverwegingen.

  • 7.

    Jeugdigen van verschillende leeftijden en met verschillende hulpbehoeften kunnen bij elkaar geplaatst worden, tenzij de veiligheid hierdoor in het gedrang zou komen. De juiste expertise dient dan te worden georganiseerd in het leefhuis.

  • 8.

    Behandeling van de jeugdige vindt waar mogelijk plaats in en om het leefhuis. De jeugdige wordt niet overgeplaatst/doorverwezen naar andere vormen van verblijf of andere aanbieders, tenzij dit noodzakelijk is vanuit het oogpunt van veiligheid of vanuit de specifieke zorgbehoefte van de cliënt.

  • 9.

    Als een jeugdige uit een leefhuis wordt geplaatst vanwege de veiligheid, verantwoordt u deze keuze aan subsidiegever. De verwijzer (gemeente of Gecertificeerde Instelling) heeft hierbij de procesregie.

  • 10.

    Alle voor de jeugdige benodigde hulp wordt door Subsidieontvanger integraal ingezet. Daar waar het Subsidieontvanger niet kan voorzien in een specifieke expertise, dient Subsidieontvanger hier zelf een oplossing voor te organiseren, zonder aanspraak te maken op aanvullende arrangementen of vergoedingen vanuit deze subsidieregeling. Het perspectief van de jeugdige is hierin het uitgangspunt.

  • 11.

    De jeugdige wordt nadrukkelijk betrokken bij de totstandkoming van het plan van aanpak en eventuele wijzigingen daarop.

  • 12.

    Het model 1Gezin1Plan1Regisseur wordt toegepast voor de jeugdigen in de pilot. De gemeentelijke toegang of Gecertificeerde Instelling heeft hierbij de procesregie. Subsidieontvanger is verantwoordelijk voor de casusregie (inhoudelijk).

  • 13.

    Subsidieontvanger draagt zorg voor een goede samenwerking met de professionals in de sociale (wijk)teams en andere belanghebbenden. Onder goede samenwerking wordt in ieder geval verstaan onderlinge afstemming tussen eigen personeel van Subsidieontvanger en de professionals in de lokale teams, gecertificeerde instellingen, de huisarts en medisch specialist van de jeugdige, alsook andere ambulante jeugdhulp instellingen.

  • 14.

    Subsidieontvanger zet zich in voor goede samenwerking met vrijwilligers, mantelzorgers, de omgeving (bijvoorbeeld buurt of wijk) van de jeugdige en uitvoerders van algemene voorzieningen.

  • 15.

    Subsidieontvanger draagt zorg voor korte lijnen en persoonlijk contact tussen de verschillende jeugdhulpaanbieders die diensten verlenen aan de jeugdige.

 

Artikel 7 Verplichtingen subsidieontvanger

 

  • 1.

    De Subsidieontvanger moet daadwerkelijk aantoonbaar uiterlijk op 1 januari 2020 starten met de uitvoering van zijn plan.

  • 2.

    Subsidiegever kan de Subsidieontvanger te allen tijde verplichten om op de door haar aangegeven wijze aan te tonen dat de activiteiten, waarvoor de subsidie wordt verstrekt, zijn verricht en dat is voldaan aan de hiermee verbonden verplichtingen.

  • 3.

    De subsidieontvanger informeert de gemeente onverwijld over:

    • a.

      afwijkingen die in de uitvoering van de gesubsidieerde activiteiten ten opzichte van het oorspronkelijke plan optreden;

    • b.

      ontwikkelingen die ertoe leiden of kunnen leiden dat het plan niet kan worden verwezenlijkt;

    • c.

      het geheel of gedeeltelijk tussentijds beëindigen van activiteiten; en/of

    • d.

      besluiten of procedures die het voortbestaand van de dienstverlener bedreigen of kunnen bedreigen

  • 4.

    De resultaten en effecten na afloop van de investering dienen door de subsidieontvanger te zijn gewaarborgd. Middels de beantwoording op de beoordelingscriteria (zie hoofdstuk 4 van de bij deze regeling behorende leidraad) geeft subsidieaanvrager aan hoe men hier invulling aan geeft.

 

Artikel 8 Afwijzingsgronden

 

  • 1.

    De subsidieaanvraag wordt afgewezen indien naar oordeel van het college van burgemeester en wethouders:

    • a.

      het project geen bijdrage levert aan de te behalen doelstelling geformuleerd in artikel 2;

    • b.

      de aanvrager niet tot de doelgroep van de regeling behoort zoals opgenomgen in artikel 3;

    • c.

      niet wordt voldaan aan de criteria in artikel 5 en 6;

    • d.

      Indien de totaalscore van een subsidieaanvraag onder het minimum blijft van 50 punten;

    • e.

      de subsidieaanvraag niet binnen de in artikel 12 genoemde termijn is ontvangen, voorzien van alle gegevens en bescheiden die noodzakelijk zijn voor de beoordeling van de aanvraag (en met inachtneming van een hersteltermijn van 7 dagen).

  • 2.

    De subsidieaanvraag kan worden afgewezen of niet worden toegekend bij vaststelling indien de subsidieaanvrager een andere subsidieaanvraag heeft ingediend met het oog op de innovatie-, transformatie- of transitie in het kader van de Jeugdwet voor vergelijkbare activiteiten als waarvoor op basis van deze regeling subsidie is aangevraagd.

  • 3.

    De subsidieaanvraag wordt afgewezen indien de beoogde investering niet gericht is op de gemeenten van Zuid-Limburg of niet aanwijsbaar ten goede komen aan de ingezetenen van de Zuid-Limburg.

 

 

HOOFDSTUK 3 FINANCIËLE ASPECTEN

 

 

Artikel 9 Subsidieplafond en subsidiebedrag

 

  • 1.

    Het college van burgemeester en wethouders stelt het subsidieplafond van deze regeling vast op €300.000,-.

  • 2.

    Voor hoeveel leefhuizen, en dus subsidieaanvragers, dit budget ingezet wordt, is afhankelijk van de begrotingen van de subsidieaanvragen. Deze worden ingediend in het begrotingsformat dat bijgevoegd is als bijlage B bij deze regeling. Alle aanvragen worden beoordeeld conform hoofdstuk 6 van de bij deze regeling behorende leidraad. De aanvraag met de hoogste score krijgt de subsidie toegekend voor de bijbehorende begroting. Indien hierna voldoende budget over is, krijgt de aanvraag met de tweede hoogste score eveneens de subsidie toegekend, wederom met de bijbehorende begroting. Ook de volgende hoogst scorende aanvragen krijgen toegekend, indien het budget dit toelaat.

  • 3.

    Het kan voorkomen dat het budget dat overblijft na toekenning van de beste aanvraag, ontoereikend is voor de begroting van de tweede hoogst scorende aanvraag, maar wel toereikend is voor een lager scorende aanvraag. In dat geval wordt het resterende budget toegekend aan de hoogst scorende aanvraag waarvoor dit budget wel toereikend is, mits deze aanvraag minimaal 50 punten behaald.

  • 4.

    Als de begroting van een aanvraag het beschikbare budget overschrijdt, wordt de aanvraag ongeldig verklaard.

 

Artikel 10 Niet-subsidiabele kosten

 

De volgende kosten komen niet voor subsidie op basis van deze regeling in aanmerking:

  • 1.

    Alle vormen van exploitatiekosten, die zijn gerelateerd aan gebouwen en systemen;

  • 2.

    Kosten van onderhoud of verbouwing van gebouwen en inventaris, anders dan wat aanvullend benodigd is voor (de aanpassing van) het leefhuis;

  • 3.

    Alle overige kosten die geen verband houden met of noodzakelijk zijn voor de organisatie en/of uitvoering van de Pilot verblijf jeugd Zuid-Limburg;

  • 4.

    Alle overige kosten die niet uitsluitend gerelateerd zijn aan de organisatie en/of uitvoering van de Pilot verblijf jeugd Zuid-Limburg maar die door de organisatie in zijn algemeenheid voor de instandhouding van de organisatie worden gemaakt;

  • 5.

    Onvoorziene kosten.

 

 

HOOFDSTUK 4 AANVRAAG EN VASTSTELLING

 

 

Artikel 11 Aanvraagprocedure

 

  • 1.

    Vragen over de aanvraagprocedure, de wijze van beoordeling van de ingediende subsidieaanvragen en de besluitvormingsprocedure kunnen uiterlijk tot 11 oktober 2019 (zie planning in de Leidraad) worden gesteld via Negometrix, "Vraag en Antwoord". Vragen dienen helder en duidelijk te zijn geformuleerd met een referentie naar het onderdeel van de subsidievoorwaarden en de leidraad waarop de vraag betrekking heeft. Vragen dienen afzonderlijk in Negometrix te worden ingediend, het is niet toegestaan vragen te clusteren of een verzameling vragen door middel van een Excel of Word document in te dienen. Antwoorden op deze vragen worden uiterlijk op 18 oktober 2019 verstrekt door de subsidiegever, ook weer via Negometrix.

  • 2.

    Een subsidieaanvrager kan de subsidiegever in een later stadium niet tegenwerpen dat bepalingen, voorschriften of criteria niet duidelijk zijn, indien subsidieaanvrager daarover geen vraag heeft gesteld.

  • 3.

    De via Negometrix gestelde vragen en de daarop gegeven antwoorden worden door de subsidiegever geanonimiseerd vastgelegd en gepubliceerd op Negometrix. U bent er zelf verantwoordelijk voor dat u deze informatie verwerkt in uw subsidieaanvraag en daarbij behorende antwoorden op de criteria.

  • 4.

    Overige communicatie dient digitaal te geschieden per mail aan mailto: < mail adres >, gericht aan één van de contactpersonen vermeld op de voorzijde van deze leidraad. Het mag hierbij echter niet gaan over de zaken die in de vragenronde aan de orde moeten komen.

  • 5.

    De subsidieaanvraag dient digitaal op het platform Negometrix te worden ingediend. Op andere wijze ingediende subsidieaanvragen worden niet in behandeling genomen. De subsidieaanvrager is zelf verantwoordelijk voor het juist, volledig en tijdig indienen van de subsidieaanvraag. In geval van twijfel over het juist indienen van de subsidieaanvraag en eventuele storingen wordt u geadviseerd contact op te nemen met de servicedesk van Negometrix (telefoonnummer: 085 – 20 84 666). Een instructie met betrekking tot digitaal aanbesteden treft u aan via de link: https://negometrix.com/nl

  • 6.

    De subsidieaanvraag dient uiterlijk op de vermelde datum en tijdstip en zoals vermeld bij Planning Tenderprocedure (paragraaf 2.5) te zijn ingediend op Negometrix. De klok van Negometrix is hierbij bepalend. Op dat tijdstip eindigt de subsidieaanvraagtermijn en sluit de digitale kluis in Negometrix. Het genoemde tijdstip en de genoemde datum gelden als uiterste tijdstip en uiterste datum voor ontvangst van de subsidieaanvragen.

  • 7.

    In geval Negometrix op het uiterste tijdstip voor ontvangst van de subsidieaanvraag niet toegankelijk is als gevolg van een storing, in Negometrix of aan het hoogspanningsnet, dan is er sprake van een overmacht situatie. In dat geval kan het uiterste tijdstip voor ontvangst van de subsidieaanvragen, afhankelijk van de situatie en de gevolgen, door de subsidiegever worden uitgesteld. Het gewijzigde uiterste tijdstip voor ontvangst van de subsidieaanvragen wordt bekend gemaakt aan de tot subsidieaanvraag uitgenodigde gegadigden via Negometrix, "Rectificatie".

  • 8.

    Na sluiting van de termijn voor het indienen van de subsidieaanvragen wordt de digitale kluis geopend. Alle subsidieaanvragers ontvangen automatisch van Negometrix een bericht dat de kluis is geopend. Tevens wordt er een proces-verbaal van ingekomen subsidieaanvragen opgemaakt. Bij de opening kunnen geen subsidieaanvragers aanwezig zijn.

  • 9.

    Uw subsidieaanvraag dient ten minste te bestaan uit het volgende:

    • a.

      uw plan van aanpak voor de subsidiabele activiteiten, gebaseerd op uw antwoorden op de beoordelingscriteria (zie hoofdstuk 5);

    • b.

      uittreksel(s) Kamer van Koophandel;

    • c.

      verklaring conform ijlage A, indien van toepassing.

  • 10.

    Indien Subsidieaanvrager meerdere aanvragen indient, dienen er tussen deze aanvragen wezenlijke verschillen te zijn in de beantwoording op de beoordelingscriteria. Bij overtreding hiervan, wordt slechts 1 van de aanvragen beoordeeld en eventueel toegekend.

  • 11.

    Verklaringen dienen ondertekend te worden door een tekenbevoegde vertegenwoordiger van de subsidieaanvrager.

 

Artikel 12 Beoordeling aanvraag en toekenning subsidie

 

  • 1.

    Een interne beoordelingscommissie adviseert burgemeester en wethouders over de rangschikking van de aanvragen en over de op de aanvragen te nemen beslissing. Daarbij wordt de systematiek gehanteerd zoals gespecificeerd in hoofdstuk 4 van de leidraad behorende bij deze regeling.

  • 2.

    Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Maastricht kent subsidie toe rekening houdend met het advies van de stuurgroep.

 

Artikel 13 Subsidievaststelling, rekening en verantwoording

 

  • 1.

    De subsidie wordt in twaalf maandelijkse termijnen als voorschot uitgekeerd aan subsidieaanvrager. Indien subsidieaanvrager een samenwerkingsverband is, is de penvoerder of hoofdaannemer verantwoordelijk voor de verdeling ervan binnen het samenwerkingsverband. De definitieve subsidievaststelling vindt na afloop plaats, op basis van eindrapportage en verantwoording.

  • 2.

    De subsidieontvanger dient uiterlijk 13 weken nadat de activiteiten zijn afgerond overeenkomstig het bepaalde in deze subsidieregeling een aanvraag tot subsidievaststelling in te dienen bij het college van burgemeester en wethouders van Maastricht.

  • 3.

    De aanvraag tot vaststelling dient te bevatten:

    • a.

      een inhoudelijk verslag, waaruit blijkt dat de activiteiten waarvoor een subsidievoorschot is verleend, zijn verricht en bevat een vergelijking tussen de nagestreefde en de gerealiseerde doelstellingen en een toelichting op de eventuele verschillen;

    • b.

      een overzicht van de uitgevoerde activiteiten en de hieraan verbonden uitgaven en inkomsten (financieel verslag of jaarrekening). De financiële verantwoording sluit aan op de bij de aanvraag opgegeven begroting waarvoor een subsidievoorschot is verleend. Verschillen tussen begroting en realisatie worden toegelicht;

    • c.

      een accountantsverklaring. De financiële verantwoording wordt voorzien van een verklaring van een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van boek 2 van het Burgerlijk wetboek, waaruit de getrouwheid van deze verantwoording blijkt en tevens tot uitdrukking komt dat aan de subsidievoorwaarden is voldaan;

    • d.

      het college van burgemeester en wethouders kan bepalen dat ook andere dan de in dit artikel bedoelde gegevens en bescheiden, die voor de vaststelling van belang zijn, worden overgelegd.

  • 4.

    Het college van burgemeester en wethouders stelt binnen 12 weken na ontvangst van de aanvraag tot subsidievaststelling de subsidie definitief vast. Indien niet wordt voldaan aan het gestelde in deze leidraad en de subsidieregeling kan het College op grond van de Algemene Subsidieverordening overgaan tot terugvorderingen.

 

 

HOOFDSTUK 5 SLOTBEPALING

 

 

Artikel 14 Inwerkingtreding, beëindiging en citeertitel

 

  • 1.

    Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na bekendmaking in het Gemeenteblad.

  • 2.

    Deze regeling vervalt met ingang van 1 januari 2021.

  • 3.

    Deze regeling kan worden aangehaald als Subsidieregeling “Pilot Verblijf Jeugd 2020 Zuid-Limburg”.

 

Aldus besloten door het College van Burgemeester en Wethouders van Maastricht d.d. 1 oktober 2019.

 

De Secretaris,

R.E.C. Kleijnen.

 

 

De Burgemeester,

J.M. Penn-te Strake

 

Subsidietender Pilot Verblijf Jeugd 2020 Zuid-Limburg

Leidraad

 

1. Algemeen

1.1 Opdrachtgever

Voor de verwerving van verblijf, hebben de 16 gemeenten in Zuid- Limburg gekozen voor gezamenlijke verwerving door middel van een centrumgemeenteconstructie. De gemeente Maastricht als centrumgemeente is belast met de uitvoering van deze verwerving en is in deze de opdrachtgever.

 

1.2 Aanleiding

Vanaf 2015 zijn gemeenten verantwoordelijk geworden voor alle types jeugdhulp, inclusief de residentiele jeugdhulp. In Zuid-Limburg zijn er momenteel 35 zorginstellingen die verblijf aanbieden. In 2017 maakten in heel Zuid-Limburg 588 cliënten gebruik van verblijf. De kosten voor verblijf binnen Zuid-Limburg bedroegen in 2017 ongeveer €39 miljoen.

De afgelopen jaren zijn er zowel op inhoudelijk gebied, als op inkoop-technisch gebied zaken in gang gezet om de belangrijkste knelpunten rondom verblijf te verminderen. Zo is er in 2016 een werkgroep verblijf opgestart, waarin gemeenten en verblijfsaanbieders proberen om de samenwerking en onderlinge afstemming te versterken en gezamenlijk te werken aan inhoudelijke doelstellingen op het gebied van verblijf, inclusief de in- en uitstroom. Dit heeft geleid tot een gezamenlijke visie, vastgelegd in de ‘Visie op het residentieel zorglandschap Zuid-Limburg’, waarbij het belangrijkste uitgangspunt is dat jeugdigen zoveel mogelijk kunnen opgroeien en zich kunnen ontwikkelen in een gezinssituatie. Van belang is dat de basis op orde is. Rust, regelmaat en reinheid zijn daarbij kernbegrippen. Als een kind uit huis geplaatst moet worden, gebeurt dit bij voorkeur in een vergelijkbare gezinssetting, of in een verblijfssetting waar een jeugdige kind kan zijn. De jeugdige verblijft zo kort mogelijk in de verblijfssetting en keert terug naar een gezinssituatie of heeft de basisvaardigheden meegekregen voor een goede zelfstandige start in de maatschappij.

 

1.3 Knelpunten

Ondanks bovengenoemde inspanningen zijn de knelpunten rondom verblijf onvoldoende verminderd. De belangrijkste knelpunten die momenteel worden gesignaleerd door gemeenten en zorginstellingen zijn:

  • 1.

    Verblijf is momenteel onvoldoende buurtgericht ingericht. Kinderen worden in de meeste gevallen uit de eigen buurt, en vaak zelfs buiten de stad of het dorp, geplaatst om opgenomen te worden in een residentiele setting. Dit zorgt voor ‘ontworteling’ van de jeugdige, waarbij het gewone leven van school, sportclubs, vrienden en familie drastisch wordt verstoord. Een dergelijke opname wordt vaak als traumatisch ervaren door de cliënt en zijn of haar systeem. Ook de goede / gezonde elementen worden ontregeld, wat duurzaam herstel niet bevordert.

  • 2.

    Instellingen werken nog onvoldoende structureel samen om aan cliënten met meervoudige problematiek zorg op maat te leveren. Doordat verschillende problematieken op verschillende momenten op de voorgrond kunnen staan, kunnen er op verschillende momenten verschillende expertises nodig zijn. Deze expertises zijn niet altijd te vangen binnen één organisatie. Dat betekent dat instellingen intensief samen moeten werken om de zorg rondom een cliënt te organiseren. Dat gebeurt nu nog onvoldoende. Momenteel betekent meervoudige, complexe problematiek dat cliënten veelal van zorgaanbieder, en daarmee vaak ook van locatie, moeten wisselen. Kinderen worden nog te vaak ‘rondgepompt’ tussen verschillende instellingen. Tevens is er tussen zorgaanbieders onderling niet altijd een eenduidige visie over welke problematiek als eerste moet worden opgepakt, wat kan leiden tot discussies tussen zorginstellingen. Dit kan zeer belemmerend werken voor het herstel van de jeugdige.

  • 3.

    Wachtlijsten. Momenteel zijn er voor de meeste vormen van verblijf wachtlijsten, variërend van enkele weken, tot 6-9 maanden. Voor cliënten zijn wachtlijsten voor deze zware vormen van jeugdhulp zeer ongewenst, en zorgen tevens voor een druk op de gemeentelijke toegangen, doordat zij onvoldoende ruimte en mogelijkheden hebben om kinderen te plaatsen. Bovendien leidt dit ertoe dat kinderen vaak noodgedwongen buiten de regio worden geplaatst.

 

1.4 Ambitie en visie

Gemeenten willen de komende jaren voor deze knelpunten oplossingen vinden. De inkoop (in brede zin, dus ook subsidiëring) is hieraan ondersteunend, en moet bijdragen aan het behalen van de visie. Deze visie willen gemeenten nadrukkelijk gezamenlijk met zorgaanbieders invullen en ontwikkelen.

De inhoudelijke doelstellingen en inkoopstrategie vanaf 2019 borduren voort op de gedeelde visie en de inzet van de afgelopen jaren. Een aantal componenten zullen echter een prominentere plek moeten krijgen dan voorheen.

Een belangrijk uitgangspunt in onze visie is dat verblijf, veel meer dan nu het geval is, een lokaal karakter moet krijgen. Wanneer het voor kinderen niet mogelijk is om thuis te wonen, moet een kind te allen tijde kunnen worden opgenomen. Deze opname wordt in de leefomgeving van het kind georganiseerd, waarbij het gewone leven zoveel mogelijk wordt ondersteund en intact blijft. Hierbij zien we een ideaalplaatje voor ons van verschillende huizen in de regio, waar kinderen met verschillende soorten problemen tijdelijk kunnen worden opgenomen. De basis bestaat uit rust, regelmaat en reinheid. Opsplitsingen naar doelgroepen willen we, uiteraard waar mogelijk en verantwoord, loslaten, zodat kinderen - wanneer een andere problematiek primair de aandacht vraagt - niet per se hoeven te verhuizen.

Daar waar een kind, vanwege meervoudige en complexe problematiek, behoefte heeft aan verschillende expertises, worden deze op maat ingezet. Daar waar dat betekent dat instellingen domein- en organisatie-overschrijdend de samenwerking op moeten zoeken, wordt dit gedaan. Zorg wordt rondom het kind georganiseerd, met zo min mogelijk schakels en overdrachtsmomenten.

 

Daar waar mogelijk groeien kinderen thuis op. Het uitgangspunt is altijd: thuis, tenzij. Wanneer dit echter niet mogelijk is, groeien kinderen zo veel mogelijk op in een gezinsvervangende setting, die zoveel mogelijk aansluit bij de leefomgeving van de jeugdige. Het perspectief van de jeugdige staat centraal. De zorg wordt integraal en rondom de jeugdige georganiseerd.

 

Op basis van bovenstaande visie zijn de gemeenten van mening dat er behoefte is aan verschillende types verblijf. We onderscheiden twee vormen:

  • 1.

    Huis in de wijk. Hieronder verstaan we o.a.: pleegzorg, gezinshuizen en leefhuizen. Er wordt altijd eerst gekeken of een plek in een pleeggezin mogelijk is, dan in een gezinshuis en als dat niet mogelijk is, dan krijgt de jeugdige een plek in het leefhuis. Het leefhuis is een nieuw type voorziening en behelst een kleinschalige woonvoorziening voor jeugdigen die (tijdelijk) niet thuis kunnen verblijven. Het leefhuis bevindt zich zoveel mogelijk in de leefomgeving van de jeugdige, en vangt jeugdigen op met een diversiteit aan hulpvragen en waar jeugdigen kunnen verblijven, totdat ze weer naar huis (of een pleeggezin) kunnen, of zelfstandig kunnen wonen (eventueel met ondersteuning).

  • 2.

    Verblijf Zwaar: voor kortdurend zeer intensief verblijf, voor jeugdigen met zeer ernstige problematiek.

 

Bovenstaande uitgangspunten vormen de basis voor de vernieuwde inkoop van verblijf. De opdrachtgever is voornemens om voor het jaar 2020 wederom een pilot verblijf te subsidiëren waarin met name met het nieuwe concept van leefhuis ervaring opgedaan kan worden. De uitkomsten van deze pilots worden gebruikt ter voorbereiding op de vernieuwde verwerving van verblijf. Deze keuze is o.a. gemaakt aan de hand van de reacties in de marktconsultaties over de vernieuwde verwerving van verblijf die eerder in 2018 en 2019 hebben plaatsgevonden. Uit deze marktconsultaties kwam naar voren dat de implementatie van een vernieuwde inkoop van verblijf per 2019 niet haalbaar werd geacht maar is wel besloten om, vooruitlopend op deze vernieuwde inkoop, te starten met een pilot. Om meer zicht te krijgen op de effecten van deze pilot wordt deze ook voor 2020 mogelijk gemaakt. De marktverkenningen hebben tevens een scherper beeld gegeven van de mogelijkheden en knelpunten van de visie voor verblijf en heeft daarmee mede geleid tot de opzet van een pilot verblijf. Het verblijfstype en de werkwijze rondom het ‘leefhuis’ is nieuw ten opzichte van de bestaande verblijfsvormen. Om specifiek met dit verblijfstype ervaringen op te doen, is dit de focus van deze pilot verblijf.

 

1.5 Doelstellingen van de subsidietender

We willen middels deze pilot specifiek ervaring opdoen met het verblijfstype ‘leefhuizen’ en de werkwijze die dit behelst. Dat betreft een, op onderdelen, fundamenteel andere aanpak dan nu het geval is. We willen dit samen met de partners in het veld ontwikkelen en onderzoeken wat hierin werkt, en wat niet, zodat we dit zoveel mogelijk kunnen meenemen bij de vernieuwde inkoop van verblijf per 2021.

 

Het doel van de pilot is om ervaringen op te doen::

  • 1.

    met het inzetten van integrale zorg:

    • a.

      Die rondom de jeugdige georganiseerd wordt. Dat betekent dat jeugdigen niet meer verplaatst worden wanneer hun hulpvraag verandert. Zorg wordt georganiseerd waar het nodig is, in het leefhuis.

    • b.

      Waarbij door verschillende disciplines en expertises vanuit diverse aanbieders wordt samengewerkt, om zo integrale hulp te kunnen bieden aan de jeugdigen, zowel in de groep als vanuit behandeling. Dit binnen één residentiele setting, waarbij instellingen los van organisatiebelangen kunnen inzetten wat nodig is voor de cliënt.

  • 2.

    met het mixen van jeugdigen qua leeftijd en zorgbehoefte. Het mixen van doelgroepen wordt niet als een doel op zichzelf gezien, maar wel een consequentie van punt 1.a.

 

De deelname aan deze pilot wordt georganiseerd middels onderhavige subsidietender. Dit document legt uit hoe u een aanvraag conform de subsidieregeling kunt indienen om een pilot uit te voeren in de regio Zuid-Limburg..

 

1.6 Wat wordt uitgevraagd?

De pilot subsidieert activiteiten, die aanvullend worden uitgevoerd, bovenop de activiteiten binnen en voor de reguliere arrangementen vanuit de DVO Sociaal Domein, voor het realiseren van het concept leefhuis. De gemeente stelt een subsidie ter beschikking om de volgende aanvullende activiteiten te realiseren binnen deze pilot:

 

  • 1.

    Plaatsing van jeugdigen in een verblijfslocatie, overeenkomstig met de definitie van een leefhuis zoals in dit document bepaald

  • 2.

    Inzet integrale zorg rondom de jeugdige in een leefhuis, zowel op de groep als voor de benodigde behandeling

  • 3.

    Plaatsing van jeugdigen van verschillende leeftijden en zorgbehoeften in hetzelfde leefhuis.

 

Om dit te realiseren, wil de regio middels de pilot de inrichting een aantal leefhuizen subsidiëren. Indien er meerdere leefhuizen worden ingericht, zal er minimaal 1 leefhuis per sub-regio zijn binnen de regio Zuid-Limburg. De keuze voor 1 of meerdere leefhuizen wordt bepaald door de mogelijkheden binnen het beschikbare budget; zie ook paragraaf 2.4. Hierbij gaat het om de volgende regio’s:

 

1: regio Maastricht-Heuvelland

2: regio Westelijke Mijnstreek

3: regio Parkstad

 

In uw subsidieaanvraag geeft u aan voor welke regio uw aanvraag van toepassing is. Indien u voor meerdere regio’s een voorstel heeft, dient u voor iedere regio een aparte aanvraag in te dienen, die ook inhoudelijk onderscheidend zijn ten opzichte van elkaar.

 

De subsidietoekenning vindt plaats aan één of meerdere subsidieaanvragers, die bovenaan eindigen in de aangebrachte rangschikking, zoals bepaald overeenkomstig deze leidraad. De subsidie wordt verstrekt voor het opzetten van één leefhuis in de betreffende regio, gedurende de looptijd van de pilot, met inachtneming van de bovengenoemde activiteiten en de gewenste resultaatmetingen zoals bepaald in de subsidieregeling en deze leidraad.

 

Om in aanmerking te komen voor deelname aan de pilot, dient u tevens te beschikken over een dienstverleningsovereenkomst (DVO) met de centrumgemeente Maastricht, voor 2020, voor het onderdeel verblijf jeugd. Bestaande dienstverlening naast deze subsidie wordt volgens dezelfde voorwaarden gecontinueerd.

 

1.7 Doelgroepomschrijving

 

Doelgroep

Een belangrijk doel van de pilot is om de doelgroep van de leefhuizen nader te specificeren en om door middel van de pilot meer zicht te krijgen op de mate van geschiktheid van het concept leefhuis voor de verschillende doelgroepen..

 

Om de verschillende aspecten van de pilot goed tot zijn recht te laten komen, is het van belang dat er jeugdigen in het huis geplaatst worden die vallen binnen de volgende doelgroepomschrijving:

 

Jeugdigen waarbij prake is van multi-problematiek en het ontbreken van beschermende factoren (zoals bijvoorbeeld veilige thuisomgeving of gezonde hechting). Ambulante zorg thuis is niet (meer) toereikend. De doelgroep kenmerkt zich in eerste aanleg door ernstige ontregeling in gedrag en voortdurende kans op het ontstaan/ veroorzaken crisissituaties waarbij de veiligheid van het kind/ de jeugdige zelf en zijn of haar omgeving in het geding komt. Deze ontregeling kan ontstaan door de aanwezigheid van een of meerdere problematieken; Psychiatrische stoornis, gedragsproblemen, persoonlijkheidsproblematiek, verstandelijke beperking, gezondheidsproblemen, problemen in het stamgezin (denk bijvoorbeeld aan huiselijk geweld, financiële problemen, etc). De doelgroep heeft baat bij opvoeders en professionals die zeer gespecialiseerde kennis van de doelgroep en de problematiek hebben. De doelgroep heeft een grotere behoefte aan instelling overstijgende samenwerking om te voorzien in de aanwezige hulpvragen. De doelgroep heeft baat bij grondige diagnostiek naar de onderliggende patronen (ook naar de onderliggende gezinspatronen) om zo te komen tot een gezond en realistisch perspectiefadvies. De kans is aanwezig dat er gedurende langere tijd gebruik gemaakt dient te worden van de inzet van verblijf al dan niet ondersteund door ambulante inzet.

 

Voor de pilot heeft het de voorkeur om jeugdigen in het leefhuis te plaatsen die uit de omgeving komen, waarbij de mogelijkheid wordt gecreëerd om de gezonde aspecten van het leven van de jeugdigen zoveel mogelijk intact te laten en te gebruiken voor het herstel.

 

Begeleiding/behandeling op het leefhuis

Hierbij staat de samenwerking tussen verschillende disciplines / expertises en doen wat nodig is voor de cliënt centraal. Expertise die nodig is wordt aan de cliënt gekoppeld, ongeacht welke organisatie dit kan leveren. Zorg wordt dus integraal georganiseerd en medewerkers zijn in staat om deze aanpak in de praktijk vorm te geven. Dat betekent dat ingezet wordt wat nodig is, en niet dat enkel wordt ingezet wat is beschreven in een arrangement en medewerkers moeten in staat zijn om het ‘arrangementsdenken’ los te laten.

 

Leefhuis

Zorginstellingen zijn vrij om het leefhuis op eigen wijze in te richten. Echter, de opdrachtgever wil met deze leidraad wel een aantal kaders meegeven, om de doelstelling van de pilot te verhelderen.

Voor wat betreft het leefhuis zelf, moet gestreefd worden naar een zo ‘normaal’ mogelijk huis in de buurt. In dit huis wordt getracht om zoveel mogelijk een gezinsvervangende setting te creëren, bijvoorbeeld door de opzet en inrichting van het huis zelf (huiselijke sfeer), maar bijvoorbeeld ook via vaste begeleiders in het huis. Van belang is dat jeugdigen in het huis kunnen verblijven zolang dat nodig is. Wanneer de hulpvraag van de jeugdige verandert, is het de verantwoordelijkheid om ervoor te zorgen dat de juiste hulp rondom de jeugdige wordt georganiseerd. Jeugdigen blijven gedurende hun verblijf in het leefhuis zo veel als mogelijk gebruik maken van hun eigen netwerk, eigen school, (sport)clubs, etc. De gezonde onderdelen moeten zoveel mogelijk intact blijven en worden geactiveerd.

 

Aangezien het een pilot van tijdelijke aard betreft, wil de opdrachtgever waar mogelijk gebruik maken van reeds bestaand vastgoed van zorginstellingen in een wijk. Er mogen geen jeugdigen verplaatst worden puur vanwege de pilot. Jeugdigen moeten alleen in de leefhuizen van de pilot geplaatst worden, wanneer de setting en voorwaarden binnen de pilot, van meerwaarde zijn voor de jeugdigen. Dit geldt ook voor nieuwe instroom. Gezien de doorlooptijd van de pilot, vindt de opdrachtgever dat het goed haalbaar is om op basis van natuurlijke in- door- en uitstroom een pilot in een regio te draaien. We vragen aanbieders vooraf te anticiperen op deze pilot door rekening te houden met de in- en uitstroom op de beoogde locatie.

 

Daarnaast vragen we aandacht voor de afloop van de pilot. De zorg voor jeugdige staat centraal. Na afloop van de pilot is het niet de bedoeling dat jeugdigen moeten verhuizen, dit moet zoveel als mogelijk natuurlijk verlopen met in-en uitstroom en vindt in nauw overleg met de gemeentelijke toegang plaats.

 

2.Procedure

 

2.1 Subsidietender

Voor deze tender wordt een procedure gevolgd conform de richtlijnen die gelden voor subsidietenders. Zie hiervoor artikel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en de Algemene Subsidieverordening Maastricht 2015 en de daarop gebaseerde subsidieregeling. De procedure valt op hoofdlijnen in de volgende stappen uiteen:

  

 

Bij het indienen van uw subsidieaanvraag dient u een plan van aanpak in, gebaseerd op de beoordelingscriteria zoals verwoord in hoofdstuk 4.

 

2.2 Van toepassing zijnde voorwaarden

Op deze subsidietenderprocedure, de aanvraag en de onderhavige activiteiten zijn de voorwaarden en verplichtingen van toepassing zoals die zijn opgenomen en de Algemene wet bestuursrecht, de Algemene Subsidieverordening Maastricht 2015, alsook de door het college van Maastricht vastgestelde subsidieregeling en overige toepasselijke wet- en regelgeving.

 

2.3 Duur van de pilot

De looptijd van de pilot bedraagt in principe 12 maanden. De hiervoor in te zetten activiteiten starten uiterlijk 1 januari 2020. De activiteiten lopen tot 1 januari 2021.

 

2.4 Budget

De reguliere zorg zoals bepaald vanuit de bestaande arrangementensystematiek Verblijf Jeugd, wordt binnen de pilot geleverd aan de cliënten in het leefhuis. Deze zorg wordt via de betreffende arrangementen ingezet en verrekend en is geen onderdeel van deze subsidieregeling.

 

De subsidie die ter beschikking wordt gesteld is uitsluitend bedoeld voor de aanvullende activiteiten, die aanvragers benodigd achten om te komen tot een effectieve invulling van het leefhuis, overeenkomstig met de doelstellingen en activiteiten zoals gedefinieerd in deze leidraad en de subsidieregeling.

 

Voor de bepaling van de hoogte van de subsidie zijn de volgende uitgangspunten gebruikt:

  • Beschikbaarheid van oproepkrachten om extra inzet te financieren, indien extra inzet noodzakelijk blijkt door de onvoorspelbare mix van jeugdigen in verblijf.

  • Een tegemoetkoming in frictiekosten bij het opstarten van de pilot en eventuele beschikbaarheidsfunctie in aanloop en / of gedurende de pilot.

 

Het totale budget voor de pilot is op basis hiervan vastgesteld op €300.000,- per jaar. Zie de subsidieregeling voor het proces ten aanzien van de verdeling en toekenning hiervan.

 

2.5 Planning tenderprocedure

In onderstaande tabel is de planning van de tenderprocedure weergegeven. De opdrachtgever behoudt zich het recht voor om deze planning aan te passen.

 

 

 

3. Beoordeling subsidieaanvraag

3.1 Proces

De volgorde van beoordeling is als volgt:

  • 1.

    Eerst wordt vastgesteld of de subsidieaanvragen compleet zijn en voldoen aan alle formele voorschriften en gestelde eisen.

  • 2.

    De geldige subsidieaanvragen zullen worden beoordeeld aan de hand van de beoordelingscriteria (zie hoofdstuk 4).

  • 3.

    Na de schriftelijke beoordeling worden toelichtingsgesprekken gepland met de indienende partijen van de geldige aanvragen.

  • 4.

    Na beoordeling zal er overgegaan worden tot toekenning van de subsidie.

 

Na indiening van de subsidieaanvragen wordt eerst vastgesteld of de subsidieaanvragen compleet zijn en voldoen aan alle formele voorschriften. Vervolgens vindt beoordeling plaats op basis van de gestelde criteria.

  

3.2 Mededeling toekenningsbeslissing en bezwaar

De subsidieverlening zal, uiterlijk op de datum zoals vermeld in de planning, via Negometrix ‘Berichten’ worden gecommuniceerd.

 

Bent u het niet eens met de inhoud van dit besluit of is het besluit onduidelijk? Neem dan eerst contact op met Igor van Hoesel. Dit kan voorkomen dat u een bezwaarschrift moet schrijven. Medewerkers van team inkoop nemen met u het besluit door. Komt u er samen niet uit, dan kunt u alsnog digitaal of op papier een bezwaarschrift indienen bij het college van B&W van gemeente Maastricht. Als u een bezwaarschrift wilt indienen, doe dat dan binnen de wettelijke termijn, zes weken na de verzenddatum van dit besluit.

 

Beoordelingsmethode

De subsidieaanvragen worden beoordeeld op het criterium beste kwaliteit. Op elk van de onderstaande beoordelingscriteria kan een bepaald aantal punten behaald worden. Een overzicht van de beoordelingscriteria en het bijbehorende maximale aantal punten per criterium, vindt u in tabel 1 hieronder.

 

 

De inhoudelijke beschrijvingen van de beoordelingscriteria vindt u in hoofdstuk 4.

 

3.3 Beoordelingsmethodiek

Met nadruk wordt erop gewezen dat per beoordelingscriterium de inhoud van de toegezonden en gevraagde gegevens kwalitatief zal worden betrokken bij de beoordeling van de subsidieaanvraag. Op ieder criterium genoemd in tabel 1 (met bijbehorende maximale puntenscore) ontvangt de aanvrager een score in punten.

 

3.4 Beoordeling kwaliteit

Bij de beoordeling wordt door een panel van inhoudelijke deskundigen van de opdrachtgever gekeken naar de mate waarin de aanvraag voldoet aan de gestelde criteria. De wijze van beoordeling geschiedt aan de hand van onderstaande tabel:

 

 

Ieder lid van het beoordelingsteam geeft een score. Het gemiddelde van de individuele scores, 1 cijfer achter de komma, afgerond, is de definitieve score. Deze score wordt vermenigvuldigd met het maximaal te behalen punten zoals genoemd in tabel 1.

 

Voor het sub-criterium kosten (paragraaf 6.5.1) geldt een andere scoringsmethodiek, zie hiervoor de betreffende beschrijving.

 

Het totaal van de scores voor de afzonderlijke beoordelingscriteria wordt opgeteld, wat leidt tot de totaalscore van de aanvraag.

 

3.5 Beoordelingscommissie

De beoordeling van de inschrijving vindt plaats door een intern team van Opdrachtgever, met tenminste drie leden, waaronder vertegenwoordigers vanuit het projectteam verblijf.

 

4. Beoordelingscriteria

 

4.1 Kwaliteit

De kwaliteit van de beschrijving wordt beoordeeld op de genoemde aspecten bij elk criterium. Hierbij wordt te allen tijde gelet op de mate waarin de beschrijving ingaat op de specifieke situatie van de opdrachtgever, dat beschrijvingen SMART zijn waar mogelijk, haalbare en controleerbare resultaten bieden en aantoonbare meerwaarde.

 

Per onderdeel is het maximaal aantal pagina’s aangegeven. Uw antwoorden moeten worden aangeboden overeenkomstig het aanvraagformulier (Bijlage B), op normaal papier, A4 formaat, waarbij lettertype Arial (10 pt) wordt gebruikt, marges van 2 centimeter rondom en een minimale regelafstand van 1 wordt aangehouden. Indien een aanvraag in strijd met de gestelde voorschriften wordt aangeleverd, heeft de Opdrachtgever het recht de aanvraag ongeldig te verklaren en terzijde te leggen.

 

4.2 Criterium 1: Integrale zorg leefhuis (4 pagina’s in totaal) – max 60 punten

Ga bij de beantwoording van dit criterium in op uw visie van het leefhuis en hoe u dit vorm kunt geven.

 

4.2.1 Integraliteit hulpverlening (2 pagina’s) – max 35 punten

Geef aan hoe u borgt dat jeugdigen in het leefhuis alle benodigde hulp ontvangt, zonder dat er doorverwezen hoeft te worden naar andere jeugdhulpaanbieders. Benoem hierbij specifiek:

  • Hoe borgt u dat de zorg zoveel mogelijk in en om het leefhuis plaats kan vinden?

  • Welke afspraken maakt u, zodat alle benodigde expertise ingezet kan worden?

  • Hoe gaat u binnen de pilot om met casussen, die u niet vanuit uw eigen expertise op kunt lossen?

  • Welk maatschappelijk rendement denkt u te halen met integrale residentiele jeugdhulpverlening?

 

4.2.2. Plaatsing jeugdigen (2 pagina's) - max 25 punten

Geef aan hoe u zorgdraagt voor de plaatsing van jeugdigen in de pilot, zodanig dat er voldoende informatie verzameld wordt over deze werkwijze. Benoem hierbij specifiek:

  • Hoe organiseert u de instroom naar het leefhuis, in vergelijking met uw normale instroom verblijf?

  • Hoeveel jeugdigen stromen er met uw aanpak in naar het leefhuis binnen de eerste 2 maanden van de pilot, januari en februari?

  • Hoe gaat u om met de doelstelling om leeftijden en zorgbehoeften gemixt in het leefhuis te laten verblijven?

 

4.3 Criterium 2: Relatie ambulante jeugdhulp, voorliggend veld en netwerk(1 pagina) - max 10 punten

Wat is uw visie op de inzet van ambulante jeugdhulp, voorliggend veld en netwerk in relatie tot het leefhuis? Op welke wijze zorgt u voor de inzet en aanhaking van hiervan bij het leefhuis, op groep en met behandeling?

 

4.4 Criterium 3: Relatie buurt (1 pagina) - max 5 punten

Op welke wijze gaat u de buurt betrekken bij het leefhuis? Hoe draagt u zorg voor een goed contact met de omgeving?

 

4.5 Criterium 4: Begroting, inzet en inverdieneffecten (2 pagina’s in totaal + begroting) - max 25 punten

Voor dit criterium geeft u aan wat kosten zijn voor de aanvullende activiteiten ten behoeve van de pilot. Vervolgens geeft u kwalitatief aan u deze zich verhouden tot wat u reeds doet voor de bestaande arrangementen Verblijf Jeugd. Tot slot geeft u ons uw visie op de potentiële inverdieneffecten op lange termijn.

 

4.5.1 Kosten – max 15 punten

Wat zijn de totale kosten van uw aanvraag? Lever een gespecificeerde begroting aan als bijlage.

 

Voor dit sub-criterium geldt een aparte scoringsmethodiek. Voor elke €15.000 die u onder het totaalbudget (€300.000) zit, krijgt u 1 punt toegekend op dit criterium. Deze score wordt afgerond op hele cijfers. Een begroting van €75.000 of minder levert u derhalve de maximale score op. Ter illustratie, een begroting van €155.000 zou u 10 punten opleveren. Als de kosten van uw aanvraag gelijk zijn aan het totale beschikbare budget, ontvangt u 0 punten voor dit sub-criterium.

 

4.5.2 Inzet (1 pagina) - max 5 punten

Geef aan hóe u het begrote budget in gaat zetten, om de doelstellingen te behalen. Gebruik hierbij de volgende vragen:

  • Wat doet u al voor het huidige arrangement Verblijf Jeugd?

  • Wat gaat u aanvullend hierop doen voor de pilot?

 

4.5.3 Inverdieneffecten (1 pagina) – max 5 punten

Welke inverdieneffecten verwacht u met deze aanpak, als deze zou worden toegepast op de langere termijn (denk hierbij aan meerdere jaren)?