Organisatie | Uitgeest |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening werkleeraanbod WIJ |
Citeertitel | Verordening werkleeraanbod WIJ |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | onderwijs |
Eigen onderwerp | overig |
Inwerking getreden met ingang van 10 juni 2010 en met terugwerkende kracht tot 1 oktober 2009.
Wet investeren in jongeren, art. 12
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
10-06-2010 | 01-10-2009 | 01-01-2012 | nieuwe regeling | 27-05-2010 De Uitgeester, 09-06-2010 | R2010.0028 |
VERORDENING WERKLEERAANBOD WIJ
Verordening vastgesteld bij Raadsbesluit van 27 mei 2010, gepubliceerd op 9 juni 2010, in werking getreden met ingang van 10 juni 2010 en met terugwerkende kracht tot 1 oktober 2009.
Gebaseerd op artikel 12, lid a van de Wet investeren in jongeren
In deze verordening worden regels gesteld ten aanzien van de inhoud van het werkleeraanbod.
Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
In deze verordening wordt verstaan onder:
startkwalificatie: een diploma van een opleiding als bedoeld in artikel 7.2.2, eerste lid, onderdelen b tot en met e, van de Wet educatie en beroepsonderwijs of een diploma hoger algemeen voortgezet onderwijs of voorbereidend wetenschappelijk onderwijs als bedoeld in artikel 7 onderscheidenlijk 8 van de Wet op het voortgezet onderwijs;
Hoofdstuk 2. Beleid en financiën
Het college stemt het werkleeraanbod af op de omstandigheden, krachten en bekwaamheden van de jongere, van wie het recht op een werkleeraanbod is vastgesteld. Bij de invulling van het werkleeraanbod onderzoekt het college de mogelijkheden en omstandigheden van de jongere. Het beziet daarbij tevens in hoeverre de wensen van de jongere bij de invulling van het werkleeraanbod kunnen worden betrokken.
Het college biedt jongeren die recht hebben op een werkleeraanbod en naar het oordeel van
het college direct inzetbaar zijn op de arbeidsmarkt in beginsel algemeen geaccepteerde
Onverminderd artikel 4, kan het college jongeren die recht hebben op een werkleeraanbod, één of meer van de volgende voorzieningen aanbieden:
Artikel 6 Inzet van de voorzieningen
Het doel van de inzet van voorzieningen is het bevorderen van duurzame arbeidsparticipatie van jongeren door het opdoen van werkervaring, het aanleren van vaardigheden en kennis, het opdoen van werkritme, maatschappelijke participatie dan wel het op andere wijze vergroten van persoonlijke en maatschappelijke zelfredzaamheid.
Het college vult de voorziening bedoeld in het eerste lid voor de jongere die niet beschikt over een startkwalificatie in met scholing of opleiding die de toegang tot de arbeidsmarkt bevordert, tenzij naar het oordeel van het college een dergelijke scholing of opleiding de krachten of bekwaamheden van de jongere te boven gaat of onvoldoende bijdraagt aan vergroting van de kans op zijn arbeidsinschakeling.
Artikel 7 Combinatie arbeid en zorg
Onverminderd artikel 17, vierde lid, van de wet, betrekt het college bij de invulling van het werkleeraanbod de beschikbaarheid van passende kinderopvang, het belang van voldoende scholing en de belastbaarheid van de jongere.
Onverminderd artikel 17, tweede lid, van de wet, stemt het college het werkleeraanbod af op de medische beperkingen van de jongere en draagt het zorg voor passende voorzieningen ter ondersteuning bij de arbeidsinschakeling.
Artikel 9 Uitvoering door derden
Het college kan in verband met de invulling en uitvoering van het werkleeraanbod afspraken maken met derden, waaronder werkgevers en re-integratiebedrijven.
Artikel 10 Verplichtingen van de jongere
Een jongere die gebruik maakt van een voorziening is gehouden te voldoen aan de verplichtingen die voortvloeien uit de wet, de Wet structuur uitvoering werk en inkomen, deze verordening, en de voorwaarden die het college aan de aangeboden voorziening heeft verbonden.
Artikel 11 Intrekking werkleeraanbod
Het college kan het werkleeraanbod intrekken of herzien, indien wijziging optreedt in de omstandigheden, krachten of bekwaamheden van de jongere of de jongere niet voldoet aan één of meer op hem rustende verplichtingen als bedoeld in hoofdstuk 5 van de wet of als bedoeld in artikel 10, en dit hem te verwijten valt.