Organisatie | Uitgeest |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Besluit maatschappelijke ondersteuning Uitgeest 2013 |
Citeertitel | Besluit maatschappelijke ondersteuning Uitgeest 2013 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp | overig |
Vervangt Besluit maatschappelijke ondersteuning Uitgeest 2010, B2010.0196 dd 30-03-2010
Wmo, art. 5
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2013 | 01-01-2013 | 01-01-2015 | Nieuw besluit | 18-12-2012 De Uitgeester, 23-01-2013 | B2012.1540 |
01-07-2010 | 01-01-2010 | 01-01-2013 | nieuwe regeling | 30-03-2010 De Uitgeester, 23-06-2010 | B2010.0196 |
Besluit maatschappelijke ondersteuning Uitgeest 2013
Vastgesteld bij besluit van Burgemeester en Wethouders d.d. 18 december 2012, nummer B2012.1540, gepubliceerd 18 december 2012, in werking getreden met ingang van 1 januari 2013; per 1 januari 2013 is het Besluit Maatschappelijke Ondersteuning Gemeente Uitgeest 2010, ingetrokken. Het besluit is ter kennis gebracht aan de Gemeenteraad.
Het besluit is gebaseerd op de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Uitgeest 2013.
In dit besluit wordt verstaan onder:
college: het college van burgemeester en wethouders;
verordening: Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Uitgeest 2013
hoofdverblijf: - de woonruimte waar de persoon met beperkingen zijn vaste woon- en verblijfplaats heeft en in de gemeentelijke basisadministratie staat ingeschreven dan wel zal staan ingeschreven dan wel
- het feitelijke woonadres indien de persoon met beperkingen met een briefadres is dan wel zal staan ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie;
Artikel 3 Vaststelling bedrag persoonsgebonden budget hulp bij het huishouden
Het persoonsgebonden budget bedraagt:
Artikel 4 Vaststelling bedrag persoonsgebonden budget overige voorzieningen
Het persoonsgebonden budget voor overige voorzieningen is gelijk aan de waarde van de goedkoopst compenserende voorziening, indien nodig verhoogd met een bedrag voor onderhoud, reparatie en verzekering voor de periode van de gemiddelde economische levensduur.
Artikel 5 Financiële tegemoetkoming woonvoorzieningen
De eigenaar-bewoner, die krachtens de verordening een woonvoorziening heeft ontvangen van meer dan € 10.000,-- en die leidt tot waardestijging van de woning, dient bij verkoop van deze woning binnen een periode van 5 jaar na gereedmelding van de voorziening, deze verkoop van de woning onverwijld aan het college te melden. De berekening van de meerwaarde van de woning en de wijze van terugbetalen van de meerwaarde worden geregeld in het Besluit.
Artikel 7 Financiële tegemoetkoming sportrolstoel
Een sportrolstoel wordt uitsluitend verstrekt in de vorm van een bijdrage ineens. Deze bijdrage ineens bedraagt € 2.642,25, welk bedrag bedoeld is als tegemoetkoming in aanschaf en onderhoud van een sportrolstoel voor een periode van drie jaar.
Artikel 9 Eigen bijdrage en eigen aandeel
Artikel 10 Eigen bijdrage en eigen aandeel
De aanvrager heeft geen recht op een voorziening als bedoeld in artikel 10 van de verordening indien hij eigenaar is van de aan te passen woning en het in de woning gebonden vermogen hoger is dan 1,5 maal de vermogensdrempel zoals genoemd in artikel 34 lid 2 onderdeel d van de Wet werk en bijstand (Wwb).
Het college kan jaarlijks per 1 januari de in het kader van dit Besluit geldende bedragen verhogen of verlagen conform het CBS prijsindexcijfer voor de gezinsconsumptie.
Aldus vastgesteld door het college van de gemeente
Uitgeest in haar openbare vergadering van 18 december 2012.
Dit besluit is gebaseerd op artikel 17 van de verordening.
De systematiek van de verordening is dat steeds algemene voorzieningen het primaat hebben. Bij algemene voorzieningen is geen persoonsgebonden budget mogelijk, waar tegenover staat dat de algemene voorziening een snel te realiseren oplossing biedt en er bij algemene voorzieningen een eenvoudige en lichte toelatingstoets geldt.
Artikel 2 Regels rond verstrekking en verantwoording
Verstrekking van een voorziening vindt plaats op verzoek van de aanvrager. De aanvrager kan bij de aanvraag aangeven in welke vorm hij de voorziening wil ontvangen.
Niet in alle situaties is het mogelijk een persoonsgebonden budget te ontvangen. In het geval van schulden, schuldsanering of verslavingsproblematiek is de kans dusdanig groot dat het geld voor andere doeleinden wordt gebruikt, dat daarom geen persoonsgebonden budget zal worden verstrekt.
Het is mogelijk het persoonsgebonden budget op rekening van een hiertoe gemachtigde derde te storten, zulks ter beoordeling van de indicatieadviseur.
De gemeente heeft gekozen voor een volledige verantwoording na afloop van het kalenderjaar.
De gemeente legt aan de budgethouder de verplichting op om een zorgvuldige administratie bij te houden over de bestedingen uit het persoonsgebonden budget. Bij langdurige verstrekkingen, zoals hulp bij het huishouden, zal die administratie gebaseerd moeten zijn op schriftelijke overeenkomsten. Bij eenmalige verstrekkingen is het niet nodig om te vragen om schriftelijke overeenkomsten en kan volstaan worden met het overleggen van facturen van leveranciers binnen een vooraf vastgestelde termijn. Die facturen dienen zodanig te worden opgesteld, dat de leveranciers ook voor de belastingdienst te achterhalen zijn. Bij de verantwoording en controle zal de gemeente onderscheid moeten maken tussen langlopende verstrekkingen (bijvoorbeeld van hulp bij het huishouden) en eenmalige verstrekkingen (bijvoorbeeld van rolstoelen, scootmobielen of hulpmiddelen en aanpassingen in en om de woning). Langlopende verstrekkingen zullen per vooraf vastgestelde periode verantwoord moeten worden, eenmalige verstrekkingen kunnen ook eenmalig worden verantwoord.
Zodra een voorziening, aangeschaft met een persoonsgebonden budget, niet meer gebruikt wordt, bijv. omdat de betrokkene overlijdt, kan deze voorziening worden ingenomen door het college.
Het persoonsgebonden budget dient te worden besteed aan waar het voor is bestemd. Geld dat niet wordt gegeven aan de geïndiceerde zorg of daar bij komende overhead kan worden teruggevorderd door de gemeente.
Artikel 3 Vaststelling bedrag persoonsgebonden budget hulp bij het huishouden
In dit artikel wordt aangegeven hoe het persoonsgebonden budget voor de hulp bij het huishouden wordt vastgesteld.
Hulp bij het huishouden categorie 1 bestaat uit huishoudelijke werkzaamheden.
Hulp bij het huishouden categorie 2 bestaat uit huishoudelijke werkzaamheden, aangevuld met organisatie van het huishouden.
Bij de vaststelling van een persoonsgebonden budget voor hulp bij het huishouden is door de gemeente gekozen voor vaststelling op basis van het aantal geïndiceerde uren.
Artikel 6 van de Wmo gaat uit van een voorziening in natura of het ontvangen van een hiermee vergelijkbaar persoonsgebonden budget. Omdat het persoonsgebonden budget bestaat uit een geldbedrag, mag uit de wettekst worden afgeleid dat dit geldbedrag vergelijkbaar moet zijn met het bedrag dat de gemeente betaalt voor de voorziening in natura. De gemeente heeft onder de bestaande budgethouders onderzoek gedaan. De budgethouders moeten met het geldbedrag in staat worden geacht dezelfde hulp in te kopen als de gemeente doet.
Artikel 4 Vaststelling bedrag persoonsgebonden budget overige voorzieningen
Artikel 4 regelt de wijze waarop een persoonsgebonden budget voor overige voorzieningen wordt vastgesteld. Hierbij wordt uitgegaan, conform de Verordening, van de goedkoopst adequate voorziening. Als daar sprake van is kan verhoging plaatsvinden met een bedrag noodzakelijk voor onderhoud, reparatie en verzekering. Het persoonsgebonden budget wordt aangegaan voor de periode van de gemiddelde economische levensduur.
Artikel 5 Financiële tegemoetkomingen woonvoorzieningen
In artikel 5, lid 2, is geregeld hoe de financiële tegemoetkoming voor een woonvoorziening wordt vastgesteld.
Het gaat daarbij om de kosten van de door het college goedgekeurde offerte. Daarin kan een aantal kosten teruggevonden worden. Te denken valt hierbij aan de kosten van bouw, maar ook aan eventuele kosten architect, kosten van vergunningen en kosten van toezicht.
Door uit te gaan van de kosten van de goedgekeurde offerte is het mogelijk per offerte andere kosten mee te nemen. Zo zullen toezichtkosten bij een kleine verbouwing geen rol spelen.
Artikel 5, lid 6 geeft het afschrijvingsschema aan volgens welk schema bij verkoop binnen 5 jaar een eventueel bedrag, dat het gevolg is van de meerwaarde van de woning door de aanpassing, aan het college moet worden terugbetaald.
Artikel 6 Financiële tegemoetkoming vervoersvoorzieningen
Artikel 6 tenslotte legt een aantal bedragen vast voor de autokostenvergoeding, de taxikostenvergoeding en de vergoeding van de rolstoeltaxi.
Artikel 7 Financiële tegemoetkoming sportrolstoel
Deze bijdrage dient beschouwd te worden als tegemoetkoming in de kosten van aanschaf en onderhoud voor een periode van drie jaar. Na drie jaar kan opnieuw een bijdrage ineens worden toegekend.
Artikel 8 Bezoekbaar maken woning
Het betreft hier een bovenwettelijke uitzondering voor het bezoekbaar maken van een woonruimte voor bezoek aan ouders of andere familieleden. Omdat met de wet niet wordt beoogd om de omvang van de onder de Wet voorzieningen gehandicapten geregelde zorgplicht (in de Wvg was bezoekbaar maken opgenomen) in te krimpen is deze bovenwettelijke voorziening opgenomen.
“Bezoekbaar maken” wordt gelimiteerd tot het bereikbaar maken van de woonruimte zelf en enkele essentiële ruimten daarin, en kan bovendien in financiële zin worden gemaximeerd.
Artikel 9, 10, 11, 12, 13 en 14
Deze bepalingen spreken voor zich en worden niet nader toegelicht.