Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Uitgeest

Besluit Maatschappelijke Ondersteuning 2010

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Uitgeest
Officiële naam regelingBesluit Maatschappelijke Ondersteuning 2010
CiteertitelBesluit Maatschappelijke Ondersteuning 2010
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerpoverig

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Datum inwerkingtreding en terugwerkende kracht zijn bij benadering ingevuld.

Dit is de eerste wijziging (abusievelijk genoemd wijziging) van de oorspronkelijke verordening vastgesteld bij besluit van Burgemeester en Wethouders d.d. 24 november 2009, nummer B2009.1460, gepubliceerd 11 maart 2010, in werking getreden met ingang van 1 januari 2010

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend.

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-07-201001-01-201001-01-2013nieuwe regeling

30-03-2010

De Uitgeester, 23-06-2010

B2010.0196

Tekst van de regeling

BESLUIT MAATSCHAPPELIJKE ONDERSTEUNING 2010

Vastgesteld bij besluit van Burgemeester en Wethouders d.d. 24 november 2009, nummer B2009.1460, gepubliceerd 11 maart 2010, in werking getreden met ingang van 1 januari 2010; per 1 januari 2010 is het Besluit Maatschappelijke Ondersteuning Gemeente Uitgeest 2007, ingetrokken. Het besluit is ter kennis gebracht aan de Gemeenteraad.

Het besluit is gebaseerd op de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Uitgeest 2010.

1e wijziging (abusievelijk genoemd wijziging):

Vastgesteld bij besluit van Burgemeester en Wethouders d.d. 30 maart 2010, nummer B2010.0196, gepubliceerd 23 juni 2010, in werking getreden met ingang van 1 januari 2010.

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsbepalingen

  • 1.

    In dit besluit wordt verstaan onder inkomen: het inkomen genoemd in het Besluit maatschappelijke ondersteuning, Staatsblad 2006/450.

  • 2.

    Verordening: de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning 2010

  • 3.

    Voor zover niet anders bepaald, hebben begrippen zoals genoemd in dit besluit dezelfde betekenis als in artikel 1 van de Verordening.

Hoofdstuk 2. Bijzondere regels over individuele voorzieningen

Artikel 2. Regels rond verstrekking en verantwoording

1.De aanvrager geeft bij aanvraag aan of hij de individuele voorziening wil ontvangen in de vorm van: een voorziening in natura; een financiële tegemoetkoming; een persoonsgebonden budget.
2.Verstrekking als persoonsgebonden budget vindt niet plaats indien op grond van aanwijzingen die tijdens het onderzoek duidelijk zijn geworden het ernstige vermoeden bestaat dat de aanvrager problemen zal hebben bij het omgaan met een persoonsgebonden budget. In uitzonderlijke gevallen kan het college besluiten dat verstrekking van een persoonsgebonden budget plaatsvindt aan derden. Een verstrekking voor verhuis- en inrichtingskosten vindt plaats in de vorm van een financiële tegemoetkoming.
3.De verantwoording van het persoonsgebonden budget door de budgethouder aan het college vindt steekproefsgewijs plaats na afloop van de verstrekking dan wel na afloop van enig kalenderjaar.
4.De noodzakelijke stukken, zoals genoemd in artikel 6 lid 5 van de Verordening, die verstrekt dienen te worden door de budgethouder bij het persoonsgebonden budget zijn bewijsstukken van de gemaakte kosten ofwel het bijhouden van een zorgvuldige administratie over de bestedingen uit het persoonsgebonden budget.
5.Een voorziening aangeschaft met een persoonsgebonden budget kan, zodra deze voorziening niet meer gebruikt wordt, onder verrekening van eventueel ingebrachte eigen middelen, door het college worden ingenomen en voor herverstrekking beschikbaar worden gesteld.
6.Niet bestede persoonsgebonden budgetgelden worden teruggestort aan de gemeente Uitgeest

Hoofdstuk 3. Besparingsbijdrage.

Artikel 3.

(vervallen)

Artikel 4. Besparingsbijdrage.

  • 1.

    De besparingsbijdrage bij verstrekking van een driewielfiets of een fiets in bijzondere uitvoering is gelijk aan het bedrag genoemd in de NIBUD-prijzengids.

  • 2.

    Voor de overige producten waarmee een andere algemene gebruikelijke voorziening dan genoemd in artikel 4 lid 1 wordt vervangen of kan worden vervangen, bedraagt de besparingsbijdrage de hoogte van deze algemeen gebruikelijke voorziening.

Hoofdstuk 4. Hulp bij het huishouden.

Artikel 5. Vaststelling bedrag persoonsgebonden budget hulp bij het huishouden.

Het persoonsgebonden budget bedraagt:

  • a.

    voor diensten op het niveau van hulp bij het huishouden categorie 1, te weten huishoudelijke werkzaamheden, € 14,91 per uur per jaar;

  • b.

    voor diensten op het niveau van hulp bij het huishouden categorie 2, te weten huishoudelijke werkzaamheden, aangevuld met de organisatie van het huishouden en hulp bij een ontregeld huishouden, € 19,79 per uur per jaar.

  • c.

    voor personen die na herberekening op basis van het uurtarief een lager bedrag zouden ontvangen geldt het oude bedrag uiterlijk tot einddatum indicatie.

Hoofdstuk 5. Woonvoorzieningen.

Artikel 6.

  • 1.

    De hoogte van de vast te stellen financiële tegemoetkoming in de kosten van een woonvoorziening als bedoeld in hoofdstuk 4 Woonvoorzieningen van de Verordening, wordt bepaald op de hoogte van het bedrag, zoals vermeld in de door het college akkoord bevonden offerte.

  • 2.

    Het bedrag voor een tegemoetkoming in de verhuis- en herinrichtingskosten genoemd in artikel 15 onder a van de Verordening, bedraagt € 2.325,18

  • 3.

    Voor de toepassing van dit besluit wordt de meerwaarde van de woning, als bedoeld in artikel 21 van de Verordening, gelijkgesteld aan 80% van de verleende financiële tegemoetkoming.

  • 4.

    De terugbetaling, als bedoeld in artikel 21 van de Verordening, bedraagt:

    • voor het eerste jaar 100 % van de meerwaarde;

    • voor het tweede jaar 80% van de meerwaarde;

    • voor het derde jaar 60% van de meerwaarde;

    • voor het vierde jaar 40% van de meerwaarde;

    • voor het vijfde jaar 20% van de meerwaarde.

  • 5.

    Het college kan afwijken van het in het onder 5 lid 4 gestelde, indien de eigenaar/bewoner aantoont dat de meerwaarde niet kon worden gehaald bij de verkoop van de woning.

  • 6.

    Voorafgaande aan de toepassing van het onder 5 lid 5 gestelde kan het college advies vragen.

  • 7.

    Het in artikel 19 lid 4 van de Verordening vast te leggen bedrag is gelijk aan de kosten van de goedkoopst adequate voorziening.

Hoofdstuk 6. Het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel

Artikel 7.

Het persoonsgebonden budget voor vervoersvoorzieningen is gelijk aan de tegenwaarde van de goedkoopst-adequate voorziening, indien nodig verhoogd met een bedrag voor onderhoud, reparatie en verzekering voor de periode van de gemiddelde economische levensduur.

Artikel 8.

De inkomensgrenzen, zoals genoemd in artikel 25 van de Verordening, zijn gelijk aan de voor betrokkene geldende bijstandsnorm.

Artikel 9.

1.Het bedrag dat verstrekt wordt voor gebruik van een (eigen) auto bedraagt maximaal € 1.373,97 per jaar.
2.Het bedrag dat verstrekt wordt voor gebruik van een taxi bedraagt eveneens maximaal € 1.373,97 per jaar.
3.Het bedrag dat verstrekt wordt voor gebruik van een rolstoeltaxi bedraagt maximaal € 2.060,96 per jaar.

Hoofdstuk 7. Rolstoelvoorzieningen

Artikel 10.

Het persoonsgebonden budget voor een rolstoel is gelijk aan de waarde van de goedkoopst-adequate voorziening, verhoogd met het bedrag voor onderhoud, reparatie en verzekering voor vergelijkbare rolstoelen voor de periode van de gemiddelde economische levensduur.

Artikel 11.

Een sportrolstoel wordt uitsluitend verstrekt als een financiële tegemoetkoming ineens. De tegemoetkoming bedraagt € 2.642,25 welk bedrag bedoeld is als tegemoetkoming in de kosten van aanschaf en onderhoud van een sportrolstoel voor een periode van drie jaar.

Hoofdstuk 8. Advisering en samenhangende afstemming.

Artikel 12. Samenhangende afstemming.

Om de verkrijging van individuele voorzieningen samenhangend af te stemmen op de situatie van de aanvrager wordt bij het onderzoek inzake het advies ex artikel 32 van de Verordening indien van toepassing aandacht besteed aan:

  • a.

    de algemene gezondheidstoestand van de aanvrager;

  • b.

    de beperkingen die de aanvrager in zijn functioneren ondervindt als gevolg van ziekte of gebrek;

  • c.

    de woning en de woonomgeving van de aanvrager;

  • d.

    het psychisch en sociaal functioneren van de aanvrager;

  • e.

    de sociale omstandigheden van de aanvrager.

    Bij de besluitvorming en de motivering van het besluit wordt door het college bij deze bevindingen aangesloten.

Hoofdstuk 9. Slotbepalingen

Artikel 13. Indexering.

  • 1.

    Het college kan jaarlijks per 1 januari de in het kader van dit Besluit geldende bedragen verhogen of verlagen conform het CBS-prijsindexcijfer voor de gezinsconsumptie.

Artikel 14. Inwerkingtreding.

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2010

Artikel 15. Citeertitel.

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit maatschappelijke ondersteuning 2010.