Organisatie | Uitgeest |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Planschadeverordening |
Citeertitel | Planschadeverordening |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | ruimtelijke ordening, verkeer en vervoer |
Eigen onderwerp | volkshuisvesting, ruimtelijke ordening en milieu |
Datum inwerkingtreding is bij benadering ingevuld.
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
10-10-2008 | 01-07-2008 | 01-07-2014 | nieuwe regeling | 25-09-2008 Dagblad Kennemerland, 02-10-2008. | nummer R2008.0108 |
Verordening vastgesteld bij Raadsbesluit van 25 september 2008, nummer R2008.0108, gepubliceerd 2 oktober 2008, in werking getreden met terugwerkende kracht op 1 juli 2008.
Gebaseerd op artikel 6.7 van de Wet ruimtelijke ordening en artikel 6.1.3.3 van het Besluit ruimtelijke ordening.
Deze verordening komt in de plaats van de Procedureregeling Planschadevergoeding, vastgesteld door B&W d.d. 30 augustus 2005, nummer B2005.1362, in werking getreden met ingang van 9 september 2005.
Artikel 2. Indiening van de aanvraag
Een aanvraag om planschade wordt bij het College ingediend met gebruikmaking van een door het College vastgesteld formulier.
Artikel 3. Opdrachtverstrekking
Binnen twaalf weken na het verstrijken van de termijnen als bedoeld in artikel 6.1.3.1 van het Besluit verstrekt het College aan een of meer adviseurs gezamenlijk, opdracht om ter zake van een aanvraag advies uit te brengen, tenzij toepassing wordt gegeven aan artikel 6.1.3.1 van het Besluit of aan artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht.
Artikel 4. Adviseur of adviescommissie
Indien het College, na advies te hebben ingewonnen van de in lid 1 bedoelde adviseur, van oordeel is dat de aanvraag betrekking heeft op planschade vanwege inkomensderving en er, gezien de complexiteit, aard en omvang van de aanvraag, behoefte bestaat aan extra deskundigheid wordt door het College een tweede adviseur aangewezen die deskundig is op het gebied van accountancy of van financieel economische bedrijfsvoering.
Indien het College, na advies te hebben ingewonnen van de in lid 1 bedoelde adviseur, van oordeel is dat de aanvraag betrekking heeft op planschade vanwege waardevermindering van een onroerende zaak en er, gezien de complexiteit, aard en omvang van de aanvraag, behoefte bestaat aan extra deskundigheid wordt door het college een tweede adviseur aangewezen die deskundig is ter zake van de waardering van onroerende zaken en van waardevermindering daarvan als gevolg van een planologische verslechtering.
Artikel 6. Betrokkenheid aanvrager en andere belanghebbenden bij aanwijzing adviseur of adviescommissie
De aanvrager, eventuele andere betrokken bestuursorganen, alsmede de belanghebbenden als bedoeld in artikel 6.4a, lid 2 en 3, van de Wet kunnen binnen twee weken na de mededeling als bedoeld in lid 1 schriftelijk en voldoende gemotiveerd een verzoek tot wraking van een of meer adviseurs bij het College indienen.
Artikel 7. Werkwijze adviseur of adviescommissie
De adviseur of de voorzitter van de adviescommissie organiseert een of meer hoorzittingen, waar de aanvrager en de gemeente in de gelegenheid worden gesteld de aanvraag toe te lichten, onderscheidenlijk de voor de advisering over de aanvraag relevante informatie te verschaffen, dan wel een standpunt van de gemeente over de aanvraag aan de adviseur of de adviescommissie kenbaar te maken.
Eventuele andere betrokken bestuursorganen, alsmede de belanghebbenden als bedoeld in artikel 6.4a, lid 2 en 3, van de Wet worden eveneens in de gelegenheid gesteld hun standpunt kenbaar te maken. De adviseur of de voorzitter van de adviescommissie bepaalt het tijdstip waarop de adviseur of de adviescommissie de situatie ter plaatse zal bezichtigen en nodigt de aanvrager voor de plaatsopneming uit.
Alvorens een advies uit te brengen zendt de adviseur of de adviescommissie binnen zestien weken na de dagtekening van de opdracht tot advisering een concept daarvan aan de gemeente, aan de aanvrager, aan eventuele andere betrokken bestuursorganen en aan de belanghebbenden als bedoeld in artikel 6.4a, lid 2 en 3, van de Wet. De adviseur of de voorzitter van de adviescommissie kan deze termijn onder opgaaf van redenen met een daarbij aan te geven termijn met ten hoogste vier weken verlengen.