Organisatie | Deurne |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Besluit de gemeenteraad van de gemeente Deurne houdende regels omtrent subsidie voorschoolse educatie (Subsidieregeling Voorschoolse Educatie Deurne 2019) |
Citeertitel | Subsidieregeling Voorschoolse Educatie Deurne 2019 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-10-2019 | nieuwe regeling | 17-09-2019 |
In deze regeling wordt verstaan onder:
VE: voorschoolse educatie, een aanbod gericht op kinderen van 2 tot 4 jaar oud als bedoeld in artikel 166, eerste en tweede lid, van de Wet op het primair onderwijs en dat voldoet aan de kwaliteitseisen van het Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie vastgesteld op 7 juli 2010, en zoals nadien gewijzigd;
Artikel 4 Omvang en looptijd subsidie
De subsidie per doelgroepkind VE als bedoeld in artikel 3, eerste lid, bedraagt: het aantal af te nemen uren kinderopvang vermenigvuldigd met het gemeentelijk uurtarief voor kinderopvang. De subsidie over de laatste 320 uur per jaar heeft uitsluitend betrekking op de kosten die resteren na aftrek van de ouderbijdrage als bedoelt in de VNG-adviestabel ouderbijdrage peuterwerk die jaarlijks wijzigt.
Artikel 7 Aanvullende weigeringsgronden
Onverminderd het bepaalde in artikel 8 van de ASV kan de aanvraag om verlening van subsidie worden geweigerd voor zover:
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 17 september 2019.
De griffier,
R.J.C.M. Rutten.
De voorzitter,
H.J. Mak.
Het onderwijsachterstandenbeleid (Stb. 2018, 315) heeft tot doel onderwijsachterstanden, waaronder taalachterstanden, van kinderen vroegtijdig te signaleren en te bestrijden zoals bedoeld in de artikelen 165, 166, 167 en 167a van de Wet op het primair onderwijs. Dit gebeurt onder andere met het realiseren van een aanbod van voor- en vroegschoolse educatie (vve).
Het doel van vve is om kinderen te ondersteunen die op basis van hun (omgevings)kenmerken een vergroot risico lopen op een onderwijsachterstand.
Gemeenten hebben een verplichting tot het aanbieden van voldoende en kwalitatief goede voorzieningen met voorschoolse educatie -in zowel aantal als spreiding- voor kinderen met een vergroot risico op een onderwijsachterstand binnen de gemeente. Basisscholen hebben een verplichting tot het aanbieden van voldoende en kwalitatief goede voorzieningen met vroegschoolse educatie voor kinderen met een vergroot risico op een onderwijsachterstand binnen de gemeente.
Voorschoolse educatie wordt met de inwerktreding van de Wet harmonisatie kinderopvang en peuterspeelzaalwerk (Stb. 2017, 309) uitgevoerd in een geregistreerd kindercentrum.
In dit artikel zijn een aantal in deze regeling voorkomende definities opgenomen. Voor de begrippen ‘geregistreerd kindercentrum’, ‘houder’, ‘kinderopvangtoeslag’ en ‘ouder’ is aangesloten bij de betekenis die daaraan wordt gegeven in de Wet kinderopvang (hierna: wet). De definitie ‘kinderopvang’ komt overeen met die van ‘peuteropvang’ uit artikel 2:1, eerste lid, van de wet voor de harmonisatie. Na de harmonisatie verloopt de financiering van kinderopvang voor kinderen waarvan de ouders in aanmerking komen voor kinderopvangtoeslag in alle voorschoolse voorzieningen immer via het Rijk.
Gemeenten financieren (naast peuters van ouders die niet in aanmerking komen voor kinderopvangtoeslag) peuters die in aanmerking komen voor vroeg- en voorschoolse educatie. Waar in deze regeling gesproken wordt van ‘kinderopvang’ wordt daarom slechts bedoeld de opvang van kinderen in de leeftijd van 2 jaar tot het moment waarop zij kunnen deelnemen aan het basisonderwijs. Waar in deze regeling gesproken wordt van ‘kinderen’, wordt slechts bedoeld de kinderen in de leeftijd van 2 jaar tot het moment waarop zij kunnen deelnemen aan het basisonderwijs.
De definitie ‘doelgroep kind VE’ wordt vastgelegd op grond van door het college vastgestelde criteria, deze criteria zijn terug te vinden in het beleidskader vve en het kwaliteitshandboek vve.
Artikel 2. Reikwijdte en doelstelling
In dit artikel wordt de doelgroep van de subsidieregeling beschreven. In het eerste lid is aangegeven dat de subsidieontvanger van een geregistreerd kindercentrum in de gemeente Deurne is. In lid 2 wordt aangegeven dat de subsidieontvanger subsidie ontvangt om een aanbod VE op de voorscholen te realiseren zodat een kind zonder een achterstand in groep 3 kan starten.
Het realiseren van een aanbod VE gebeurt door het toegankelijk maken van VE door het doorrekenen van de subsidie in het uurtarief naar de ouders van wie het kind een vve-indicatie heeft. Door deze doorrekening worden de kosten voor de beschreven ouders lager. Tegelijkertijd gebeurt het realiseren van een aanbod VE door het aanbieden van een erkend VE programma met de daarbij behorende taken.
Artikel 3. Subsidiabele activiteiten
In dit artikel wordt beschreven voor welke activiteiten subsidie verstrekt wordt. In het eerste lid wordt aangegeven dat de subsidie per kind wordt verstrekt voor VE aan een doelgroep kind VE waarvan de ouders geen recht hebben op financiering door het Rijk in de vorm van kinderopvangtoeslag. 640 uur per jaar sluit aan bij de wettelijke eis voor voorschoolse educatie van 960 uur in 1.5 jaar, ofwel 640 uur per jaar. Een geregistreerd kindercentrum is vrij in de invulling van de 640 uur per jaar, maar moet in ieder geval 960 VE uur in 1.5 jaar voor kinderen tussen de 2.5 en 4 jaar aanbieden (conform de wettelijke eis voor voorschoolse educatie). Daarnaast moet om inhoudelijke redenen een geregistreerd kindercentrum rekemimg houden met een maximum van 5.5 uur per dagdeel.
In het tweede lid wordt aangegeven dat de subsidie per kind wordt verstrekt voor VE aan een doelgroep kind VE waarvan de ouders wel recht hebben op financiering door het Rijk in de vorm van kinderopvangtoeslag. 320 uur per jaar sluit aan bij de wettelijke eis voorschoolse educatie van 960 in 1.5 jaar, maar houdt rekening met de tegemoetkoming die in de vorm kinderopvangtoeslag wordt toegekend . 320 uur is gebaseerd op de helft van de wettelijke verplichting van 640 uur per jaar. Een geregistreerd kindercentrum is vrij in de invulling van de 320 uur per jaar, maar moet in ieder geval 960 VE uur in 1.5 jaar voor kinderen tussen de 2.5 en 4 jaar aanbieden (conform de wettelijke eis voor voorschoolse educatie). Daarnaast moet om inhoudelijke redenen een geregistreerd kindercentrum houden met een maximum van 5.5 uur per dagdeel.
In het derde lid wordt aangegeven dat de subsidie per kindplaats wordt verstrekt voor de extra kosten van een kindplaats VE ten opzichte van een gewone kindplaats met zich meebrengt. Hierbij wordt onder andere gedacht aan: meer uren inzet personeel, deskundigheidsbevordering en extra activiteiten.
Artikel 4. Omvang en looptijd subsidie
In dit artikel worden de kosten die voor subsidie in aanmerking komen en de subsidiehoogte geregeld. De subsidie wordt verleent voor het tijdvak van een kalenderjaar. Voor het gemeentelijk uurtarief wordt in deze regeling aangesloten bij de tarieven die als maximum uurtarief voor dagopvang gehanteerd worden voor het berekenen van kinderopvangtoeslag, en die zijn neergelegd in artikel 4, eerste lid, onder a, van het Besluit kinderopvangtoeslag. Volgens het eerste lid bedraagt de subsidie per doelgroep kind VE waarvan de ouders geen recht hebben op kinderopvangtoeslag ten hoogste het aantal af te nemen uren VE vermenigvuldigd met het gemeentelijk uurtarief voor kinderopvang. In de beschikking tot subsidieverlening wordt dit bedrag aangepast naar rato van het aantal uren VE waarvoor subsidie wordt aangevraagd. De subsidie over de eerste 320 uur VE houdt geen rekening met een inkomensafhankelijke ouderbijdrage. De subsidie over de laatste 320 uur ziet op de kosten VE die resteren na aftrek van de inkomensafhankelijke ouderbijdrage. De hoogte van deze bijdrage is neergelegd in de VNG-adviestabel ouderbijdrage peuterwerk die jaarlijks wijzigt.
Volgens het tweede lid bedraagt de subsidie per doelgroep kind VE waarvan de ouders wel recht hebben op kinderopvangtoeslag ten hoogste het aantal af te nemen uren VE vermenigvuldigd met het gemeentelijk uurtarief voor kinderopvang. In de beschikking tot subsidieverlening wordt dit bedrag aangepast naar rato en het aantal uren VE waarvoor subsidie wordt aangevraagd. De subsidie over deze groep houdt geen rekening met een inkomensafhankelijke ouderbijdrage.
Volgens het derde lid bedraagt de subsidie per kindplaats VE een vast bedrag dat is gebaseerd op extra kosten die gemoeid gaan met VE ten opzichte van regulier kinderopvang. Dit bedrag wordt jaarlijks vastgesteld door het college en staat los van het aantal uren VE dat wordt afgenomen.
Artikel 5. Subsidieplafond en verdeling
In dit artikel wordt geregeld dat het college jaarlijks het subsidieplafond en de bijbehorende verdeelwijze voor de subsidiabele activiteiten vaststelt (eerste lid). Met de besluitvorming van het subsidieplafond en de bijbehorende verdeelwijze wordt de (concept) gemeentebegroting vastgestelde budgetten in acht genomen (tweede lid).
In het eerste lid van dit artikel wordt geregeld dat de aanvraag wordt ingediend door de houder van het geregistreerde kindercentrum waarbinnen VE wordt aangeboden. Volgens het tweede lid wordt de aanvraag, in afwijking van artikel 7, eerste lid van de Algemene Subsidieverordening Gemeente Deurne 2017 uiterlijk op 1 oktober ingediend. Het college moet over alle relevante gegevens beschikken om een besluit tot subsidieverlening te kunnen nemen (derde lid). Naast de gegevens op grond van artikel 6, tweede en derde lid van de Algemene Subsidieverordening Gemeente Deurne 2017 overlegd moet worden, verstrekt de aanvrager daarom het volgende:
Om te bevorderen dat alle benodigde gegevens bij de aanvraag overlegd worden, dient deze te worden ingediend met behulp van het daartoe door het college beschikbaar gesteld formulier (vierde lid). Wanneer een subsidieaanvraag is toegekend, kan worden teruggevallen op artikel 11 van de ASV wat betreft het verlenen van voorschotten.
Artikel 7. Aanvullende weigeringsgronden
In dit artikel wordt geregeld dat het college de aanvraag tot verlening van subsidie kunnen weigeren als de aanvraag niet in overeenstemming is met de doelstelling en reikwijdte van deze regeling als bedoeld in de artikelen 2 en 3.
Deze weigeringsronden gelden in aanvulling op de algemene weigeringsgronden die genoemd zijn in de artikelen 4:25, tweede lid, en 4:35 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) en artikel 8 van de ASV. Op grond van deze artikelen kan de subsidie bijvoorbeeld worden geweigerd als de aanvraag niet voldoet aan de regels die zijn gesteld om voor subsidie in aanmerking te komen, als subsidieverlening in strijd zou zijn met enig wettelijk voorschrift, als niet is aangetoond dat de subsidie niet noodzakelijk is voor het verrichten van activiteiten waarvoor deze wordt aangevraagd of als er gegronde redenen zijn om aan te nemen dat de activiteit waarvoor subsidie is aangevraagd niet zal worden uitgevoerd of als het subsidieplafond is overschreden.
Artikel 8. Aanvullende verplichtingen
In het eerste lid van dit artikel is geregeld dat als aanvullende verplichting geldt dat het geregistreerde kindercentrum dat subsidie aanvraagt, voldoet aan de kwaliteitseisen voor kindercentra, genoemd in de artikelen 2 tot en me 10 van het Besluit kwaliteit kinderopvang. In dit besluit zijn onder meer eisen neergelegd die betrekking hebben op de ruimte waarin de kinderopvang plaatsvindt, het personeel en de veiligheid en gezondheid van kinderen.
Deze verplichting geldt naast de algemene verplichtingen uit artikel 13 van de ASV, op grond waarvan het onverwijld schriftelijk aan het college gemeld moet worden als aannemelijk dat de activiteit waarvoor de subsidie is verleend niet (tijdig of geheel) kan worden verricht of als niet (tijdig of geheel) aan de aan subsidie verbonden verplichtingen kan worden voldaan.
Aan de subsidie te verbinden verplichtingen dienen verband te houden met de aspecten, genoemd in artikel 4:37, eerste lid van de Awb of ingevolge artikel 4:38, eerste lid, van de Awb strekken toot verwezenlijking van het doel van de subsidie. Verplichtingen die niet strekken tot verwezenlijking van he doel van de subsidie kunnen daaraan op grond van artikel 4:39 van de Awb slechts verbonden worden voor zover dat bij wettelijk voorschrift is bepaald en kunnen slechts betrekking hebben op de wijze waarop of de middelen waarmee de gesubsidieerde activiteit wordt verricht.
In het tweede lid van dit artikel is geregeld dat als aanvullende verplichting dat een kindercentrum voldoet aan de verplichtingen gesteld in het Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie.
In het derde lid van dit artikel is geregeld dat een kindercentrum een inspanningsverplichting heeft om een gesubsidieerde kindplaats bezet te krijgen. Dit kan door bijvoorbeeld het consultatiebureau te benaderen wanneer een kindplaats voor langere tijd onbezet is.
Artikel 9. Verantwoording en vaststelling
In het eerste lid van dit artikel is geregeld dat de subsidie achteraf wordt vastgesteld voor het jaar waarin de activiteiten hebben plaatsgevonden. De aanvraag tot vaststelling dient uiterlijk te worden ingediend op 1 juni van het jaar volgend op dat waarin de activiteiten hebben plaatsgevonden. Daarmee wordt zoveel mogelijk bevorderd dat de aanvraag tot vaststelling vergezeld gaat van de gegevens die het college nodig heeft om een besluit te nemen (tweede lid). In lid twee, onder e, wordt verwezen naar kopieën van bewijsstukken waaruit blijkt dat rechtmatig gebruik gemaakt wordt van VE. Een voorbeeld hiervan is de indicatie van het consultatiebureau. Met het oog op bespoediging van de besluitvorming dient voor deze verantwoording een door het college beschikbaar gesteld formulier te worden gebruikt (derde lid).
De subsidieregeling treedt in werking de dag na bekendmaking.
De subsidieregeling wordt aangehaald als Subsidieregeling voorschoolse educatie Deurne 2019.