Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Den Helder

Besluit van de gemeenteraad van de gemeente Den Helder houdende regels omtrent vergunningverlening, toezicht en handhaving

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieDen Helder
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBesluit van de gemeenteraad van de gemeente Den Helder houdende regels omtrent vergunningverlening, toezicht en handhaving
CiteertitelVergunningverlening, toezicht en handhavingsbeleid 2019-2021, gemeente Den Helder
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpopenbare orde en veiligheid
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

20-09-2019nieuwe regeling

16-09-2019

gmb-2019-230813

Tekst van de regeling

Intitulé

Besluit van de gemeenteraad van de gemeente Den Helder houdende regels omtrent vergunningverlening, toezicht en handhaving

Samenvatting

 

 

Voor u ligt het VTH-plan 2019-2021 van de gemeente Den Helder. VTH staat voor Vergunningverlening, Toezicht en Handhaving. Het VTH-plan is ons beleidsplan waarin we voor 2019 tot en met 2021 met betrekking tot de fysieke leefomgeving:

  • het vergunning-, toezicht- en handhavingsbeleid van de gemeente Den Helder beschrijven;

  • de prioriteiten en doelen vaststellen voor onze werkzaamheden;

  • de strategieën beschrijven die wij gebruiken voor het uitvoeren van onze werkzaamheden en

  • inzicht bieden in de instrumenten die de gemeente inzet om naleving van de regels te bereiken en te bevorderen.

Dit beleidsplan beschrijft alle VTH-taken en is daarom vrij uitgebreid met talrijke juridische richtlijnen en gedetailleerde informatie. Het is een wettelijke verplichting voor de gemeente om de gemeentelijke juridische VTH-kaders vast te leggen in het beleidsplan. Hierdoor krijgen deze rechtskracht. Het is tot stand gekomen middels input van inwoners, ondernemers en raadsleden. Uit deze input en de analyses is naar voren gekomen dat voor de komende drie jaar met name ingezet dient te worden op onder andere: jeugdoverlast/hangjongeren (mede vuurwerk), toezicht bij evenementen, onjuist parkeren, overlast van honden, zwerfaval en alcoholische drank verstrekken aan minderjarigen. De praktische uitvoering van het VTH-plan regelen we in de jaarlijkse uitvoeringsprogramma’s. Hierin staat hoe wij dat jaar de in dit VHT-plan vastgestelde doelen gaan bereiken en waar wij dus dat jaar onze capaciteit en geld voor inzetten.

 

1. Inleiding

 

 

Een veilige en gezonde leefomgeving is een groot goed, maar niet vanzelfsprekend. Het vraagt de nodige inspanning om de kwaliteit van de leefomgeving te behouden en waar mogelijk te versterken. De overheid, en in belangrijke mate de gemeente, heeft een belangrijke taak in het bewaken en bevorderen ervan. Hiervoor worden tal van middelen ingezet, waaronder vergunningen, toezicht en handhaving. Het verlenen van vergunningen, het houden van toezicht en indien nodig handhavend optreden zijn belangrijke instrumenten om de veiligheid, gezondheid en leefbaarheid in de fysieke leefomgeving op het juiste niveau te houden. Echter, de overheid kan niet altijd en overal en in dezelfde mate aanwezig zijn. De beschikbare capaciteit zal weloverwogen, gericht en effectief moeten worden ingezet om de bijdrage aan de leefomgeving zo groot mogelijk te maken.

 

Dit beleidsplan Vergunningverlening, Toezicht en Handhaving 2019-2021 (hierna: VTH-plan) is het integrale beleid voor de gemeente Den Helder op het gebied van de vergunningverlenende, toezichthoudende en handhavingstaken ten aanzien van de fysieke leefomgeving. Deze taken zijn voor een belangrijk deel gebaseerd op de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en de Wet Vergunningenverlening, Toezicht en Handhaving (VTH). Daarnaast zijn gemeentelijke toezicht- en handhavingstaken die niet direct vallen onder het regime van de Wabo zoveel mogelijk meegenomen*.

 

Met dit VTH-beleid wordt beoogd:

 

De kwaliteit van de fysieke leefomgeving te beschermen en waar mogelijk te versterken, door risico gestuurd te werken en in te zetten op naleving (waaronder door preventie). De beschikbare capaciteit wordt gericht ingezet daar waar de meeste aandacht naar moet uitgaan. Door dit vast te stellen is voor inwoners en bedrijven duidelijk waar de prioriteiten liggen.

 

1.1 Aanleiding

Het eerste integrale handhavingsbeleid van de gemeente Den Helder “Meer (dan) Handhaving” liep tot en met 2014, daarna kwam het Handhavingsbeleid 2015-2018. Vanaf 2019 is daarom een nieuw beleidskader gewenst. Hierin is, in afwijking op de voorgaande beleidsnota’s naast toezicht en handhaving, ook het onderwerp vergunningen opgenomen. Dit in navolging op de Nota strategisch vergunningenbeleid 2017-2018.

Gezien de invoering van de Omgevingswet in 2021 is in plaats van de standaard vier jaar gekozen voor een periode van 3 jaar. De gevolgen van de invoering van de Omgevingswet voor de verschillende VTH-taken zijn nog niet concreet genoeg om nu al een juiste inschatting te maken en nu ook al een zogenaamd ‘omgevingswet proof’ beleidsplan op te stellen.

 

1.2 Terugblik periode 2015-2018

In de periode 2015-2018 is gewerkt aan:

  • Het bevorderen van het naleefgedrag van wet- en regelgeving ten behoeve van een veilige, schone en gezonde woon-, werk- en leefomgeving;

  • De gemeentelijke organisatie te laten voldoen aan de geldende kwaliteitseisen, door

    • een gedegen handhavingscyclus met een adequate planning en verantwoording en

    • een verdere professionalisering van de organisatie

 

Er is op diverse manieren gewerkt aan het bevorderen van het naleefgedrag en het professionaliseren van de organisatie. Veel vergunning- en ontheffingsaanvragen zijn gedigitaliseerd. Onze doelstelling voor komende beleidsperiode is om een verdere digitaliseringsslag te maken. Door de inzet van preventieve bijeenkomsten (waaks-bijeenkomsten), witte voetjes acties, bijeenkomsten op het gebied van veilig wonen in wooncomplexen waar veel ouderen wonen en door overeenkomstig de afgesproken toezicht en handhavingsstrategie te werken is gewerkt aan het veiliger, schoner en gezonder maken van Den Helder. Ook heeft een uitbreiding plaatsgevonden van het aantal toezichthouders openbare ruimte om niet alleen overdag, maar ook in de avonduren toezicht te kunnen houden in de verschillende wijken van Den Helder. Door de uitbreiding van het aantal taken van de toezichthouders openbare ruimte en de enorme stijging van het aantal ingediende meldingen (o.a. door de intreding van de makkelijk melden app), is het in de afgelopen periode niet gelukt om ook veel meer zichtbaar aanwezig te zijn op straat om ook de rol van gastheer op te kunnen pakken.

 

* Het gaat dan om een breed scala aan wet- en regelgeving o.a.: de Wet milieubeheer en hieruit voortvloeiende besluiten, de Wet bodembescherming, de Wet ruimtelijke ordening, de Woningwet (incl. Bouwbesluit, Gebruiksbesluit en Bouwverordening), de Monumentenwet, welstandsnota, de Algemene plaatselijke verordening van Den Helder (APV), de Drank- en Horecawet, de Wet op de Kansspelen, Wet Kinderopvang en peuterspeelzalen, Opiumwet.

 

Wel is in deze periode het jongeren interventieteam (JIT) opgestart om de overlast van jeugd aan te pakken en dit met succes. Gestart is in de wijk Julianadorp waar na een jaar de overlast aanzienlijk was verminderd. Met ingang van 2018 maakt het JIT onderdeel uit van het Flexteam die bredere problematieken in de wijken oppakt. Hierbij moet gedacht worden aan horecacontroles, jeugdcontroles, witte voetjes acties, donkere dagen offensief, zichtbaar aanwezig tijdens koopavonden, toezicht rondom (grotere) evenementen, en dergelijke. Ook is in de afgelopen periode social media ingezet om mensen bewust te maken van het werk van de toezichthouders en hun aanpak van hinder en overlast in de gemeente Den Helder. De reacties hierop zijn zeer positief.

 

Op het gebied van de Wabo-taken is naast het reguliere toezicht op verleende omgevingsvergunningen ook projectmatig toezicht gehouden. In de afgelopen jaren is veel aandacht besteedt aan de huisvesting van seizoenarbeiders bij agrarische bedrijven. Door de toezichthouders brandveiligheid is zoals hiervoor al benoemd de nadruk gelegd op de woonsituaties van ouderen in relatie tot brandveiligheid. Een ander aandachtstaak is de aanpak van ondermijnende activiteiten. Gelijk aan de landelijke trend is hierop veel inzet gepleegd in de afgelopen jaren. De zojuist beschreven activiteiten betreft geen limitatieve opsomming, het is slechts een indicatie van de activiteiten die zijn uitgevoerd.

 

De afgelopen periode is het een opgave gebleken om gekwalificeerd personeel met ervaring te vinden. De krapte op de arbeidsmarkt is voelbaar op alle gebieden van de VTH-taken. Het vraagt een grote inspanning om goed personeel te verwerven en te behouden. Investeren in het behoud en opleiden van gekwalificeerd personeel en werving is daarom noodzakelijk. Voor de afgelopen periode heeft deze situatie als gevolg gehad dat gedurende bepaalde periodes er sprake was van onderbezetting (mede als gevolg van ziekte). Daarnaast was het daardoor moeilijk om aan de landelijke kwaliteitscriteria volledig te voldaan. De komende jaren gaat hieraan gewerkt worden om dit op niveau te krijgen, waarbij rekening wordt gehouden met de landelijke ontwikkelingen zoals de Omgevingswet en de Wet Kwaliteitsborging.

 

Door taakverschuivingen en bovengenoemde onderbezetting moesten de afgelopen jaren vaak prioriteiten worden gesteld in de taken die wel of niet konden worden uitgevoerd. Als gevolg hiervan lag er voor het jaar 2018 alsook voor 2019 geen uitvoeringsprogramma en is ook onderhavig VTH-plan niet tijdig vastgesteld. Het gevolg hiervan is dat wij de adequate beoordeling die afgegeven wordt door de Provincie voor de uitvoering van de VTH-taken niet hebben kunnen continueren. Onze doelstelling om de komende beleidsperiode deze beoordeling weer terug te krijgen.

 

1.3 Reikwijdte en wettelijk kader

Gemeenten zijn verplicht om, op grond van het Besluit omgevingsrecht (Bor), ten aanzien van vergunningverlening, toezicht en handhaving op het gebied van omgevingsrecht beleid op te stellen. Daarnaast gelden er kwaliteitseisen voor de uitvoering van de VTH-taken. Deze wettelijke eisen maken een programmatische, strategische en onderling op elkaar afgestemde uitvoering van vergunningverlening, toezicht en handhavingstaken noodzakelijk.

 

Het VTH-beleid heeft betrekking op diverse wettelijke taken. De uitvoering van deze taken is ondergebracht in verschillende teams en voor bepaalde taken gemandateerd aan omgevingsdienst. Binnen de gemeentelijke organisatie zijn de volgende teams betrokken:

 

 

1. Omgeving

Door team Omgeving worden de aanvragen omgevingsvergunning (Wabo) beoordeeld. Binnen dit team zijn inhoudelijke kwaliteit en procesdeskundigheid aanwezig.

 

2. Openbare Orde en Veiligheid (OOV)

Alle aanvragen op grond van bijzondere wetten worden door het team OOV beoordeeld, zoals de Drank- en Horecavergunning (DHW), de exploitatievergunning (APV), de artikel 35 ontheffing, de ontheffing voor het rijden op het strand en dergelijke. Binnen dit team zijn inhoudelijke kwaliteit en procesdeskundigheid aanwezig.

 

Naast vergunningen en ontheffingen vallen de volgende taken in dit team:

  • Toezicht op het gebied van de bouwen en gebruik,

  • Toezicht brandveiligheid zowel tijdens de realisatie van de vergunningen maar ook preventief,

  • Toezicht inrichtingseisen van een horecazaak,

  • Bestuursrechtelijke handhaving,

  • Gastheerschap en het toezicht in de openbare ruimte. Het betreft hier toezicht- en handhavingstaken die voortvloeien uit bijvoorbeeld de APV, parkeren, jeugdoverlast en de afvalstoffenverordening,

  • Toezicht op de correctheid van de Basisregistratie personen (woonfraude);

  • Toezicht op de naleving van de Drank- en Horecawet; en

  • Toezicht op het gebied van ondermijning.

 

3. Bestuur en Organisatie

De jurist die de bezwaar- en beroepszaken behandelt van de verleende vergunningen maakt onderdeel uit van team Bestuur en Organisatie. Ook binnen dit team zijn inhoudelijke kwaliteit en procesdeskundigheid aanwezig.

 

4. Omgevingsdiensten / Provincie

Milieugerelateerde VTH-taken (inclusief de ontheffing geluid) worden uitgevoerd door de Regionale Omgevingsdienst Noord-Holland Noord (ODNHN). De gemeente is als bevoegd gezag verantwoordelijk voor de uit te voeren taken en stuurt op basis van een dienstverleningsovereenkomst (DVO) via opdrachtgever op de uitvoering van taken. Uitvoeringsbeleid dat door omgevingsdiensten wordt opgesteld moet door het college van Den Helder worden vastgesteld. Een aantal grote bedrijven binnen de gemeente Den Helder vallen onder de bevoegdheid van de Provincie. De milieugerelateerde VTH-taken worden dan door de Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied (OD NZKG) uitgevoerd.

 

5. GGD

Het toezicht op de kinderopvang is uitbesteedt aan de GGD.

 

Kader

Dit VTH-beleid is het strategisch kader voor de uitvoering van VTH-taken in de fysieke leefomgeving voor de periode 2019-2021. De concrete inzet per jaar wordt uitgewerkt in het uitvoeringsprogramma VTH. Door de zogenaamde ‘dubbele regelkring’ of ‘BIG-8’ te volgen houden we grip op de te bereiken resultaten. De ‘big 8’ is een dubbele plan-do-check-act cyclus waarbij beleid en uitvoering twee cirkels vormen die in elkaar grijpen en daardoor verbonden zijn. In figuur 1 staan de processtappen.

 

Figuur 1. Dubbele regelkring oftewel BIG-8-cyclus VTH

 

Vanuit een strategisch kader wordt de vertaling naar operationeel beleid gemaakt ten behoeve van kwaliteitsborging, samen met een sluitende planning en control cyclus. Door vanuit de uitvoering te monitoren en vervolgens te evalueren wordt zorg gedragen dat het beleid blijft aansluiten op de uitvoeringspraktijk en andersom. De strategische doelen en prioriteiten vormen het kader voor het uitvoeringsprogramma en dus voor de programmering van de jaarlijkse VTH inzet.

 

De kern van het VTH-beleid wordt gevormd door een probleem- en risicoanalyse, ook wel omgevingsanalyse genoemd. Door het invullen van een risico- en prioriteringsmodel, is een inschatting gemaakt van de impact die mogelijke activiteiten kunnen hebben op de fysieke leefomgeving (in termen van veiligheid, gezondheid, financiën, leefomgeving en bestuurlijk imago). Door risico’s te duiden en te prioriteren kan de beschikbare capaciteit voor uitvoering van de VTH-taken risicogericht worden ingezet. De meeste aandacht gaat uit naar activiteiten met een hoge prioriteit en minder of geen aandacht naar activiteiten met een gemiddelde of lage prioriteit. Bestuurlijke keuzes kunnen ervoor zorgen dat bepaalde activiteiten met een lage prioriteit toch aandacht krijgen. Dit heeft gevolgen voor de beschikbare capaciteit en kan ten koste gaan van andere taken met een hogere prioriteit. De inzet wordt inzichtelijk gemaakt in jaarlijkse uitvoeringsplannen die door het college worden vastgesteld en ter informatie aan de gemeenteraad wordt voorgelegd. De uitvoering vindt plaats binnen de uitgangspunten en uitvoeringsstrategieën die in dit beleid zijn vastgesteld. Door de kwartaalrapportages en het jaarverslag vindt verslaglegging plaats. Deze verslagen vormen tevens de grondslag voor (tussentijdse) bijsturing.

 

1.4 Toekomstige ontwikkelingen

 

Een aantal ontwikkelingen in wet- en regelgeving of in organisatie(s) van VTH-taken is van invloed op de werkzaamheden en/of benodigde capaciteit van de VTH-taken. Als organisatie is het van belang om nationale en regionale ontwikkelingen te volgen en te anticiperen op de (mogelijke) gevolgen.

 

Landelijke ontwikkelingen

 

Omgevingswet 2021

Het huidige omgevingsrecht is verbrokkeld en verdeeld over tientallen wetten. Er zijn aparte wetten voor ruimtelijk toezicht, bodem, waterbeheer, milieu, mijnbouw, monumentenzorg, natuur, geluid, bouwen en infrastructuur. Deze verbrokkeling leidt tot afstemmings- en coördinatieproblemen en verminderde kenbaarheid en bruikbaarheid voor alle gebruikers. De Omgevingswet beoogt om te komen tot één afgestemd instrumentarium voor de integrale aanpak van nieuwe initiatieven en de duurzame ontwikkeling van de fysieke leefomgeving.

 

De ontwikkelingen rond de Omgevingswet zijn nog niet concreet genoeg om een juiste inschatting te maken wat deze wet betekent voor de VTH-taken. De Omgevingswet zal wel van invloed zijn op zowel de vergunningverlening, toezicht als de handhaving van de bebouwde omgeving.

Zo voorziet de Omgevingswet in minder toetsing vooraf en meer toezicht achteraf. Ook wordt onder de Omgevingswet het bestuursorgaan geacht te redeneren vanuit mogelijkheden en niet vanuit beperkingen. De verwachting is dat dus dat zowel voor vergunningen, toezicht als handhaving meer maatwerk geleverd zal moeten worden. We zijn ons reeds aan het voorbereiden op de komst van de wet middels verschillende uit gezette pilots.

 

Wet Kwaliteitsborging in 2021

De toetsing aan het Bouwbesluit zal in de nabije toekomst worden verricht door gecertificeerde bedrijven, middels de recent aangenomen Wet kwaliteitsborging. Naar verwachting gelijk met de omgevingswet in 2021 in werking treden. Na invoering van de private kwaliteitsborging is er geen exclusieve rol meer weggelegd voor de lokale overheid voor wat betreft de toetsing aan het Bouwbesluit van vergunningsaanvragen en op het toezicht hierop. De gemeente behoudt wel de exclusieve bevoegdheid om de ruimtelijke vergunning te verlenen. Hierbij wordt getoetst op het bestemmingsplan, welstand, milieu en monumenten etc. De verwachting is dat met het mogelijk maken van de private kwaliteitsborging de gemeente eerst de ruimtelijke vergunning verleent en de markt pas daarna het Bouwbesluit zal gaan toetsen en hier toezicht op zal gaan houden. De gemeente komt dan weer in beeld bij eventuele handhavingskwesties. We gaan binnenkort starten met het voorbereiden op de komst van deze wet.

 

Wet Natuurbescherming

Op 1 januari 2017 is de nieuwe Wet Natuurbescherming in werking getreden. Deze wet vervangt drie wetten: de Natuurbeschermingswet 1998, de Boswet en de Flora- en Faunawet. De taken die voorheen bij het rijk lagen, worden gedecentraliseerd naar de provincies. Deze aspecten van de nieuwe wet maken het voor inwoners wat gemakkelijker. Tegelijk wordt het ook complexer doordat provincie zelf plant- en diersoorten mogen beschermen, waardoor de praktijk ontstaat dat soorten in deze ene provincie wel beschermd zijn en in de andere niet. Voor gemeenten heeft de nieuwe wet formeel gezien nauwelijks gevolgen, maar in de praktijk treden er wel degelijk veranderingen op voor de inwoners/ondernemers.

 

Handhaver 2020 - Buitengewoon opsporingsambtenaar (Boa)

De VNG heeft in maart 2016 zijn visie op de gemeentelijke handhaver 2020 naar buiten gebracht. Daarin staat dat Boa’s zich de afgelopen jaren ontwikkeld hebben tot professionele handhavers en dat deze professionalisering zich ook de komende jaren zal doorzetten. Redenen zijn volgens de VNG: een sterkere vraag uit de samenleving, een politie die zich verder terugtrekt en de decentralisaties in het sociaal domein waardoor Boa’s meer te maken krijgen met overlastsituaties op straat. Om te komen tot de gemeentelijke handhaver 2020 moet volgens de VNG ook aan een aantal randvoorwaarden worden voldaan. Zo moeten gemeenten onder andere een strategische visie op handhaving hebben en van daaruit nadenken over de daaruit voortvloeiende taken en bevoegdheden voor handhavers. Met dit beleidsplan en de uitvoeringsplannen voldoet de gemeente Den Helder hieraan.

 

Regionale ontwikkelingen

 

Opdrachtgeverschap omgevingsdienst

Het opdrachtgeverschap van de omgevingsdienst, de Omgevingsdienst Noord-Holland Noord, wordt mede vormgegeven in de regionale regievoerders overleggen. Het voldoen aan de kwaliteitscriteria van de Wet VTH is hierbij een belangrijk bespreekpunt. Een opgave voor deze regievoerders overleggen is het verder professionaliseren van het opdrachtgeverschap.

Toezicht op regelgeving prostitutie

Er wordt gewerkt aan een regionaal convenant om het toezicht op de bepalingen inzake prostitutie onder te brengen bij een pool van Boa’s van verschillende gemeenten waaronder die van Den Helder. Er wordt daarnaast hard gewerkt om het toezicht op een adequaat niveau te krijgen. Dit is de uitdaging voor de komende jaren alsmede het verkennen van andere middelen om tot een goed naleefgedrag te komen.

 

2. Ambitie, visie, uitgangspunten en operationele doelen

 

 

Naast de verplichte uitvoering van wet- en regelgeving is de bestuurlijke ambitie en de visie op vergunningverlening, toezicht en handhaving bepalend voor de wijze waarop het werk wordt gedaan. Om dit concreet te maken zijn uit de hierna omschreven ambitie en visie uitgangspunten gedestilleerd die leidend zijn bij de uitvoering van de VTH-taken in Den Helder. Daarnaast is, om voortgang te monitoren en effecten inzichtelijk te maken, een aantal concrete operationele doelstellingen geformuleerd.

 

 

 

 

2.1 Bestuurlijke ambities

In het coalitieprogramma dat is opgesteld voor de periode 2018-2022 zijn de ambities die zijn neergelegd door het college gekoppeld aan concrete acties. De ambities die zijn geformuleerd ten aanzien van de thema’s waar dit VTH- beleid aan kan bijdragen zijn door ons gegroepeerd in dienstverlening, algemene ambities en wat concreter benoemde ambities.

 

Dienstverlening

De dienstverlening vanuit de gemeente moet optimaal zijn. Dit betekent onder andere duidelijke, adequate en transparante communicatie met inwoners, instellingen en bedrijven. Inwoners van de gemeente worden actief betrokken, waarbij de gebiedsgerichte aanpak en wijkgericht werken het centrale uitgangspunt is. Ook ligt er de ambitie om de (digitale) dienstverlening verder te verbeteren, ruimte te geven aan ondernemers en hun te faciliteren. Vergunningen die eenvoudig zijn worden of in het kader van deregulering afgeschaft of indien deze wel noodzakelijk zijn sneller verleend. Overbodige, tegenstrijdige niet nuttige en niet handhaafbare regels worden bestreden. Het credo is handhaven waar het echt moet en toezicht houden daar waar het kan. Handhaven is namelijk geen doel opzicht maar een middel om de openbare ruimte veilig en schoon te houden. Klachten of meldingen over de directe leefomgeving zullen dus voortvarend en zichtbaar worden aangepakt. Toezicht betekent aanwezig zijn in de openbare ruimte, tijdens evenementen en festiviteiten, zichtbaar en het gezicht van de gemeente. De handhavers hebben daarnaast een signalerende en adviserende rol. Ze zijn dienstbaar waar dit kan. Ze gaan het gesprek aan waarbij handhaven het laatste middel is. Maar wanneer sprake is van overlast en geweld bij evenementen dan zal hier wordt stevig opgetreden. Daarnaast zal geëxperimenteerd worden met pre-mediation. Als laatste wordt de beschikbare formatie effectiever ingezet voor nader gestelde prioriteiten.

 

Algemene ambities

De inwoners hebben recht op een stad die schoon, heel en veilig is. Duurzaamheid en het milieu staan extra hoog in het vaandel. Daarnaast wordt het cultuurhistorisch erfgoed gekoesterd en de toeristische sector gestimuleerd. Dit door de verblijfsrecreatie naar hoger niveau te tillen met behoud van natuurschoon en culturele waarden, maar ook door evenementen maximaal te ondersteunen. Op Willemsoord zijn de pijlers horeca, cultuur en evenementen. Ook wordt de gevelverbetering gecontinueerd om zo de stad zijn uitstraling te laten behouden en te versterken. Als laatste is een goede ontwikkeling van kinderen en jongeren thuis en op school van belang.

 

Concrete ambities

Door de coalitie zijn ook hele concrete zaken benoemd die opgepakt moeten worden. Zo moet de overlast van geparkeerde fietsen afnemen, is een goed gebruik van parkeervoorzieningen van belang en moet de overlast van afval op straat worden aangepakt. Op het gebied van openbare orde en veiligheid ligt het accent op o.a. misdaadbestrijding, ondermijning, terrorismebestrijding, evenementen en drugs en alcohol.

 

Deze ambities zijn hierna in dit hoofdstuk uitgewerkt in een visie, uitgangspunten en doelstellingen ten aanzien van vergunningverlening, toezicht en handhaving.

 

2.2 Visie op de uitvoering van VTH-taken

Zoals blijkt uit de Strategische Visie 2020 wil Den Helder een gemeente zijn met goede en diverse werkmilieus, plezierige en veilige woonmilieus met een breed en kwalitatief goed voorzieningenniveau, een aantrekkelijk en levendig stadshart en een adequate infrastructuur. Dit sluit aan bij de ambities van de coalitie die in paragraaf 2.1 staan benoemd. De visie ten aanzien van Vergunningverlening, Toezicht en Handhaving van de gemeente Den Helder is:

 

Wij dragen bij aan een veilige, duurzame, schone en leefbare gemeente waarin iedereen prettig en gezond woont, werkt en recreëert.

 

2.2.1 Ambitie

Kwalitatief goede dienstverlening

De dienstverlening van de gemeente moet voor iedereen toegankelijk en begrijpelijk zijn. Bij gemeentelijke beleidsvrijheid wordt altijd gekeken naar nut en noodzaak ten aanzien van het vergunning- en handhavingsproces. Overbodige kaders, procedures, brieven en indieningsvereisten worden geschrapt indien deze niet noodzakelijk zijn voor een objectieve en adequate afhandeling. Vergunningen gaan we zoveel mogelijk digitaliseren, standaardiseren en vereenvoudigen.

 

We gaan ervan uit dat wat inwoners zelf kunnen doen, dit ook door hen zelf wordt gedaan. Als er ondersteuning nodig is, is dit niet automatisch een gemeentelijke taak. Dit betekent dat we niet alles (automatisch/meteen) leveren of doen voor de inwoners.

 

 

We proberen daar waar dit mogelijk is ook in onze dienstverlening de zelfredzaamheid te stimuleren door inwoners en bedrijven te stimuleren om gezamenlijk problemen op te lossen, bijvoorbeeld door overleg of mediation. Oplossingen die in gezamenlijkheid worden gevonden hebben de voorkeur boven de oplossingen die zijn afgedwongen.

 

Inwoners en bedrijven zijn medeverantwoordelijk voor een efficiënte afhandeling van de zaken die ze met de gemeente regelen. Wij verwachten van hen dat ze zelf relevante informatie verzamelen en dat ze aanvragen zo compleet en correct mogelijk indienen. Ingezet wordt op zoveel mogelijk voorafgaand aan een aanvraag tot een plan te komen waarvoor vergunning verleend kan worden. Er zal daarom met name gestuurd gaan worden op vooroverleg. Tevens zal van de aanvrager gevraagd worden om inzicht te geven in het participatietraject dat hij gevolgd heeft (vooruitlopend om de Omgevingswet). Voordat een aanvraag wordt ingediend gaan we zoveel mogelijk de informatieve vragen (van de aanvrager) beantwoorden en geven we randvoorwaarden mee. Klanten worden op deskundige en vriendelijke wijze gevraagd en ongevraagd van informatie voorzien over zaken. Zowel op het vlak van kennis als op het vlak van kunde verstaan de medewerkers hun vak. Ze zijn in de gelegenheid zich blijvend te ontwikkelen en worden hierin ook gestimuleerd. Ze zijn betrokken bij hun werk, de organisatie en elkaar.

 

Transparant en aanspreekbaar

Wij verwachten veel van onze inwoners en bedrijven en tegelijkertijd mag hij of zij veel van ons verwachten. De gemeente is verantwoordelijk voor het tijdig afgegeven van kwalitatief goede vergunningen en het inzetten van adequaat toezicht en handhaving. Degene die een vergunning krijgt moet ervan uit kunnen gaan dat deze stand houdt bij eventueel bezwaar en beroep dat wordt ingesteld door derden. Wij streven er dan ook naar vergunningen te verstrekken die voor eenieder volstrekt helder, duidelijk, handhaafbaar en niet voor meerdere uitleg vatbaar zijn. Ook de handhaving is transparant. De toezichthouders en Boa’s zijn zichtbaar op straat en aanspreekbaar voor eenieder. Wanneer inwoners en bedrijven de regels niet naleven zullen wij hun hierop aanspreken. Het werk wordt zo uitgevoerd dat betrokkenen weten waar ze aan toe zijn. Dit geldt voor aanvragers en overtreders maar ook voor andere betrokkenen. Gelijke gevallen worden gelijk behandeld. De gemeente wil ook transparant en helder toezicht houden. Dit betekent dat wij duidelijk willen zijn over wat wel en niet is toegestaan.

 

Maatwerk en ruimte waar het kan, strikt en duidelijk waar nodig

Eenduidigheid betekent dat de gemeente bij geconstateerde overtredingen consequent en voorspelbaar handelt. Een eenmaal ingezet handhavingstraject zet de gemeente ook door. Vergelijkbare situaties handelt de gemeente op vergelijkbare wijze af. Hiermee wordt willekeur en rechtsongelijkheid voorkomen. Het landelijke wettelijke kader, of gemeentelijke regels worden gevolgd en zijn bepalend. Anderzijds is er wel ruimte voor maatwerk. Bij de behandeling van aanvragen en handhavingszaken ligt de focus niet op de beperkingen ervan, maar juist op het zoeken naar wegen en oplossingen om daarbinnen. Dit rekening houdend met de wensen van aanvrager én omgeving te zoeken naar mogelijkheden, waar mediation soms een van de mogelijkheden is. Om de juiste aanpak te kunnen kiezen kan een doelgroep analyse een goed hulpmiddel zijn. Deze analyse kan in beeld brengen in hoeverre bij overtredingen sprake is van onwetendheid, gemakzucht, calculerend gedrag of criminaliteit. Afhankelijk van de houding en motieven van de overtreder(s) kunnen de juiste handhavingsmiddelen worden gekozen. Daarbij heeft de inzet van preventieve handhavingsmiddelen, zoals voorlichting, indien mogelijk en effectief, de voorkeur boven de repressieve (sanctionerende) handhavingsmiddelen.

 

2.3 Gemeenschappelijke uitgangspunten

De in 2.2 genoemde visie op vergunningverlening, toezicht en handhaving leidt tot een aantal ‘gemeenschappelijk’ uitgangspunten die leidend zijn bij de uitvoering van de VTH-taken.

 

  • Risicogerichte benadering;

  • Vertrouwen waar het kan, controle waar het moet;

  • De big-8 cyclus is de basis voor de beleidscyclus;

  • Digitale dienstverlening is het uitgangspunt, ook bij toezicht en handhaving;

  • Efficiënte en effectieve uitvoering VTH is richting gevend voor de ruimtelijke keten;

  • Integrale aanpak

  • Integriteit van de gemeente(lijke organen) staat hoog in het vaandel.

 

Risicogerichte benadering

De beschikbare personele en financiële middelen voor de uitvoering van de VTH–taken zijn beperkt. Dit betekent dat in de taakuitvoering – in het kader van het uitvoeringsprogramma – keuzes gemaakt moeten worden. Vergunningverlening, toezicht en handhaving worden daarom risicogericht benaderd. Dit betekent dat mede op basis van een inschatting van risico’s de prioriteiten worden bepaald.

Bij het maken van keuzes in de taakuitvoering wegen veiligheid en gezondheid zwaar. Ook leefbaarheid, duurzaamheid en omgevingskwaliteit wegen mee. Daarnaast krijgen signalen van inwoners en bedrijven een plaats bij het bepalen van prioriteiten.

 

 

Vertrouwen waar het kan, controle waar het moet

De gemeente Den Helder vertrouwt erop dat de inwoners en ondernemers de verantwoordelijkheid nemen voor hun eigen omgeving en activiteiten. Handhaven gebeurt dan ook vanuit vertrouwen. Loslaten waar het kan en focussen op zaken die echt belangrijk zijn. Uitgangspunt is de verwachting dat de meeste ondernemers en inwoners deze verantwoordelijkheid aan kunnen. Maar daar waar dit niet het geval is en leidt dit tot onacceptabele risico’s dan zal zo nodig stevig handhavend worden opgetreden. Bij ondermijning of drugsproblematiek treedt de gemeente direct handhavend op. Dit doen we door het toepassen van lik-op-stuk beleid en het actief toepassen van BIBOB-onderzoeken en door drugswoningen/panden te sluiten.

 

De big-8 cyclus is de basis voor de beleidscyclus

De gemeente pakt vergunningverlening, toezicht en handhaving op basis van het big-8 principe, planmatig en cyclisch op. Dit resulteert in (twee)jaarlijkse uitvoeringsprogramma’s en verantwoording aan de gemeenteraad.

 

Efficiënte en effectieve uitvoering VTH is richting gevend voor de ruimtelijke keten

Naast de focus op risico’s zal een efficiënte en effectieve uitvoering VTH ook bijdragen aan de ruimtelijke kwaliteit van Den Helder. Zo zal bij alle nieuwe ruimtelijke plannen voortaan rekening moeten worden houden wat dit voor invloed heeft op de uitvoering van toezicht en handhaving. Handhaving zal daardoor vroegtijdig bij kunnen sturen in ontwikkelingen die voorzienbaar problematisch kunnen worden. Zo zal handhaving vooraf meer worden betrokken bij de planvorming. Bijvoorbeeld als het gaat om de vestiging van bedrijvigheid aan huis, initiatieven van burgers, bedrijven/verenigingen, buurten of dorpen rond (zorg)voorzieningen, veranderend gebruik van vrijkomende bebouwing of renovatie en verbouwing van bestaande gebouwen (in verband met brandveiligheid). Door bewoners meer te betrekken bij het ontwikkelen van ruimtelijke kwaliteit zal dit ook meer tot de verbeelding en verantwoordelijkheid spreken.

 

Integrale aanpak

Waar mogelijk worden zowel initiatieven als handhavingszaken integraal opgepakt. Op deze wijze worden alle relevante aspecten van een initiatief of een probleem in samenhang bezien en behandeld. Samenwerking met interne en externe partners is hierbij essentieel.

 

2.4 Uitgangspunten vergunningverlening

  • Initiatiefnemers worden er op gewezen en gestimuleerd om overleg met belanghebbenden te voeren om draagvlak voor de activiteit te krijgen.

  • Bij de behandeling van aanvragen staat adequate en professionele dienstverlening voorop. De klanttevredenheid blijft daarbij van groot belang.

  • De vergunningen die worden verleend geven rechtszekerheid doordat ze tijdig (niet van rechtswege) zijn verleend en de rechterlijke toets kunnen doorstaan.

  • Bij vergunningaanvragen wordt zo ver mogelijk actief meegedacht in mogelijkheden en oplossingen om, rekening houdend met de initiatiefnemer én de omgeving, activiteiten mogelijk te maken.

  • Er wordt niet meer informatie gevraagd dan nodig voor het beoordelen van de aanvraag.

  • Vergunningen en ontheffingen zijn begrijpbaar voor eenieder.

 

 

 

2.5 Uitgangspunten toezicht en handhaving

  • Toezicht en handhaving dienen ter voorkoming van gevaar, hinder en overlast.

  • De grondslag van toezicht en handhaving is positief. Er wordt niet alleen gekeken naar wat niet mag, maar ook naar wat wel mogelijk is. Natuurlijk neemt dit niet weg dat de gemeente doorpakt daar waar dit nodig is.

  • Naleving wordt bevorderd door de inzet van diverse middelen en een combinatie van preventieve (communicatie, overleg, vergunningverlening, toezicht) en repressieve instrumenten. Preventieve instrumenten hebben de voorkeur boven repressieve.

  • Correct gedrag is de norm, zowel voor de gemeente als voor burgers. Er wordt niet geaccepteerd dat medewerkers worden geconfronteerd met (verbale) agressie of geweld. Bij dergelijke incidenten wordt altijd aangifte gedaan.

  • Een goede naleving van wet- en regelgeving staat centraal. Naleving gaat om gedrag van mensen en bedrijven. Ingezet wordt daarom op effectieve manieren van gedragsbeïnvloeding. Hier wordt ook mee geëxperimenteerd;

  • Toezicht tijdens de realisatiefase op maat afgestemd op gedrag aannemer. Op basis van ervaringen met specifieke aannemers wordt er een toezichtstrategie bepaald;

  • Gebiedsgericht en wijkgericht aanpakken van overlast. Op basis van informatie van meldingen van inwoners, politie, eigen waarnemingen en informatie uit onze datasystemen voeren de toezichthouders openbare ruimte/orde hun werkzaamheden uit. Wij willen daarbij aanwezig zijn op ‘hotspots’ / hot times’; daar waar de kans op overtredingen groter is om zo de overlast aan te kunnen pakken.

 

2.6 Doelen vergunningverlening, toezicht en handhaving

Onderstaande doelen zijn van toepassing voor de periode 2019-2021

 

Algemeen doel

  • Voldoen aan de kwaliteitseisen voor de uitvoering van de VTH-taken. Aan het einde van de beleidsperiode zijn alle verbeterpunten uit de Big-8-scan uitgevoerd en voldoet de gemeente aan de kwaliteitseisen uit het Besluit omgevingsrecht en daarmee is de beoordeling van de provincie adequaat.

 

Doelstellingen vergunningen

  • Vergunningen, meldingen en ontheffingen worden op een kwalitatief hoog en adequaat niveau afgehandeld. Het effect hiervan is dat de vergunningen en ontheffingen binnen de wettelijke termijn zijn verleend en in stand blijven bij bezwaar en beroep die door een derde is ingesteld.

  • Het stimuleren van een digitale afwikkeling van aanvragen.

  • Het stimuleren dat bouwwerken zodanig worden gebruikt dat en activiteiten zodanig worden uitgevoerd dat zij zo min mogelijk belastend zijn voor hun omgeving.

  • Het stimuleren dat bouwwerken brandveilig worden gebruikt.

  • Het stimuleren van duurzaam en energiezuinig bouwen.

  • Het stimuleren van een veilige openbare weg.

  • Het stimuleren van het eigen verantwoordelijkheidsgevoel bij de opdrachtgever/aanvrager.

  • Goede afweging van alle belangen.

 

 

Doelstellingen toezicht en handhaving

  • Het toezicht en de handhaving van de VTH-taken wordt op een professionele wijze en op een kwalitatief hoog en adequaat niveau uitgevoerd. Het effect hiervan is dat het naleefgedrag wordt verhoogd en dat het aantal incidenten, klachten en handhavingsverzoeken vermindert.

  • Eenvoudig kunnen doen van meldingen en adequaat afhandelen van meldingen. Streven is dat er snel contact wordt gelegd met de melder en dat er duidelijkheid wordt gegeven over de afhandeling (of, hoe en wanneer).

  • Inzetten op preventie.

  • Het bevorderen van een veilige leefomgeving.

  • Het bevorderen van een gezonde leefomgeving.

  • Het bevorderen van de leefbaarheid.

  • Het maximumaantal dossiers van nul waarin een dwangsom is betaald wegens niet tijdig beslissen op een verzoek om handhaving.

  • Inzetten van mediation.

 

 

3. Omgevings- en probleemanalyse, prioriteiten en capaciteit

 

 

3.1 Omgevings- en probleemanalyse

Met de omgevingsanalyse wordt inzicht verkregen in de problemen en risico’s in de gemeente en waar vergunningverlening, toezicht en handhaving een rol kunnen spelen in het aanpakken en beheersen van deze problemen en risico’s. Hiermee kan sturing worden gegeven aan de taken die worden opgepakt. De omgevingsanalyse vormt dan ook de basis voor het van het formuleren van doelstellingen, taken, prioriteiten, en het uiteindelijk vaststellen van een integraal uitvoeringsprogramma. In de probleemanalyse wordt inzichtelijk gemaakt welke problemen burgers en bedrijven in Den Helder ervaren en vanuit het toezicht naar voren komen. In de risicoanalyse wordt inzichtelijk gemaakt welke risico’s zich kunnen gaan voordoen, hoe ernstig deze zijn en hoe groot de kans is dat problemen zich zullen gaan voordoen. Het kan daarbij ook gaan om zaken die niet direct waarneembaar zijn, maar wel een reële dreiging kunnen vormen, zoals brandgevaar en instortingsgevaar. Voor de uitwerking van de omgevings- en probleemanalyse zie bijlage 1.

 

 

3.2 Prioriteiten

Het is onmogelijk om in onze samenleving alle risico’s uit te sluiten. Het voorkomen of wegnemen van risico’s door middel van vergunningverlening of door toezicht en handhaving is niet voor 100% mogelijk. Niet elk detail van een vergunningverlening kan diepgaand getoetst worden, net zomin als het onmogelijk is om overal en altijd aanwezig te kunnen zijn om toezicht te houden op de naleving van wet- en regelgeving en hierop te handhaven. De middelen waarmee de grote hoeveelheid VTH-taken uitgevoerd moeten worden zijn beperkt. Daarom moeten doordachte keuzes worden gemaakt in wat wel en niet gedaan kan worden of een hoge of lage prioriteit krijgt. Ook de wijze van uitvoering kan hierdoor beperkt worden. Prioritering van taken bepaalt dus de intensiteit van de controle/het toezicht. Bij taken met een hoge prioriteit geldt ook nog dat gemeente keuzes maakt welke taken zij in een jaar actief oppakt. De keuzes staan vermeld in de jaarlijkse uitvoeringsprogramma’s.

 

Eén van de doelen van dit beleid is om de beschikbare middelen worden zo effectief en efficiënt mogelijk ingezet en hierdoor het effect van de mogelijke risico’s voor de omgeving zoveel mogelijk te beperken. Het stellen van deze prioriteiten gebeurt op basis van een inventarisatie en de weging van risico’s. Dit wil overigens niet zeggen dat de inzet uitsluitend gericht is op deze prioriteiten. Het betekent wel dat de grootste inspanning gericht is op deze prioriteiten. Iedere vergunningaanvraag moet worden afgehandeld, maar de manier waarop en met welke diepgang wordt getoetst kan verschillen. Voor toezicht en handhaving geldt bijvoorbeeld voor Wabo-taken dat 80% van de beschikbare capaciteit programmatisch wordt ingezet op de geprioriteerde activiteiten. 20% Van de handhavingscapaciteit blijft dan beschikbaar voor bestuurlijke prioriteiten, meldingen en handhavingsverzoeken.

 

Voor het uitvoeren van de risicoanalyse wordt gebruik gemaakt van het landelijk veel gebruikte risicomodel zoals dat door het voormalige ministerie van Justitie ontwikkeld is. Dit model heeft de volgende definitie:

 

Risico = negatief effect x overtredingskans.

 

Het gaat hier kortweg om de, naar maatschappelijke normen, ongewenste gevolgen van een activiteit (het negatieve effect), verbonden met de kans dat deze zich bij niet naleven van de wet- en regelgeving zullen voordoen. Van alle te onderscheiden activiteiten wordt de kans bepaald dat dit voorkomt en vervolgens afgezet tegen de ernst van de gevolgen daarvan. De risicoanalyse resulteert in een matrix waarin de omvang van het risico van de verschillende activiteiten inzichtelijk is gemaakt, zowel voor vergunningverlening als voor toezicht en handhaving. In bijlage 2 wordt de analyse nader toegelicht.

 

Het uitvoeren van een risicoanalyse is daarom een goede methode om tot een objectief beeld te komen van welke toezicht- en handhavingstaken prioriteit zouden moeten krijgen. Maar we willen als gemeente ook de mening van de inwoners en ondernemers horen. Wat vinden zij de komende jaren nu belangrijk, minder belangrijk of onbelangrijk? Zowel de gemeenteraad als de inwoners als de ondernemers van Den Helder hebben zich uitgesproken over welke taken prioriteit moeten krijgen. Deze wensen hebben we meegewogen in de uiteindelijke afweging bij het bepalen van prioriteiten.

 

Prioriteiten bepalen

In totaal zijn er vier factoren die allen even zwaar meewegen bij het bepalen van de prioriteiten; de overtredingskans, de effectscore*, prioriteiten politiek en prioriteiten inwoners. Gezien de minimale inbreng van de ondernemers, weegt deze minder zwaar. In de prioriteitenberekening zijn alle factoren uitgedrukt op een schaal van 0 tot 5, waarbij 5 als hoogste prioriteit geldt. Het gemiddelde van de vier factoren bepaalt de uiteindelijke uitkomst.

  •  

  • 1.

    ≥ 2,6 = hoge prioriteit;

  • 2.

    2,0 tot 2,5 = gemiddelde prioriteit;

  • 3.

    ≤ 2,0 = lage prioriteit

 

Raadpleging politiek

Door middel van een ‘meedenkbijeenkomst’ is de gemeenteraad in de gelegenheid gesteld om mee te denken over de prioritering. Tijdens de bijeenkomst heeft een afvaardiging van de gemeenteraads- en commissieleden meegedaan aan het dilemmaspel ‘toezicht en handhaving. Vervolgens zijn in groepjes de top 10 bepaald van activiteiten die het meeste aandacht zouden moeten krijgen volgens deze groepen. De uitwerking van deze top-10 is opgenomen in bijlage 7 per toezichtstaak aangegeven hoeveel prioriteit deze taak moet krijgen. Van alle scores is een gemiddelde genomen die recht doet aan het signaal dat de raads- en commissieleden hebben afgegeven.

 

 

 

 

Raadpleging inwoners

Inwoners zijn in de gelegenheid gesteld om aan te geven welke toezicht- en handhavingstaken op het gebied van de openbare ruimte volgens hen prioriteit moeten krijgen. Door middel van een vragenlijst konden zij prioriteiten bepalen. In totaal hebben 868 inwoners de online vragenlijst ingevuld, dat is een mooie score. De respons per wijk is opgenomen in figuur 2.

 

Vooral in Stad Binnen de Linie West en in Julianadorp is de respons groot, maar in alle wijken hebben voldoende inwoners meegedaan zodat op wijkniveau een aardig beeld ontstaat van de zaken die men daar belangrijk vindt. Er is ook gevraagd naar de buurt waarin men woont, maar de aantallen zijn te laag om daar statistisch verantwoorde uitspraken over te doen, alhoewel ze wellicht wel een algemeen beeld kunnen geven van de problematiek in een buurt.

 

*De effectscore beschrijft het mogelijke negatieve effect van het niet nakomen van de wet- en regelgeving. De effectscore richt zich op vijf thema’s: veiligheid, volksgezondheid, hinder en leefbaarheid, gevaar openbare orde en kwaliteit openbare ruimte.

 

Figuur 2. Respons inwoners online vragenlijst

 

Door de vorm van uitvragen via de enquête, was het niet mogelijk te vragen dat inwoners per thema te vragen of die activiteit meer aandacht of minder aandacht moet krijgen. Dat heeft ertoe geleid dat inwoners vooral hebben aangegeven welke thema’s extra aandacht moeten krijgen. Er zijn voornamelijk prioriteiten verhoogd en nauwelijks verlaagd. In de jaarlijkse uitvoeringsprogramma’s zal hier rekening mee worden gehouden, waarbij de beschikbare capaciteit leidend is. In bijlage 8 ziet u de resultaten terug van de raadpleging onder de inwoners van Den Helder.

 

Raadpleging ondernemers

Ondernemers zijn ook uitgenodigd om mee te denken over de prioritering van de VTH-taken. Tevens is tijdens deze bijeenkomst gelegenheid gegeven om aan te geven waar de ondernemers hinder van ervaren en wat hun verwachtingen zijn. Tevens is aan alle ondernemers (via de ondernemersverenigingen) het dilemmaspel Toezicht en Handhaving gestuurd in de vorm van een vragenlijst. De resultaten van de vragenlijst ziet u in bijlage 9. Gelet op de minimale respons is het lastig om op basis hiervan een algemeen beeld te krijgen van zaken die ondernemers belangrijk vinden. De weging van de ondernemers is in de prioritering wel meegenomen, doch weegt minder zwaar dan de hiervoor genoemde vier factoren.

 

3.2.1 Prioriteiten beleidsplan

De prioriteitenmatrixes zijn weergegeven in bijlage 2a (voor vergunningen) en 2b (voor toezicht en handhaving). In deze paragraaf worden alleen de hoog geprioriteerde taken per afdeling weergegeven. In de bijlagen is ook te zien welke invloed de keuzes van de raad en de inwoners hebben gehad op de uiteindelijke prioritering. De inbreng van inwoners en Raad leidde niet tot hele andere prioriteiten. De onderscheidenlijke activiteiten hebben door het invullen van de risicomatrix een hoge, gemiddelde of lage prioriteit gekregen.

 

Er wordt bij dit beleidsplan geen extra capaciteit gevraagd. In de jaarlijkse uitvoeringsprogramma’s zal uitgegaan worden van de beschikbare capaciteit. De prioriteiten zijn bepaald op basis van de uitkomst uit de prioriteitenmatrixes.

 

Over het algemeen zijn er geen grote afwijkingen tussen de risicoanalyse en de uiteindelijke kolom prioriteit-score. De inbreng van inwoners en raad leidt niet tot hele andere prioriteiten. Vier taken met een gemiddelde prioriteit worden toegevoegd aan de hoge prioriteiten.

Deze taken hebben in dit beleidsplan toch een hoge prioriteit gekregen, omdat het hier gaat om taken met veiligheidsrisico’s, gezondheid en leefbaarheid die een forse impact kunnen hebben als ze zich voordoen. Deze taken zijn:

  • 1.

    Toezicht op het in gebruik hebben van een gebouw in strijd met de constructieve eisen Bouwbesluit 2012 (voor alle grotere bouwwerken waarin mensen verblijven) (score 2,1/2,4);

  • 2.

    Plaatsen van aanhangers/caravans langer dan drie dagen op de openbare weg (score 2,3);

  • 3.

    Onjuist parkeren van (brom)fietsen, scooters (score 2,3);

  • 4.

    Het zonder vergunning aanwezig hebben van een kansspelautomaat in een horecagelegenheid (score 1,9);

  • 5.

    Kinderdagopvang/ gastouders (score 2,4).

 

Hoge prioriteit Wabo/Bouwbesluit

Vergunningverlening

  • aanvraag omgevingsvergunning voor activiteit bouwen van woongebouwen, appartementen, kamerverhuur, logiesgebouwen, restaurants, café, horeca, kantoor, bedrijf, maatschappelijke gebouwen, (kinder)dagverblijven, scholen, sportcomplexen, zorg;

  • aanvraag omgevingsvergunning slopen (monument en/of in beschermd stads- en dorpsgezicht)

  • aanvraag omgevingsvergunning voor wijzigen rijks- of gemeentelijk monument;

  • melding slopen met asbest;

  • aanvraag omgevingsvergunning brandveilig gebruik;

  • melding brandveilig gebruik.

 

Toezicht en Handhaving

  • controle Bouwbesluit n.a.v. vergunning (constructief/brandveiligheid), woningen, woongebouwen, logies/horeca/kantoor/winkel, dagverblijven, scholen, sportcomplex, zorg;

  • veranderen van een Rijks- of gemeentelijk monument zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning;

  • strijdig gebruik bestemming wonen waar dit niet is toegestaan;

  • strijdig gebruik bestemming: bedrijfsmatige activiteiten waar dit niet is toegestaan;

  • het splitsen van woningen zonder omgevingsvergunning;

  • slopen van (een deel van) een monument zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning;

  • in gebruik hebben van een gebouw in strijd met de brandveiligheidseisen Bouwbesluit 2012 – woningen, woongebouwen, logies/horeca/bedrijf/kantoor/winkel, (kinder)dagverblijven, scholen, sportcomplex, zorg;

  • in gebruik hebben van een gebouw in strijd met de constructieve eisen Bouwbesluit 2012 – woningen, woongebouw, logies/horeca/bedrijf/kantoor/winkel, (kinder)dagverblijven, scholen, sportcomplex, zorg;

  • slopen met asbest zonder vergunning.

 

Hoge prioriteit Openbare Ruimte

Vergunningverlening

  • aanvragen evenementenvergunningen (regulier, aandachts- en risico-evenementen).

 

Toezicht en Handhaving

  • jeugdoverlast/hangjongeren (mede vuurwerk)

  • plaatsen van aanhanger/caravan langer dan drie dagen op de openbare weg

  • handelen zonder of in afwijking van een evenementenvergunning;

  • onjuist parkeren van (brom)fietsen, scooters;

  • overlast van loslopende honden in aangewezen verboden gebieden;

  • hondenpoep;

  • afval(dumpingen);

  • fout parkeren op grond van de Wegenverkeerswet/RVV.

 

Hoge prioriteit Horeca en openbare orde

Bijna alle toezichttaken die de gemeente op het gebied van horeca en openbare orde wettelijk verplicht is om uit te voeren of op basis van lokaal beleid belangrijk zijn, hebben een hoge prioriteit gekregen. Veel van deze taken hebben een relatie met het programma Ondermijning en het Integraal Veiligheidsplan.

 

Vergunningverlening

  • aanvraag exploitatievergunning APV;

  • aanvraag vergunning sexinrichting;

  • aanvraag/wijziging Drank- en Horecavergunning;

  • wijzigen leidinggevende aanhangsel Drank- en Horecavergunning;

  • omzettingsvergunning (kamerverhuur).

 

Toezicht en handhaving

  • zonder vergunning aanwezig hebben van een kansspelautomaat in een horeca-inrichting;

  • in werking zonder of in afwijking van een Drank- en Horecavergunning en/of exploitatievergunning;

  • alcoholische drank verstrekken aan minderjarige (jonger dan 18 jaar);

  • in het bezit hebben van alcoholische drank in de openbare ruimte door minderjarige;

  • ernstige openbare zaken op het gebied van ondermijning – prostitutie, drugs (Opiumwet), woonfraude, arbeidsuitbuiting, handel in wapens, illegaal gokken, witwassen, motorclubs, mensenhandel);

 

4. Nalevingsstrategie

 

 

De meeste mensen die in de gemeente Den Helder wonen, werken of recreëren doen hun best om zich te houden aan de spelregels die in wet- en regelgeving zijn vastgelegd. Toch worden niet alle regels goed nageleefd. Vaak komt dat door onbekendheid van de betreffende regel of door onbewust gedrag. Soms wordt een overtreding bewust gemaakt. In beide gevallen dient de gemeente op een adequate en juiste manier op te reageren. Deze nalevingstrategie wordt beschreven in dit hoofdstuk.

 

De door de gemeente gehanteerde nalevingstrategie bestaat uit drie strategieën: een preventiestrategie, een toetsingsstrategie en een handhavingsstrategie. Deze laatste wordt onderverdeeld in een toezichtstrategie, een sanctiestrategie en een gedoogstrategie. Deze verschillende strategieën kunnen niet los van elkaar gezien worden, maar versterken en vullen elkaar aan. De beschreven nalevingstrategie is schematisch weergegeven in figuur 3.

 

Figuur 3. Nalevingstrategie

 

Tafel van Elf

Om inzicht te krijgen in de redenen waarom mensen de regels bewust of onbewust overtreden maakt de gemeente al jaren gebruik van de ‘Tafel van Elf’ van het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid. Dit is een landelijk erkend model waarmee kan worden ingeschat in hoeverre wet- en regelgeving zal worden nageleefd.

 

Het model bestaat uit 11 factoren die bepalend zijn voor het naleefgedrag. In deze methodiek zijn elf aspecten benoemd die van invloed zijn op het naleefgedrag. Het gaat daarbij om kennis van regels, motivatie om regels na te leven en de pakkans.

 

Het blijkt dat de Tafel goed bruikbaar is in de openbare ruimte en minder bij toezicht op het gebied van bouw en ruimtelijke ordening. Hier blijkt dat een (informeel) gesprek tussen de toezichthouder en overtreder vooraf in veel gevallen beter werkt. Ook het inzetten van mediation tijdens het handhavingsproces kan bijdragen aan het ongedaan maken van de overtreding en kan zo helpen bij of in plaats komen van bezwaar en beroep. De ‘Tafel van Elf’ sluit aan bij de Landelijke Handhaving Strategie (LHS). Onderstaand figuur laat de invloed van de preventie en handhaving zien op de overweging van mensen om wel/niet na te leven.

 

 

 

Figuur 4. Invloed preventie en handhaving op wel /niet naleven van mensen

 

 

Type overtreders en doelgroepen

Zoals uit de tafel van 11 blijkt zijn er verschillende soorten overtreders die elk om een verschillende aanpak van instrumenten vragen. De volgende tabel maakt de benadering per doelgroep van overtreders zichtbaar. De inzet van de opgesomde instrumenten moeten als voorbeelden worden gezien. Vrijwel altijd zal er maatwerk worden toegepast. Met name bij projecten zal deze wijze van toezicht en handhaving naar doelgroep worden toegepast. Waarbij we als gemeente steeds uitgaan van de eigen verantwoordelijkheid van inwoners bezoekers en bedrijven. Voor een verder beschrijving van de type overtreders zie de sanctiestrategie in paragraaf 4.5 en bijlage 6.

Tabel 1.

 

4.1 Preventiestrategie, wat is dat?

Het doel van een preventiestrategie is het voorkomen van overtredingen van wet- en regelgeving door inwoners, bezoekers en bedrijven. Met deze strategie kan de bewustwording bij deze groepen vergroot worden. Hiervoor wordt gebruikt gemaakt van instrumenten die het gedrag van mensen beïnvloeden waardoor naleving van de wet- en regelgeving op een positieve manier bevorderd wordt. Daarbij zoeken we steeds naar een balans tussen de verschillende strategieën.

 

Voor mensen die onbewust overtredingen begaan, kan ondersteunend optreden of communicatie bijdragen aan naleving van de regels door deze groep. De meeste inwoners die bekend zijn met een regel zullen zich aan deze regel houden. Echter preventie helpt niet altijd. Een kleinere groep mensen overtreedt regels voor eigen gewin. Zij maken een afweging op basis van de pakkans en de sanctie om te bepalen of een overtreding loont. Voor de groep mensen die bewust en structureel de regels overtreden, is handhavend optreden de enige manier om te zorgen voor naleving van de regels. Gedurende deze beleidsperiode zullen er verschillende preventieprojecten worden uitgevoerd, waarbij ook rekening wordt gehouden met de soort overtreder.

 

Voorlichting en communicatie

Belangrijke instrumenten van de preventiestrategie zijn voorlichting en overleg, als wijze van toezicht. Via voorlichting en door een goed overleg probeert de gemeente te bereiken dat burgers en bedrijven regels (spontaan) na gaan leven. Wanneer burgers niet op de hoogte zijn van het beleid en de wet- en regelgeving is het ook moeilijk om ze na te leven. Uitleggen wat de regels zijn, waarom ze er zijn en op welke wijze de gemeente toezicht houdt is dan ook belangrijk. Hiervoor gebruiken we onze gemeentelijke website, maar ook social media zoals Facebook, Twitter.

 

 

 

 

De communicatie en voorlichting zal niet alleen betrekking hebben op voorlichting van nieuwe en bestaande wet- en regelgeving maar ook bijvoorbeeld op het informeren/stimuleren van onbewuste overtreders, het uitvoeren van handhavingsacties middels informatieverstrekking en het bekend maken van resultaten van de doorlopen acties. In deze beleidsperiode zal de gemeente het gebruik van communicatie en voorlichting verder intensiveren. We zullen nog meer dan nu contact zoeken met inwoners, bezoekers en ondernemers.

 

 

4.2 Toetsingsstrategie

De gemeente heeft de taak om de verschillende belangen vanuit de verschillende disciplines te coördineren. Bij het aanvragen van vergunningen/ontheffingen wordt gewerkt met casemanagement: bij elke aanvraag wordt een behandelend ambtenaar toegewezen. Hierdoor beschikt de aanvrager over een vast aanspreekpunt. De casemanager draagt zorg voor het vragen van interne en externe adviezen en de verwerking daarvan in het uiteindelijke resultaat. Op deze manier ontstaat een integraal verleende of geweigerde vergunning of ontheffing met een deugdelijke en duidelijke motivering.

 

Voor het beoordelen van vergunning- en ontheffingsaanvragen en meldingen aan de daarvoor bedoelde criteria worden afhankelijk van de risico’s verschillende werkniveaus gehanteerd. Hierbij worden de in tabel 2 opgenomen niveaus onderscheiden.

 

In het uitvoeringsprogramma wordt het aanvangsniveau van de toetsing vastgelegd. Vanuit het principe ‘opbouwen van vertrouwen’ wordt vervolgens een werkniveau “op maat” bepaald: afhankelijk van het vertrouwen dat uit de eerste beoordelingen op aanvangsniveau blijkt, kan voor repeterende elementen het werkniveau worden verlaagd of verhoogd.

 

In bijlage 3 is de wijze van vergunningverlening per VTH taak nader uitgewerkt.

 

Tabel 2.

 

Toetsingsmatrix Bouwbesluit 2012

Veel Wabo vergunningen dienen getoetst te worden aan de eisen uit het Bouwbesluit. De bouwbesluittoets kan in de aanvraagfase niet volledig worden uitgevoerd omdat er binnen de gemeente onvoldoende capaciteit aanwezig is. Daarom wordt gebruikt gemaakt van een toetsingsmatrix. De matrix bevat vijf niveaus van toetsing (niveau 0 t/m 4) die staan voor de intensiteit waarin een onderdeel wordt getoetst. Bij niveau 0 vindt er geen toetsing plaats. Niveau 4 wordt gebruikt wanneer toepassing wordt gegeven aan gelijkwaardige oplossingen op basis van artikel 1.3 van het Bouwbesluit 2012. De vijf niveaus van toetsing die binnen onze gemeente wordt gevolgd zijn omschreven in tabel 3.

 

Het Bouwbesluit 2012 kent negen hoofdstukken. Binnen een hoofdstuk hebben de diverse artikelen vaak verschillende toetsingsniveaus. Deze niveaus kunnen verschillen naar gelang de gebruiksfuncties van het gebouw of de ruimte. Als voorbeeld hiervan kan gedacht worden aan het toetsen van de constructies bij een groot publieksgebouw (bijeenkomstenfunctie). Het toetsingsniveau van zo’n gebouw zal hoger zijn dan dat van een enkelvoudige eengezinswoning (woonfunctie) of een berging (risico gestuurde benadering).

 

Tabel 3.

 

Ieder jaar worden deze toetsingsniveaus geëvalueerd. Er wordt dan onderzocht of er een bijstelling van de niveaus plaats moet vinden. Het kan dus voorkomen, dat de gemeente toch meer gegevens verlangt of op een hoger niveau toetst dan in de Toetsingsmatrix Bouwbesluit van de gemeente staat aangegeven. Te denken valt aan situaties waarbij derden de gemeente hiertoe verzoeken, het college zelf hiertoe besluit in verband met een gelijkwaardigheidsverzoek, bij een Rijks- of gemeentelijk monument of in bijzondere gevallen (bijvoorbeeld bij de bouw van een bepaald bouwwerk tegen een ander gebouw aan).

Het aanpassen van de toetsingsniveaus kan zowel door een niveau te verhogen als een niveau te verlagen. Zulke aanpassing kunnen opgenomen worden in de uitvoeringsprogramma's. Als redenen om de niveaus bij te stellen kan gedacht worden aan:

  • Aanpassing beleidsdoelen;

  • Maatschappelijke ontwikkelingen;

  • Meer of minder intensief gebruik van gebruiksfuncties;

  • Wisselingen in capaciteit bij vergunningverlening.

 

4.3 Handhavingsstrategie

De gemeente houdt toezicht op voorschriften, vergunningen of algemene regels en treedt handhavend op bij overtredingen. De handhavingsstrategie is primair gericht op het herstellen van de situatie, op het ontmoedigen van de overtreder of om recidive te voorkomen. Kortom het beëindigen en voorkomen van de illegale situatie. De handhavingsstrategie bestaat uit een toezicht- sanctie- en gedoogstrategie.

 

Verschillende toezichthouders

Het overgrote deel van de toezichthoudende taken wordt door toezichthouders van de gemeente uitgevoerd. Bijvoorbeeld toezicht op bouwwerkzaamheden en zaken die te maken hebben met het bestemmingsplan of horeca, het brandveilig gebruik van bouwwerken en het toezicht in/op de openbare ruimte. Een deel van toezicht wordt uitgevoerd door onze (veiligheids)partners zoals de Politie, Openbaar Ministerie, Veiligheidshuis en Regionaal Informatie en Expertise Centrum (RIEC).

 

Voorts is het volledige takenpakket op het gebied van milieu- en bodemtoezicht ondergebracht bij de ODNHN. In opdracht van en uit naam van de gemeente worden door de ODNHN hiervoor de vergunningverlening, het toezicht en de handhaving uitgevoerd.

 

De GGD controleert alle kinderdagverblijven, naschoolse opvang, peuterspeelzalen en gastouders. De handhaving wordt echter uitgevoerd door de gemeente. Zie bijlage 4 voor en nadere omschrijving van de wijze van toezicht.

 

Hoe houden we toezicht?

Het toezichtproces is te verdelen in de volgende drie stappen:

  • 1.

    Waarnemen: het verzamelen van informatie (op basis van meldingen, signalen, eigen waarnemingen en controlebezoeken)

  • 2.

    Oordelen: het toetsen van waarnemingen aan de norm, vastgelegd in wet- en regelgeving.

  • 3.

    Inzet passende vorm van toezicht: optreden bij iedere overtreding (zie de Sanctiestrategie, beschreven in paragraaf 4.3.2).

 

Om effectief en doelmatig te werken is het nodig om verschillende vormen van toezicht te hanteren. Deze vormen van toezicht kunnen zowel aangekondigd als onaangekondigd plaatsvinden. In bijlage 4 is ook beschreven hoe en welke vormen van toezicht de gemeente inzet per VTH-taakveld.

 

4.3.1 Toezichtstrategie

Toezicht bestaat uit grofweg actief toezicht en passief toezicht. Actief toezicht vindt planmatig plaats en komt tot uiting in routinematig toezicht, projectmatig toezicht en toezicht op tijdelijke activiteiten. Voorbeelden van planmatig toezicht zijn de controles bij bouwtoezicht op te realiseren bouwwerken en-werkzaamheden en bij evenementen. Routinematige controles vinden plaats bij doorlopende activiteiten. Hierbij valt te denken aan controles in het kader van milieutoezicht bij bedrijven, DHW-controles en de ronden van de toezichthouder openbare ruimte/Boa in de wijken. Passief toezicht wordt ook wel ad hoc toezicht genoemd en vindt plaats naar aanleiding van klachten, meldingen, calamiteiten en handhavingsverzoeken.

Klachten en meldingen van burgers en bedrijven vormen een waardevolle aanvulling op het actieve toezicht. Immers, het is onmogelijk voor toezichthouders om alle overtredingen binnen de gemeente te constateren. De beschikbare personele capaciteit wordt verdeeld over actief en ad hoc toezicht. Dit wordt in de jaarlijkse uitvoeringsprogramma’s vastgelegd. Voor klachten en meldingen die betrekking hebben op de openbare buitenruimte geldt het streven dat indieners binnen twee dagen bericht krijgen welke actie is of zal worden genomen.

 

Prioriteiten stellen

Prioritering van taken is niet bedoeld om een bepaalde volgorde in de controles/toezicht aan te geven. Het is dus niet zo, dat eerst de hoge prioriteiten worden gecontroleerd, daarna de prioriteit gemiddeld en ten slotte de prioriteit laag. Prioritering bepaalt de intensiteit van het toezicht (zie tabel 4). Voorop staat dat de gemeente op alle prioriteiten toezicht houdt. De intensiteit van het toezicht is echter verschillend. Overigens betekent dit niet dat er voor het bestuur geen keuzevrijheid meer bestaat; wel heeft het maken van andere keuzes gevolgen voor de beschikbare capaciteit. Bij taken met een hoge prioriteit geldt ook nog dat gemeente keuzes maakt welke taken zij in een jaar actief oppakt. De keuzes staan vermeld in de jaarlijkse uitvoeringsprogramma’s.

 

Tabel 4.

 

Is een taak geprioriteerd als zijnde “laag”, dan zal er op deze taak geen actief toezicht worden gehouden. De gemeente treedt alleen op bij externe meldingen (piepsysteem) of via thema en project toezicht. Er wordt bijvoorbeeld geen of slechts steekproefsgewijs toezicht gehouden bij kleine bouwwerken die vergunningsvrij zijn of indien de vergunningenverlening in de categorie “niet risicovol” valt. Bij toezicht op het gebruik van bestaande gebouwen wordt, afhankelijk van waargenomen naleefgedrag, een beperkt aantal projectmatige controles uitgevoerd.

 

Overtredingen met een lage prioriteit worden in elk geval wel geregistreerd in de administratiesystemen Squit en/of in Inproces. Mocht hieruit blijken dat een aanvankelijk laag geprioriteerde taak:

  • vaker voorkomt dan ingeschat, of

  • een groter risico heeft dan gedacht doordat het aantal overtredingen groter is dan ingeschat, of

  • uit ervaring blijkt dat het toezicht houden op een bepaalde taak een grotere bijdrage levert aan de ruimtelijk kwaliteit van de gemeente,

dan zal deze taak een hogere prioritering krijgen of projectmatig of thematisch opgepakt worden. Dit zal verwerkt worden in de uitvoeringsprogramma’s.

 

Een andere systematiek wordt gevolgd bij toezicht op het brandveilig gebruik van gebouwen. Voor het bepalen van de risico’s en het stellen van prioriteiten op dit gebied wordt gebruik gemaakt van de landelijk methode PREVAP. Met deze methode worden bouwwerken op basis van onder andere de functies en de omvang van het bouwwerk, het aantal aanwezige personen en hun mate van zelfredzaamheid ingedeeld in een viertal prioriteitsklassen. Op basis hiervan volgt een planning van het toezicht in het kader van brandveilig gebruik waarbij gebouwen met de grootste kans op het voorkomen van risico’s vaker gecontroleerd zullen worden.

 

Toezicht naar aanleiding van klachten

Het uitgangspunt bij het in behandeling nemen van klachten is dat deze door een belanghebbende ingediend moet zijn en voorzien moeten van een motivering. Indien een klacht onvoldoende gemotiveerd is, wordt aan de klager gevraagd om de ontbrekende informatie aan te vullen. Indien de ontbrekende informatie niet tijdig wordt aangeleverd, kan dit leiden tot het buiten behandeling stellen van de klacht op grond van artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

 

Anonieme klachten of klachten van personen die onbekend willen blijven worden aangemerkt als melding. Afhankelijk van de geschatte ernst van de situatie kan vervolgens overwogen worden alsnog de melding in behandeling te nemen. Indien de klager anoniem wenst te blijven, wordt hem meegedeeld dat zijn klacht hierdoor mogelijk alleen ter kennisname wordt aangenomen. De anonimiteit van de klager kan namelijk bij een juridische procedure alsnog in geding komen. Daarnaast kan het zijn dat hij in deze procedure door de rechter wordt opgeroepen.

 

4.3.2 Sanctiestrategie

Handhaven is het optreden bij overtredingen van wet- en regelgeving, gericht op het vergroten van veiligheid en verminderen van overlast. Bij elke overtreding moet worden afgewogen welke sanctie passend is voor dat concrete geval. Een sanctie is een straf of maatregel die wordt toegepast als rechtsregels worden overtreden. Door de sanctie wordt de overtreder gedwongen om de overtreding te stoppen of soms wordt hij gestraft voor het begaan van de overtreding. De wijze waarop dat gebeurt, is afhankelijk van de aard van de overtreding, de omstandigheden hieromtrent en het gedrag van de overtreder in het verleden. In deze paragraaf wordt onze sanctiestrategie omschreven: wanneer treedt de gemeente handhavend op en welke instrumenten worden daarbij ingezet.

 

Hoe treedt de gemeente op bij overtredingen?

Om naleving van de regelgeving af te dwingen heeft de gemeente Den Helder verschillende handhavingsinstrumenten tot haar beschikking, dit zijn zowel bestuursrechtelijke als strafrechtelijke instrumenten. Strafrechtelijke handhaving kan alleen toegepast worden door de politie en de Boa’s. Bij strafrechtelijke handhaving wordt gehandeld namens het Openbaar Ministerie en dus niet het college van B&W. Strafrechtelijke handhaving op andere werkvelden dan de APV en de Wegenverkeerswet, dient veelal in samenwerking met externe partners als de politie plaats te vinden.

 

Met bestuursrechtelijke handhaving wil onze gemeente normconform gedrag afdwingen door de inzet van bestuursrechtelijke maatregelen. Deze maatregelen bestaan uit het opleggen van een last onder dwangsom, het uitvoeren van bestuursdwang, het intrekken van de vergunning, het opleggen van een bestuurlijke boete en de bestuurlijke strafbeschikking (zie bijlage 6 voor een toelichting op deze begrippen). Bij overtredingen van de Wabo vindt handhaving plaats middels verschillende bestuursrechtelijke handhavingsinstrumenten. Voordat handhaving opgestart wordt, dient dan eerst getoetst te worden of de overtreding kan worden gelegaliseerd. In tabel 5 is het stappenplan weergegeven dat binnen de gemeente als uitgangspunt genomen.

 

Tabel 5.

 

De juridische handhavingscapaciteit is beperkt waardoor de hoeveelheid handhavingszaken die opgepakt kunnen worden gelimiteerd wordt. Ook hier wordt daarom gebruikt gemaakt van prioriteitstelling (zie tabel 6). Bij het bepalen van de prioriteit waarmee een handhavingszaak wordt opgepakt wordt gebruikt gemaakt van de prioriteitenberekeningen. In beginsel wordt de juridische handhavingscapaciteit ingezet op taken met een hoge prioriteit. Voor taken met een lage prioriteit is maar weinig capaciteit beschikbaar. Vanwege de voorbeeldfunctie van de gemeente, wordt extra kritisch naar eventuele overtredingen van de eigen organisatie gekeken.

 

Tabel 6.

 

Toepassen Interventiematrix en sancties

De gemeente Den Helder sluit zoveel mogelijk aan bij de Landelijke Handhaving Strategie (LHS versie 1.7*) bij het inzetten van handhavingsinstrumenten bij Wabo toezichtstaken. Bij de LHS worden vergelijkbare situaties hetzelfde aangepakt. De beoordeling van een overtreding vindt plaats op basis van een aantal criteria. Die criteria zijn gebaseerd op de zwaarte van de overtreding en het gedrag van de overtreder. Deze beoordeling is samengevat in de zogenoemde interventiematrix, die is terug te vinden in bijlage 5. De uitkomst van de beoordeling bepaalt met welke mate van prioriteit de overtreding wordt aangepakt.

 

*Zie voor de complete uitwerking van de LHS de website van Infomil. 

 

Uit de praktijk blijkt dat de LSH minder goed geschikt is voor bijvoorbeeld handhavingstaken in de openbare ruimte en bij situaties waarbij sprake is van gevaar voor de openbare orde. Vaak is handhaving in dat soort gevallen gebaat bij een korte doorlooptijd en daardoor direct handhavend opgetreden moet worden. Op dat moment zoeken toezichthouders zelf naar de meest passende aanpak om de overtreding ongedaan te krijgen of te stoppen. Er wordt dan wel gewerkt volgens het principe van de LHS, maar dan op de Helderse manier.

 

Voor een aantal taakvelden zoals kinderopvang, horeca en op grond van de Opiumwet zijn aparte handhaving strategieën vastgelegd in apart beleid. Ook in deze beleidsstukken wordt rekening gehouden met het gedrag (al dan niet bewust) van de overtreder.

 

Begunstigingstermijn – hoogte dwangsom

De hoogte van dwangsommen en de lengte van de begunstigingstermijn waarna deze dwangsom van kracht wordt zijn vastgelegd in de ‘Beleidsregels begunstigingstermijnen en dwangsommen’. Daarbij is onderscheidt gemaakt naar verschillende overtredingen waarbij de omstandigheden van het geval zijn meegenomen. De lengte van een begunstigingstermijn is onder andere gebaseerd op de tijd die nodig is om de overtreding ongedaan te maken en de mate van gevaarzetting voor de omgeving. Bij het bepalen van de hoogte van de dwangsom wordt onder andere gekeken naar de zwaarte van de overtreding, de mate van economisch gewin en de mate waarin deze een financiële prikkel vormt.

 

In principe worden de vastgestelde begunstigingstermijnen in handhavingsbeschikkingen niet verlengd. Bij gegronde redenen kan een begunstigingstermijn worden verlengd of opschort. Dit kan bijvoorbeeld zijn wanneer de overtreder aangeeft om gegronde redenen meer tijd nodig te hebben om de overtreding op te heffen. In dat geval wordt een concrete redelijke termijn gegeven waarbinnen de opgelegde last alsnog uitgevoerd moet worden.

 

Het indienen van bezwaar of instellen van beroep schort de werking van de handhavingsbeschikking niet op. Dit betekent dat de bezwaarmaker bij de rechtbank een verzoek om een voorlopige voorziening moet indienen om bijvoorbeeld te voorkomen dat dwangsommen verbeuren.

De begunstigingstermijn zal in de regel niet enkel worden opgeschort omdat een verzoek om een voorlopige voorziening is ingediend. De bestuursrechter kan beslissen de begunstigingstermijn te schorsen tijdens bezwaar/ beroepsprocedures.

 

Wanneer de begunstigingstermijn wordt verlengd, is dit een besluit waartegen voor alle belanghebbenden bezwaar en beroep openstaat.

 

4.3.3. Gedoogstrategie

De gemeente Den Helder gedoogt in beginsel niet. Volgens vaste jurisprudentie zijn bestuursorganen in beginsel - behoudens hele bijzondere omstandigheden - verplicht om handhavend op te treden. Voor de gemeente Den Helder is daarom handhaving de regel, gedogen de uitzondering. In de jurisprudentie worden als bijzondere omstandigheden genoemd waarbij gedogen toegestaan zou kunnen worden onder de volgende voorwaarden:

 

 

  • 1.

    bij uitzondering, bijvoorbeeld indien:

    • handhaven zou leiden tot aperte onbillijkheid (overmacht, overgangssituatie, zicht op legalisatie, tijdelijke overtreding, experiment, disproportionaliteit, nieuwe wet- en regelgeving);

    • het te beschermen belang is evident beter gediend met gedogen (rekening houden met derde-belang);

  • 2.

    mits tevens beperkt in omvang en/of tijd;

  • 3.

    alsmede expliciet en na een zorgvuldige, kenbare belangenafweging;

  • 4.

    alsmede aan controle onderworpen.

 

Op grond van bovenstaande criteria blijkt duidelijke dat gedoogbeschikking alleen in uitzonderingssituaties worden verleend.

 

Het niet (kunnen) aanpakken van alle overtredingen binnen de gemeente vanwege prioriteitstelling in toezichtstaken op grond van de risicoanalyse valt niet onder “gedogen‟. Het is onmogelijk om alles te handhaven. Een evenwichtig handhavingsbeleid leidt tot inzet van de handhavingscapaciteit om die zaken te handhaven die prioriteit hebben. Als daardoor bepaalde overtredingen niet actief gehandhaafd worden, is er geen sprake van gedogen.

 

In bijlage 5 wordt de sanctiestrategie verder toegelicht.

 

5. Van Beleid naar uitvoering

 

 

5.1 Inleiding

In hoofdstuk 1 is al kort aangegeven welke relatie deze nota heeft met het VTH-uitvoeringsprogramma. Vanuit het principe van een lerende organisatie zal regelmatig moeten worden teruggekeken op zaken als de effectiviteit van de nalevingstrategie in de praktijk en de mate van doelbereiking. Ook is er een wettelijke plicht het gemeentebestuur te voorzien in verslaglegging over de resultaten van de handhavingsinspanningen.

 

In dit hoofdstuk wordt nader ingegaan op de wijze van programmeren, uitvoeren, monitoren en verslagleggen.

 

5.2 Programmering

Het in hoofdstuk 3 geformuleerde doel, de jaarlijkse operationele doelen uit de uitvoeringsprogramma’s, de gestelde prioriteiten in zowel dit beleidsstuk als de programma’s en de budgetten uit de programmabegroting vormen het kader voor programmering van de vergunningverlening, toezichts- en handhavingsactiviteiten. Deze programmering komt tot uiting in het jaarlijks op te stellen VTH-uitvoeringsprogramma, dat bestuurlijk wordt vastgesteld. In dit programma wordt aangegeven welke activiteiten met welke capaciteit in het betreffende uitvoeringsjaar worden uitgevoerd. Deze programma’s worden aangevuld met de incidentele bestuurlijke prioriteiten en het geconstateerde naleefgedrag van voorgaande jaren. Er kan ook gekozen worden een meer jaarlijks programma op te stellen.

 

In het uitvoeringsprogramma worden de volgende wettelijk verplichte elementen opgenomen:

  • de voorgenomen uit te voeren handhavingsactiviteiten voor het komende jaar;

  • de te realiseren productie in termen van controles c.q. handhavingsacties;

  • de relatie met het gestelde handhavingsdoel en prioriteiten.

 

5.3 Uitvoering conform kwaliteitseisen

Door het Rijk zijn landelijke kwaliteitscriteria voor de VTH-taken geformuleerd, het zogenoemde basiskwaliteitsniveau. Deze kwaliteitscriteria stellen eisen aan de (werk)processen en geven aan waar gemeenten minimaal aan moeten voldoen voor het uitvoeren van de VTH-taken (werken volgens de Big-8 cyclus). Deze eisen gelden ook voor deskundigheid en beschikbaarheid van medewerkers bij de vergunningverlening, het toezicht en de handhaving. Hierbij gaat het om het vereiste opleidings- en ervaringsniveau van medewerkers en om de minimaal vereiste beschikbaarheid van ervaren deskundigen. Daarnaast stellen de kwaliteitscriteria een aantal organisatorische voorwaarden, zoals de aanwezigheid van een piketregeling en een functionele scheiding tussen vergunningverlening en toezicht en handhaving. De gemeente Den Helder heeft hiervoor de Verordening kwaliteit vergunningverlening, toezicht en handhaving omgevingsrecht gemeente Den Helder vastgesteld. De kwaliteitseisen zijn binnen de gemeente als volgt ingevuld:

 

Deskundigheid

Medewerkers van de gemeente Den Helder die belast zijn met vergunningverlening, toezicht of handhaving kunnen hun taak adequaat vervullen als zij over voldoende deskundigheid beschikken. Deze deskundigheid is gebaseerd op zowel opleiding als ervaring. Gelet op de krapte in de arbeidsmarkt is het niet altijd mogelijk om te voldoen aan deze kwaliteitscriteria. Hier wordt wel zoveel mogelijk aan gewerkt, ook door de samenwerking op te zoeken met de regiogemeenten.

 

Bereikbaarheids- en beschikbaarheidsregeling

Om bereikbaar te zijn voor spoedeisende meldingen buiten kantoortijden heeft de gemeente een zachte piketregeling in geval van calamiteiten en ongewone voorvallen. Voor het melden van milieu- klachten en overlast zoals stank of lawaai kunnen burgers en bedrijven contact zoeken met de ODNHN. De ODNHN heeft eigen piketregeling en een milieumeldpunt dat dag en nacht bereikbaar is.

 

Scheiding vergunningverlening, toezicht en handhaving

In de organisatorische opbouw zijn de onderdelen vergunningverlening, toezicht en handhaving op persoonsniveau van elkaar gescheiden. Daarbij is er bij alle drie onderdelen een functionele scheiding aangebracht. Medewerkers van de verschillende disciplines, zoals de juridische en technische plantoetsers en vakspecialisten op het gebied van constructies, bodem, geluid etc. opereren zelfstandig onder eigen verantwoordelijkheid ten opzichte van elkaar. Eenieder draagt daardoor onafhankelijk op basis van eigen oordeelsvorming bij aan de totstandkoming van de vergunningen, het houden van toezicht en de handhaving van wet- en regelgeving. In Den Helder is op bestuursniveau geen sprake van functiescheiding. Binnen het college van Den Helder is er één portefeuillehouder vergunningverlening en handhaving (niet wettelijke taken). De taken op het gebied van openbare orde en veiligheid zijn een bevoegdheid van de burgemeester.

 

5.4 Monitoring en evaluatie

Het monitoren, rapporteren en evalueren van de uitvoering van het VTH-beleid is een wettelijke eis uit het Besluit Omgevingsrecht. Hoewel het monitoren, rapporteren en evalueren van de VTH-cyclus het sluitstuk is van dit VTH-plan 2019-2021, betekent dat zeker niet het einde van onze inzet. We willen leren van de uitkomsten van de evaluatie, zodat we onze VTH-plannen en de uitvoering daarvan steeds meer op een hoger niveau kunnen brengen.

 

Er geldt ook een wettelijke verplichting om met een geautomatiseerd systeem ons uitvoeringsprogramma en onze doelstellingen te monitoren. In het VTH-uitvoeringsprogramma hebben we geschat hoeveel tijd en capaciteit nodig is om al die meldingen, acties en klussen uit te voeren. Dit hebben we per ‘grote’ activiteit gedaan. Onze systemen zullen zijn zo gebouwd worden dat we de actuele stand van de urenmatrix op elk moment kunnen meten.

 

Hoe komen we aan die actuele gegevens? Die komen uit 2 softwareprogramma’s namelijk:

  • 1.

    Inproces - dit programma gebruiken we voor het meten van de actuele stand van het aantal meldingen.

  • 2.

    Excel - voor het bijhouden van de uren die worden besteed aan onze VTH-taken, gebruiken we het programma ‘Excel’. Elke medewerker registreert hierin de tijd die hij/zij besteed aan een taak. Om goed te kunnen monitoren zijn er alleen tijdschrijfcodes aangemaakt die precies overeenkomen met de taken in het uitvoeringsprogramma

 

Op basis van de verzamelde gegevens kunnen uitvoeringprogramma’s en dit VTH-beleid geëvalueerd worden. Wettelijk dient deze evaluatie toe te zien op:

  • ons uitvoeringsprogramma;

  • onze werkwijzen; en

  • onze doelen.

     

Door de gegevens uit de softwareprogramma’s te combineren, kunnen we op een redelijk eenvoudige manier zien of ons VTH-plan volgens planning verloopt. Minimaal twee keer per jaar worden de tussenresultaten verwoord in de viermaandelijkse managementrapportage (marap). Blijkt uit de gegevens dat de planning uitloopt op een bepaald onderdeel, dan kunnen we op tijd ons programma of onze capaciteit aanpassen. Maar het kan ook zo zijn dat de behoefte ontstaat om het beleid of beleidsdoelen opnieuw te bekijken. Dat nemen we dan mee in de analyse voor het volgende VTH-plan. De evaluatie van de uitvoeringsprogramma’s van de jaren 2019-2021 vormt vervolgens weer de basis voor de actualisatie van het strategisch VTH-beleid voor de jaren 2022-2026.

 

5.5 Hoe en wanneer rapporteren we de gemeenteraad?

We zijn verplicht om onze gemeenteraad te rapporteren over onze werkzaamheden. Deze verplichting staat in artikel 7.7 van het Besluit omgevingsrecht. De vragen die daarbij beantwoord moeten worden zijn:

  • Hebben we uitgevoerd wat we hebben beloofd in het uitvoeringsplan?

  • In hoeverre hebben deze activiteiten bijgedragen aan het bereiken van de gestelde doelen (de strategieën uit hoofdstuk 5)?

  • Hebben we onze doelen bereikt (doelstellingen uit hoofdstuk 3)?

  • Hebben we de activiteiten uitgevoerd volgens onze prioriteitenstelling (prioriteiten uit hoofdstuk 4)?

 

De gemeenteraad ontvangt twee keer per jaar een rapportage. De eerste keer is aan het eind van het voorafgaande jaar/ begin van het jaar in de vorm van het door het college vastgestelde VTH-uitvoeringsplan. Overigens kan een uitvoeringsplan ook voor meerdere jaren worden vastgesteld. De tweede rapportage volgt een paar maanden later en betreft een cijfermatige evaluatie van alles wat wij én onze partners hebben uitgevoerd in het voorgaande jaar.

 

 

BIJLAGE 1. Omgevings- en probleemanalyse

 

 

Den Helder is een havenstad. De Marine is er gevestigd, er is visserij en offshore-industrie. Daarnaast bestaat de gemeente Den Helder voor een groot deel uit landelijk gebied met vooral bollenteelt. Naast de stad Den Helder zijn er nog de kernen Huisduinen en Julianadorp. Na de naoorlogse uitbreidingsplannen van de wijken Nieuw Den Helder en De Schooten zijn de uitbreidingsplannen in de vorige eeuw vooral in het zuiden van de gemeente, bij Julianadorp (Drooghe Weert) gerealiseerd. Ook nu nog vindt de uitbreiding met name plaats in Julianadorp in de wijk Willem Alexanderhof en ’t Laar.

 

De gemeente kenmerkt zich ook door de aanwezigheid van vliegveld De Kooy, het industrieterrein Kooypunt en de ligging aan zee met vooral bij Julianadorp veel kustrecreatie in de vorm van campings en recreatiewoningen.

 

1.Probleemanalyse

 

Vergunningverlening

De probleemanalyse van vergunningverlening betreft een analyse van aantal en soort van te verwachten diverse (omgevings)vergunningen en meldingen/ontheffingen.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Wabo

In onderstaande tabellen is het aantal en de soort vergunningen weergegeven voor 2018.

 

 

APV en bijzondere wetten

De APV-producten zijn te verdelen in evenementenvergunningen, horecavergunningen (exploitatie, terras, openingstijden), vergunningen voor kansspelen, parkeervergunningen en overige vergunningen APV (zoals standplaatsen en ontheffing rijden op het strand). In 2018 gaat het om de volgende aantallen:

 

 

De verwachting is dat deze aantallen stabiel zullen blijven in de jaren 2019-2022. Met name bij de evenementenvergunning is de laatste jaren sprake van een hogere eis aan de veiligheidsmaatregelen en meer complexiteit en afstemming met andere diensten bij de toetsing. Bij de horecavergunning is er meer aandacht gekomen voor integriteit. Bij iedere aanvraag wordt onderzoek gedaan naar de achtergronden van de ondernemer en de wijze van financieren van de onderneming, op grond van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (Wet Bibob, zie ook hierna).

 

Drank- en Horecawet

Iedere onderneming die alcoholische dranken tegen betaling verstrekt moet voldoen aan de bepalingen uit de Drank- en Horecawet. Zowel verstrekkers waar ter plaatse kan worden genuttigd als slijterijen hebben een vergunning nodig op grond van de Drank- en Horecawet. Supermarkten en cafetaria’s, waar je niet ter plaatse mag nuttigen, hebben geen vergunning op grond van de Drank- en Horecawet nodig, wel moeten deze bedrijven ook aan de wet voldoen.

 

Als een nieuwe leidinggevende wordt aangesteld dan moet deze worden bijgeschreven op het aanhangsel bij de D&H-vergunning, nadat de toets ten aanzien van het levensgedrag heeft plaatsgevonden. De horecazaken hebben naast de Drank- en Horecawetvergunning ook een exploitatievergunning op grond van de APV nodig en soms ook een kansspelvergunning.

 

Wet Bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (Wet Bibob)

De Wet Bibob geeft bestuursorganen de mogelijkheid om de integriteit van personen met wie ‘zaken worden gedaan’ (onder andere aanvragers van vergunningen) te toetsen. Hiervoor dient de aanvrager een uitgebreid formulier met persoonlijke en financiële gegevens bij de aanvraag in te dienen. Dit vergt een intensieve en specialistische (financiële) kennis. Op dit moment wordt de Wet Bibob voornamelijk toegepast op horecagerelateerde vergunningen, maar ook op Wabo-vergunningen. De gemeente Den Helder heeft de uitwerking van deze wet vastgelegd in het Bibob-beleid.

 

Toezicht en handhaving Den Helder

De activiteiten van toezicht en handhaving zijn onder te verdelen in bouwen en ruimtelijke ordening, brandveiligheid, milieu en openbare ruimte.

 

Bouwen en RO

Het toezicht voor het taakveld bouwen en ruimtelijke ordening is onder te verdelen in toezicht op naleving en handhaving van:

  • Het verbod om te bouwen/slopen/wijzigen van gebruik zonder omgevingsvergunning;

  • verleende omgevingsvergunning voor bouwen/gebruiken;

  • de omgevingsvergunning/ melding voor sloopactiviteiten om de veiligheid te garanderen en ter bescherming van de nabijgelegen gebouwen;

  • de kwaliteit van bestaande gebouwen op brandveiligheid en constructieve veiligheid;

  • het gebruik van bouwwerken overeenkomstig de bestemming.

 

In 2018 hebben de toezichthouders Wabo in totaal controles uitgevoerd voor 410 vergunningen, waarvan ongeveer 311 dossiers feitelijk in dat jaar konden worden afgeschouwd. Daarnaast is er toezicht gehouden op 17 sloopmeldingen. Na afronding van het toezicht zijn de dossiers van deze zaken via basisadministratie gebouwen (Bag) naar het archief gegaan.

Daarnaast zijn in 2018 195 controles uitgevoerd in verband met handhavingsdossiers. Dit zijn gevallen waarbij bestuurlijke handhaving in de vorm van een waarschuwing, last onder dwangsom of bestuursdwang ingezet wordt om naleving van wet- en regelgeving af te dwingen. Dit zaak kan zijn opgestart na een verzoek om handhaving, of wanneer een bezoek van de toezichthouder Wabo of een aanwijzing niet het gewenste resultaat had en aanleiding gaf tot een juridische vervolgstap. Ook is in 2018 objectgericht toezicht gehouden op de huisvesting van seizoenarbeiders bij de agrarische bedrijven. Toezicht bij slopen waren met name controles op de verwijdering van asbest. Dit vanwege de hoge gezondheidsrisico’s die ondeskundige verwijdering van asbest met zich meebrengt.

 

De meeste klachten die de gemeente ontving in 2018 betroffen de bouw van illegale bouwwerken. Veel van de klachten worden door de klager direct aan de gemeente geadresseerd en worden niet eerst met de betrokken buurtbewoners besproken.

 

Brandpreventie

In de gemeente Den Helder zorgen de toezichthouders brandveiligheid voor de taakuitvoering op het gebied van de brandpreventie. Deze taak richt zich naast de controle op de bouw- en gebruiksfase van bouwwerken ook op het toezicht van bedrijven waarvoor een vergunning brandveilig gebruik is verleend.

 

 

 

De toezicht- en handhavingstaak ten aanzien van brandpreventie richt zich op:

  • Voorlichting aan burgers en bedrijven ter vergroting van het brandveiligheidsbewustzijn en daarmee tot vergroting van de zelfredzaamheid;

  • Toezicht en handhaving op brandveiligheidsvoorschriften uit het Besluit brandveilig gebruik bouwwerken, het Bouwbesluit, het Activiteitenbesluit, Brandveilig Gebruik en Basishulpverlening Overige Plaatsen en de Omgevingsvergunning gebruik, zowel bij nieuwbouw en bestaande bouw alsook bij evenementen.

 

De Veiligheidsregio heeft een adviesrol op het gebied van brandpreventie. Den Helder heeft echter voldoende expertise in huis om de advisering ook zelf te doen. Daarom wordt slechts bij zeer complexe gevallen de Veiligheidsregio benaderd voor een second opinion.

 

Het houden van dit soort toezicht is van groot belang voor het zeker stellen van een (brand)veilige samenleving. In de praktijk zal moeten blijken of de eisen die gesteld zijn bij vergunningverlening ook daadwerkelijk aanwezig zijn. De gemeente is het bevoegd gezag als het gaat om de handhaving van de brandveiligheid. De toezichthouders brandveiligheid van team Openbare Orde en Veiligheid (OOV) houden zich bezig met deze controles van nieuwbouw en bestaande objecten. Aan de hand van geconstateerde overtredingen brengen de medewerkers van OOV advies uit over het vervolgtraject. Bij de besluitvorming worden alle belangen, waaronder ook het belang van de brandveiligheid, afgewogen. De brandveiligheidmedewerkers van OOV zorgen ervoor dat de brandweer goed geïnformeerd wordt over de genomen handhavingsmaatregelen. Zij kunnen dan de benodigde maatregelen nemen ten aanzien van de repressieve brandbestrijding.

 

Het administratieve bestand van de toezichthouders brandveiligheid (First Watch) bevat ongeveer 1200 objecten. Het gaat hier om inrichtingen die vallen onder hoofdstuk 6 en 7 van het Bouwbesluit 2012. Deze inrichtingen zijn onder te verdelen in vergunningplichtige, meldingplichtige en overige bouwwerken, ook wel met "algemeen gebruik" aangeduid. Niet alle inrichtingen worden elk jaar gecontroleerd. Aan de hand van het gebruik wordt bepaald hoe vaak de inrichting gecontroleerd wordt.

 

De toezichthouders brandpreventie hebben in 2018 totaal 759 controles uitgevoerd bij bedrijven/inrichtingen/ instellingen. Bij 466 controles was de brandveiligheid in orde, in 49 situaties was sprake van een minimaal gebrek. Bij 230 controles werd bij de eerste controle niet voldaan aan de brandveiligheidsvoorschriften, waarna de gebruiker hierover middels een brief in kennis is gesteld en een hercontrole is ingepland. Bij 28 van de 230 voldeed het gebouw ook bij de 2de controle niet aan de brandveiligheidsvoorschriften. Deze dossiers zijn doorgestuurd naar de juridisch medewerkers om dit verder bestuursrechtelijk op te pakken. In totaal zijn in 2018 548 zaken afgerond. Daarnaast hebben de toezichthouders brandveiligheid controles uitgevoerd in het kader van verleende vergunningen (bij nieuwbouw).

 

Illegale Hennepkwekerijen

Nog steeds worden in de gemeente Den Helder illegale hennepkwekerijen ontdekt, hoewel er een afnemende trend is waargenomen (in 2018 circa 6 ontmantelingen). De illegale hennepkwekerijen zijn vaak gehuisvest in woningen en zorgen hier voor brandgevaarlijke situaties, maar komen ook in bedrijfspanden voor. De toezichthouders brandveiligheid en Wabo zijn vaak betrokken bij het ontmantelen van deze brandgevaarlijk kwekerijen.

 

Milieu

Toezicht en handhaving op milieugebied richt zich op bedrijfsgebonden activiteiten en activiteiten die buiten de grenzen van bedrijven plaatsvinden (overige activiteiten), zoals het lozen van afvalwater, afvaldumpingen, gevelreiniging, geluidsoverlast etc. Klachten kunnen over alle milieu gerelateerde activiteiten gaan terwijl handhavingsverzoeken over het algemeen over bedrijfsactiviteiten betreffen.

 

Bedrijfsgebonden activiteiten

In 2019 zijn er 29 vergunningplichtige bedrijven in Den Helder maar vele andere bedrijven vallen ook onder de werking van de Wet milieubeheer. Het toezicht op de bedrijven met milieurelevante activiteiten wordt door de ODNHN uitgevoerd. Dit gebeurt op basis van een vastgestelde prioriteringssystematiek waar een controlefrequentie per type inrichting uit volgt en een jaarlijkse planning van te bezoeken bedrijven.

 

Overige activiteiten

Hieronder vallen:

  • het lozen van afvalwater bij gevelreiniging en het lozen van grondwater. Deze activiteiten leiden nauwelijks klachten omdat zij direct zichtbaar zijn voor toezichthouders en er – indien nodig- opgetreden kan worden.

  • het ten gehore brengen van muziek in horeca-inrichtingen en bij evenementen. Ten aanzien van dit aspect worden er met enige regelmaat klachten omtrent geluidsoverlast ontvangen.

 

In 2018 zijn in Den Helder 35 initiële controles uitgevoerd. Hieruit volgde een aantal hercontroles en eventueel sanctiecontroles. Daarnaast worden controles bodembescherming uitgevoerd en zo nodig geluidscontroles. In 2018 zijn 5 milieuklachten behandeld.

 

Algemene plaatselijke verordening (APV), de Afvalstoffenverordening en Bijzondere wetten

APV en Afvalstoffenverordening

De Algemene plaatselijke verordening (APV) omvat samen met de Afvalstoffenverordening een veelheid aan gemeentelijke regels. Een groot deel van de regels zijn zogenoemde 'vangnetartikelen'. Indien burgers bij problemen in de openbare buitenruimte er onderling niet uitkomen, kan worden teruggevallen op de regels uit de APV. De gemeente kan dan in het laatste geval op basis van deze regels sturend optreden.

 

Voor burgers zijn overtredingen in de openbare ruimte veelal goed waarneembaar, zoals hondenpoep (daar waar een opruimplicht geldt), verkeerd aangeboden huisvuil en parkeeroverlast. Er worden veelal dan ook om APV gerelateerde zaken door burgers geregeld bij de gemeente melding gemaakt. Hierdoor ontstaat een goed beeld waar burgers zich aan ergeren.

Het gaat om de volgende overtredingen:

  • Verkeerd aanbieden van afval (huishoudelijk afval en grofvuil)

  • Rijgedrag (op de stoep rijden van fietsen en scooters)

  • Hondenpoep

  • Niet teruggebrachte winkelwagentjes in het openbaar gebied

  • Voertuigen op de stoep

  • Campers/aanhangers/caravans die langer dan drie dagen op de openbare weg

  • Evenementen (geluidoverlast) (taak ODNHN)

  • Geluidoverlast horeca binnenstad (taak ODNHN)

  • Overlast door personen of groepen

  • Drank en drugsgebruik op straat

  • Foutparkeren

Het merendeel van de klachten zijn van terugkerende aard.

 

Inwoners kunnen hun meldingen m.b.t. openbare ruimte digitaal indienen (o.a. via de makkelijk melden app en onze eigen website). Een groot deel van deze meldingen wordt door de toezichthouder openbare ruimte/ Boa in behandeling genomen. In 2018 zijn 2.280 meldingen in behandeling genomen door toezichthouders. De meesten daarvan betroffen zaken die betrekking hadden op verkeer en parkeren, afval en rommel en overlast door personen. Op het gebied van overlast (hanggroepen/jeugd) zijn tijdens de 115 controles in totaal 284 overtredingen geconstateerd. In totaal zijn 335 jongeren uit de anonimiteit gehaald en zijn 229 waarschuwingen gegeven. 29 Personen hebben een bekeuring ontvangen en 22 personen hebben gekozen voor een Halt-traject in plaats van een bekeuring. Tevens zijn twee personen aangehouden in samenwerking met de politie.

 

In 2018 zijn in totaal 1064 interventies gepleegd, bestaande uit 583 sancties (bekeuringen) en 481 waarschuwingen. Wel moet worden opgemerkt dat waarschuwingen/vriendelijke verzoeken zoals ‘afstappen van een fiets op een voetpad dat verder leeg is’ niet altijd worden genoteerd.

 

Drank en Horecawetgeving

Het toezicht op de naleving van de Drank- en Horecawet wordt uitgevoerd door de toezichthouders Drank en Horeca. Het toezicht bestaat uit controles bij alcoholverstrekkers en evenementen. In 2017 heeft een ‘mysteryshop-onderzoek’ plaatsgevonden waardoor inzicht werd gegeven in het naleefgedrag van alcoholverstrekkers ten aanzien van de leeftijdsgrenzen voor alcohol.

 

In 2018 zijn er in totaal 201 inspecties uitgevoerd in het kader van de Drank en Horecawet.

 

Kinderopvang

Alle locaties in Den Helder worden gescreend of zij voldoen aan alle wettelijke eisen. Indien een overtreding geconstateerd wordt, wordt hierop gehandhaafd. Ook wordt in Den Helder elke gastouder wordt gescreend waar dit landelijk gemiddeld slechts 8% is.

Bijlage 2. Risicoanalyse

 

 

Met het maken van de nota “Meer (Dan) Handhaving” in 2006 is in het kader van de risicogerichte benadering ervaring opgedaan met het maken van een analyse van de risico's die activiteiten in Den Helder met zich meebrengen. De in de nota “Meer (Dan) Handhaving” opgenomen prioritering is gebaseerd op deze risicoanalyse. Inmiddels is deze analyse enigszins gedateerd en is voor dit beleidsstuk een nieuwe analyse gemaakt. Voor het uitvoeren van de nieuwe risicoanalyse is opnieuw gebruik gemaakt van een landelijk geaccepteerd risicomodel van het voormalige ministerie van Justitie. Dit model gaat uit van de definitie:

 

Er wordt gebruik gemaakt van de methodiek risico = negatief effect x kans, waarmee een mogelijk risico wordt berekend. Hierbij worden de volgende vragen gesteld:

  • Hoe groot is de kans dat een regel of voorschrift wordt nageleefd?

  • Hoe groot zijn de effecten op de leefomgeving bij niet naleving?

 

Deze methodiek is een gangbare landelijke risicobeoordelingsmethode, die door veel overheidsorganen wordt toegepast en is gebaseerd op de methode “Programmatisch handhaven – Gids voor gemeenten, waterschappen en provincies” van het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid (CCV). Het model zorgt ervoor dat voor alle te onderscheiden activiteiten (feitelijk de overtredingen) de kans wordt bepaald dat er iets gebeurt. Dit wordt dan weer afgezet tegen de ernst van de gevolgen daarvan (het effect). Ter bepaling van de kans is gebruik gemaakt van de zogenoemde Tafel van Elf. De risicoanalyse resulteert in een lijst, waarin de omvang van het risico van de verschillende activiteiten inzichtelijk zijn gemaakt.

 

Effect categorieën

In het model zijn 7 effect categorieën gedefinieerd om het effect van een (potentiële) overtreding te bepalen. Het gaat daarbij om de volgende categorieën:

  • 1.

    Fysieke veiligheid

  • In welke mate draagt het voldoen aan de voorschriften bij aan de fysieke veiligheid/zijn de gedragsvoorschriften bedoeld om de fysieke veiligheid te beschermen?

  • 2.

    Schade aan de volksgezondheid

  • In welke mate draagt het voldoen aan de voorschriften bij aan de bescherming van de volksgezondheid/zijn de gedragsvoorschriften bedoeld om de volksgezondheid te beschermen?

  • 3.

    Natuurschoon

  • In welke mate draagt het voldoen aan de gedragsvoorschriften bij aan bescherming van het natuurschoon en in welke mate zijn de gedragsvoorschriften bedoeld om het natuurschoon te beschermen?

     

  • 4.

    Financieel-economische schade

  • Hoe groot is de financieel-economische schade voor de gemeenschap/voor de gemeente als de bedoelde groepen de voorschriften overtreden?

  • 5.

    Kwaliteit sociale leefomgeving

  • In welke mate draagt het voldoen aan de voorschriften bij aan de kwaliteit van de sociale leefomgeving/zijn de gedragsvoorschriften bedoeld om de kwaliteit van de sociale leefomgeving te beschermen?

  • 6.

    Gevaar openbare orde.

  • In welke mate draagt het voldoen aan de gedragsvoorschriften bij aan de bescherming van de openbare orde en in welke mate zijn de gedragsvoorschriften bedoeld om de openbare orde te beschermen?

  • 7.

    Schade aan het bestuurlijke of gemeentelijke imago

  • Hoe groot is de politiek-bestuurlijke afbreuk als de voorschriften uit dit thema niet worden nageleefd?

 

In de systematiek wordt per handhavingsthema aan de negatieve effecten een waarde toegekend aan de hand van een 5-puntsschaal:

 

  • 1 = heel klein

  • 2 = klein

  • 3 = gemiddeld

  • 4 = groot

  • 5 = heel groot

 

Kans

Ten aanzien van de vraag hoe groot de kans is dat een regel of voorschrift wordt nageleefd, wordt in de risicoanalyse ook de kans op niet spontane naleving betrokken. Immers, als de kans op spontane naleving heel groot is, is het risico bij een mogelijk gevaarlijke situatie gering. In de beoordeling hiervan in de matrix wordt de volgende weging aan de kans op naleving gegeven:

  • 1 = goed naleefgedrag, weinig kans op overtredingen

  • 2 = gemiddeld naleefgedrag (niet goed, niet slecht)

  • 3 = slecht naleefgedrag, grote kans op overtredingen.

 

Opgemerkt wordt dat de inschatting van zowel de probleem- en risicoanalyse een momentopname is. Deze analyse zal regelmatig worden getoetst op actualiteit, aangezien zowel problemen als naleefgedrag in de tijd veranderen.

 

Bijlage 2a. Risicomatrix Vergunningverlening

 

Bijlage 2b. Risicomatrix Toezicht en Handhaving

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Bijlage 3. Wijze van vergunningverlening

 

 

Omgevingsvergunning

Aanvragen om omgevingsvergunning op grond van de Wabo kennen verschillende aspecten waaraan getoetst kan worden. Afhankelijk van de prioriteit wordt er meer of minder diepgaand getoetst. Zo heeft een dakkapel in de prioriteitenmatrix een lage prioriteit toegekend gekregen en zal deze dus minder diepgaand getoetst worden. Een aanvraag voor de bouw van een zorginstelling scoort een hoge prioriteit. Een dergelijke aanvraag zal dus diepgaander getoetst worden.

 

Toetsing aan ruimtelijke ordening/bestemmingsplan

Bij iedere aanvraag om omgevingsvergunning dient altijd getoetst te worden of deze past binnen het vigerende bestemmingsplan. Past de aanvraag niet maar geldt er een binnenplanse afwijking mogelijkheid dan kan een vergunning over het algemeen verleend worden. Andere met het bestemmingsplan strijdige plannen dienen te worden aangemerkt als een vergunningaanvraag om af te wijken van ruimtelijke regels. Dit kan ertoe resulteren dat voor die aanvraag een uitgebreide, en dus langere, procedure moet worden doorlopen. Het merendeel van de afwijkingen van de regels van bestemmingsplannen vallen echter onder de reguliere (normale) procedure van de Wabo. Alle afwijkingen worden individueel beoordeeld en getoetst. Wel wordt gestreefd naar meer uniformiteit in de beoordeling.

 

Toetsing aan welstand

Een aanvraag voor de activiteit bouwen dient tevens beoordeeld te worden of het voldoet aan de eisen uit de Welstandsnota. Dit geldt niet voor vergunningsvrije bouwwerken. Op dit moment wordt hiervoor gebruik gemaakt van de advisering van de onafhankelijke Commissie Ruimtelijke Kwaliteit. In het coalitieakkoord is opgenomen dat deze commissie opgeheven dient te worden. Op het moment van vaststelling van dit beleidsstuk wordt er dan ook een voorstel gemaakt om op een andere wijze de omgevingskwaliteit te garanderen.

 

Bouwtechnische toetsing/Bouwbesluit 2012

Het Bouwbesluit 2012 geeft landelijk geldende regels voor de technische eisen waaraan bouwwerken dienen te voldoen. In 2019/ begin 2020 zal de Landelijke Toetsmatrix Bouwbesluit 2012 (LTB) worden uitgewerkt om te dienen als leidraad bij het toetsen van vergunningaanvragen aan het Bouwbesluit 2012. Het LTB is speciaal ontwikkeld om te kunnen differentiëren in toetsintensiteit per onderdeel van het Bouwbesluit, naar gelang het bouwwerktype en de risico’s die daarbij zijn voorzien. De LTB-methodiek biedt de ruimte om als gemeente een toetsniveau op de verschillende onderdelen vast te stellen, op basis van de eigen risico-inschattingen, naleefgedrag en beschikbare capaciteit.

 

Toetsing aan Bouwverordening

Een aantal bouwregels zijn lokaal en daardoor opgenomen in een vastgestelde bouwverordening. Aangezien steeds meer regelgeving landelijk geregeld is, is het aantal regels in de bouwverordening nog maar minimaal. Het betreft met name normen en regels ten aanzien van de plaats van gevelaanzichten en rooilijnen voor zover bestemmingsplannen daarin niet voorzien. De verwachting is dat de bouwverordening op termijn helemaal zal verdwijnen. Zolang de bouwverordening bestaat zal iedere aanvraag aan de daarin opgenomen voorschriften worden getoetst.

 

Beoordelingskader monumenten

Aanvragen om omgevingsvergunningen voor monumenten (het wijzigen ervan) vragen bijzondere aandacht om te voorkomen dat onomkeerbare schade wordt toegebracht aan cultuurhistorisch erfgoed. Dergelijke aanvragen worden altijd ter advisering voorgelegd aan de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit en dienen na invoering van de Omgevingswet nog steeds door een commissie beoordeeld te worden. Verder wordt aangesloten bij de strategie voor aanvragen om omgevingsvergunning activiteit bouwen, aangezien voor vrijwel alle veranderingen aan een monument ook een dergelijke vergunning vereist is. Door de intensiteit van toetsing en toezicht ten aanzien van monumenten te vergroten worden voldoende waarborgen verkregen tegen onherstelbare schade aan of vernietiging van monumentale waarden in Den Helder.

 

Meldingen sloop en asbestverwijdering

Toetsing vindt plaats aan de hand van de hiervoor bestemde regelgeving. Ook de ODNHN kan hiervoor worden ingeschakeld.

 

Bodem, bouwstoffen en grondstromen

Voor deze aspecten wordt advies gevraagd bij de ODNHN. Als het om zelfstandige aanvragen of meldingen gaat dan worden deze in behandeling genomen door de ODNHN.

 

Natuurbescherming, flora en fauna

Indien een aanvraag betrekking heeft op de activiteit handelen in een natuurbeschermingsgebied of dat deze activiteit nadelige gevolgen kan veroorzaken voor de aanwezige flora en fauna vanwege verstoring of vernietiging van de habitat van soorten dan dient hiervoor een verklaring van geen bedenkingen te worden aangevraagd bij de provincie. De activiteit maakt onderdeel uit van de vergunning. De toets of de Wet Natuurbescherming aan de orde is wordt door de casemanager gedaan. De inhoudelijke toetsing ten aanzien van natuurbescherming en/of flora en fauna vindt plaats door de provincie. De resultaten worden opgenomen in de vergunning.

 

Aanleggen van een uitrit, vellen van een houtopstand en reclamevergunning

Voor aanvragen om omgevingsvergunningen op grond van de Wabo, die als wettelijke basis in de APV zijn geregeld, vindt toetsing primair plaats op grond van de bepalingen in de APV. Naast deze publiekrechtelijke toetsing dienen ook privaatrechtelijke afspraken gemaakt te worden als de activiteiten plaatsvinden op publieke gronden. Dit is met name het geval bij het aanleggen van inritten. Dit wordt afgestemd met team Openbare Ruimte. In het geval van uitritten wordt de aanvraag getoetst aan het bestemmingsplan en wordt advies gevraagd aan een van de verkeersdeskundigen. Van kappen is sprake als een boom of houtopstand geveld wordt of indien er zeer drastisch gaat worden gesnoeid, zoals bijvoorbeeld het verwijderen van een kroon uit een boom.

 

Brandveilig gebruik

De toets op de brandveiligheidsaspecten die betrekking hebben op het brandveilig gebruik van een bouwwerk wordt, in het geval van complexe en risicovolle aanvragen, uitgevoerd door de brandweer (onderdeel van de Veiligheidsregio’s). De eenvoudiger gevallen worden getoetst en beoordeeld door de behandelende vergunningverleners.

 

Bouwleges

De gemeente heft leges voor de behandeling van aanvragen om omgevingsvergunningen waarin sprake is van activiteiten zoals bouwen, kappen, wijzigen van monumenten, etc. Ook voor andere vergunningen worden leges in rekening gebracht, zoals bij Drank- en Horecavergunningen en besluiten op grond van de APV zoals bij evenementen.

 

 

Algemene plaatselijke verordening (APV)

In de APV heeft de gemeente de mogelijkheid extra regels te verbinden aan activiteiten die in de leefomgeving plaatsvinden. Voor een aantal activiteiten dient op basis van de APV vooraf een vergunning te worden aangevraagd. Er zijn ook activiteiten waarvoor een ontheffing moet worden aangevraagd of een melding moet worden gedaan. Een vergunning is bijvoorbeeld nodig voor (risicovolle) evenementen, of evenementen die (grote) overlast veroorzaken voor de omgeving of die openbare orde- en veiligheidsrisico’s met zich meebrengen. Met de voorwaarden in de vergunning kan preventief het risico en de overlast voor de omgeving tot een minimum beperkt worden. De toetsing van activiteiten op grond van de APV is als volgt.

 

Evenementen

De APV maakt onderscheid tussen vergunningplichtige- en meldingsplichtige evenementen.

  • Meldingsplichtige evenementen hebben een beperkte impact op de directe omgeving en moeten voldoen aan een aantal criteria. De meldingen worden door de gemeente getoetst. Afhankelijk van de activiteit kan dit bijvoorbeeld aan een verkeersbesluit zijn of de Drank- en Horecawet. De melder ontvangt een bericht van de acceptatie van zijn melding met daarbij eventuele aanvullende voorschriften en/of aandachtspunten bij het organiseren van het evenement.

  • Vergunningplichtige evenementen hebben een grotere impact op de directe omgeving en een hoger risico voor wat betreft veiligheid en openbare orde. Aanvragen worden standaard getoetst op volledigheid, veiligheid en of er overlast beperkende maatregelen (dienen te) worden getroffen. Bij constructies zoals tribunes of tenten geplaatst wordt advies gevraagd aan de casemanagers Wabo. De toetsing betreft ook het element geluid en mogelijk geluidsoverlast. Is een organisator nog niet bekend is bij de gemeente dan wordt hij, zo mogelijk nog voordat de aanvraag formeel ingediend wordt, uitgenodigd voor een overleg.

 

Overig APV-vergunningen, -ontheffingen en - meldingen

Alle overige vergunningen, ontheffingen en meldingen die op basis van de APV worden aangevraagd worden in principe getoetst aan de geldende regels. Zo nodig wordt bij collega’s en externe partijen om advies gevraagd. De diepgang van die toetsing hangt af van de prioriteit die hieraan is toegekend. Zeker voor aanvragen voor seksinrichtingen en speelautomatenhallen geldt een diepgaande toetsing. Deze inrichtingen zijn op grond van bestemmingsplannen zeer beperkt mogelijk. Aanvragen voor een nieuwe vergunning of wijzigingen op de bestaande vergunning worden deze uitgebreid getoetst vanwege het hoge risico voor zowel overlast en veiligheid van de omgeving.

 

Overige gemeentelijke regelgeving

Aanvragen die betrekking hebben op overige gemeentelijke regelgeving wordt altijd volledig getoetst op volledigheid. De diepgang van die toetsing hangt af van de prioriteit die hieraan is toegekend. Het gaat hier bijvoorbeeld om standplaatsvergunningen en vergunningen voor de aanwezigheid van kansspelautomaten.

 

Drank- en Horecawet

De Drank- en Horecawet vereist dat ieder bedrijf of instelling die alcoholhoudende dranken schenkt en/of verkoopt voor gebruik ter plaatse hiervoor een vergunning heeft. Voor slijterijen, waar alcohol verkocht wordt met een promillage van meer dan 15% voor gebruik elders dan ter plaatse, geldt eveneens een vergunningplicht. Aanvragers van een Drank- en Horecawetvergunning worden altijd in persoon uitgenodigd om hun aanvraag toe te lichten. Bovendien is dit een gelegenheid om toe te lichten welke stukken op grond van de wet aangeleverd moeten worden bij de aanvraag en de aanvrager te wijzen op grond van andere regelgeving waarvoor wellicht ook een vergunning aangevraagd moet worden. Dit kan bijvoorbeeld een exploitatievergunning zijn, een melding op grond van het Activiteitenbesluit milieubeheer of een aanwezigheidsvergunning in verband met de aanwezigheid van een speelautomaat. Bij wijziging van een bestaande vergunning wordt de aanvraag alleen getoetst aan het onderdeel dat gewijzigd wordt (bijvoorbeeld het wijzigen van het aanhangsel vanwege een verandering in de leidinggevenden).

De Drank- en Horecawet bepaalt uitputtend welke bijlagen bij de aanvraag om vergunning gevoegd moeten worden. Elke aanvraag wordt volledig getoetst en zo nodig worden er voorschriften aan de vergunning verbonden. De inrichting wordt voordat deze in gebruik wordt genomen altijd gecontroleerd op de inrichtingseisen door toezichthouders. Bovendien wordt de politie altijd om advies gevraagd.

 

Wet Bibob

De Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (Wet Bibob) geeft de gemeente de mogelijkheid de achtergrond van een bedrijf of persoon te laten onderzoeken. Als er ernstig gevaar dreigt dat een vergunning of subsidie wordt misbruikt of gefinancierd wordt met geld dat mogelijk wordt “witgewassen” kan de gemeente de aanvraag weigeren of de afgegeven vergunning of subsidie intrekken. De gemeente Den Helder heeft Bibob-beleid vastgesteld.

 

Bij toetsing aan de Wet Bibob wordt eerst door de gemeente onderzoek gedaan naar de persoon van de aanvrager en de door hem overhandigde financiële gegevens. Indien na dit onderzoek vragen blijven bestaan over de bedrijfsstructuur, de financiering en/of omstandigheden in de persoon van de aanvrager of indien de vergunning betrekking heeft op:

  • een geografisch bepaald gebied dat als probleemgebied is aangewezen door het bestuursorgaan;

  • een bepaalde sector/branche die als risicovol is aangemerkt door het bestuursorgaan;

  • een combinatie van bovenstaande punten;

zal advies worden gevraagd bij het Regionaal Inlichtingen en Expertisecentrum (RIEC) of het Landelijk Bureau BIBOB.

 

Bijlage 4. Wijze van toezicht

 

 

Handhaving vraagt om verschillende vormen van toezicht. Niet voor elke situatie kan toezicht hetzelfde zijn. De soort controle is afgesteld op de situatie. Het controleren van een verleende vergunning voor een woning is heel wat anders dan toezicht houden op hondenoverlast. Hieronder staat beschreven hoe we toezicht houden op de verschillende taakthema’s.

 

Wabo/omgevingsrecht (risico gericht en projectmatig)

Het toezicht op de realisatie van bouwwerken vormt voor de toezichthouders Wabo (ook wel toezichthouders bouw- en woningtoezicht genoemd) de grootste taak. Ook andere zaken, zoals illegale bouw en gebruik zullen de nodige aandacht krijgen. Met de toezichthouders openbare ruimte zullen afspraken gemaakt worden voor de controles in het kader van omgevingsvergunningen kappen en inritvergunningen.

 

Toezicht tijdens de realisatiefase

Risicovolle bouwwerken die vergund zijn, worden tijdens de realisatiefase minimaal één keer gecontroleerd. Na de startmelding, een melding (klacht) van omwonenden of na een eigen constatering dat de bouw is gestart neemt de toezichthouders contact op met de betreffende partij(en). Tijdens dit contact worden de verdere controle momenten besproken.

Elk bouwproject is voorzien van een toezichtdossier met daarin een gedegen verslaglegging inclusief eindrapportage van de controle(s). Hoeveel controle momenten er zijn is afhankelijk van het soort bouwwerk. De toezichthouders controleren bouwwerken waarvan de vergunningen niet risicovol zijn, alleen visueel. Bij kleine niet risicovolle bouwwerken gaat het dan bijvoorbeeld om vlaggenmast, lichtmasten, kozijnwijzigingen. Het niet uitvoeren van een daadwerkelijke naschouw op deze bouwwerken betekent ook dat handhaving op dergelijke dossiers, mocht dat ooit nodig zijn, lastiger is vanwege het ontbreken van een naschouw. Meldingen over dergelijke dossiers krijgen bij handhaving dus ook een lage prioriteit. Indien er een melding/klacht binnenkomt gedurende de uitvoering gaat de toezichthouder hier hetzelfde mee om als bij een risicovol bouwwerk. Dit houdt in dat hier dan wel een toezichtdossier voor wordt gemaakt.

 

Toezicht bestaande bouwwerken en bestemmingsplannen (actief op funderingen en taken/projecten ruimtelijke kwaliteit en passief op meldingen)

De gemeente zet actief toezicht in bij funderingen. Dit vanwege de urgentie. Daarnaast zetten we actief toezicht in op enkele thema’s en projecten die bijdragen aan de ruimtelijke kwaliteit van de stad. Deze taken en projecten nemen we ieder jaar op in het uitvoeringsprogramma. Op alle andere gebieden houdt de gemeente vooral passief toezicht op basis van meldingen. De toezichthouders onderzoeken of er sprake is van een overtreding. Afhankelijk van de soort overtreding en de situatie wordt de melding telefonisch behandeld of volgt er een controle ter plaatse. Bij handhavingsverzoeken wordt altijd een handhavingstraject gestart. Spoedeisende en gevaarlijke situaties worden wel actief opgepakt. Op de ruimtelijke regels, houden de toezichthouders beperkt toezicht (passief). Wij laten ons bij onze inzet op dit vlak vooral leiden door meldingen/verzoeken om handhaving en evidente excessen. Wel zal er actief toezicht zijn op illegale bewoning.

 

Toezicht op DHW en horeca (actief)

De gemeentelijke toezichthouders en de Buitengewoon opsporingsambtenaren (Boa’s) houden toezicht op naleving van de Drank- en Horecawet (DHW) en de Algemene plaatselijke verordening (APV). De toezichthouders horeca houden toezicht op de horecabedrijven, controleren bij evenementen waar ook leeftijd controles worden uitgevoerd en houden zich bezig met ondermijningszaken/RIEC-zaken. De Boa’s concentreren zich ook op de DHW/APV in de openbare ruimte. De nadruk ligt op het bezit en gebruik van alcohol in de alcoholverbod zones, overlast en leeftijdscontroles in supermarkten, slijterijen en para-commerciële instellingen. Er zijn verschillende soorten controles zoals:

  • basiscontrole op inrichtingen: (integraal) controleren op de aanwezigheid van de vereiste vergunningen en het naleven van de in de vergunning gestelde voorschriften, zoals bijvoorbeeld de aanwezigheid van leidinggevende(n), naleving van de terrasvoorschriften en bepalingen uit de DHW;

  • leeftijdscontrole bij drankvertrekkers: controle op het verstrekken van alcohol aan jongeren onder de 18 jaar;

  • controle bij evenementen: controleren op vergunningen/ontheffingen en leeftijd bij evenementen waar veel jongeren aanwezig zijn;

  • controle op het bezit van alcohol door jongeren onder 18 jaar in de openbare ruimte en alcoholverbod zones.

 

Evenementen (actief)

Tijdens evenementen is de organisator in de eerste plaats belast met het bewaken van de openbare orde en veiligheid op het evenemententerrein en binnen een straal van 250 meter hieromheen. De toezichthouders en boa’s controleren de algehele veiligheid, of wordt voldaan aan de voorwaarden verbonden aan de vergunning, of het terrein schoon wordt achtergelaten, of de uitgangen vrij zijn voor de nooddiensten en parkeren. Ook samen met toezichthouders Wabo en toezichthouders brandveiligheid houden zij toezicht op constructieve veiligheid en brandveiligheid tijdens de opbouw van het evenement. Bevindingen van de toezichthouders maken onderdeel uit van de evaluatie van de evenementen en kunnen doorwerken in de vergunningverlening in de toekomst.

 

Toezicht brandveilig gebruik bouwwerken (actief, planmatig, routinematig en projectmatig)

In Den Helder vallen ongeveer 1200 objecten/bouwwerken onder de vergunningplicht van brandveilig gebruik en gebruiksmeldingsplicht. De toezichthouders brandveiligheid controleren bouwwerken conform het landelijke Preventieactiviteiten plan (PreVap). PreVap geeft voor elke gebruiksfunctie van het bouwwerk en het aantal personen een prioriteit aan. De risicoindeling van gebouwen is 1 t/m 4. Risico 1 en 2 zijn risicovoller dan risico 3 en risico 4. Hieruit volgt een planning van controles brandveilig gebruik, waarbij gebouwen, zoals verzorgingshuizen, met de grootste risico’s vaker gecontroleerd zullen worden.

 

Van de standaard planning PreVap wordt door de gemeente inmiddels bij bepaalde objecten afgeweken.

  • Winkels < 50 personen en in de categorie sport kleine gymzaaltjes, worden nu niet bezocht en worden in het systeem met 3 jaar vooruit in de tijd weggezet

  • Gebouwen met een oppervlakte van <1.000 m2 en met < 50 personen worden nu niet bezocht en worden in het systeem met 1 jaar vooruit in de tijd weggezet

 

Verder worden de volgende richtlijnen aangehouden bij gebouwen met <50 personen die wel worden bezocht en in het systeem doorgezet moeten worden:

  • Gebouwen <1000m2

    • kantoorfunctie => volgende bezoek over drie jaar,

    • industriefunctie => drie jaar

    • bijeenkomstfunctie zoals kerken en cafés => 3 jaar

    • Voor allen geldt notoire overtreder dan 1 jaar

  • Gebouwen > 1000m2 => volgende bezoek over 1 jaar, is het twee jaar achter elkaar goed dan vervolgcontrole over 2 jaar.

 

Dit resulteert in een jaarlijkse lijst van controles.

Het toezicht op het brandveilig gebruik van bouwwerken zal geleidelijk plaats maken voor meer voorlichting en het bewust maken van de burger en instellingen op het gebied van brandveiligheid. Dat neemt niet weg dat we de bouwwerken met een verhoogd risico in beeld willen houden door toezicht te houden op het brandveilig gebruik van deze bouwwerken.

 

Naast de jaarlijkse lijst van controles voeren de toezichthouders brandveiligheid:

  • themacontroles (o.a. horeca, feestdagen in december en (sport)evenementen en eventueel in overleg met brancheverenigingen) uit.

  • signaaltoezicht (ogen en oren van anderen gebruiken: meldingen van burgers, toezichthouders etc.)

 

Afhankelijk van de overtreder en gevoel dat de toezichthouder heeft is het naleefgedrag gebaseerd. De toezichthouders brandveiligheid geven ook prioriteit aan gebruiksfuncties waarvoor geen vergunning-/ of meldingsplicht geldt zoals woonfuncties met zorg en woongebouwen met inpandige gangen. Hier wordt veel preventief toezicht ingezet bijvoorbeeld in de vorm van voorlichting. De toezichthouders brandveiligheid zullen de komende jaren in verband met de veranderingen in de zorg en de transitie naar een andere gebruiksfunctie van een bouwwerk extra aandacht aan deze ontwikkelingen besteden.

 

Toezicht kinderopvang (risico gericht)

De GGD werkt op grond van risicoprofielen. Dit houdt in dat een voorziening voor kinderopvang middels een risicomodel een kleur krijgt toegekend waarin de mate van zorg bij de locatie kleurgewijs toeneemt. Groen, (geen zorg) middels geel, oranje tot rood, (grote zorg). Hoe groter de zorg hoe meer en uitgebreider er toezicht zal worden gehouden.

 

Toezicht milieu en bodem (preventief, risico gericht)

De ODNHN hanteert verschillende vormen van toezicht, dit kan zowel fysiek, administratief of anderszins plaatsvinden. De ODNHN bepaalt welke vorm van toezicht in een specifieke situatie het meest efficiënt is. Uitvoering is bij voorkeur gericht op preventie en het (laten) waarmaken van eigen verantwoordelijkheid. Maar waar nodig is sprake van interventie met een intensiteit die proportioneel en effectief is. Om de bestaande kans op overtredingen en klachten te laten afnemen, werkt de ODNHN op programmatische basis met een risicogerichte benadering van het toezicht. Dit betekent dat er uitvoeringsprogramma’s worden opgesteld, met concrete afspraken over de uitvoering, zoals de wijze waarop spontane naleving wordt bevorderd, de frequentie en intensiteit van het toezicht, de aard van eventuele interventies en de manier waarop het nalevingsgedrag wordt gemonitord.

 

Toezicht in de openbare ruimte (preventief, actief, gebiedsgericht, informatie gestuurd, projectmatig, surveillance)

De toezichthouders/Boa’s in de openbare ruimte werken in verschillende diensten per dag. Zij zijn zichtbaar aanwezig. Zij spreken bewoners aan op hun gedrag en geven preventief voorlichting over de geldende regels. Daarbij werken zij steeds meer wijkgericht. In 2018 zijn twee wijkboa’s aangewezen. De inzet baseren we op informatie die wij continue verzamelen aan de hand van meldingen, eigen waarnemingen tijdens de surveillance en acties over eventuele risico’s voor de veiligheid en gezondheid in een bepaalde gebieden/ thema’s/onderwerpen. Toezichthouders/Boa's houden zich onder andere bezig met:

  • gastheerschap, zichtbaar aanwezig en aanspreekbaar in de wijk;

  • toezicht op groepen jeugd(overlast), vandalisme, drank- en drugsgebruik in de openbare ruimte;

  • de wijze waarop inwoners met hun afval omgaan (rommel) naast containers;

  • hinderlijk of gevaarlijk geparkeerde fietsen, brommers en scooters;

  • niet aangelijnde honden, honden in aangewezen verboden gebieden en het bij je hebben van een opruimmiddel voor hondenuitlaters;

  • fout parkeren van voertuigen en fietsen, parkeren van aanhangwagens of caravans langer dan drie dagen op de openbare weg en verkeersveiligheid bij (basis)scholen;

  • verkoop, bezit en gebruik van alcohol aan minderjarigen;

  • inzien van het Digitaal Opkopersregister (om heling te voorkomen);

  • naleving opgelegd aanlijn- en muilkorfgebod gevaarlijke honden;

  • voertuigwrakken op de openbare weg.

 

De boa’s krijgen er ieder jaar meer taken bij vanuit de politie.

 

 

 

Bijlage 5. Wijze van sanctioneren

 

 

De gemeente Den Helder kent één sanctiestrategie, de LHS voor de Wabo taakvelden: bestaande bouw, ruimtelijke ordening en brandveiligheid. Dit betekent dat bij overtredingen, onafhankelijk van het desbetreffende taakveld, op dezelfde wijze wordt opgetreden. Voor horeca, kinderopvang, prostitutie (APV), ondermijning, opium en coffeeshops hanteert de gemeente een andere sanctiestrategie. Sommige zijn vastgelegd in aparte beleidsplannen. Hoe de gemeente op deze onderwerpen toezicht houdt en handhavend optreedt staat hieronder beschreven.

 

Wabo-taken

De LHS (Landelijke handhavingsstrategie) wordt gehanteerd als sanctiestrategie voor de Wabo-taken en is een matrix met op de horizontale as een rangschikking naar het soort overtreder (oplopend van goedwillend tot bewust en structureel en crimineel) en op de verticale as een rangschikking naar de ernst van het effect van de overtreding (van vrijwel nihil naar aanzienlijk). Omdat elke overtreding anders is, is de handhavingspraktijk (en daarmee de uitwerking van de sanctiestrategie) verschillend. Aan de hand van de matrix worden de volgende stappen doorlopen.

 

Positionering bevinding/overtreding in de interventiematrix door:

  • a.

    Beoordelen effecten van de overtreding voor milieu, natuur, water, veiligheid, gezondheid, woon- en leefklimaat openbare orde en/of maatschappelijke relevantie etc.

  • b.

    Typeren van het soort overtreder op basis van gedrag en handhaving historie.

  • c.

    Bepalen verzachtende of verzwarende argumenten. Bepalen soort sanctie binnen een cel/vakje (bestuursrechtelijk of strafrechtelijk). Nadat de bevinding/overtreding gepositioneerd is in een cel/vakje binnen de matrix, wordt bekeken of op deze bevinding/overtreding naast of in plaats van bestuursrechtelijke maatregelen ook strafrechtelijke sancties uit de betreffende cel moeten worden toegepast. Dit hangt af van het feit of er sprake is van verzwarende aspecten.

  • d.

    Optreden met de interventiematrix. De handhaver start in principe zo licht mogelijk met interveniëren gericht op herstel en het vervolgens snel inzetten van zwaardere interventies als naleving uitblijft. De handhaver treedt standaard op in twee stappen:

    • 1.

      Informeren, voorlichting overtreder/doelgroep en adviseren of in gesprek gaan;

    • 2.

      sanctioneren.

  • e.

    Vastleggen.

 

De matrix is in figuur 5 weergeven op de volgende pagina. In matrix worden vier type overtreders onderscheiden. Om te bepalen wanneer een overtreder als een bepaald type kan worden aangemerkt volgt hieronder een nadere toelichting.

 

  • A.

    Goedwillend

Deze persoon overtreedt de regels per ongeluk, omdat hij zich niet bewust is van de wet- en regelgeving. Op het moment dat hij wordt gewezen op de overtreding, stelt hij zich proactief op en wil hij de regels naleven. Dit naleefgedrag blijkt uit de mate waarin en de snelheid waarmee tot herstel van de overtreding wordt overgegaan. Daarmee wordt rekening gehouden met de naleving van afspraken die met de toezichthouder worden gemaakt. Meegewogen wordt:

  • Onbedoeld;

  • houding tijdens de toezichtfase;

  • berouw;

  • meewerkend.

  • A.

    onverschillig / moet kunnen

Deze persoon is zich misschien niet altijd bewust van de wet- en regelgeving. Tijdens de toezichtfase heeft deze persoon echter een onverschillig houding en toont niet direct enig berouw voor het overtreden van wet- en regelgeving. Ook kan hij aangeven dat hij vindt dat bepaalde overtredingen ‘moeten kunnen’, ‘niemand tot last zijn’ en hij vindt zijn eigen belang zwaarder wegen dan het algemeen belang. Dit blijkt vooral uit de houding tegenover de toezichthouder en het onbegrip voor de reden achter de naleving van de regels. Meegewogen wordt:

  • onverschilligheid;

  • weinig berouw;

  • houding tijdens toezichtfase.

 

 

 

 

 

 

  • A.

    Calculerend

Deze persoon kent de wet- en regelgeving en overtreedt deze bewust. Hij neemt hierbij de risico’s voor lief. Tevens zorgt deze persoon tijdens de toezichtfase voor vertraging. Denk hierbij aan een persoon die bewust onvolledige stukken aanlevert of op een andere manier voor verwarring zorgt tijdens de toezichtfase. Ook worden gemaakte afspraken niet of niet tijdig nageleefd. Meegewogen wordt:

- slecht naleefgedrag;

- neemt risico’s;

- vertragen van de toezichtfase.

 

  • B.

    Bewust

Deze persoon is zich eveneens bewust van de wet- en regelgeving. Ook hij neemt de risico’s voor lief. Er zijn veel overeenkomsten met de type overtreder genoemd onder C. Echter, bij deze type overtreder weegt mee dat eerder tegen het handelen van deze persoon handhavingsacties zijn ingezet. De wet- en regelgeving zijn dus meerdere malen overtreden. Onder dit type vallen ook situaties waarbij sprake is van (vermoedens van) fraude, oplichting, witwassen of andere criminele praktijken. In dat geval hoeft geen sprake te zijn van bewuste betrokkenheid van de overtreder. Meegewogen wordt bijvoorbeeld:

  • slecht naleefgedrag;

  • neemt risico’s;

  • vertraging van de toezichtfase;

  • eerdere handhavingstrajecten;

  • criminele praktijken of vermoedens daarvan.

 

De toezichthouders brandveiligheid maken naast deze matrix, ook gebruik van de landelijk methode PreVap. De methode PreVap geeft voor elke gebruiksfuncties en het aantal personen een prioriteit aan.

 

2. Handhaving taken openbare ruimte

De Boa’s van team Openbare orde & Veiligheid kunnen bestuursrechtelijk handhaven. Deze middelen kunnen voor iedere overtreding van bestuursrechtelijke wetten worden ingezet. Bij een eerste controle wordt in beginsel een officiële waarschuwing gegeven aan de overtreder. Hiervoor gelden een aantal uitzondering: hond(en) aanwezig in verboden gebied, gedumpt afval, parkeren op een invalide parkeerplaats en zeer hinderlijk parkeren waardoor de veiligheid in het geding is. Als bij de overige overtredingen na een tweede controle blijkt dat de overtreding nog niet opgelost is, kan ervoor gekozen worden om één van deze middelen toe te passen:

 

Last onder dwangsom

De dwangsom (geldbedrag) is een financiële prikkel voor de overtreder om een illegale situatie te herstellen in een legale situatie. De dwangsom moet niet verward worden met een geldboete. Een boete heeft een bestraffend karakter en een dwangsom een herstellend karakter.

 

Last onder bestuursdwang

Bestuursdwang betekent dat het bevoegd gezag de illegale situatie op kosten van de overtreder terugbrengt in een legale situatie. De overtreder krijgt hierbij wel eerst de gelegenheid om de overtreding zelf te herstellen, tenzij er sprake is van spoed. Indien de overtreder de mogelijkheid krijgt om de overtreding zelf te beëindigen, wordt er nadat de termijn is verstreken en de overtreding niet is opgeheven door de gemeente bestuursdwang toegepast.

 

Proces-verbaal (PV)

Boa’s die een strafbaar feit vermoeden of constateren, kunnen een PV opmaken. Dit optreden valt onder het strafrechtelijk optreden dat in de landelijke handhavingsstrategie is geregeld. Een PV is de basis voor het verdere optreden van het OM dat kan leiden tot sancties als: een geldboete, een werkstraf, een gevangenisstraf, ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, publicatie van het vonnis, stillegging van de onderneming en verbeurdverklaring.

 

In navolgende tabel staan een aantal voorbeelden genoemd welke soort sancties de gemeente in zet.

3. Handhaving Kinderopvang

Onder kinderopvang vallen alle kinderdagverblijven, de buitenschoolse opvang, gastouderbureaus en gastouderopvang. Het wettelijk kader voor de toezicht en handhaving voor kinderopvang wordt gevormd door de Wet kinderopvang (Wko), de daarbij behorende beleidsregels. De verantwoordelijkheid voor de kwaliteit van de kinderopvangvoorzieningen ligt nadrukkelijk bij de houder (c.q. exploitant) van deze voorzieningen voor kinderopvang. De GGD houdt voor de gemeente Den Helder toezicht op de kwaliteit van de kinderopvangvoorzieningen. De gemeente Den Helder oefent de handhaving hierop uit. Daarnaast draagt de gemeente Den Helder zorg voor de registratie in het Landelijk Register Kinderopvang (LRK) en draagt zij zorg voor de jaarlijkse verantwoording van haar taken aan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Het toezicht op de gemeente Den Helder bij de uitvoering van haar taken wordt uitgeoefend door de Inspectie van het Onderwijs.

 

De GGD werkt met name op grond van risicoprofielen. Dit houdt in dat een voorziening voor kinderopvangmiddels een risicomodel een kleur krijgt toegekend waarin de mate van zorg bij de locatie kleurgewijs toeneemt. Groen, (geen zorg) middels geel, oranje tot rood, (grote zorg). Hoe groter de zorg hoe meer en uitgebreider er toezicht zal worden gehouden. De gemeente Den Helder zal handhavingsprocedures inzetten op basis van de zwaarte van de geconstateerde overtreding.

 

De Wko kent verder een aantal bijzondere handhavingsinstrumenten om af te dwingen dat er aan de kwaliteitseisen uit de Wko wordt voldaan. De GGD kan in spoedeisende gevallen een bevel opleggen die een geldigheidsduur heeft van zeven dagen en die door de gemeente Den Helder kan worden verlengd. Verder kan de gemeente Den Helder een aanwijzing geven, een (tijdelijk) exploitatieverbod opleggen en/of een voorziening voor kinderopvangvoorziening verwijderen uit het LRK. Van de laatstgenoemde instrumenten, met uitzondering van de aanwijzing, zal de gemeente Den Helder alleen gebruik maken wanneer er sprake is van ernstige overtredingen, recidive of een zo goed als voortdurend handhavingstraject. De Wko biedt ook nog de mogelijkheid om een bestuurlijke boete op te leggen. In geval van illegale kinderopvang zal melding worden gemaakt van een economisch delict bij het Openbaar Ministerie.

 

 

 

 

 

 

 

 

4. Handhaving Horeca, openbare orde en ondermijning

 

 

4.1 Horeca

Toezichthouders van de gemeente Den Helder zijn samen met de Nationale Politie belast met het toezicht op de naleving van de regels in de APV, DHW en beleidsregels met betrekking tot de horeca, paracommercie en coffeeshops. Gezien de kans op overlast voor de woon- en leefomgeving, de veiligheid van bezoekers en risico’s voor de openbare orde is het belangrijk horecabedrijven goed te controleren en toezicht hierop te houden. Bestuursrechtelijke handhaving van wettelijke en lokale voorschriften kan door middel van het opleggen van de sanctiemiddelen last onder bestuursdwang, last onder dwangsom of door middel van het intrekken van een vergunning of ontheffing. Van de bevoegdheid tot intrekking van de vergunning maakt de gemeente Den Helder gebruik wanneer sprake is van ernstige overtredingen, recidive of een voortdurend handhavingstraject. Wanneer bij horecabedrijven sprake is van gevaar voor de openbare orde of woon- en leefomgeving, bijvoorbeeld bij illegaal gokken, drugsgebruik of slecht levensgedrag van de exploitant wordt tot (tijdelijke) sluiting van het horecabedrijf overgegaan, meestal gevolgd door intrekking van de vergunning. De komende beleidsperiode wordt een nieuwe horeca-sanctiestrategie vastgesteld, zodat het opleggen van de verschillende sanctiemiddelen transparant en eenduidig is en willekeur wordt voorkomen.

 

4.2 Gevaar voor openbare orde

Sinds het vorige beleidsplan is de gemeente Den Helder zich meer gaan richten op toezicht en handhaving in situaties, waarbij sprake is van gevaar voor de openbare orde. Aanleiding hiervoor waren toenemende signalen over malafide horecapraktijken, drugscriminaliteit, fraude, mensenhandel en andere criminele activiteiten die grote risico’s met zich mee brengen voor de openbare orde en de woon- en leefomgeving. De gemeente Den Helder treedt daarbij gezamenlijk op met externe partners als politie, belastingdienst, Liander en het openbaar ministerie om de negatieve effecten van criminele praktijken op de samenleving zoveel mogelijk tegen te gaan. Wanneer sprake is van gevaar voor de openbare orde en herhaling voorkomen dient te worden, wordt snel handhavend opgetreden met het sanctiemiddel last onder bestuursdwang (sluiting /intrekken vergunning). Gezien de risico’s voor de openbare orde is er geen ruimte voor een lichter middel dan een waarschuwing of een last onder dwangsom. In de regel wordt, volgens een vaste gedragslijn, middels bestuursdwang overgegaan tot sluiting van een inrichting of pand. Zo zijn tijdens de afgelopen beleidsperiode bedrijven en panden gesloten, vanwege aantreffen van wapens en fraude en arbeidsuitbuiting. Deze vaste gedragslijn zal in de komende beleidsperiode worden voortgezet en vastgelegd in het nieuwe sluitingenbeleid, tezamen met de nieuwe horeca-sanctiestrategie.

 

4.3 Ondermijning

Gedurende de vorige beleidsperiode is in Den Helder, net als elders in Nederland, het politiek-bestuurlijk besef gekomen dat de gemeente (op serieuze schaal) te maken heeft met ondermijnende activiteiten. Dit heeft geresulteerd in het beleidsdocument ‘Aanpak georganiseerde ondermijnende criminaliteit in Den Helder’. Er ligt een opdracht op hoofdlijnen, waardoor de uitvoering voldoende creatieve vrijheid heeft. Het programma kent de volgende prioriteiten:

 

  • 1.

    Haven- en kustgebied

  • 2.

    Bedrijventerreinen

  • 3.

    Horeca

  • 4.

    Verdovende middelen in het algemeen, in het bijzonder in relatie tot jeugdig ‘aanstormend talent’ en Productielocaties

  • 5.

    Woon- en adresfraude

  • 6.

    OMG

  • 7.

    Cybercrime

  • 8.

    Witwassen

  • 9.

    Mensenhandel

 

In de aanpak van ondermijning wordt samenwerking gezocht met de ketenpartners. Daarnaast worden activiteiten ondernomen om de interne bewustwording binnen de organisatie te vergroten en de informatiepositie te verbeteren. Voor de gemeente Den Helder geldt de aanpak van ondermijning als een van de belangrijkste prioriteiten.

 

Een groot deel van de operationele taken op het gebied van ondermijning ligt binnen team Openbare Orde en Veiligheid. In dit team zijn het toezicht en handhaving op het gebied van horeca, evenementen, 13B Opiumwet, prostitutie, openbare orde en ondermijning, gebiedsgerichte aanpak van panden en eigenaren, illegale bewoning, OMG’s en arbeidsuitbuiting samengebracht.

Doel van deze opzet is om slagvaardiger te kunnen optreden tegen verschillende vormen van ondermijning. Deze aanpak brengt ook met zich mee dat, gezien het grote belang van het tegengaan van de negatieve gevolgen van ondermijning, aan projecten hogere prioriteit gegeven wordt dan in eerste instantie uit directe toepassing van toezicht- en sanctiestrategie zou volgen. Ook kan een zwaarder sanctiemiddel ingezet worden indien blijkt dat de bewuste overtreding bijdraagt aan of onderdeel uitmaakt van ondermijnende effecten op de samenleving. Zo zal in een dergelijke situatie afgezien worden van een bestuurlijke waarschuwing, een hogere dwangsom kunnen worden opgelegd om beëindiging van de overtreding te bespoedigen of direct voor toepassen van bestuursdwang worden gekozen.

 

4.4 Handhaving Coffeeshops

In de gemeente Den Helder zijn drie coffeeshops gevestigd, dit is tevens het maximumaantal dat hier is toegestaan. Coffeeshops zijn alcoholvrije bedrijven waar softdrugs (wiet, hasj, marihuana en cannabis) mag worden verkocht en geconsumeerd. Coffeeshops worden geëxploiteerd op basis van een exploitatievergunning voor een alcoholvrij horecabedrijf. Hoewel de handel in cannabisproducten officieel is verboden volgens de Opiumwet, wordt dit onder een aantal voorwaarden gedoogd mits wordt voldaan aan een aantal strikte voorschriften, waaronder de landelijk door het Openbaar Ministerie vastgestelde AHOJGI-criteria. De AHOJGI-criteria bepalen dat het verboden is om:

 

  • Te Affichering (reclame te maken voor hasj en wiet);

  • Harddrugs te verhandelen;

  • Overlast te veroorzaken, waaronder ook parkeeroverlast;

  • Jongeren onder de 18 jaar in de coffeeshop toe te laten of aan hen te verkopen;

  • Grote hoeveelheden te verhandelen (niet meer dan vijf gram per keer verkopen) of op voorraad te hebben (niet meer dan 500 gram);

  • Toegang te verlenen voor en verkoop aan anderen dan Ingezetenen van Nederland.

 

De politie en de gemeente zijn verantwoordelijk voor de controle en toezicht op de naleving van de wet- en regelgeving en de gedoogrichtlijnen. Indien een overtreding wordt geconstateerd, kan de burgemeester optreden door het opleggen van een last onder dwangsom of het toepassen van bestuursdwang in de vorm van (tijdelijke) sluiting.

 

4.5 Handhaving Prostitutie

Om de oorzaken van het voorbestaan van misstanden in de prostitutiebranche aan te pakken is in 2011 een nieuw wetsvoorstel ‘regulering prostitutie en bestrijden misstanden seksbranche’ (Wrp) aangenomen door de Tweede Kamer. Het wetvoorstel (in gewijzigde vorm) is ten tijde van vaststelling van dit document nog niet in werking. Het doel van de Wrp is het verkleinen van lokale en regionale verschillen, het verkrijgen van meer zicht en grip op de seksbranche door alle vormen van prostitutie onder een vorm van regulering te brengen, en het vergemakkelijken van toezicht en handhaving. Verder voorziet het wetsvoorstel in:

• een registratieplicht voor alle prostituees;

• een aantal maatregelen en instrumenten om toezicht en handhaving te vergemakkelijken;

• het strafbaar stellen van het gebruikmaken van illegaal aanbod van prostitutie.

 

In de concept APV 2019 (wordt gelijktijdig met dit VTH-plan aangeboden aan de gemeenteraad) zijn vooruitlopend op de vaststelling van het wetsvoorstel de uitgangspunten van deze wet opgenomen in de APV. Dit met als doel de regulering van de vrijwillige prostitutie, onvrijwillige prostitutie tegen te gaan en misstanden te bestrijden. In het belang van de openbare orde en de bescherming van de woon- en leefsituatie hebben we aan het aantal vergunningplichtige seksinrichtingen een maximum verbonden.

 

Regionaal is ook overeengekomen om uniform te handhaven. Het voordeel van het regionaal afstemmen van uniforme handhaving is dat de politie één standaard kan hanteren ten aanzien van toezicht en controle. Bovendien kan de inzet regionaal georganiseerd worden en heeft de politie te maken met eenduidige voorschriften, vergunningsvoorwaarden, inrichtings- en bedrijfsvoering eisen. De politie en de gemeente zijn belast met het toezicht op de naleving van de in de APV neergelegde regelgeving omtrent prostitutie. Bij gezamenlijke controles wordt door de politie onder andere gecontroleerd op gedwongen prostitutie, prostitutie door minderjaren of illegale personen. De gemeente controleert op naleving van de vergunningsvoorschriften en bouw- en gebruiksvoorschriften. Ook toetst de gemeente de beoogde functie van panden aan het bestemmingsplan.

 

In geval van een overtreding kan er zowel strafrechtelijk (politie) en bestuurlijk (gemeente) worden gehandhaafd. De burgemeester kan bestuurlijk optreden door het opleggen van een last onder dwangsom of het toepassen van bestuursdwang in de vorm van (tijdelijke) sluiting. Een gecombineerd gebruik van beide vormen van handhaving levert de beste resultaten op.

 

4.6 Handhaving sluiting lokalen en woningen artikel 13 B Opiumwet

De aanpak van drugscriminaliteit door de toepassing van artikel 13B Opiumwet geldt zowel voor woningen als voor bedrijfspanden. De burgemeester heeft een bevoegdheid om tot sluiting over te gaan bij bedrijfspanden en bij woningen als daar drugs worden verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is. Op 29 januari 2018 is (gewijzigd) beleid vastgesteld in de beleidsregels ‘Damoclesbeleid gemeente Den Helder 2018’.

 

Bij woningen zal gezien de zware inbreuk op de persoonlijke levenssfeer zo veel mogelijk de Awb-procedure worden gevolgd. Dat wil zeggen het opleggen van een last onder dwangsom, na vooraf sturen van een zienswijze brief. Na toetsing aan het 13b Opiumwet beleid en beoordeling van alle feiten en omstandigheden zal een schriftelijke waarschuwing volgen of een besluit tot sluiting van de woning. Daarbij zullen bewoners in de meeste gevallen een termijn van 48 uur gegund worden voordat de woning daadwerkelijk wordt gesloten, zodat zij in de gelegenheid worden gesteld om bijvoorbeeld persoonlijke spullen, huisraad, bederfelijke waar e.d. uit de woning te verwijderen. Bij spoedeisendheid kan direct gesloten worden. Voor lokalen en bijbehorende erven wordt een termijn van drie uur gehanteerd.

 

Bijlage 6. Toelichting bestuurlijke en strafrechtelijke instrumenten

 

 

Voor de aanpak van overtredingen staan de volgende instrumenten ter beschikking.

 

  • 1.

    Instrumenten gericht op herstel van de overtreding

    • a.

      Last onder dwangsom*

  • Een situatie waarbij de overtreding geheel of gedeeltelijk moet worden opgeheven c.q. hersteld en waarbij een financiële prikkel effectief is. Het betreft een herstelsanctie gericht op het geheel of gedeeltelijk herstellen van de overtreding c.q. het voorkomen en/of herhalen van de overtreding. De hoogte van de dwangsom dient in redelijke verhouding te staan tot de zwaarte van het geschonden belang en het beoogde voordeel van de overtreding.

    • b.

      Last onder bestuursdwang

  • Wanneer het een ernstige overtreding betreft, er gezien de gevolgen sprake is van spoed bij het ongedaan te maken. Het betreft een herstelactie gericht op het geheel of gedeeltelijk herstellen van de overtreding op kosten van de overtreder.

    • c.

      Sluiten van de inrichting/gebouw

  • De burgemeester heeft bijvoorbeeld de mogelijkheid een horeca-inrichting of een drugspand (tijdelijk) te sluiten vanwege verstoring van de openbare orde. Zaken die gerelateerd zijn aan verstoring van de openbare orde en die afzonderlijk niet tot een sanctie kunnen leiden, kunnen bij deze maatregel samen worden genomen.

    • d.

      Intrekken vergunning

  • Een eerder verleende vergunning of ontheffing kan ingetrokken worden als sanctie op onrechtmatig gedrag van een houder van een beschikking. Intrekking is slechts mogelijk op grond van verschillende wet- en regelgeving waarvoor de gemeente bevoegd gezag is. Te denken valt hierbij aan het verstrekken van onjuiste of onvolledige gegevens of het niet nakomen van de aan de vergunning of ontheffing verbonden voorschriften en beperkingen. In sommige gevallen zijn nog aanvullende handhavingsmaatregelen nodig in de vorm van een last onder dwangsom of een last onder bestuursdwang. Dit kan onder meer het geval zijn als – bijvoorbeeld- een horecaondernemer doelbewust de exploitatievergunning overtreedt.

  • De situatie waarin van de intrekkingsbevoegdheid gebruik wordt gemaakt, wordt van geval tot geval beoordeeld.

  • 2.

    Instrumenten gericht op bestraffing

  • (Dit instrument wordt achteraf ingezet indien er sprake is van een onomkeerbare situatie).

    • a.

      Bestuurlijke boete (bestuursrecht)

  • Wanneer het gaat om ongewenste situaties waarbij een financiële prikkel preventief kan werken (bestraffende sanctie). Dit moet expliciet in de wet geregeld zijn. Dit is bijvoorbeeld mogelijk bij een overtreding van de leeftijdsgrens zoals vastgelegd in de DHW.

     

    • b.

      Bestuurlijke strafbeschikking (strafrecht)

  • Wanneer het gaat om ongewenste situaties (kleine overtredingen in de openbare ruimte op basis van de Apv en Afvalstoffenverordening), waarbij een financiële prikkel preventief kan werken.

    De beschikking is niet bedoeld om hiermee een overtreding te beëindigen. Een belangrijk verschil met bestuurlijke boete is dat de oplegging en inning bij de bestuurlijke strafbeschikking via het CJIB loopt en deze onder het strafrecht valt. De bestuurlijke strafbeschikking kan alleen in aangewezen gevallen worden opgelegd. In deze gevallen is geen bestuurlijke boete meer mogelijk.

     

  • * Indien de dwangsom volledig is verbeurd en de overtreding is niet beëindigd zal een nieuwe last worden opgelegd. Dan zal een keuze worden gemaakt tussen het opleggen van een hogere dwangsom of een last onder bestuursdwang.

     

Bijlage 7. Input gemeenteraad

 

 

Resultaten van de top 10 activiteiten die het meeste aandacht behoeven

(door afvaardiging raads- en commissieleden tijdens de meedenkbijeenkomst over het VTH-beleid)

Hieruit volgt de volgende top 13:

 

  • 1.

    Hennep

  • 2.

    Brandveiligheid elektrische installaties

  • 3.

    Prostitutie

  • 4.

    Afval naast containers

  • 5.

    Regulier toezicht (binnenstad)

  • 6.

    Alcohol <18 jaar/drinkende jongeren in schuur

  • 7.

    Huisvesting arbeidsmigranten

  • 8.

    Autowrakken

  • 9.

    Woonfraude

  • 10.

    Hangouderen/-jongeren

  • 11.

    Foutief/hinderlijk parkeren

  • 12.

    Kansspelen

  • 13.

    Constructieve veiligheid

 

Bijlage 8. Input inwoners

 

 

Aanleiding

De gemeentelijke handhavers hebben een breed takenpakket. Zij controleren/handhaven op zaken als afval op straat, hondenpoep, loslopende honden op plaatsen waar dit niet mag, onveilige verkeerssituaties, winkelwagentjes op de weg, jeugdoverlast, alcoholgebruik waar dit niet is toegestaan (of door jeugd), het afsteken van vuurwerk etc. Maar waar ergeren inwoners van Den Helder zich zelf het meest aan? Waarop zou de gemeente volgens hen het meest moeten controleren? Om daar achter te komen is in februari 2019 een enquête uitgezet waarin burgers dat konden aangeven.

 

 

Werkwijze

De enquête maakte onderdeel uit van een campagne op social media waarmee we onze inwoners vroegen ons input te geven voor ons handhavingsbeleid voor de komende jaren. De handhavingscampagne bestond uit verschillende sketches over onderwerpen waaraan veel mensen zich kunnen ergeren. Met een klik op de ‘knop’ kwam je vervolgens terecht op een korte vragenlijst.

Deze campagne is vooral uitgezet via Facebook en Instagram, via de gemeentelijke website en het intranet van de gemeente.

 

Respons

In totaal hebben 868 inwoners de online vragenlijst ingevuld, dat is een mooie score. De respons per wijk ziet er als volgt uit:

 

Vooral in Stad Binnen de Linie West en in Julianadorp was de respons groot maar er is, maar vanuit alle wijken zijn voldoende reacties van inwoners binnengekomen. Op basis hiervan is een aardig beeld ontstaan van de zaken die men in hun wijk belangrijk vindt. Er is ook gevraagd naar de buurt waarin men woont, maar de aantallen zijn te laag om daar statistisch verantwoorde uitspraken over te doen, alhoewel ze wellicht wel een algemeen beeld kunnen geven van de problematiek in een buurt.

 

De resultaten

 

Meer aandacht

De eerste vraag van de enquête was een open vraag: ‘Aan welk probleem of aan welke ergernis zou de gemeente volgens u meer aandacht moeten besteden?’

Hier zijn heel veel verschillende antwoorden op gegeven, deze zijn allemaal hieronder terug te vinden.

Regelmatig genoemd worden loslopende honden, zwerfafval, gevaarlijke verkeerssituaties, foutparkeren, storend verkeersgedrag, geluidsoverlast, overlast van jongeren, vuurwerk en vooral veel hondenpoep.

De meest genoemde onderwerpen zijn weergegeven in een zgn. woordwolk.

Controle op hinderlijke activiteiten

Kunt u aangeven hoe belangrijk u het vindt dat de gemeente controleert op onderstaande hinderlijke activiteiten?

De hoogste prioriteit ligt volgens de bewoners dus bij de controle op het bij je dragen van opruimmiddel voor hondenpoep bij hondenbezitters (73% vindt dit (heel) belangrijk) en controle op loslopende honden waar dit niet mag, wat 65% van de respondenten (heel) belangrijk vindt.

De minste prioriteit van deze zes hinderlijke activiteiten krijgt de controle op illegaal kamperen en op afvalcontainers die niet op tijd zijn binnengehaald.

 

Controle op overlastgevende activiteiten

Kunt u aangeven hoe belangrijk u het vindt dat de gemeente controleert op de verschillende overlastgevende activiteiten?

De controle op jeugdoverlast vindt maar liefst 86% van de respondenten belangrijk en nog geen 4% onbelangrijk. Ook controle op het afsteken van vuurwerk en de veiligheid op het strand worden door veel bewoners belangrijk gevonden (79%).

Minste prioriteit ligt bij de controle het aanwezig zijn op aangewezen plaatsen zijn op tijden dat dit niet mag en veel mensen hebben een neutrale mening hierover (wellicht niet helemaal duidelijk wat er bedoeld werd?).

 

Controle op (verkeers)overtredingen

Kunt u aangeven hoe belangrijk u het vindt dat de gemeente controleert op de verschillende (verkeers)overtredingen?

Het minst belangrijk vinden respondenten controle op fietsen die ongebruikt op straat blijven staan, een minderheid van 43% vindt dit (heel) belangrijk. De meeste prioriteit geven bewoners aan controle op parkeren op hinderlijke plekken, controle op rijden tegen de richting in, en als derde prioriteit controle op het parkeren op een gehandicaptenparkeerplaats zonder vergunning.

 

 

 

Controle op vergunningen

Kunt u aangeven hoe belangrijk u het vindt dat de gemeente controleert op de verschillende vergunningen die worden verleend?

De gemeentelijke controle op verschillende verleende vergunningen wordt relatief minder belangrijk gevonden dan de controle op overlastgevende of hinderlijke activiteiten. Alleen de controles op parkeervergunningen en sluitingstijden van de horeca vindt een meerderheid van de respondenten (heel) belangrijk. Contoleren op een terrasvergunning vindt nog geen kwart van de inwoners van belang en 45% heeft hierover een neutrale mening.

 

Toezicht

Kunt u aangeven hoe belangrijk u het vindt dat de gemeente toezicht houdt...

Alle vier de vormen van toezicht worden door een ruime meerderheid (heel) belangrijk gevonden, maar het belangrijkst vindt men het toezicht in natuurgebieden (76% vindt dit belangrijk) en tijdens evenementen (72%).

 

Bouwen en brandveiligheid

Waarop zou de gemeente zich volgens u het meest moeten richten op het gebied van bouwen en brandveiligheid (%)?

NB: Bij deze vraag kon men maximaal drie antwoorden aankruisen.

Op het gebied van bouwen en brandveiligheid is er één onderwerp waar een meerderheid (55%) prioriteit aan geeft en dat is de brandveiligheid van horecaevenementen. Bouwkundige constructies (fundering, stevigheid balkons) worden daarna het meest genoemd (40%), gevolgd door de veiligheid van tribunes, podia en tenten bij evenementen (38%).

De antwoorden die zijn gegeven bij ‘anders, namelijk…’ zijn allemaal weergegeven in de bijlage.

 

Prioriteiten openbare ruimte

Waarop zou de gemeente zich volgens u het meest moeten richten in de openbare ruimte (Algemene Plaatselijke Verordening), %?

NB: Bij deze vraag kon men maximaal drie antwoorden aankruisen.

 

De overlast door jongeren (hanggroepen) wordt veruit het meest aangekruist (64% van de respondenten kiest dit) maar ook het algemeen toezicht op straat/gastheerschap vindt bijna de helft van de inwoners van Den Helder belangrijk.

 

Top vijf prioriteiten op twee gebieden

Hierbij moet voor de openbare ruimte wel worden opgemerkt dat onder het kopje “anders” taken in relatie tot honden (opruimplicht en aanlijnplicht), te hard rijden (hiervoor zijn onze Boa’s niet bevoegd), drugshandel en –gebruik op straat, vuurwerk en (zwerf)afval zijn benoemd.

 

Bijlage 9. Input ondernemers

 

 

De resultaten van de online-enquête die onder de ondernemers is gehouden in juni 2019.

 

 

 

 

 

 

Verslag ondernemersavond vergunningen en handhaving

14 mei 2019, 19:00 – 22:00 uur

 

Tijdens de avond waren 34 personen aanwezig.

 

Verkeerssituatie centrum en Blurring

  • Extra controle op fietsen tijdens de openingstijden van de winkels

  • Reactie gemeente: Het is toegestaan om op de koopzondagen en avondavonden te fietsen door de binnenstad.

  • Voorstel om niet te handhaven na sluitingstijd in het winkelgebied

  • Jeugdoverlast in de binnenstad, zichtbaarheid van de boa’s draagt positief bij (evenementen en koopavonden)

  • Reactie gemeente: kunnen er niet aldoor zijn, meeste tijd van toezichthouders wordt besteed aan afdoening van meldingen.

  • Het laden en lossen voor ondernemers voor de deur of Kerkstraat. Een ontheffing zou een oplossing kunnen bieden.

  • Blurring bij Nameless en Dreams is gewenst, echter niet mogelijk.

 

Parkeren in de Beatrixstraat en Kerkstraat waar mag het wel? Waar niet? Onduidelijke situatie.

Meer borden zouden een oplossing kunnen bieden.

 

Veel onveilige verkeerssituaties in de Beatrixstraat (tegen de richting rijden en harder dan 30 km) met name op de donderdagavonden.

 

Centrum

  • Terrassen en vervallen panden in de binnenstad oppakken.

  • Reclame hoge prio i.v.m. uitstraling

  •  

  • Op 4 mei was bij de herdenking geen politie en boa te zien. Gaat om zichtbaarheid en eventueel ingrijpen bij calamiteiten

 

Jeugdoverlast

  • Meer handhaving op de koopavonden en evenementen met name in de wintermaanden i.v.m. jeugdoverlast.

 

Aanvragen evenementen, ontheffingen en WABO

Aanvragen Evenementenvergunningen meerdere ondernemers vinden dat dit makkelijk moet met name als het een jaarlijks evenement is zonder wijzigingen en wat altijd goed verloopt.

  • Een oplossing zou kunnen om een 5-jarige vergunning af te geven en jaarlijks navragen of er wijzigingen zijn.

  • Ook moet er onderscheid zijn van evenementen zoals Juttersmarkt en Julianapop.

  • Reclame hoge prio i.v.m. uitstraling Loopuytpark.

  • Aanvragen van artikel 35 DHW vereenvoudigen

  • Horecastop in de binnenstad instellen, evenals kappers, detailhandel etc.

 

De eindtijden van evenementen verlengen.

 

De vergunning Lidl Julianadorp: er is veel onduidelijkheid en graag de belanghebbenden bij deze situatie betrekken.

  • Graag een bijeenkomst voor de belanghebbenden.

 

Overige zaken de benoemd zijn

  • Magneetvissen verbieden

  • Meerdere ondernemers zijn heel positief over VTH en OOV

  • Brandweer moet handelen volgens wet- en regelgeving. Meer voorlichting geven en strikte regelgeving toepassen om 1 verhaal te vertellen naar buiten

 

BIBOB

Er is veel onduidelijkheid over de BIBOB, op basis waarvan worden de mensen gekozen? Terugkoppeling is gewenst.

 

Daarnaast afgesproken dat de dilemmaspel wordt doorgemaild met daarin het verzoek om wanneer het gewenst is het mogelijk is om nogmaals een bijeenkomst te organiseren.