Organisatie | Leidschendam-Voorburg |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening rechtspositie raads- en commissieleden Leidschendam-Voorburg 2019 |
Citeertitel | Verordening rechtspositie raads- en commissieleden Leidschendam-Voorburg 2019 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Deze verordening vervangt de Verordening rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden gemeente Leidschendam-Voorburg 2015.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
14-09-2019 | nieuwe regeling | 10-09-2019 | 1264 |
De raad van de gemeente Leidschendam-Voorburg,
gelezen het voorstel van het presidium van 29 augustus 2019,
gelet op de artikelen 95, 96, 97, 98 en 99 van de Gemeentewet, alsmede artikel 3.1.1. tot en met 3.4.4. van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers.
Besluit vast te stellen de Verordening rechtspositie raads- en commissieleden Leidschendam-Voorburg 2019, luidende:
Artikel 2. Toelage raadslid onderzoekscommissie
Een raadslid dat lid is van een onderzoekscommissie als bedoeld in artikel 155a, derde lid, van de Gemeentewet wordt voor de duur van de activiteiten van die commissie ten laste van de gemeente een toelage toegekend van € 120 per maand. De toelage is per jaar maximaal driemaal de maandelijkse vergoeding voor de werkzaamheden, bedoeld in artikel 3.1.1, eerste lid, Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers.
Artikel 3. Reis- en verblijfkosten raads- en commissieleden voor reizen buiten de gemeente
Artikel 4. Nadere regels niet-partijpolitiek georiënteerde scholing raads- en commissieleden
Artikel 5. Verhoging vergoeding commissieleden (niet-raadsleden) voor het bijwonen van commissievergaderingen in verband met bijzondere deskundigheid of zwaarte taak
Artikel 6. Informatie- en communicatievoorzieningen raads- en commissieleden
Een raads- of commissielid tekent een bruikleenovereenkomst wanneer hem ten laste van de gemeente voor de duur van de uitoefening van zijn functie informatie- en communicatievoorzieningen ter beschikking worden gesteld bedoeld in artikel 3.3.2 Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers. Het college stelt het model van de bruikleenovereenkomst vast.
Artikel 7. Aanwijzing als eindheffingsbestanddeel
Als eindheffingsbestanddeel als bedoeld in artikel 31, eerste lid, onderdeel f, van de Wet op de loonbelasting 1964 worden verder aangewezen de vergoedingen, tegemoetkomingen en verstrekkingen, genoemd in deze verordening, voor zover deze worden gerekend tot een vergoeding, tegemoetkoming of verstrekking als bedoeld in artikel 31a, tweede lid, onderdelen a tot en met h, van de Wet op de Loonbelasting 1964.
Artikel 8. Betaling vaste vergoedingen
Tenzij het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers of de Rechtspositieregeling decentrale politieke ambtsdragers anders bepalen, vindt de betaling van de vergoeding van commissieleden, bedoeld in artikel 3.4.1 het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers maandelijks plaats met inachtneming van een vergoeding per bijgewoonde vergadering.
Artikel 9. Betaling en declaratie van onkosten
Artikel 10. Intrekking oude verordening
De Verordening rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden gemeente Leidschendam-Voorburg 2015 wordt ingetrokken.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente
Leidschendam-Voorburg van 10 september 2019
De griffier, De voorzitter,
G.A. van Egmond, K. Tigelaar
Toelichting verordening rechtspositie raads- en commissieleden Leidschendam-Voorburg 2019
In de wet en nadere regelgeving zijn alle van belang zijnde onderwerpen geregeld met betrekking tot de rechtspositie van gemeentelijke politieke ambtsdragers. In de Gemeentewet is aangegeven dat de nadere invulling van de rechtspositie van raads- en commissieleden alsmede de financiële voorzieningen moet worden geregeld bij of krachtens de wet (AMvB en ministeriële regeling). Deze nader regeling is vastgelegd in het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers. In de Rechtspositieregeling decentrale politieke ambtsdragers zijn de (onkosten)vergoedingen nader uitgewerkt.
Hoofdlijnen gemeentelijke verordening
In deze verordening zijn alleen bepalingen opgenomen over de rechtspositie van raads- en commissieleden voor zover die niet dwingend geregeld zijn in hogere wet- en regelgeving. De grondslag hiervoor is te vinden in de Gemeentewet en het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers en de Rechtspositieregeling decentrale politieke ambtsdragers.
Bij de laatste moderniserings- en harmoniseringsoperatie (Staatsblad 15 oktober 2018) met betrekking tot de rechtspositiebesluiten voor decentrale politieke ambtsdragers is opnieuw een aantal bepalingen dwingend in hogere wet- en regelgeving vastgelegd. De overweging hierbij is dat het bestuurlijk wenselijk is om de voorzieningen zoals vergoedingen, tegemoetkomingen en andere rechtspositionele aanspraken voor decentrale politieke ambtsdragers dwingendrechtelijk in hogere wet- en regelgeving vast te leggen om politieke discussies te voorkomen. Dit betekent dat er voor gemeenten minder ruimte is om lokaal bij verordening van wettelijke regelingen af te wijken.
Indien een gemeente besluit om bij verordening voorzieningen voor politieke ambtsdragers te regelen, is een aantal regels van belang.
In artikel 99 Gemeentewet is bepaald dat ’buiten hetgeen hun bij of krachtens de wet is toegekend’, de leden van de raad en/of door de raad ingestelde commissies (in de zin van artikel 82, 83 of 84 Gemeentewet) als zodanig geen andere vergoedingen en tegemoetkomingen ontvangen ten laste van de gemeente. Deze verordening vormt een (nadere) uitwerking van de bij of krachtens de wet toegekende vergoedingen en tegemoetkomingen.
De arbeidsverhoudingen en fiscale positie
Raads- en commissieleden hebben geen dienstbetrekking bij de gemeente. De gemeente is dus niet de werkgever. Dat betekent bijvoorbeeld dat zij voor zover het betreft het raadslidmaatschap niet vallen onder de werknemersverzekeringen zoals de Werkloosheidswet (WW), Ziektewet (ZW) en de Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen (WIA).
Omdat er geen sprake is van een dienstbetrekking vallen raads- en commissieleden niet onder de Wet op de loonbelasting 1964 maar worden hun inkomsten belast in de Wet inkomstenbelasting 2001. Wel kunnen raads- en commissieleden kiezen voor de loonbelasting als voorheffing door samen met de gemeente te kiezen voor het fictief werknemer schap, het zogenaamde opting-in. Het fictief werknemer schap kan worden aangevraagd met behulp van een opting-in verklaring bij de Belastingdienst.
Als de raads- en commissieleden en gemeente niet kiezen voor het fictief werknemer schap, dan geldt dat de onkostenvergoedingen en raadsvergoeding als inkomsten moeten worden verantwoord en mogen de (beroeps)kosten die worden gemaakt worden afgetrokken. Het resultaat zal het raads- of commissielid moeten verantwoorden in de aangifte inkomstenbelasting, onder de post inkomsten uit overige werkzaamheden. De gemeente dient jaarlijks alle betalingen en verstrekkingen voor de raads- en commissieleden die niet als fictief werknemer schap te kwalificeren zijn op grond van deze verordening aan de Belastingdienst doorgeven door een formulier IB-47. Omdat raads- en commissieleden op persoonlijke titel worden gekozen, zijn zij niet aan te merken als (fiscaal) ondernemer. Er hoeft dan ook geen VAR-verklaring/ Modelovereenkomst ZZP overgelegd te worden aan de gemeente.
De Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers (Appa) is niet van toepassing op raads- en commissieleden.
Artikel 2. Toelage lid onderzoekscommissie van raadsleden
Dit artikel heeft betrekking op de toelage voor de raadsleden die lid zijn van de onderzoekscommissie, zoals deze in de Gemeentewet specifiek is omschreven. De vaststelling dat er sprake is van een dergelijke bijzondere commissie, met deze financiële gevolgen, moet bij verordening plaatsvinden. Daarbij moet gemotiveerd worden dat het lidmaatschap van deze commissie duidelijk meerwerk is naast het reguliere lidmaatschap van de gemeenteraad. Voor de hoogte van de toelage wordt aangesloten bij de vergoeding voor het lidmaatschap van de vertrouwenscommissie.
Artikel 3. Reis- en verblijfkosten raads- en commissieleden voor reizen buiten de gemeente
Op grond van artikel 96, in samenhang met artikel 97, van de Gemeentewet kunnen kosten voor (dienst)reizen buiten het grondgebied van de gemeente alleen op basis van een verordening van de gemeenteraad worden vergoed. In deze bepaling is bij verordening geregeld dat raads- en commissieleden een vergoeding van de reis- en verblijfkosten voor reizen buiten het grondgebied van de gemeente kunnen krijgen ter uitvoering van een beslissing van het gemeentebestuur. Onder reizen “buiten de gemeentegrenzen” kunnen ook de buitenlandse dienstreizen worden geschaard. De naar redelijkheid gemaakte reis- en verblijfkosten voor dienstreizen in het buitenland, die door of vanwege de gemeente zijn georganiseerd komen ook voor vergoeding in aanmerking.
De vergoeding voor noodzakelijke en redelijkerwijs gemaakte verblijfkosten is niet nader ingevuld en is een lokale aangelegenheid per gemeente. Omdat in het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers verder geen eigen vergoedingsregeling is opgenomen, wordt aangesloten bij de vergoedingsregelingen voor wethouders.
De leden van de Commissie voor bezwaarschriften en van de Klachtencommissie kunnen de reis- en verblijfskosten voor het bijwonen van commissievergaderingen declareren bij de gemeente.
Reiskosten bij gebruik van een taxi
Gemaakte taxikosten worden door de taximaatschappij rechtstreeks bij de gemeente in rekening gebracht. Voor het kunnen voeren van een juiste administratie is het van belang dat op de taxi bon is vermeld:
- het tijdstip van vertrek (bijvoorbeeld 10.15 uur),
- het tijdstip van aankomst (bijvoorbeeld 10.45 uur),
De griffie noteert de reden van de reispas na ontvangst van de taxi bon door de gemeente.
Voor raadsleden die niet hebben geopteerd voor de loonbelasting geldt dat de verstrekte vergoedingen bij de aangifte inkomstenbelasting als opbrengst moeten worden verantwoord. De reiskosten kunnen binnen de geldende randvoorwaarden als aftrekbare beroepskosten worden opgevoerd.
Artikel 4. Nadere regels niet-partijpolitiek georiënteerde scholing raads- en commissieleden
Voor raads- en commissieledenleden is bepaald dat de kosten voor niet-partijpolitiek georiënteerde functionele scholing, zoals deelname aan congressen en opleidingen, ten laste kunnen worden gebracht van de gemeente. Partijpolitieke scholing komt niet voor vergoeding door de gemeente in aanmerking. De inhoud van de scholing is bepalend of deze al dan niet partijpolitiek georiënteerd is. Wanneer scholing verzorgd wordt door een politieke partij betekent dat niet automatisch dat die scholing partijpolitiek georiënteerd is.
Om in aanmerking te komen voor vergoeding van de scholingskosten, moet gemotiveerd worden dat het gaat om functiegerichte scholing. Scholing is functiegericht als zij beoogt de voor de functie benodigde vakkennis en vaardigheden te verwerven dan wel actueel te houden. Scholing is partijpolitiek georiënteerd als zij geheel of gedeeltelijk tot doel heeft betrokkene op te leiden in het gedachtegoed van de desbetreffende partij.
De gemeente kan ook zelf dit soort scholing (laten) verzorgen. Ook die lasten komen ten laste van de gemeente.
Het presidium beoordeelt en fiatteert op advies van de griffier de scholingsaanvragen.
Artikel 5. Verhoging vergoeding commissieleden (niet-raadsleden) voor het bijwonen van commissievergaderingen in verband met bijzondere deskundigheid of zwaarte taak
De hoogte van de vergoeding voor leden van gemeentelijke commissies, die zijn ingesteld op basis van de Gemeentewet is dwingend bepaald op een vast bedrag per inwonersklasse voor elke bijgewoonde vergadering van de commissie. In bepaalde gevallen, zoals bij bijzondere deskundigheid en/of zwaarte van de taak in de commissie, is het mogelijk om een hoger bedrag aan vergoeding per vergadering toe te kennen dan bepaald in het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers. Op grond van artikel 8 geldt dat voor de Adviesraad Stompwijk, de Commissie voor bezwaarschriften, de Klachtencommissie en de Participatieraad werk, inkomen, jeugd en zorg Leidschendam-Voorburg (ook wel: Adviesraad Sociaal Domein).
Artikel 6 Informatie- en communicatievoorzieningen
Het college van burgemeester en wethouders stelt ten laste van de gemeente aan een raadslid voor de duur van de uitoefening van zijn functie de noodzakelijke informatie- en communicatievoorzieningen ter beschikking. Ook commissieleden kunnen aanspraak maken op ICT-middelen op grond van artikel 3.4.4 Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers. Onder informatie- en communicatievoorzieningen wordt ook verstaan een smartphone een computer en de daarbij behorende (internet)abonnementen. Er mag slechts een één computer verstrekt worden. De voorzieningen worden verstrekt op basis van een bruikleenovereenkomst. Een computer is een desktop, laptop, tablet- of minicomputer. Een smartphone is niet te kwalificeren als computer.
Artikel 7 Aanwijzing als eindheffingsbestanddeel
In het kader van de werkkostenregeling op grond van artikel 31 Wet op de Loonbelasting 1964 zijn een aantal vergoedingen in het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers en de verordening aangewezen als eindheffingsbestanddeel. De gemeente draagt in dat geval de loonbelasting, waardoor de vergoeding belastingvrij (netto) aan de politieke ambtsdrager kan worden overgemaakt. Anders worden deze door de Belastingdienst als loon gezien en moet hierover bij de politieke ambtsdragers loonbelasting worden ingehouden.
In het kader van de werkkostenregeling kan in de financiële administratie worden aangegeven of een verstrekking of vergoeding onder de gerichte vrijstellingen, intermediaire kosten of onder de nihil-waarderingen valt.
Gemeenten mogen daarnaast een verstrekking of vergoeding in de vrije ruimte - tot 1,2% fiscale loonsom - onderbrengen zonder fiscale consequenties. Indien de grens van 1,2% wordt overschreden, zal de gemeente 80% eindheffing moeten betalen.
Artikel 8 Betaling vaste vergoedingen en Artikel 9 Betaling en declaratie van onkosten
Het Rechtspositiebesluit en de Rechtspositieregeling decentrale politieke ambtsdragers regelen wanneer de vergoedingen en onkosten betaald moeten worden aan raads- en commissieleden. De betaling van de vergoeding van commissieleden geschiedt maandelijks.
De betaling van onkosten kan worden voorgeschoten uit eigen middelen of de factuur wordt rechtstreeks naar de gemeente verstuurd. De gemeente beschikt over een formulier waarmee raads- en commissieleden gemaakte onkosten kunnen verantwoorden. Raads- en commissieleden declareren hun kosten bij de griffier.
De verordening heeft terugwerkende kracht tot 1 januari 2019.