Organisatie | Sluis |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Re-integratieverordening gemeente Sluis 2009 |
Citeertitel | Re-integratieverordening |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp | Re-integratieverordening |
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-04-2009 | 04-01-2012 | Nieuwe regeling | 24-09-2009 Zeeuws Vlaams Advertentieblad, 7 oktober 2009. | Re-integratieverordening |
HOOFDSTUK 1 Algemene bepalingen
1.In deze verordening wordt verstaan onder:
a) uitkeringsgerechtigden: personen met een uitkering ingevolge de Wet werk en bijstand, de IOAW of de IOAZ;
b) Anw-ers: personen met een uitkering volgens de Algemene nabestaandenwet die als werkloos werkzoekende ingeschreven zijn bij het UWV/werkbedrijf;
c) Nuggers: personen, zoals bedoeld in artikel 6 van de Wet, die als werkzoekenden zijn geregistreerd bij het UWV/werkbedrijf en die geen uitkeringsgerechtigden zijn;
d) jongeren: personen van 14 tot 23 jaar;
e) alleenstaande ouders: uitkeringsgerechtigden zoals omschreven in artikel 4, aanhef onder b van de wet;
f) inburgeraars: personen die een door de gemeente aangeboden inburgeringstraject volgen zoals bedoeld in artikel 19 van de Wet inburgering;
g) voorziening: een voorziening bedoeld in artikel 7 eerste lid onder a van de wet;
h) de wet: de Wet werk en bijstand;
i) UWV: Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen;
j) IOAW: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers;
k) IOAZ: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen;
l) het college: het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Sluis;
m) de gemeenteraad: de gemeenteraad van de gemeente Sluis;
n) Awb: de Algemene wet bestuursrecht;
o) werknemers in gesubsidieerde arbeid: werknemers als bedoeld in artikel 10, tweede lid van de wet;
p) traject: een met de belanghebbende overeengekomen, dan wel door het college aan hem opgelegd geheel van activiteiten gericht op het verkrijgen en behouden van betaalde arbeid. Onder een traject wordt ook verstaan de aangeboden of opgelegde voorzieningen gericht op maatschappelijke participatie;
q) arbeidsinschakeling: het verwerven van algemeen geaccepteerde arbeid, niet zijnde gesubsidieerde arbeid;
r) startkwalificatie: een diploma van een opleiding als bedoeld in artikel 7.2.2., eerste lid, onderdelen b tot en met e, van de Wet educatie en beroepsonderwijs of een diploma havo of vwo bedoeld in artikel 7 onderscheidenlijk 8 van de Wet op het voortgezet onderwijs.
2.Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt, voor zover niet anders bepaald hebben dezelfde betekenis als in de WWB.
Bij de keuze van de mogelijkheden van ondersteuning en het aanbieden van voorzieningen wordt door het college een afweging gemaakt, waarbij gekeken wordt of de ondersteuning of de voorziening, gelet op de mogelijkheden en capaciteiten van de cliënt, het meest doelmatig is met het oog op inschakeling in de arbeid.
Het college bevordert de beschikbaarheid van voorzieningen voor de opvang van kinderen niet ouder dan 12 jaar van alleenstaande ouders, voor zover die opvang nodig is voor het volgen van een traject of voor deelname aan een voorziening, of voor het bereiken van het doel van een traject of een voorziening.
Een alleenstaande ouder aan wie ontheffing is verleend zoals bedoeld in artikel 9a van de wet en die niet beschikt over een startkwalificatie is gehouden ten minste een voorziening te accepteren met scholing of een opleiding die de toegang tot de arbeidsmarkt bevordert, tenzij het college van oordeel is dat een dergelijke scholing of opleiding de krachten en bekwaamheden van de alleenstaande ouder te boven gaat.
Indien een uitkeringsgerechtigde die gebruikt maakt van een voorziening niet voldoet aan het gestelde in het derde lid, kan het college de uitkering verlagen conform hetgeen hierover is bepaald in de Afstemmingsverordening Wet werk en bijstand, voor IOAW en IOAZ uitkeringsgerechtigden conform het maatregelbesluit IOAW/IOAZ.
Het college biedt uitkeringsgerechtigden en jongeren na inschrijving bij het UWV/werkbedrijf een aanbod voor een voorziening waar mogelijk gericht op inschakeling in algemeen geaccepteerde arbeid.
HOOFDSTUK 3 Voorzieningen en projecten
Voor personen, bedoeld in artikel 1 onderdeel e, die al beschikken over een startkwalificatie en een ontheffing genieten zoals bedoeld in artikel 9 a van de wet, kan het college op verzoek een opleiding aanbieden hoger dan het niveau van een startkwalificatie of ter behoud van arbeidscompetenties, mits het college van oordeel is dat deze opleiding de toegang tot de arbeidsmarkt bevordert.
Het college biedt aan personen die gebruik maken van een participatieplaats zoals bedoeld in artikel 8 van deze verordening en die geen startkwalificatie hebben, 6 maanden na aanvang van de participatieplaats, een voorziening aan gericht op arbeidsinschakeling in de vorm van scholing of een opleiding.
Artikel 14 Overige voorzieningen
Het college kan de hieronder genoemde voorzieningen aanbieden:
Artikel 16 Voorliggende voorzieningen
Het college verstrekt geen vergoeding voor kosten waarvoor, al dan niet door de gemeente, reeds een andere vergoeding wordt verstrekt.
Het college kan ten behoeve van de uitvoering van deze verordening nadere beleidsregels vaststellen.
De WWB geeft in artikel 7 het college de verantwoordelijkheid voor het bieden van ondersteuning gericht op arbeidsinschakeling. Hoewel belanghebbenden aanspraak kunnen maken op ondersteuning, is er geen afdwingbaar recht op ondersteuning op de manier zoals de belanghebbende dat mogelijk het liefst zou zien. Het is aan het college om zorg te dragenvoor voldoende aanbod van voorzieningen en spreiding over alle gemeentelijke doelgroepen, waarbij zij te maken kan hebben met beperkte financiële middelen, terwijl de vraag naar ondersteuning afhankelijk is van een veelheid aan sociaaleconomische factoren. Het college kan een aanspraak op een voorziening niet weigeren. Als het budget niet toereikend is moet het college zorgdragen voor een alternatief. Het college houdt bij het aanbieden van een voorziening rekening met de combinatie arbeid en zorg, met de mogelijkheden en beperkingen van een cliënt maar ook met het uitgangspunt “de kortste weg naar duurzame arbeid”. Gesubsidieerde arbeid wordt op grond van de wet gezien als vorm van algemeen geaccepteerde arbeid, met dien verstande dat gesubsidieerde arbeid in principe geen einddoel is. Re-integratie moet bovendien de kortste weg naar arbeid zijn. Daarmee wordt niet alleen de tijd tussen de inzet van het instrument en de werkaanvaarding bedoeld, maar ook de inspanningen die het kost om dat doel te bereiken. Alleen als arbeidsinschakeling binnen afzienbare termijn niet tot de mogelijkheden behoort, kan zelfstandige maatschappelijke participatie een doel van de inzet van voorzieningen zijn. De uiteindelijke verantwoordelijkheid voor de inhoud van het traject ligt bij het college. Binnen de grenzen van die verantwoordelijkheid wordt rekening gehouden met de wensen van de belanghebbende. De inhoud van het traject wordt besproken met de belanghebbende, vervolgens wordt door beide partijen een trajectplan ondertekend. Ook vergoeding van noodzakelijke reiskosten en kosten van kinderopvang worden aangemerkt als voorziening
Artikel 3 Doel van de ondersteuning
Het uiteindelijke doel van de ondersteuning zoals in allerlei vormen is vastgelegd in deze verordening, is verhoging van de participatiegraad. Hierbij wordt gestreefd naar duurzame arbeid. Als dit doel niet bereikbaar is, wordt gestreefd naar zelfstandige maatschappelijke participatie. Bij dit laatste valt te denken aan vrijwilligerswerk, mantelzorg en deelname aan activiteiten in wijk of buurt. Het derde lid geeft aan dat als er een trajectplan of een deel van een trajectplan op een andere wijze dan uit het Participatiebudget van de gemeente gefinancierd kan worden, er geen voorziening als gevolg van deze verordening zal worden verstrekt.
In de wet zijn de verplichtingen die verbonden zijn aan het recht op een uitkering uitgebreid aangegeven. Het eerste, tweede en derde lid sluiten aan bij de verplichtingen in de wet genoemd. Het vierde lid legt een verbinding tussen de verplichtingen die worden verbonden aan de re-integratie van klanten en de maatregelen opgenomen in de Afstemmingsverordening WWB. In de Afstemmingsverordening staat het percentage vermeldt waarmee een uitkering kan worden verlaagd. Echter voor personen zonder uitkering waarvoor wel voorzieningen worden ingezet zoals Anw-ers, nuggers, jongeren en personen met een gesubsidieerde baan, kan de gemeente de uitkering niet verlagen. Daarom is in het vijfde lid de mogelijkheid opgenomen om in die gevallen (een deel van) de gemaakte kosten terug te vorderen.
De WWB kent geen bepaling over sluitende aanpak. De wetgever gaat ervan uit dat door de systematiek van de wet er in de praktijk een sluitende aanpak ontstaat. Desondanks is de gemeente van oordeel dat een sluitende aanpak geregeld dient te worden. In het beleid is vastgelegd dat voor iedereen een trajectplan dient te worden opgesteld. Alle beschikbare middelen zoals genoemd in de verordening kunnen ingezet worden. De prioriteit ligt bij het aanbieden van voorzieningen gericht op uitstroom voor de kansrijken. De mogelijkheid bestaat om van de algemene sluitende aanpak in specifieke, individuele gevallen af te wijken. Dit kan met name aan de orde komen voor diegenen die een ontheffing van de arbeidsverplichting hebben gekregen.
Artikel 6 Budget en subsidieplafonds
De gemeente kan, om de financiële risico’s te beheersen, een verdeling maken van de middelen over de verschillende voorzieningen. Als het college hiertoe overgaat, zal hierover ruim van te voren een besluit worden genomen. De wet stelt dat het ontbreken van financiële middelen geen reden kan zijn voor het afwijzen van een aanvraag voor een voorziening. Dit houdt in dat er geen algemeen plafond kan worden ingesteld. Wel kan per voorziening een plafond worden ingebouwd. Dit laat de mogelijkheid open om naar een ander instrument uit te wijken. Dit geldt niet voor het verstrekken van een premie. Indien iemand aan de voorwaarden voldoet voor een premie wordt deze uitbetaald en kan een ingesteld plafond dit niet verhinderen.
In deze verordening wordt er voor gekozen om naast de in de wet opgenomen Participatieplaatsen ook de voorziening Werkstage op te nemen. De werkstage kan in tegenstelling tot de Participatieplaatsen ook worden ingezet voor personen zonder een uitkering. Als er sprake is van werken zonder dat er sprake is van een arbeidsovereenkomst en als het uiteindelijk doel uit-of doorstroom naar algemeen geaccepteerde arbeid is, zet de gemeente het instrument Werkstage in. Het leren werken staat hierbij steeds centraal. Er is weliswaar sprake van het persoonlijk verrichten van arbeid maar dit is overwegend gericht op het uitbreiden van kennis en ervaring van de belanghebbende. De Werkstage kan ook ingezet worden als proefperiode voor een werkgever en een uitkeringsgerechtigde, nugger, Anw-er of jongere om ervaring met elkaar op te doen. Het doel van een dergelijke proefperiode is dat de betrokkene daarna geheel of gedeeltelijk door de werkgever in dienst genomen wordt.
Artikel 8 Participatieplaatsen
Als een uitkeringsgerechtigde voor een langere periode (minimaal een half jaar) participeert zonder dat er sprake is van een arbeidsovereenkomst zet de gemeente het instrument Participatieplaats in. Het leren werken staat hierbij steeds centraal. Het doel van de participatieplaats is het opdoen van arbeidsvaardigheden of het wennen aan werkgerelateerde aspecten. De participatieplaats wordt in principe ingezet voor personen waarvoor uitstroom naar reguliere arbeid in eerste instantie niet aan de orde is. Het derde lid houdt in dat bij een bedrijf of instelling een participatieplaats alleen mogelijk is als er geen verdringing plaatsvindt of als de concurrentieverhoudingen niet nadelig worden beïnvloed.
Doel van de loonkostensubsidie is om uitkeringsgerechtigden, nuggers, Anw-ers en jongeren, die door de grotere afstand tot de arbeidsmarkt misschien minder productief zijn, sneller en makkelijker aan werk te helpen. Bijkomend doel is werkgevers die door een gebrek aan werkervaring van de genoemde personen huiverig zijn deze in dienst te nemen vanwege de extra financiële risico's die daaraan verbonden zijn te stimuleren tot het aangaan van een dienstverband. Door deze subsidiëring worden die financiële risico’s tijdelijk gecompenseerd. Uitgangspunt is dat belanghebbende, gedurende de periode dat de loonkostensubsidie wordt verstrekt, aanvullende vaardigheden en werkervaring kan opdoen, zodat de afstand tot de arbeidsmarkt aan het eind van de subsidieperiode is verkleind. Ten einde te voorkomen dat in het kader van Europese regelgeving sprake zou zijn van een steunmaatregel is in lid 2 opgenomen dat het gaat om een generieke regeling. Dit betekent dat ieder bedrijf of onderneming ongeacht de vestigingsplaats van de onderneming of de plaats van tewerkstelling van de werknemer, een beroep kan doen op een loonkostensubsidie, uiteraard voor zover aan de overige bepalingen van dit artikel wordt voldaan.
Scholing is een belangrijk middel om de kansen en vaardigheden op de arbeidsmarkt te vergroten. Met name voor personen die nog geen startkwalificatie hebben zoals genoemd in het derde, vierde en vijfde lid is scholing een belangrijk middel op weg naar duurzame inschakeling op de arbeidsmarkt. Voor degene die op eigen verzoek een ontheffing heeft van de arbeidsverplichtingen in verband met de zorg voor kinderen geldt dat deze verplicht is scholing tot het niveau van een startkwalificatie te aanvaarden. Indien men al in het bezit is van een startkwalificatie is betrokkene verplicht mee te werken aan door het college als noodzakelijk aangemerkte scholing ter behoud van de arbeidsvaardigheden. Met de in dit artikel bedoelde scholing wordt met name arbeidsrelevante scholing bedoeld waar op korte of middellange termijn vraag naar is, en die tevens op korte of middellange termijn afgerond kan worden.
De uitvoering van het hier genoemde project en de voorziening Work First is een voorbehouden opdracht voor de Gemeenschappelijke Regeling Dethon. De reden voor het vastleggen van deze voorbehouden opdrachten in deze verordening is dat bij het opzetten van Work First en van een proefkas en opleidingskas voor de glastuinbouw een blijvende infrastructuur moet worden opgezet. Het opstarten of voortbestaan mag niet in gevaar komen door een aanbestedingsprocedure of door een wisseling van exploitanten als gevolg van een aanbestedingsprocedure. De organisatievorm, de hoogte van de bijdrage en de wijze van exploitatie zal door het college nader worden vastgesteld. Bij vraaggerichte trajecten waarbij werkgevers een baangarantie afgeven kan sprake zijn van bijzondere en unieke situaties die niet vooraf in een verordening kunnen worden geregeld. In dergelijke gevallen kan het college nadere besluiten nemen of de vorm en hoogte van een eventuele bijdrage. Voor een effectief re-integratiebeleid is het van belang dat de gemeente Sluis beschikt over een Sociaal Activeringscentrum (SA). Dit centrum is een uitstekend instrument om werk te maken van re-integratie in de breedste zin van het woord. Zo kunnen personen uit de doelgroep worden gemotiveerd en kan arbeidsritme of dagritme worden opgedaan. Verder kan het SA een belangrijke rol spelen om de zelfredzaamheid van klanten te bevorderen en is het daarmee een aanvullend instrument voor onze cliëntbegeleider. Het SA bestaat in ieder geval uit een kringloopwinkel en een Serviceteam dat onder andere klusjes verricht aan de West Zeeuws Vlaamse kust. Het SA moet voor een deel zelf (externe) financieringsbronnen zoeken. Het sluitstuk van de begroting is een bijdrage van de gemeente Sluis. Deze bijdrage wordt jaarlijks bij de behandeling van de begroting vastgesteld. De exploitatie wordt in handen gesteld van PIBLW omdat zij beschikken over de benodigde kennis en het benodigde materieel. Ook hebben zij een dergelijk project in het verleden tot tevredenheid uitgevoerd. Het is de bedoeling dat de benodigde gemeentelijke bijdrage wordt verstrekt uit het participatiebudget. Voor deze bijdrage moet het PIBLW jaarlijks uitgebreid (tot klantniveau) verantwoording afleggen. Voor de te verstrekken bijdrage aan PIBLW mag het college afwijken van het gemeentelijk inkoopbeleid als het onder het bedrag blijft waarbij Europese aanbesteding niet verplicht is.
Het college kan ingevolge artikel 31 tweede lid onder j van de wet een premie verstrekken om mensen te stimuleren uit te stromen naar arbeid. Als mensen geplaatst worden op een participatieplaats wil de gemeente deze mensen een financiële stimulans bieden het werk te aanvaarden. Dit kan met behulp van een premie. In de beleidsregels kunnen zaken geregeld worden over de hoogte van de premie, de betalingstermijn en dergelijk. Alleen voor het gestelde in het tweede lid, de participatiepremie, wordt in de verordening geregeld dat de hoogte € 250,00 bedraagt en dat deze twee keer per jaar kan worden verstrekt. Een premie zal jaarlijks nooit meer bedragen dan het bedrag genoemd in artikel 31 tweede lid onder j van de wet. Dit is een onbelaste vergoeding, waardoor er geen sprake is van een armoedeval.
Artikel 13 Persoonsgebonden re-integratiebudget
Een persoonsgebonden re-integratiebudget kan beschikbaar worden gesteld als een persoon op eigen initiatief met een voorstel komt. Het college moet vooraf goedkeuring verlenen aan het voorgestelde traject. Daarna kan de persoon zelf uitvoering geven aan de onderdelen opgenomen in het trajectplan. Bij dit trajectplan gelden dezelfde voorwaarden als bij alle andere trajectplannen. De persoon verstrekt zelf alle benodigde verantwoordingsinformatie. Het college kan in beleidsregels nadere voorwaarden vaststellen.
Artikel 14 Overige voorzieningen
Alle door de gemeente ingekochte producten en instrumenten gelden als voorziening.
Artikel 15 Overige vergoedingen
Soms moeten extra kosten gemaakt worden in het kader van de arbeidsinschakeling of een traject. Het kan hier zowel trajecten gericht op arbeidsinschakeling als trajecten gericht op maatschappelijke participatie betreffen. Aantoonbare, reële kosten kunnen worden vergoed. Het college kan ter nadere uitvoering van dit artikel beleidsregels vastleggen. Ingevolge artikel 31 lid 2 onder k van de WWB is het mogelijk een kostenvergoeding te verstrekken voor het verrichten van vrijwilligerswerk en voor het verrichten van vrijwilligerswerk gericht op arbeidsinschakeling. Voor de hoogte van de vrij te laten bedragen wordt aangesloten bij de bedragen die in dit artikel van de WWB worden genoemd en die zijn afgestemd op de fiscale forfaitaire vrijwilligersregeling.
Artikel 16 Voorliggende voorzieningen
Dit artikel beoogt dubbele subsidiëring van dezelfde kosten uit verschillende bronnen te voorkomen.
De wet vraagt aan de gemeenteraad om het re-integratiebeleid in een verordening vast te leggen. De belangrijkste voorwaarden en uitgangspunten zijn in de voorgaande artikelen vastgelegd. Het college kan nadere beleidsregels en/of een beleidsplan opstellen waarin de algemene uitgangspunten uit de verordening nader worden uitgewerkt