Afzien van verlaging en waarschuwing i.p.v. verlaging

Zowel bij geüniformeerde als niet-geüniformeerde verplichtingen kan worden afgezien van het opleggen van een maatregel indien:

• •

  elke vorm van verwijtbaarheid ontbreekt;

• •

  daarvoor dringende redenen aanwezig zijn, gelet op bijzondere omstandigheden

Alleen niet-geüniformeerd:

• •

  als de gedraging meer dan één jaar vóór constatering van die gedraging heeft plaatsgevonden (art. 6 lid onder b van de Maatregelverordening).

Toelichting

De bijzondere omstandigheden die tot dringende redenen leiden kunnen zijn gelegen in maatschappelijk belang zoals bijvoorbeeld:

• •

  marginalisering van mensen;

• •

  vergroting schulden problematiek;

• •

  huisuitzettingen.

Hierbij is ook van belang:

• •

  de omstandigheden van de belanghebbende;

• •

  de mogelijkheden van belanghebbende om middelen te verwerven;

Bij dit laatste streepje dient te worden gedacht aan een aantal arbeidsverplichtingen waarin de term “naar vermogen” wordt gehanteerd. Er dient te worden beoordeeld waartoe belanghebbend op grond van zijn vermogen – de krachten en bekwaamheden - in staat wordt gesteld en of hij dat vermogen benut heeft ter voldoening aan de desbetreffende verplichting.

Ook dient meegewogen te worden dat het college de zorgplicht heeft om ondersteuning in enige vorm te bieden aan ingezetenen en dan met name minderjarige kinderen in het gezin.

Wanneer het college afziet van het opleggen van een maatregel op grond van dringende redenen wordt de belanghebbende daarvan schriftelijk op de hoogte gesteld. Deze 0% maatregel telt wel mee bij recidive.

Indien handelen of nalaten zowel kan worden gekwalificeerd als geüniformeerde arbeidsverplichting maar ook als niet geüniformeerde arbeidsverplichting dan dient het te worden gekwalificeerd als geüniformeerde arbeidsverplichting.

Deze beleidsregel treedt in werking op de dag na bekendmaking.