Organisatie | Rheden |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp gemeente Rheden 2019 |
Citeertitel | Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp gemeente Rheden 2019 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | algemeen |
Eigen onderwerp |
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
22-08-2019 | nieuwe regeling | 07-07-2019 |
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rheden;
artikel 10 lid 3, artikel 16 lid 5, artikel 19 lid 9, artikel 17 lid 1 Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Rheden 2019 en artikel 3 lid 2, artikel 4 lid 2, artikel 5 lid 5, artikel 8 lid 4, artikel 10 lid 5, artikel 11 lid 5 en artikel 13 lid 4 Verordening jeugdhulp gemeente Rheden 2019;
vast te stellen de Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp gemeente Rheden 2019
Onderstaand zijn enkele begrippen toegelicht. Voor overige relevante begrippen wordt verwezen naar de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015, Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Rheden 2019, Jeugdwet en Verordening jeugdhulp gemeente Rheden 2019. Waar in deze documenten verschillende termen voor dezelfde begrippen zijn gebruikt wordt dit toegelicht. In deze nadere regels worden verstaan onder:
Cliëntondersteuning: een cliëntondersteuner is onafhankelijk van de gemeente en zorgaanbieders en denkt mee over zorg en ondersteuning.
De cliëntondersteuner moet onafhankelijk zijn van de organisaties die indicaties stellen en de zorg leveren. De cliëntondersteuner kent het zorgaanbod in de buurt, kan aanwezig zijn bij een gesprek over ondersteuning, betrekt zo nodig het sociale netwerk en ondersteunt bij Wmo-ondersteuning, jeugd en gezin, Zvw (WLZ), wonen en onderwijs.
Maatwerkvoorziening: een aanbod van diensten, activiteiten of producten dat, na zorgvuldig onderzoek naar de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van de inwoner(s), door middel van een beschikking toegankelijk is en dat is gericht op maatschappelijke ondersteuning of jeugdhulp. In de Verordening jeugdhulp van de gemeente Rheden wordt deze individuele voorziening genoemd.
Alle begrippen die in deze beleidsregels worden gebruikt en niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de wet, de verordening, de nadere regels, het Uitvoeringsbesluit maatschappelijke ondersteuning 2015, de Uitvoeringsregeling Wmo 2015, Besluit Jeugdwet, Regeling Jeugdwet en de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
HOOFDSTUK 2 Definitie van de eigen kracht, mogelijkheden en andere voorzieningen
Artikel 2 Algemeen afwegingskader
Als een inwoner aanspraak maakt op ondersteuning op grond van de Wmo of Jeugdwet, wordt dit verzoek gewogen. Het gaat daarbij om een weging en maatwerk. De uitkomst kan daarom per situatie verschillen. De weging is altijd individueel, maar moet tegelijkertijd objectief zijn. Daarom worden altijd de onderstaande onderwerpen betrokken bij de weging.
Er wordt altijd gekeken naar wat de inwoner zelf nog kan en welke inspanning de inwoner zelf heeft verricht om de situatie of het probleem op te lossen. Pas wanneer de gebruikelijke hulp, de eigen kracht en mogelijkheden, algemene en andere voorzieningen niet of onvoldoende toereikend zijn, wordt onderzocht in welke mate een maatwerkvoorziening in ondersteuning kan voorzien.
Het streven is om bij de inwoner de zelfredzaamheid en participatie te vergroten en de veiligheid te waarborgen. Dit passend bij de inwoner, de leeftijd en situatie. Daarbij is van belang hoe de situatie was, voordat er tegen een probleem of beperking aangelopen werd. Daarnaast wordt er gekeken naar situaties en omstandigheden bij inwoners in vergelijkbare omstandigheden en leeftijdscategorie zonder een probleem of beperking.
Aanvaardbaar geeft aan dat er soms belemmeringen of beperkingen blijven die niet verholpen kunnen worden. De ondersteuning richt zich tot wat noodzakelijk is voor de zelfredzaamheid, participatie en veiligheid. De ondersteuning breidt zich niet uit tot wat de inwoner noodzakelijk vindt in het kader van gewoonte of smaak. Het betekent niet per definitie dat alle activiteiten zoals hobby’s kunnen worden uitgeoefend zoals voorheen.
Wat wordt verstaan onder gebruikelijke hulp is uitgebreid omschreven en toegelicht in de nadere regels.
Artikel 5 Ondersteuning door mantelzorgers
Mantelzorg is een vorm van ondersteuning die niet afdwingbaar is door de overheid.
Mantelzorg is meestal langdurig en/of intensief. De hulp bestaat uit verzorging, maar kan ook hulp bij noodzakelijke dagelijkse activiteiten zijn. Zoals een huishouden voeren. Door deze hulp kan de ander zich redden, thuis blijven wonen en meedoen aan de samenleving. De hulp gaat verder dan de gebruikelijke hulp die huisgenoten aan elkaar geven. Mantelzorg is de hulp die de gebruikelijke hulp overstijgt.
Overbelasting van mantelzorgers kan voorkomen worden door respijtzorg in te zetten.
Het aanvragen van ondersteuning via de Zorgverzekeringswet gaat voor op een maatwerkvoorziening. De zorg kan incidenteel overgedragen worden, bijvoorbeeld tijdens een vakantie. Of structureel, bijvoorbeeld elke week een dagdeel of maandelijks een weekend.
De consulent kan in het kader van zijn onderzoek een test voor overbelasting bij een mantelzorger afnemen, namelijk de Caregiver Strain Index. De CSI is een wetenschappelijk gevalideerd instrument en één van de meest gebruikte. De test bestaat uit dertien vragen die met ja of nee kunnen worden beantwoord. Als iemand zeven keer of meer een vraag met ‘ja’ beantwoordt, dan is er sprake van overbelasting.
Artikel 6 Eigen kracht en eigen mogelijkheden
Eigen oplossingen staan dicht bij de inwoner en sluiten daardoor goed bij de inwoner en/of de situatie aan. Daarbij wordt gekeken naar de balans in draagkracht/draaglast van de inwoner. Hierdoor is er sprake van een draagkrachtige en duurzame oplossing. Het uitgangspunt is dat de inwoner eerst kijkt in hoeverre hij/zij zelf, of samen met zijn directe omgeving, een bijdrage kan leveren aan het verbeteren van zijn situatie. Het is normaal dat een persoon zich inspant om de eigen situatie te verbeteren of dat er iets gedaan wordt voor een partner of familielid die niet geheel op eigen kracht kan deelnemen aan de samenleving. Er wordt altijd nagevraagd bij de inwoner of de inwoner het netwerk al betrokken heeft bij zijn situatie of probleem en het oplossen hiervan.
Mogelijkheden vanuit de eigen kracht zijn bijvoorbeeld de focus leggen op waar een persoon goed in is en deze krachten in te zetten waardoor de balans terugkeert. Het gaat hier om het aanboren, vergroten en benutten van eigen sterke kanten en van het sociale netwerk, om te zorgen dat er weer grip komt op hun leven. Hierdoor kan de inwoner (lichte) problemen oplossen en waar mogelijk voorkomen. Ook wanneer iemand aanspraak kan maken op een voorziening op grond van een andere wet, hoeft de gemeente in het kader van de eigen kracht die voorziening niet te verstrekken. Het uitgangspunt is dan namelijk dat de inwoner op eigen kracht het probleem kan oplossen, namelijk door aanspraak op grond van de andere wet tot gelding te brengen. Hetzelfde geldt als de inwoner beschikt over een aanvullende verzekering. Beschikt de inwoner echter niet over een aanvullende verzekering of is deze niet toereikend om het probleem op te lossen, dan is de gemeente aan zet om de noodzakelijke ondersteuning in te zetten. De inwoner kan namelijk niet verplicht worden om een aanvullende verzekering af te sluiten.
Eigen kracht ziet niet op de inzet van het inkomen of vermogen van de inwoner.
Een maatwerkvoorziening moet voor iedereen toegankelijk zijn, ongeacht de hoogte van het inkomen en/of vermogen. Het inkomen en vermogen mag geen rol spelen bij de toekenning van een maatwerkvoorziening. Wel kan er in het gesprek met financieel draagkrachtige inwoners gewezen worden op de mogelijkheid om de voorziening zelf te financieren. Als de inwoner dat wil en ook in staat is om dat zelf te organiseren, kan dat de juiste aanpak zijn.
Artikel 7 Algemene en andere voorzieningen
Algemene voorzieningen zijn laagdrempelig toegankelijk. Er kan hiervoor een bijdrage in de kosten voor gevraagd worden vanuit de Wmo. Algemene voorzieningen vanuit de Jeugdwet zijn eigen bijdrage vrij. Dit staat opgenomen in de Verordening maatschappelijke ondersteuning en Verordening jeugdhulp. Er is een uitgebreid aanbod van algemene voorzieningen beschikbaar binnen de gemeente Rheden. In de nadere regels is hiervan een overzicht opgenomen.
HOOFDSTUK 3 Procedure toegang tot maatschappelijke ondersteuning en/of jeugdhulp
Artikel 8 De consulent van de gemeente
De consulent is een adviseur van de gemeente met specialistische kennis op het gebied van de Wmo en/of Jeugdwet en kennis van de (integrale) mogelijkheden voor inwoners. De consulent stelt deze kennis in dienst van de inwoners, verricht onderzoek naar passende ondersteuning en adviseert inwoners objectief.
De consulent is in staat de situatie van een inwoner te onderzoeken en een onafhankelijke afweging te maken van de situatie en de eventueel benodigde ondersteuning. Er wordt in samenwerking met de inwoner een (integraal) plan opgesteld en specifieke, meetbare, haalbare, realistische en tijdgebonden doelen geformuleerd.
Een passend en objectief advies betekent niet automatisch dat dit gelijk staat aan de wens van de inwoner en belangrijke betrokkenen. De consulent is in staat om als onafhankelijke adviseur door middel van ‘helicopterview’ te zien wat daadwerkelijk passend en noodzakelijk is bij een situatie of probleem. Dit betekent dat de consulent onafhankelijk is, brede kennis heeft en overstijgend denkt. Tegelijkertijd bewaakt de consulent hierdoor de rechten van de inwoner.
Wanneer een inwoner niet in staat is zelf regie te voeren over de ondersteuning en/of zijn leven, worden er verschillende mogelijkheden onderzocht. Er wordt allereerst gekeken of iemand uit het netwerk naast de inwoner kan staan. Als dit niet mogelijk is, kan een zorgaanbieder (tijdelijk) naast de inwoner staan totdat deze zelf in staat is weer regie te voeren. Wanneer er geen passende mogelijkheden zijn, bijvoorbeeld doordat er sprake is van een complexe situatie, kan de consulent tijdelijk de rol van regisseur op zich nemen.
Het verschil tussen de rol van een casemanager en regisseur is dat een casemanager zich zowel met de inhoud als het proces bezig houdt en een regisseur alleen regie voert op het proces.
De daadwerkelijke uitvoering van de ondersteuning blijft bij inwoner en zorgaanbieders.
Zo blijft bijvoorbeeld bij volwassenen de GGZ verantwoordelijk voor de psychiatrische zorg en de reclassering verantwoordelijk voor de justitiële zorg. Bij jeugdige inwoners blijft jeugdbescherming verantwoordelijk voor de jeugdhulp en het uitvoeren van de jeugdbeschermingsmaatregel.
Artikel 9 Onvoldoende informatie bij het onderzoek
De inwoner heeft de belangrijke verantwoordelijkheid om mee te werken aan het onderzoek en de nodige informatie tot beschikking te stellen van de consulent. Wanneer er onvoldoende informatie wordt verstrekt door de inwoner om tot een passend besluit te komen, kan het zijn dat een inwoner hierdoor minder of geen ondersteuning ontvangt dan in zijn/haar ogen passend of wenselijk.
Artikel 10 Integraal plan of gespreksverslag
In het (integraal) plan of gespreksverslag staat de hulpvraag van de inwoner, de weging van de feiten, de krachten en zwakten, de doelen en de oplossingsrichting van de inwoner en het sociale netwerk. De consulent schrijft een motivatie met het advies voor passende ondersteuning. Daarnaast zijn er specifieke, meetbare, haalbare, realistische en tijdgebonden doelen geformuleerd. Wanneer er meerdere hulpvragers in een gezin/huishouden zijn, wordt dit, indien mogelijk, in één plan geschreven. Hiermee wordt invulling gegeven aan 1 gezin, 1 plan, 1 regie.
Indien een zorgaanbieder een evaluatieplan opstuurt, blijft de consulent eindverantwoordelijk voor een weging van dit plan. De consulent toetst het plan van de zorgaanbieder.
Benodigde aanvullende informatie haalt de consulent op bij de inwoner of zorgaanbieder.
De consulent zorgt voor specifieke, meetbare, haalbare, realistische en tijdgebonden doelen en een motivatie met het advies voor passende ondersteuning.
De onderzoektermijn van 6 weken en het verstrekken van het plan of verslag wordt alleen uitgesteld met instemming van de inwoner. De inwoner ontvangt hiervoor een schriftelijke bevestiging. Hierin staan de datum van de melding, de reden van uitstel van het onderzoek, welke activiteiten nog moeten worden verricht en de termijn van verlenging.
Artikel 11 Afwijkende routes bij aanvraag
Wanneer een inwoner zorg vermijdt en er bemoeizorg noodzakelijk is volgens de consulent, kan er gekozen worden om zonder een aanvraag een maatwerkvoorziening in te zetten.
Bemoeizorg staat op gespannen voet met het zelfbeschikkingsrecht van inwoners en hun privacy. Bemoeizorg wordt daarom alleen ingezet als het geen optie is om af te wachten tot de cliënt zelf om die hulp vraagt en/of om verdere verwaarlozing te voorkomen. In de volgende gevallen kan daar sprake van zijn:
Artikel 12 Het besluit, de beschikking
Opschorting van de beslistermijn van 2 weken wordt gecommuniceerd aan de inwoner.
De inwoner ontvangt hiervoor een schriftelijke bevestiging. Hierin staan de datum van de aanvraag, de aangevraagde ondersteuning, de reden van uitstel, wat nog nodig is voor het besluit en de beslistermijn van 2 weken (zo kort mogelijk).
Het verlengen van de beslistermijn van 2 weken gebeurt alleen met instemming van de inwoner. De inwoner ontvangt hiervoor een schriftelijke bevestiging. Hierin staan de datum van de aanvraag, de aangevraagde ondersteuning, de reden van uitstel, wat nog nodig is voor het besluit en de beslistermijn van 2 weken (zo kort mogelijk).
Artikel 13 Cliëntondersteuning en vertrouwenspersoon
Een vertrouwenspersoon voor bij jeugdhulp, is landelijk georganiseerd via het Advies en Klachtbureau Jeugdzorg (www.AKJ.nl). Als er zaken in de hulpverlening niet goed lopen, kan de vertrouwenspersoon daarbij helpen. Er wordt samen met de jeugdige, de ouder, verzorgende of gezaghebbende naar een oplossing gezocht.
HOOFDSTUK 4 Maatwerkvoorzieningen
De richtlijnen voor ondersteuning vanuit een maatwerkvoorziening zijn gebaseerd op de ervaringen van 2015 tot en met 2019. De richtlijnen geven aan wat gemiddeld gebruikelijk is bij de inwoners. Er dient altijd per situatie maatwerk geboden te worden om goed aan te sluiten op de situatie van de inwoner.
Artikel 16 Dagactiviteit/-besteding en dagbehandeling
Bij dagbehandeling moet rekening gehouden worden met de aanvullende richtlijn inzake de belastbaarheid van het jonge kind (0-4 jaar). Er wordt bij jonge kinderen maximaal 1 dag per leeftijd toegekend. Bijvoorbeeld een kind van 2 jaar kan voor maximaal 2 dagen, of 4 dagdelen, een dagactiviteit ontvangen.
Artikel 17 Ambulante begeleiding
Zorg continuïteit van de ondersteuning en ambulante begeleider is belangrijk voor de inwoner en het bereiken van zijn/haar doelen. Begeleiding specialistisch betreft in principe tijdelijke ondersteuning waarna er afgeschaald wordt. Hierom wordt er bij volwassen inwoners altijd gestart met ambulante begeleiding basis, of een combinatie van ambulante begeleiding basis en specialistisch. Hierdoor wordt de zorg continuïteit en het belang van 1 gezin, 1 hulpverlener, 1 plan gewaarborgd.
Artikel 18 Maximale belastbaarheid en leerbaarheid voor jeugdige inwoners bij ambulante ondersteuning
Dit betekent dat voor ambulante ondersteuning in de thuissituatie, gericht op aanleren, oefenen en structuur, maximaal 17,5 uur per week kan worden ingezet. Dit is gemiddeld 2 tot 3 uur per dag, naast een dagactiviteit zoals school. Hierdoor komt een jeugdige inwonersvoldoende tot leren zonder overvraagd te worden.
Wanneer er sprake is van blijvend intensieve zorgbehoefte, en wanneer er 24 uur per dag zorg dichtbij of permanent toezicht nodig is, komt de inwoner hoogstwaarschijnlijk in aanmerking voor verblijf vanuit de WLZ. Van de inwoner wordt verwacht dat deze aantoonbaar actief inspanningen verricht om een aanvraag voor een overige voorziening in te dienen.
Aanvullende criteria voor vervoer:
Wanneer een inwoner niet in staat is om 500 meter of meer te lopen, kan de inwoner in aanmerking komen voor collectief vervoer op grond van de Wmo. Voor vervoer tot 500 meter kan de inwoner zelf algemeen gebruikelijke hulpmiddelen aanschaffen zoals een wandelstok of rollator. Hiervoor wordt er in principe geen collectief vervoer op grond van de Wmo ingezet.
Echter als een jeugdige inwoner op grond van de jeugdwet hulp ontvangt en in verband met een medische noodzaak of zijn gebrek aan zelfredzaamheid niet in staat is om zelfstandig van en naar de locatie te komen waar de jeugdhulp wordt gegeven, kan deze in aanmerking komen voor vervoer vanuit de gemeente. Op voorwaarde dat er geen sprake is van gebruikelijk hulp en er geen verdere mogelijkheden zijn vanuit de eigen kracht, en/of andere voorliggende voorzieningen. Dit vervoer kan binnen of buiten de gemeentegrenzen zijn.
Artikel 21 De eigen en andere mogelijkheden voor hulp bij het huishouden
Een andere vorm van eigen mogelijkheden is, het meewerken aan zo efficiënt mogelijke ondersteuning. Dit betekent dat van de inwoner mag worden verwacht dat de inwoner rekening houdt of veranderingen aanbrengt bij de inrichting van de woning (ergonomisch verantwoord) en planning voor de uitvoering van de huishoudelijke werkzaamheden. Voorbeelden hiervan zijn:
Artikel 22 Normtijden hulp bij het huishouden
Wanneer een maatwerkvoorziening voor hulp bij het huishouden wordt ingezet, worden de richtlijnen van het CIZ hiervoor gebruikt. Deze worden aangevuld met extra uren op maat indien noodzakelijk. De basisrichtlijn hiervoor is:
Artikel 23 Regie voeren en aanleren van huishoudelijke taken
Daarnaast wordt er altijd gekeken naar de leerbaarheid en activeringsmogelijkheden van een inwoner. Voordat het duidelijk is dat huishoudelijke taken structureel moeten worden overgenomen, onderzoekt de zorgverlener of het mogelijk is de inwoner in de eigen kracht te zetten door taken aan te leren en de inwoner te activeren. Dit betekent zowel het oefenen van huishoudelijke taken als het inzetten van algemeen gebruikelijk huishoudelijke hulpmiddelen uitproberen. Wanneer er binnen 3 tot 6 maanden onvoldoende leerbaarheid en activeringsmogelijkheden blijken te zijn, wordt er overgegaan op structurele overname van handelingen. Dit staat los van de motivatie en de wil van de inwoner hier aan mee te werken. Het is de eigen verantwoordelijkheid van de inwoner mee te werken aan het onderzoek, de in samenwerking opgestelde doelen en het zoeken naar de best passende oplossing.
Artikel 24 Zware vervuiling huishouden
Bij uitzonderingsituaties is er sprake van een zware vervuiling van het huishouden waardoor er gezondheidsrisico’s ontstaan. Hiervoor is in principe geen maatwerkvoorziening beschikbaar.
De inwoner is zelf verantwoordelijk voor de kosten. De gemeenten ondersteunt wel in het aanvragen van een huis schoonmaak.
Artikel 25 Langdurige noodzakelijkheid bij woningaanpassingen, hulpmiddelen en verhuizen
Bij het bepalen van de meest passende goedkoopst adequate voorziening voor woningaanpassingen, hulpmiddelen en verhuizen, wordt rekening gehouden met de (te verwachten) gebruiksduur en intensiteit van het gebruik. Bij kortdurend of incidenteel gebruik, wordt een groter beroep op eigen mogelijkheden of de inzet van algemene of andere voorzieningen gedaan. Uiteraard wordt hierbij rekening gehouden met de feitelijke aanwezigheid hiervan.
Artikel 26 Wonen in een geschikt huis
Het zoeken, vinden en beschikken over een woning behoort tot de eigen verantwoordelijkheid. Dit geldt in beginsel ook voor het beschikken over een zo geschikt mogelijke woning.
Het behoort tot de eigen verantwoordelijkheid om passende maatregelen te nemen behorend bij de levensfase en te verwachten beperkingen. Kleine aanpassingen die voor iedereen algemeen toegankelijk zijn, worden niet vanuit de Wmo verstrekt.
Een woningaanpassing of ondersteuning bij het vinden van een geschikte woning wordt in het kader van de Wmo alleen verleend, indien het ontstaan van beperkingen, verminderde zelfredzaamheid en/of participatieproblemen het gevolg is/zijn van onvoorziene en onverwachte omstandigheden, gelegen buiten eigen toedoen. Er kan alleen gebruik worden gemaakt van een woningaanpassing vanuit de Wmo, indien de algemene en andere voorzieningen, niet passend zijn gebleken bij de situatie.
De inwoner kan bij verhuizen alleen rekening houden met de (medische) situatie, als op dat moment duidelijk is dat er beperkingen zijn bij het normale gebruik van de nieuwe woning. Indien een inwoner alsnog besluit te verhuizen naar een woning waarbij bekend is dat deze niet passend is in gebruik of qua onderhoud bij de (medische) situatie van de inwoner, is de inwoner zelf verantwoordelijk om ondersteuning en aanpassingen te organiseren en te betalen. De inwoner had immers de mogelijkheid om te zoeken naar een woning passend bij de situatie.
Artikel 27 Aard en omvang van de woningaanpassing
Wanneer er om een woningaanpassing verzocht wordt terwijl de afschrijvingstermijn verstreken is, komt de inwoner niet in aanmerking voor een maatwerkvoorziening. De afschrijvingstermijn uit het ‘Beleidsboek huurverhoging na woningverbetering’ wordt hierin als richtlijn gehanteerd. Hieronder staan de meest voorkomende afschrijvingstermijnen:
Artikel 28 Vervangende woningaanpassing of hulpmiddel, reparatie en onderhoud
Een maatwerkvoorziening wordt alleen vervangen wanneer dit noodzakelijk is, het afschrijftermijn verstreken is en als de voorziening technisch is afgeschreven. Een maatwerkvoorziening wordt niet vervangen als:
Artikel 30 Vergoeding voor verhuis- en herinrichtingskosten
Er wordt alleen een vergoeding geboden voor de noodzakelijke kosten. Ook hierbij wordt gekeken naar de goedkoopst adequate oplossing en in hoeverre een inwoner (niet) in staat is zelf een bijdrage te leveren. Wat er vergoed wordt, staat vastgelegd in het besluit (de beschikking) die de inwoner ontvangt. Voorbeelden zijn:
Een rolstoel wordt verstrekt indien er een langdurige noodzaak is voor zittend verplaatsen.
Bij de vaststelling van de specificaties van een hulpmiddel wordt binnen de mogelijkheden van de goedkoopst adequate oplossing rekening gehouden met de behoeften van de inwoner en betrokkenen. Waar nodig wordt er gebruikgemaakt van het advies van een ergotherapeut.
De inwoner blijft zelf verantwoordelijk voor de aanschaf van sportattributen die nodig zijn bij sportbeoefening zoals bij ieder ander die de sport beoefent. Voorbeelden van sportattributen die niet vergoed worden door de gemeente, zijn een tennisracket, hockeystick, sportballen, paard, contributie, sportschoenen en sportkleding.
Wheels2Sport is een voorliggende mogelijkheid op een sportvoorziening. Wheels2Sport is een uitleenservice van sportrolstoelen en handbikes voor inwoners. Inwoners met een fysieke beperking kunnen kosteloos, voor een periode van maximaal 6 maanden, via Wheels2Sport sporthulpmiddelen en verschillende sporten uitproberen. Wheels2Sport kan hierna in samenwerking met de inwoner een melding en aanvraag indienen voor en sportvoorziening bij de gemeente.
Artikel 33 Mantelzorgwoning/unit of aanbouw
Een inwoner kan in aanmerking komen voor financiële tegemoetkoming vanuit de gemeente voor een mantelzorgwoning of aanbouw, wanneer alle onderstaande criteria gelden:
Artikel 34 Persoonlijke verzorging
Persoonlijke verzorging is een vorm van begeleiding die de inwoner ondersteunt bij bijvoorbeeld het wassen, aan- en uitkleden, in of uit bed komen, toiletteren, drinken, eten, verzorging van haren, tanden, huid en nagels. Bij volwassenen worden er geen handelingen overgenomen. Indien overname noodzakelijk is, kan hiervoor aanspraak gemaakt worden op de Zvw. Vanuit de Zvw kan er aanspraak gemaakt worden op persoonlijke verzorging, als er behoefte is aan geneeskundige zorg of een hoog risico daarop. De wijkverpleegkundige beoordeelt dit. Als het onduidelijk is of de verzorging vanuit de Wmo of Zvw moet worden ingezet, is het daarom van belang om af te stemmen met de wijkverpleegkundige.