Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Vught

Beleidsregels bestuurlijke boete Vught 2019

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieVught
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsregels bestuurlijke boete Vught 2019
CiteertitelBeleidsregels bestuurlijke boete Vught 2019
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. artikel 18a van de Participatiewet
  2. artikel 20a van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers
  3. artikel 20a van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

20-08-2019Nieuwe regeling

14-05-2019

gmb-2019-200036

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregels bestuurlijke boete Vught 2019

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Vught

 

Gelezen het collegevoorstel van 14 mei 2019;

 

Gelet op artikel 18a van de Participatiewet;

Gelet op artikel 20a van de IOAW en artikel 20a van de de IOAZ;

Besluit vast te stellen de

 

Beleidsregels bestuurlijke boete Vught 2019

Artikel 1. Begripsomschrijving

  • 1.

    Alle begrippen die in deze beleidsregels worden gebruikt en die niet nader worden omschreven, hebben dezelfde betekenis als in de Participatiewet (PW), de IOAW, de IOAZ en het Boetebesluit sociale zekerheidswetten.

  • 2.

    In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

    • a.

      benadelingsbedrag: het benadelingsbedrag zoals gedefinieerd in artikel 18a lid 2 PW en artikel 20a lid 2 van de IOAW en IOAZ;

    • b.

      boete: de bestuurlijke boete zoals genoemd in artikel 18a lid 1 PW en artikel 20a lid 1 van de IOAW en IOAZ;

    • c.

      college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Vught;

    • d.

      inlichtingenplicht: de verplichting als bedoeld in artikel 17 lid 1 PW en artikel 13 lid 1 van de IOAW en IOAZ alsmede de verplichtingen, bedoeld in artikel 30c, tweede en derde lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen;

    • e.

      opzet: het willens en wetens handelen of nalaten, wat ertoe heeft geleid dat ten onrechte of tot een te hoog bedrag aan bijstand is ontvangen;

    • f.

      grove schuld: het handelen of nalaten wat ertoe heeft geleid dat ten onrechte of tot een te hoog bedrag aan bijstand is ontvangen waarbij sprake is van ernstige, aan opzet grenzende mate van nalatigheid;

    • g.

      IOAW: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers;

    • h.

      IOAZ: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen;

    • i.

      normale verwijtbaarheid: het handelen of nalaten waardoor ten onrechte of tot een te hoog bedrag aan bijstand is ontvangen maar waarbij geen sprake is van verzwarende of verlichtende omstandigheden waardoor belanghebbende niet aan zijn verplichtingen heeft voldaan;

    • j.

      PW: Participatiewet;

    • k.

      verminderde verwijtbaarheid: het handelen of nalaten waardoor ten onrechte of tot een te hoog bedrag aan bijstand is ontvangen maar waarbij sprake is van omstandigheden van sociale, psychische of medische aard waardoor de overtreding belanghebbende niet volledig is aan te rekenen, of waardoor belanghebbende feitelijk niet in staat was zijn verplichtingen na te komen.

Artikel 2. Inlichtingenplicht

Het college verstaat onder ‘onverwijld uit eigen beweging’, als bedoeld in artikel 17 PW eerste lid en artikel 13 IOAW en IOAZ eerste lid, dat de belanghebbende alle wijzigingen die van belang zijn voor het recht op uitkering verstrekt zonder dat het college daar gericht naar moet vragen. De belanghebbende dient de wijzigingen door te geven middels inlevering van het daarvoor bedoelde wijzigingsformulier onmiddellijk maar in ieder geval op de laatste werkdag van de maand, te rekenen vanaf het moment waarop het te melden feit of de omstandigheid zich heeft voorgedaan dan wel kenbaar werd voor de belanghebbende.

Artikel 3. Aangifte in plaats van een boete

  • 1.

    Het college doet overeenkomstig de Richtlijn Sociale Zekerheidsfraude aangifte bij het Openbaar Ministerie bij een benadelingsbedrag van meer dan € 50.000,–.

  • 2.

    Het college doet aangifte bij een benadelingsbedrag tot en met € 50.000,– indien er sprake is van een uitzondering als genoemd in de Aanwijzing sociale zekerheidsfraude.

  • 3.

    Indien het Openbaar Ministerie niet overgaat tot vervolging naar aanleiding van de aangifte als bedoeld in lid 1 en 2, wordt alsnog een boete beoordeeld.

Artikel 4. Waarschuwing in plaats van een boete

  • 1.

    Het college volstaat met het geven van een schriftelijke waarschuwing indien:

    • a.

      de schending van de inlichtingenplicht niet heeft geleid tot een benadelingsbedrag;

    • b.

      het benadelingsbedrag niet hoger is dan € 150,00;

    • c.

      de belanghebbende onjuiste, onvolledige of geen inlichtingen heeft verstrekt maar hij binnen een termijn van 60 dagen alsnog uit eigen beweging de inlichtingen verstrekt voor zover het college niet reeds zelf de overtreding heeft geconstateerd of belanghebbende inlichtingen verstrekt in het kader van toezicht op de naleving van de inlichtingenplicht.

  • 2.

    In aanvulling op het eerste lid vindt er geen boeteonderzoek plaats en wordt er geen schriftelijke waarschuwing afgegeven indien er sprake is van een aanvraag welke wordt ingetrokken, buiten behandeling wordt gesteld of wordt afgewezen met reden dat niet voldaan is aan de inlichtingenplicht.

  • 3.

    In afwijking van het eerste lid kan er niet worden volstaan met een waarschuwing als de schending van de inlichtingenplicht plaatsvindt binnen een periode van twee jaar te rekenen vanaf de datum waarop eerder aan de belanghebbende een zodanige waarschuwing of een boete is opgelegd. Het college legt dan een bestuurlijke boete op van € 150,00.

Artikel 5. Hoogte boete

  • 1.

    De boete kan niet hoger worden vastgesteld dan het benadelingsbedrag dat ten gevolge van de schending van de inlichtingenplicht is ontstaan. Er is geen sprake van een benadelingsbedrag indien:

    • a.

      met toepassing van artikel 58 lid 4 PW en artikel 28 IOAW en IOAZ inkomsten worden verrekend;

    • b.

      een voorschot wordt teruggevorderd bij een buiten behandeling stelling of bij een afwijzing van de aanvraag.

  • 2.

    In de beoordeling van de hoogte van de boete worden de mate van verwijtbaarheid, bijzondere omstandigheden en dringende redenen betrokken.

  • 3.

    De mate van verwijtbaarheid volgt de volgende vier categorieën:

    • a.

      Opzet. De boete bedraagt dan 100% van het benadelingsbedrag maar maximaal € 83.000,–;

    • b.

      Grove schuld. De boete bedraagt dan 75% van het benadelingsbedrag maar maximaal € 8.300,–;

    • c.

      Normale verwijtbaarheid. De boete bedraagt dan 50% van het benadelingsbedrag maar maximaal € 5.533,–;

    • d.

      Verminderde verwijtbaarheid. De boete bedraagt dan 25% van het benadelingsbedrag maar maximaal € 2.767,–.

  • 4.

    Bij de bepaling van de hoogte van de bestuurlijke boete wordt de mate waarin de gedraging aan de belanghebbende kan worden verweten beoordeeld naar de omstandigheden waarin belanghebbende verkeerde op het moment dat hij de inlichtingenverplichting had moeten nakomen.

Artikel 6. Opzet

Het college acht in ieder geval opzet aanwezig indien de belanghebbende zelf toegegeven heeft dat hij de inlichtingenverplichting niet is nagekomen om te voorkomen dat hij een lagere uitkering zou ontvangen of de uitkering zou verliezen.

Artikel 7. Grove schuld

Het college acht in ieder geval grove schuld aanwezig indien:

  • a.

    de belanghebbende bij herhaling geen of onjuiste informatie heeft verstrekt, terwijl ten aanzien van deze overtredingen ten minste sprake is geweest van een normale verwijtbaarheid; of

  • b.

    er sprake is van een samenloop van omstandigheden die elk op zich normale verwijtbaarheid opleveren, maar in hun onderlinge samenhang beschouwd wel leiden tot grove schuld.

Artikel 8. Verminderde verwijtbaarheid

Het college acht in ieder geval verminderde verwijtbaarheid aanwezig indien:

  • a.

    de belanghebbende verkeerde in onvoorziene en ongewenste omstandigheden, die niet tot het normale levenspatroon behoren en die hem weliswaar niet in de feitelijke onmogelijkheid brachten om aan de inlichtingenverplichting te voldoen, maar die emotioneel zo ontwrichtend waren dat hem niet volledig valt toe te rekenen dat de inlichtingen niet tijdig of volledig zijn verstrekt;

  • b.

    de belanghebbende verkeerde in een zodanige geestelijke toestand dat hem de overtreding niet volledig valt aan te rekenen;

  • c.

    de belanghebbende wel inlichtingen heeft verstrekt, die echter onjuist of onvolledig waren, of heeft anderszins een wijziging van omstandigheden niet onverwijld gemeld, maar uit eigen beweging alsnog de juiste inlichtingen verstrekt voordat de overtreding is geconstateerd, tenzij de betrokkene deze inlichtingen heeft verstrekt in het kader van toezicht op de naleving van een inlichtingenverplichting;

  • d.

    de overtreding van de inlichtingenverplichting of de hoogte van het benadelingsbedrag is mede te wijten aan het bestuursorgaan dat bevoegd is de bestuurlijke boete op te leggen; of

  • e.

    er is sprake van een samenloop van omstandigheden die elk op zich niet, maar in hun onderlinge samenhang beschouwd wel leiden tot verminderde verwijtbaarheid.

Artikel 9. Geen sprake van verminderde verwijtbaarheid

Er is in ieder geval geen sprake van verminderde verwijtbaarheid indien:

  • a.

    de belanghebbende de inhoud van de correspondentie van het college niet begrijpt, bijvoorbeeld omdat hij de Nederlandse taal onvoldoende beheerst.

  • b.

    de belanghebbende langere tijd niet in staat is om zijn belangen te behartigen.

Artikel 10. Berekening van de fictieve draagkracht

  • 1.

    Het college beoordeelt de financiële draagkracht van belanghebbende als onderdeel voor het bepalen van de hoogte van de bestuurlijke boete, overeenkomstig de uitspraken van de Centrale Raad van Beroep.

  • 2.

    Uitgangspunt is dat de boete door belanghebbende met de beschikbare draagkracht binnen redelijke termijn kan worden voldaan:

    • a.

      bij opzet: binnen 24 maanden;

    • b.

      bij grove schuld: binnen 18 maanden;

    • c.

      bij normale verwijtbaarheid: binnen 12 maanden;

    • d.

      bij verminderde verwijtbaarheid: binnen 6 maanden.

  • 3.

    Als fictief beschikbare draagkracht zoals bedoeld in het eerste lid wordt aangemerkt:

    • a.

      het volledige bedrag van het inkomen boven 90% van de toepasselijke bijstandsnorm; of

    • b.

      10% van de toepasselijke bijstandsnorm als er geen sprake is van een inkomen of als het inkomen minder bedraagt dan 90% van de toepasselijke bijstandsnorm.

  • 4.

    De vast te stellen boete kan niet meer bedragen dan het aantal maanden van de toepasselijke redelijke termijn als bedoeld in lid 2 vermenigvuldigd met de fictief beschikbare draagkracht als bedoeld in lid 3.

  • 5.

    Indien de belanghebbende géén uitkering meer ontvangt, wordt de fictieve draagkracht vastgesteld op basis van de informatie die de belanghebbende dient te verstrekken op een door het college vastgesteld inlichtingenformulier.

  • 6.

    Indien de belanghebbende de inlichtingen die nodig zijn voor de vaststelling van de fictieve draagkracht niet of niet tijdig verstrekt, wordt bij de vaststelling van de hoogte van de boete geen rekening gehouden met de fictieve draagkracht.

  • 7.

    Aanwezig vermogen wordt niet meegenomen bij het bepalen van de fictieve draagkracht.

Artikel 11. Recidive

  • 1.

    Er is sprake van recidive als:

    • a.

      de schending van de inlichtingenplicht heeft geleid tot een benadelingsbedrag; en

    • b.

      binnen een tijdvak van 5 jaar voorafgaand aan de dag van de schending van de inlichtingenplicht een eerdere boete is opgelegd wegens een eerdere overtreding, bestaande uit dezelfde gedraging, die onherroepelijk is geworden.

  • 2.

    In het geval van recidive worden de percentages van artikel 5 lid 3 van deze beleidsregels toegepast op het benadelingsbedrag en vermenigvuldigd met 150% van dit bedrag.

Artikel 12. Citeertitel en inwerkingtreding

  • 1.

    Deze beleidsregels worden aangehaald als ‘Beleidsregels bestuurlijke boete Vught 2019’

  • 2.

    Deze beleidsregels treden in werking op de achtste dag na publicatie.

  • 3.

    Met de inwerkingtreding van deze beleidsregels worden de ‘Beleidsregels inzake boete, waarschuwing en verminderde verwijtbaarheid Vught 2015’ ingetrokken.