Organisatie | Waddinxveen |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregels voor het aanwijzen van een belastingplichtige in een keuzesituatie gemeente Waddinxveen |
Citeertitel | Beleidsregels voor het aanwijzen van een belastingplichtige in een keuzesituatie gemeente Waddinxveen |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2012 | Nieuwe regeling | 07-12-2011 |
In sommige gevallen brengen de wettelijke regels met zich mee dat meer personen belastingplichtig kunnen zijn voor één belastingobject (onroerende of roerende zaak, roerende woon- of bedrijfsruimte, perceel, hond). In de gevallen waarin dat voorkomt mag de gemeente de aanslag ten name van één van de belastingplichtigen stellen. In deze gevallen hanteert de gemeente Waddinxveen een voorkeursvolgorde bij de aanwijzing van de belastingplichtige die de aanslag op zijn of haar naam krijgt.
Deze voorkeursvolgorde is gebaseerd op veronderstelde betaalcapaciteit en doelmatige c.q. doeltreffende heffing en invordering en wordt toegepast voor zover de gegevens voorhanden of te achterhalen zijn. Voor zover gegevens m.b.t. het gebruik van een woning kunnen worden ontleend aan de Gemeentelijke Basisadministratie (GBA) wordt de GBA als leidraad gehanteerd.
De in de voorkeursvolgorde neergelegde criteria bevatten geen limitatieve opsomming. Zij moeten worden beschouwd als richtlijnen voor de meest voorkomende gevallen.
Met betrekking tot de gemeentelijke belastingen die worden geheven van genothebbenden krachtens eigendom, bezit of beperkt recht wordt, indien er met betrekking tot één roerende of onroerende zaak verschillende categorieën genothebbenden zijn, de aanslag in onderstaande volgorde gesteld ten name van:
Met betrekking tot de gemeentelijke belastingen die worden geheven van genothebbenden krachtens eigendom, bezit of beperkt recht wordt de aanslag in onderstaande volgorde gesteld ten name van:
De onderdelen 1 tot en met 5 vinden geen toepassing indien:
de aanslag kan worden opgelegd aan degene die met betrekking tot het voorgaande belastingtijdvak of kalenderjaar de aanslag heeft gekregen, gezorgd heeft dat de aanslag betaald is en nog steeds belastingplichtig is, tenzij dit leidt tot een situatie waarbij een mogelijk gecombineerde aanslag gesplitst wordt naar meerdere belastingplichtigen / aanslagen;
bij de Stafafdeling Financiën bekend is dat één van de potentiële belastingplichtigen de Desbetreffende aanslag op zijn/haar naam wil hebben, althans voor zover dit niet leidt tot een mogelijke situatie dat de belasting niet kan worden betaald dan wel ingevorderd en tevens indien dit niet leidt tot een situatie waarbij een mogelijk gecombineerde aanslag gesplitst wordt naar meerdere belastingplichtigen / aanslagen.
Aldus vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Waddinxveen in zijn vergadering van 7 december 2011
burgemeester en wethouders van de gemeente Waddinxveen,
de secretaris,
mw. A.B.Blomme
de burgemeester,
drs. H.P.L.Cremers
Toelichting op de beleidsregels voor het aanwijzen van een belastingplichtige in een keuzesituatie gemeente Waddinxveen
De belastingplicht voor de gemeentelijke belastingen vloeit voort uit de betreffende belastingverordeningen. Bij het vaststellen van de beleidsregels is aangesloten bij de omschrijving van de belastingplicht in de belastingverordeningen, waarbij zich een keuzevrijheid voordoet of kan voordoen. Indien een keuzevrijheid niet aanwezig is, zijn dus geen beleidsregels nodig. Gelet op de omschrijving van de belastingplicht in de verordeningen is dit het geval bij de toeristenbelasting, de reinigingsrechten (basisscholen), de lijkbezorgingsrechten, de marktgelden, de precariobelasting en de leges. Weliswaar lijkt voor deze belastingen de belastingverordening soms een bepaalde keuze te bieden, maar in de praktijk kan slechts één persoon belastingplichtig zijn.
De wetgever heeft hier bewust afgezien van een omschrijving in de wet, aangezien invulling altijd een beoordeling van feitelijke omstandigheden is. De met betrekking tot de Algemene wet inzake rijksbelastingen in de jurisprudentie genoemde omstandigheden zijn niet zonder meer van overeenkomstige toepassing bij het bepalen van de belastingplicht voor de gemeentelijke belastingen. Een inschrijving in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens kan een aanwijzing zijn, maar wijkt soms af van de feitelijke situatie.
Bij het vaststellen van beleidsregels voor het aanwijzen van een belastingplichtige is erop toegezien dat de gekozen voorkeursvolgorde zorgt voor een praktische uitvoering. Hiertoe moet ook worden gerekend een praktische invordering. Voorkomen moet worden dat aanslagen worden opgelegd aan belastingplichtigen van wie het vermoeden bestaat dat geen betaalcapaciteit aanwezig is.
In dit onderdeel wordt in korte algemene bewoordingen weergegeven waarom en tot welk doel de beleidsregels worden vastgesteld.
Onderdeel 1 Voorkeursvolgorde bij verschillende categorieën genothebbenden
Belastingplichtig is degene die het (meest omvattende) genot heeft van de (on)roerende zaak. Daarom bestaat in beginsel geen keuzevrijheid. Beperkt recht gaat als afgeleid recht voor op (bloot-)eigendom. De gekozen voorkeursvolgorde is mede gebaseerd op de Waterschapswet.
Onderdeel 2 Voorkeursvolgorde binnen één categorie genothebbenden
In dit onderdeel is een onderscheid aangebracht, afhankelijk van de woon- of vestigingsplaats van de belastingplichtigen. De gegevens zijn in beginsel aan het kadaster te ontlenen. Maar ook de eigen gemeentelijke belastingadministratie, dan wel de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens kunnen als bron fungeren. In verband hiermee wordt in onderdeel 2.1 gesproken van ‘beschikbare gegevens’.
Het in onderdeel 2.1.1 opgenomen criterium kan een eerste schifting aanbrengen in de kring belastingplichtige genothebbenden.
Met de keuze in onderdeel 2.1.4 voor de term ‘niet-natuurlijk persoon’ wordt bewerkstelligd dat ook maatschappen en dergelijke in de keuzevolgorde kunnen worden meegenomen.
In de onderdelen 2.1.5 en 2.2.3 is gekozen voor een sekseneutraal criterium. Het kan voorkomen dat het geautomatiseerd systeem dit criterium niet kent. Een alternatief – hoewel beperkter van strekking – kan zijn het volgende criterium: de man bij gelijke aandelen tussen man en vrouw. Een sekseneutraal criterium heeft echter de voorkeur. Uitgangspunt moet bovendien zijn de continuïteit van (bestuurlijk) handelen. Daarbij dient rekening te worden gehouden met het vertrouwen dat belastingplichtigen moeten kunnen hebben. In verband hiermee is ervoor gekozen het hier genoemde criterium ongewijzigd te handhaven.
Onderdeel 3 Voorkeursvolgorde bij de onroerende-zaakbelastingen van gebruikers
Indien er verschillende gebruikers zijn met betrekking tot één onroerende zaak kan de aanslag worden opgelegd aan één van hen. Het is vaste jurisprudentie dat de gemeente hierbij is gebonden aan de algemene beginselen van behoorlijk bestuur. Het ging daarin steeds om gevallen waarbij gebruikers ieder voor zich een zelfstandige huishouding voerden. De beginselen van behoorlijk bestuur maken het nodig in dat soort gevallen dat van de keuzevrijheid met betrekking tot de aanwijzing van de belastingplichtige met criteria en niet willekeurig gebruik wordt gemaakt, en dat het daarbij gevoerde beleid wordt vastgesteld in algemene, voor belanghebbenden tijdig kenbare beleidsregels.
Met betrekking tot de onroerende-zaakbelastingen kan met ingang van 1 januari 1995 in dit soort gevallen de eigenaar/verhuurder in de heffing worden betrokken. Deze kan de belasting dan weer verhalen op de gebruikers. Het vaststellen van beleidsregels is alleen nog nodig in geval van gebruik door personen die gezamenlijk één huishouden vormen.
Onderdeel 4 Voorkeursvolgorde bij de hondenbelasting en de afvalstoffenheffing
Voor de hier genoemde gemeentelijke belastingen geldt het bepaalde in onderdeel 3 onverkort. Hier dient echter wel een voorkeursvolgorde te worden vastgesteld ten aanzien van het gebruik van onzelfstandige gedeelten van een roerende of onroerende zaak of perceel.
In een latere wijziging is onderdeel 4.9 toegevoegd aan deze beleidsregels. Dit heeft te maken met het wetsvoorstel Afvalstoffenheffing bij kamerbewoning dat de Eerste Kamer op 15 maart 2011 heeft aangenomen. Met de wijziging wordt tegemoet gekomen aan problemen met de inning van de afvalstoffenheffing in bijzondere gevallen, vooral in de gevallen van kamerbewoning. De inning kan een probleem opleveren in geval van kamerbewoners die worden aangeslagen en die dan een evenredig gedeelte op hun medebewoners moeten zien te verhalen. Het wetsvoorstel voorziet in een oplossing.
In het verleden kon volgens de jurisprudentie de heffing alleen aan de verhuurder worden opgelegd als hij zelf ook een deel in gebruik heeft. Nu de wet is gewijzigd, is zelfgebruik geen vereiste meer bij kamerverhuur. De verhuurder kan nu worden aangeslagen; deze heeft immers veel eenvoudiger middelen om de kosten te verhalen op de huurders dan een huurder die heeft ten opzichte van medehuurders. Met de wijziging blijft het beginsel “de vervuiler betaalt” volledig overeind. Degene die in deze gevallen als gebruiker wordt aangewezen kan de belasting verhalen op de feitelijke gebruikers.
Onderdeel 5 Samenvoegen van aanslagen op één aanslagbiljet
Dit onderdeel regelt de aanwijzing van de belastingplichtige indien aanslagen van verschillende belastingen worden verenigd op één aanslagbiljet. Aangezien meestal zal worden gecombineerd met aanslagen onroerende-zaakbelastingen, zullen de aanslagen c.q. het aanslagbiljet op naam worden gesteld van de aangewezen belastingplichtige voor die belastingen. De voorkeursvolgorde sluit aan op deze praktijk.
Onderdeel 6 Uitzonderingen op de voorkeursvolgorde
In dit onderdeel is een drietal uitzonderingen op de voorkeursvolgorde in de voorgaande onderdelen opgenomen. Eerder genoemde voorkeursvolgorde is van toepassing tenzij onderdeel 6 van toepassing is. Ook in dit onderdeel komen de doelstellingen tot uitdrukking, te weten een doelmatige uitvoeringspraktijk en invordering. Voorts wordt op deze wijze de continuïteit van bestuurlijk handelen bevorderd en ook recht gedaan aan het vertrouwen dat belastingplichtigen hebben in de handelwijze van de gemeente.
Duidelijk komt hier naar voren dat een mogelijke combinatie op één aanslag de voorkeur geniet. Met name bij de hondenbelasting bestaat nog wel eens het verzoek om deze op naam van een andere al dan niet minderjarige inwonende te zetten. Ingeval meer dan twee honden worden gehouden bestaat hierdoor ook niet de mogelijkheid de progressieve tariefstelling te omzeilen.
Indien een potentiële belastingplichtige komt te overlijden voordat de aanslag wordt vervaardigd, zou dit kunnen leiden tot verschillende aanslagen. Op grond van dit onderdeel kan de aanslag aan de overblijvende partner worden opgelegd. In de praktijk blijkt dat de weduwe/weduwnaar dit in het algemeen op prijs stelt.
Onderdeel 7 Situatie bij aanvang belastingtijdvak beslissend
Voor de gemeentelijke belastingen die worden geheven naar een bepaald tijdstip is zonder meer duidelijk welk moment voor het beoordelen van de belastingplicht beslissend is. Voor de ‘tijdvakbelastingen’ is dit anders. In verband hiermee is in onderdeel 7 een tijdstip aangegeven.
Onderdeel 8 Doel van de voorkeursvolgorde rechtvaardigt afwijking daarvan
Het doel dat met de voorkeursvolgorde wordt beoogd is een eenvoudige uitvoeringspraktijk alsmede een doelmatige invordering. Deze doelstellingen kunnen ervoor zorgen dat in bepaalde gevallen moet worden afgeweken van de in de onderdelen opgenomen volgorde. Het bepaalde in onderdeel 8 geeft daartoe de bevoegdheid. Daarmee wordt naar belanghebbenden toe duidelijkheid geschapen m.b.t. het karakter van de voorkeursvolgorde.
Onderdeel 9 Wijzigingen in voorkeursvolgorde
In onderdeel 9 wordt tot uitdrukking gebracht dat indien belastingplichtigen een andere tenaamstelling willen, daarmee eerst voor een volgend belastingjaar rekening kan worden gehouden. Het opleggen van een tweede primitieve aanslag is immers niet mogelijk.
Onderdeel 10 Afwijkingen van voorkeursvolgorde
Indien door omstandigheden een aanslag is opgelegd in afwijking van de in de voorgaande onderdelen gestelde regels, is die aanslag niet zonder meer ongeldig. Van geval tot geval moet worden bezien of de belastingheffende instantie gebonden is aan de algemene beginselen van behoorlijk bestuur of dat er verschonende omstandigheden zijn. In verband hiermee is in onderdeel 10 een ‘vrijwaringsclausule’ opgenomen.
In de voorgaande onderdelen wordt steeds gesproken over ‘aanslag’. Het kan voorkomen dat een gemeente een belasting niet heft door middel van aanslag, maar op andere wijze. Op grond van onderdeel 11 is de voorkeursvolgorde ook in die gevallen van toepassing.