Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Waddinxveen

Beleidsregels voor het herstellen van een (vorm-)verzuim bij fiscaal bezwaar gemeente Waddinxveen

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieWaddinxveen
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsregels voor het herstellen van een (vorm-)verzuim bij fiscaal bezwaar gemeente Waddinxveen
CiteertitelBeleidsregels voor het herstellen van een (vorm-)verzuim bij fiscaal bezwaar gemeente Waddinxveen
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

hoofdstuk 6 van de Algemene wet bestuursrecht

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-2012Nieuwe regeling

07-12-2011

gmb-2019-197470

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregels voor het herstellen van een (vorm-)verzuim bij fiscaal bezwaar gemeente Waddinxveen

Het college van burgemeester en wethouders van Waddinxveen;

gelet op het bepaalde in hoofdstuk 6 van de Algemene Wet Bestuursrecht;

Besluit:

 

vast te stellen de volgende:

 

Beleidsregels voor het herstellen van een (vorm-)verzuim bij fiscaal bezwaar gemeente Waddinxveen:

 

Algemeen

Een bezwaarschrift dient aan een aantal wettelijke vereisten te voldoen (artikel 6.5 Algemene Wet Bestuursrecht; zie toelichting).

 

Indien niet aan alle vereisten wordt voldaan is in een aantal gevallen herstel van dit “vormverzuim” mogelijk. Om de belanghebbende de kans te geven dit vormverzuim te herstellen dient hiervoor een termijn te worden gesteld (art. 6.6 Awb). Belangrijk is het een en ander in beleidsregels vast te leggen. Niet alleen is dit een houvast voor onszelf; ook kan zodoende naar buiten toe worden aangetoond dat hierin consistent beleid wordt gevoerd.

 

De bepaalde termijn moet worden beschouwd als richtlijn voor de meest voorkomende gevallen, waarbij wordt beoogd de belanghebbende van een bezwaarschrift een redelijke termijn te stellen voor het herstellen van een verzuim bij bezwaar.

Hierbij moet vooral worden gedacht aan de volgende meest voorkomende situaties, zoals:

  • -

    een bezwaarschrift is niet gemotiveerd;

  • -

    een bezwaarschrift wordt door een ander dan belanghebbende (namens hem) ingediend, maar een machtiging van belanghebbende ontbreekt;

  • -

    een bezwaarschrift is buiten de termijn ingediend zonder dat hiervoor een “verschoonbare reden” als bedoeld in artikel 6.11 Awb is aangevoerd (zie toelichting).

Ook is het mogelijk dat belanghebbende in het bezwaarschrift verwijst naar belangrijke stukken (b.v. een taxatierapport) zonder dat hiervan een kopie wordt meegezonden. Ook in dergelijke gevallen dient belanghebbende een termijn te worden gegund waarbinnen de stukken alsnog kunnen worden ingediend. Worden de stukken alsnog binnen de gestelde termijn ingediend, dan zal de inhoud hiervan alsnog worden meegenomen in de afweging over de uitspraak op het bezwaar.

 

Termijn voor herstel (vorm-)verzuim bij bezwaar

  • 1.

    Ingeval een ingediend bezwaarschrift niet voldoet aan de vereisten als bedoeld in artikel 6.5 en 6.6 van de Algemene Wet Bestuursrecht (Awb) (vormverzuim), wordt een termijn (art. 6.6 Awb) gesteld waarbinnen dit vormverzuim zo mogelijk mag worden hersteld. Indien het vormverzuim niet binnen de gestelde termijn wordt hersteld, wordt het bezwaarschrift niet-ontvankelijk verklaard (art. 6.6 Awb).

  • 2.

    Ingeval in een bezwaarschrift wordt verwezen naar een stuk, waarvan de inhoud kan meewegen in de uitspraak, zonder dat dit stuk of een kopie hiervan wordt meegezonden, wordt een termijn gesteld waarbinnen dit alsnog kan worden ingediend.

    Wordt het stuk alsnog binnen de gestelde termijn ingediend, dan zal de inhoud hiervan alsnog worden meegenomen in de afweging over de uitspraak op het bezwaar.

  • 3.

    De termijn als bedoeld onder punt 1 en 2 bedraagt 2x drie weken, waarbij:

    • a.

      in een eerste brief een termijn van drie weken wordt gegeven;

    • b.

      is na afloop van de termijn als bedoeld onder a nog niets ontvangen, dan zal voor de tweede en laatste maal per brief een termijn van drie weken worden gegeven. In die brief wordt dan tevens worden gewezen op de consequenties die kleven aan het niet tijdig herstellen van het betreffende verzuim.

Slotbepaling

  • 1.

    Deze beleidsregels treden in werking met ingang van 1 januari 2012.

  • 2.

    Deze beleidsregels worden aangehaald als “Beleidsregels voor het herstellen van een (vorm-)verzuim bij fiscaal bezwaar gemeente Waddinxveen”.

Aldus vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Waddinxveen in zijn vergadering van 7 december 2011

burgemeester en wethouders van de gemeente Waddinxveen,

de secretaris,

mw. A.B.Blomme

de burgemeester,

drs. H.P.L.Cremers

Toelichting op de Beleidsregels voor het herstellen van een (vorm-)verzuim bij fiscaal bezwaar gemeente Waddinxveen

 

Een bezwaarschrift dient aan een aantal wettelijke vereisten te voldoen (artikel 6.5 Awb). Artikel 6:5 Awb stelt de volgende zes eisen aan een bezwaarschrift:

 

  • 1).

    Het bezwaarschrift is ondertekend.

    Het bezwaarschrift vermeldt de handtekening. De Wet elektronisch bestuurlijk verkeer is op 21 mei 2003 in werking getreden. Na invoering van de Wet elektronisch bestuurlijk verkeer geldt voor bezwaarschriften die via de elektronische post worden ingediend, artikel 2:16 Awb. Een dergelijk bezwaarschrift moet een elektronische handtekening bevatten, waarvan de gebruikte methode voldoende betrouwbaar moet zijn. Om een bezwaarschrift in te dienen via het WOZ-loket van de gemeente moet de indiener inloggen. Hiermee is sprake van een voldoende betrouwbare elektronische handtekening. Een bezwaarschrift kan daarom via het WOZ-loket worden ingediend. Een bezwaarschrift dat via de e-mail wordt ingediend heeft een dergelijke handtekening niet. Het indienen van een fiscaal bezwaarschrift is daarom niet opengesteld. Een dergelijk bezwaarschrift wordt op grond van artikel 2:15 Awb geweigerd.

  • 2).

    Het bezwaarschrift bevat de naam en het adres van de indiener.

    Een anoniem bezwaarschrift behoeft niet in behandeling te worden genomen. Het vermelde adres kan ook een postbusnummer zijn. Als een bezwaarschrift wordt ingediend namens een ander en de vereiste machtiging ontbreekt, zal de indiener in de gelegenheid moeten worden gesteld de machtiging alsnog te sturen. Bij rechtspersonen kunnen de statuten en eventuele verslagen van vergaderingen (waarin is besloten tot procederen) worden opgevraagd indien twijfel bestaat of het bezwaarschrift bevoegd is ingediend.

  • 3).

    Het bezwaarschrift is gedagtekend.

    Het bezwaarschrift vermeldt de datum.

  • 4).

    Het bezwaarschrift bevat een omschrijving van het besluit waartegen het bezwaar is gericht (een korte zakelijke weergave van de inhoud/strekking van het besluit).

    Anders dan bij de indiening van een beroepschrift bestaat bij de indiening van een bezwaarschrift niet de verplichting een afschrift van het bestreden besluit bij te voegen. Wel dient het bezwaarschrift een aanduiding van het besluit te bevatten op basis waarvan het voor het bestuursorgaan mogelijk is dit te traceren. Vermelding van datum en kenmerk is daarvoor zeer geschikt.

  • 5).

    Het bezwaarschrift bevat de gronden van het bezwaar.

    Uit de jurisprudentie blijkt dat een summiere aanduiding van de gronden voldoende is. De enkele ontkenning van feiten die aan het besluit ten grondslag liggen volstaat echter niet.

  • 6).

    Het bezwaarschrift moet in beginsel in het Nederlands zijn gesteld of van een vertaling zijn voorzien.

    Als het bezwaarschrift niet in het Nederlands is gesteld, dient te worden beslist of een vertaling nodig is voor een goede behandeling van het bezwaar. In de regel moet de indiener zelf voor een vertaling zorgdragen en deze ook bekostigen.

Indien niet aan alle vereisten wordt voldaan is in een aantal gevallen herstel van dit “vormverzuim” mogelijk. Om de belanghebbende de kans te geven dit vormverzuim te herstellen dient hiervoor een termijn te worden gesteld (art. 6.6 Awb). Belangrijk is een en ander in beleidsregels vast te leggen. Niet alleen is dit een houvast voor onszelf; ook kan zodoende naar buiten toe worden aangetoond dat hierin consistent beleid wordt gevoerd.

De bepaalde termijn moet worden beschouwd als richtlijn voor de meest voorkomende gevallen, waarbij wordt beoogd de belanghebbende van een bezwaarschrift een redelijke termijn te stellen voor het herstellen van een verzuim bij bezwaar.

Hierbij moet met name worden gedacht aan de volgende meest voorkomende situaties:

  • -

    een bezwaarschrift is niet gemotiveerd;

  • -

    een bezwaarschrift wordt door een ander dan belanghebbende (namens hem) ingediend, maar een machtiging van belanghebbende ontbreekt;

  • -

    een bezwaarschrift is buiten de termijn ingediend zonder dat hiervoor een “verschoonbare reden” als bedoeld in art.6.11 Awb is aangevoerd. (de belanghebbende dient in dat geval aannemelijk te maken dat het bezwaarschrift zo spoedig als dit redelijkerwijs kon worden verlangd is ingediend. Omstandigheden van persoonlijke aard kunnen verschoonbaarheid van termijnoverschrijding meebrengen indien zij een zekere mate van ernst hebben. Ziekte of vakantie zijn in beginsel niet aanvaard als redenen voor verschoonbare termijnoverschrijding.)

Ook is het mogelijk dat belanghebbende in het bezwaarschrift verwijst naar belangrijke stukken (b.v. een taxatierapport) zonder dat hiervan een kopie wordt meegezonden. Ook in dergelijke gevallen dient belanghebbende een termijn te worden gegund waarbinnen de stukken alsnog kunnen worden ingediend. Worden de stukken alsnog binnen de gestelde termijn ingediend, dan zal de inhoud hiervan alsnog worden meegenomen in de afweging over de uitspraak op het bezwaar.

 

De termijn die in dergelijke gevallen wordt gesteld is 2x drie weken. In een eerste brief zal een termijn van drie weken worden gegeven. Is na afloop hiervan nog niets ontvangen dan zal voor een laatste maal een termijn van drie weken worden gegund. In die brief wordt dan tevens gewezen op de consequenties die kleven aan het niet tijdig herstellen van het betreffende verzuim. Het voorgaande blijkt ruim te vallen binnen de grenzen van hetgeen in de jurisprudentie als “redelijk” wordt aanvaard.