Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Waddinxveen

Beleidskader subsidiebeleid, Waddinxveen

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieWaddinxveen
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidskader subsidiebeleid, Waddinxveen
CiteertitelBeleidskader subsidiebeleid, Waddinxveen
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

N.v.t.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-2015Nieuwe regeling

17-12-2014

gmb-2019-194754

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidskader subsidiebeleid, Waddinxveen

Inleiding

Samen met de instellingen en organisaties wil de gemeente Waddinxveen een nieuw kader voor subsidieverlening in het maatschappelijk domein realiseren.

 

Subsidies zijn een belangrijk instrument voor gemeenten om beleidspunten te realiseren. Subsidies worden gegeven wanneer een activiteit moeilijk van de grond komt, of zonder subsidie moeilijker van de grond zou komen. Met een subsidie stellen we instellingen in staat de doelen dichterbij te brengen. Dit wordt gezien als een gezamenlijke opdracht, van de gemeente en van instellingen en organisaties. Waar we in het vervolg spreken van “we” in dit beleidskader wordt dan ook niet alleen de gemeente bedoeld maar ook instellingen en (vrijwilligers)organisaties.

 

Subsidiemiddelen zijn beperkt, daarom wil de gemeente zorg en aandacht besteden aan de wijze waarop deze middelen van de gemeenten worden besteed. Dat vraagt opnieuw kijken naar de ambities van de gemeente en naar het aanbod aan activiteiten.

 

De basisgedachte is dat alle organisaties en instellingen die subsidie ontvangen van de gemeente een gezamenlijk doel hebben, namelijk een goede leefomgeving in Waddinxveen. De gemeente ziet daarbij de eigen kracht en mogelijkheden van inwoners als belangrijk uitgangspunt; instellingen en organisaties wordt gevraagd hierbij zoveel mogelijk aan te sluiten.

 

Het anders inzetten van de subsidiemiddelen kan niet zonder opnieuw te kijken naar de inhoudelijke uitgangspunten. Vooral de nieuwe taken rond zorg, welzijn en participatie, is een extra prikkel om het bestaande subsidiebeleid tegen het licht te houden en een nieuw beleidskader te ontwikkelen. Om tot een effectief en efficiënt aanbod te komen vraagt de gemeente instellingen en organisaties in gezamenlijkheid een aanbod te doen. Binnen dat voorstel krijgen de instellingen de ruimte om te schuiven met subsidiemiddelen opdat ze zo goed mogelijk kunnen inspelen op vragen vanuit de samenleving.

 

Samen met een nieuwe subsidieverordening zal het beleidskader de basis vormen voor de nieuwe subsidieaanvragen vanaf 1 januari 2015.

Leeswijzer

In het volgende hoofdstuk leest u meer over de achtergronden om tot een samenhangend beleidskader te komen. Vervolgens leest u over de maatschappelijke ontwikkelingen op basis waarvan het inhoudelijk kader is opgesteld. Daarna vindt u een overzicht van de criteria op basis waarvan de toekomstige subsidieaanvragen worden getoetst. Deze criteria vormen tevens de uitgangspunten voor de samenwerking tussen alle maatschappelijke partners die de gemeente bij deze verandering wil betrekken, zowel gesubsidieerde als niet gesubsidieerde organisaties en instellingen. Vervolgens vindt u een overzicht van de indeling in maatschappelijke opgaven die op basis van de eerste bijeenkomst met instellingen tot stand zijn gekomen.

Hoofdstuk 1. Achtergronden waarom de gemeente Waddinxveen het subsidiebeleid verandert

  • 1.

    De gemeente heeft de behoefte om de participatie van de inwoners als richtsnoer te gebruiken bij haar beleid.

    Participatie is een veelgebruikt begrip. Participatie heeft een tweeledige betekenis: deelnemen en bijdragen. De eerste betekenis: Inwoners horen volwaardig te kunnen deelnemen aan activiteiten en verbanden in de samenleving. De tweede betekenis: burgers horen gelijkwaardig en naar vermogen bij te dragen aan en zich in te zetten voor de samenleving.

    Het gaat hierbij om (1) activiteiten op het maatschappelijk vlak, zoals werk, zorg, cultuur, sport, onderwijs, etc. Het gaat om (2) activiteiten die tot doel hebben andere mensen te helpen en om activiteiten die kunnen bijdragen aan de ontwikkeling van de samenleving. Het gaat hier dus om het individuele: om kwaliteit van leven, om ontplooiing en het gaat om het gezamenlijke: om solidariteit en wederkerigheid.

    De middelen die de gemeente inzet, zullen dan ook afgezet worden tegen de mate waarin deze de participatie van inwoners stimuleren. Het stimuleren van vrijwilligerswerk en mantelzorg (dus participatie als bijdrage) zijn belangrijke doelen voor het College. Ook op andere domeinen zoals sport en cultuur (dus het deelnemen) is er sprake van participatiedoelen. Het vergroten van deelname aan sport of het bevorderen van deelname aan amateurkunstverenigingen betekent dat inwoners zich meer ontwikkelen en betrokken raken bij de samenleving. Van belang is vervolgens informatie te verkrijgen in hoeverre daadwerkelijk sprake is van bijvoorbeeld verhoogde deelname aan activiteiten en van een grotere sociale samenhang opdat zicht is op de realisatie van doelstellingen op het participatievlak.

     

    Het College stelt in het Coalitieakkoord “Met elkaar voor Waddinxveen” dat de veranderingen die er met de nieuwe taken de komende jaren op de inwoners afkomen, vragen om een zorgvuldige aanpak en een nauwe betrokkenheid van inwoners.

    In de uitvoering van de zorg wil het College dat degene die zorg nodig heeft, centraal staat. Zorg moet dichtbij en op kleinschalig niveau worden geleverd. Innovatieve ideeën zijn nodig. Maatschappelijke organisaties worden erbij betrokken om zorgvragen niet te snel in de medische sector op te lossen, maar waar mogelijk in preventie. Instellingen op het terrein van sociaal-cultureel werk en sport helpen in de leniging in de behoefte aan zorg. Met de kantelingsgedachte via de Wmo vastgelegd in de notitie “Waddinxveense Aanpak” werd hier als eerste vorm aan gegeven.

     

    In onderhavig project wordt met de vernieuwing van de subsidies in eerste aanzet de gesubsidieerde instellingen betrokken, de ambitie is om met deze partners ook andere maatschappelijke partners zoals kerken, ondernemers, etc. te betrekken.

     

  • 2.

    De gemeente wil meer samenhang aanbrengen in het beleid. Het meedoen van mensen, het mee kunnen komen in de samenleving, hangt vaak af van meerdere factoren. Daarom is het zinvol beleidsterreinen met elkaar in verbinding te brengen in één beleidskader.

     

  • 3.

    De gemeente realiseert zich steeds meer dat de maatschappelijke organisaties over veel kennis en ervaring beschikken over hoe de vraagstukken in de samenleving het beste kunnen worden aangepakt. Ook dit is aanleiding voor een nieuw kader waarbij een grote inbreng van de maatschappelijke partners wordt gezocht.

     

  • 4.

    De economische realiteit is aanleiding voor een nieuw kader. Niet alleen de gemeente heeft minder te besteden, ook de maatschappelijke partners: de corporaties hebben minder bestedingsruimte, zorginstellingen krijgen minder vergoed en inwoners voelen dat hun budget krimpt.

     

    De uitdaging is gezamenlijk te onderzoeken op welke wijze de gemeente met minder middelen toch de doelen kan bereiken. Bij de verdeling van de middelen zal onderscheid gemaakt worden naar zogenaamde ‘geoormerkte middelen’, dus subsidies die op grond van wettelijke of gemeentelijke besluitvorming buiten de herijking worden gehouden en niet geoormerkte middelen.

     

  • 5.

    Tot slot vormt de overheveling van verschillende taken van het Rijk naar de gemeente een belangrijke aanleiding om een nieuw beleidskader te ontwikkelen. Weliswaar komen er nieuwe middelen naar de gemeente om deze taken ook te kunnen uitoefenen. De middelen worden echter met een forse korting overgeheveld. De gemeente Waddinxveen wil de huidige gesubsidieerde instellingen ook een rol geven in de nieuwe taken. Waar er mogelijkheden zijn om door collectief ondersteunend aanbod de inzet van zwaardere, meer gespecialiseerde hulpverlening te voorkomen, wil de gemeente hierop inzetten. Dat vraagt van huidige gesubsidieerde instellingen te kijken waar hun expertise nog meer kan worden aangewend.

Hoofdstuk 2. Maatschappelijke ontwikkelingen van belang voor het beleidskader

 

2.1 De samenleving van Waddinxveen

De gemeente Waddinxveen is een kleine gemeente (ruim 25.000 inwoners) centraal gelegen in het groene hart van de Randstad.

 

Aan het begin van de vorige eeuw telde Waddinxveen 4.250 inwoners. Vooral in de jaren zestig maakte de gemeente een forse groeiperiode door. Waddinxveen kan groeien naar ongeveer 30.000 tot 35.000 inwoners als de wijk Triangel wordt gebouwd en de herstructurering van de bedrijventerreinen, voormalige sportcomplexen, schoolgebouwen etc.; inbreidingslocaties, binnen de bebouwde kom wordt gerealiseerd (Gemeentelijke website, bevolkingsgegevens).

Het aantal woningen neemt, als de plannen zijn uitgevoerd dus nog fors toe, maar doordat de gemiddelde woningbezetting, in samenhang met de landelijke trend dalende is, zal het aantal leerlingen in de toekomst op langere termijn ongeveer stabiel blijven.

 

Kenmerkend voor Waddinxveen is de ligging tussen stad en platteland, een dorp bij de stad. Waddinxveen is een groeigemeente met een dorpskarakter. Hierdoor en door de organisatie van de vier wijkplatforms, de sterke kerkelijke verbanden en het accommodatieniveau is er een goede basis voor de sociale samenhang en leefbaarheid in Waddinxveen.

 

De samenstelling van de bevolking zal in de toekomst veranderen, de trend is dat de bevolking zal vergrijzen en dit zal ook een ander beroep doen op het voorzieningenniveau.

 

Waddinxveen heeft een rijk maatschappelijk leven en veel maatschappelijke voorzieningen. Een kwart van de bevolking van Waddinxveen verricht vrijwilligerswerk, twee derde van de bevolking is lid van een of meer verenigingen, Structuurvisie Waddinxveen 2030, p.9.

 

2.2 Nieuwe taken in het maatschappelijk domein

De komende jaren gaat er veel veranderen in het maatschappelijke domein. Met ingang van 2015 krijgt de gemeente Waddinxveen de verantwoordelijkheid over de begeleiding en de dagbesteding vanuit de AWBZ die deel uit gaat maken van de Wmo, de nieuwe participatiewet, en de nieuwe Jeugdwet. Bij de Jeugdwet gaat het ook om overhevelingen vanuit de AWBZ: begeleiding, dagbesteding en persoonlijke verzorging.

Daarnaast gaat de gemeente ook een rol vervullen in het kader van de Wet Passend onderwijs Dit biedt de kans om de verbinding te leggen tussen wonen, welzijn, zorg, onderwijs, werk en inkomen. De gemeente krijgt te maken met nieuwe doelgroepen met complexere vragen.

Samen met de andere gemeenten in Midden-Holland grijpt Waddinxveen deze ontwikkelingen aan om het sociale domein fundamenteel te veranderen zodat inwoners mee kunnen blijven doen, organisaties optimaal samenwerken en de kosten in de hand worden gehouden. Kernboodschap is dat inwoners volop meedoen aan de samenleving, eigen regisseur zijn (regie hebben over hun eigen leven, hulp en ondersteuning) en de gemeenten een faciliterende en ondersteunende rol hebben op de achtergrond. Voor wie niet kan meekomen, verwachten de gemeenten in Midden-Holland dat het eigen netwerk behulpzaam is. Hiernaast of hierna kan door gemeente en zorgaanbieders hulp worden geboden.

De speerpunten van de gemeenten zijn als volgt (Visie gemeenten Midden-Holland op sociaal domein, vastgesteld in de Raad van april 2013):

  • Inwoners staan centraal (inwoners worden individueel benaderd en adequaat hulp geboden indien nodig)

  • Gemeente voert regie (op het aanbod) en stuurt op resultaat (aanbod moet niet overlappen, maar aansluiten op elkaar, niet het aanbod staat centraal, maar de inwoner)

  • Eigen kracht vormt de basis (gevraagd wordt wat men zelf kan doen, voor de inwoners waar dat niet kan blijft hulp beschikbaar)

  • Iedereen kan meedoen (mensen met beperkingen zoveel mogelijk bij regulier aanbod houden)

  • Investeren in preventie (druk op duurdere zorg verminderen door oplossingen ‘dichtbij’ dat wil zeggen bij de cliënt in de eigen omgeving)

  • 1 cliënt/gezin, 1 aanpak, 1 regisseur (niet langs elkaar heen werken, niet over, maar met cliënten spreken)

  • Gemeente en andere organisaties geven het goede voorbeeld (ieder draagt een steentje bij, bijvoorbeeld door arbeidsgehandicapten in dienst te nemen)

In het beleidskader gebundelde krachten vastgesteld in de Raad van februari 2014 wordt door de gezamenlijke gemeenten verder uitgewerkt hoe sturing wordt gegeven aan de stelselwijziging.

 

Participatiewet: gemeenten worden op 1 januari 2015 verantwoordelijk voor de uitvoering van de Participatiewet. Deze wet is er op gericht om meer mensen met een beperking aan het werk te helpen. De Wet sociale werkvoorziening wordt afgesloten voor nieuwe werknemers. Daarnaast is de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten (Wet Wajong) alleen nog toegankelijk voor jonggehandicapten die volledig en duurzaam arbeidsongeschikt zijn. De Wet werk en bijstand (Wwb) maakt ook straks onderdeel uit van de Participatiewet.

 

Dat betekent dat de gemeente nu de verantwoordelijkheid krijgt voor jonggehandicapten die niet meer in de Wajongregeling passen. De doelgroep van mensen die naar werk moeten worden gere-integreerd wordt dus breder, ook doordat nog maar een zeer beperkte groep gebruik kan maken van een beschutte werkplek (voorheen sociale werkvoorziening). In Waddinxveen hebben gemiddeld 240 mensen een uitkering in het kader van de Wwb), zijn er 300 inwoners met een Wajonguitkering en 127 inwoners met een arbeidsplaats via/bij de sociale werkvoorziening.

 

Nieuwe WMO: De hernieuwde Wet Maatschappelijke Ondersteuning houdt in dat de gemeenten vanaf 2015 taken gaan uitvoeren die nu nog onder de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) vallen. Het gaat dan om begeleiding en dagbesteding. In Waddinxveen gaat het om jaarlijks gemiddeld 207 (volwassen) cliënten die begeleiding AWBZ ontvangen. Daarnaast wordt de huishoudelijke hulp in de WMO aangepast. Cliënten komen hiervoor pas in aanmerking als ze dit echt nodig hebben en het niet zelf kunnen betalen. De gemeente beslist hierover. De nieuwe WMO zal meer nadruk leggen op eigen inzet van burgers, de wet introduceert het begrip 'maatwerkvoorziening' in plaats van compensatieplicht. Dus waar voorheen de gemeente verplicht was een oplossing aan te bieden voor cliënten met een hulpvraag, wordt nu gekeken naar in hoeverre hulp gepast is dan wel de aanvrager in staat is zelf een oplossing te vinden in bijvoorbeeld de eigen omgeving.

Nog een laatste ontwikkeling in dit kader is de start van de extramuralisering van de zorgzwaartepakketten vanaf 2013. Dit betekent dat personen die voorheen met een zorgzwaartepakket 1,2,3 en 50% van 4, niet langer meer worden geïndiceerd voor een zorg- of verpleeghuis. Zorg en ondersteuning zullen voor deze mensen in de wijk moeten worden georganiseerd.

 

Jeugdwet: In 2015 worden de gemeenten verantwoordelijk voor alle jeugdzorg, van vrijwillige opvoedondersteuning tot gedwongen opnames. Het gaat om de overheveling van de volgende taken: de provinciale (geïndiceerde) jeugdzorg, de gesloten jeugdzorg, geestelijke gezondheidzorg voor kinderen en jongeren (jeugd-ggz), zorg voor jeugd met een licht verstandelijk beperking (jeugd-lvb), ggz in het kader van het jeugdstrafrecht (forensische zorg), jeugdbescherming en jeugdreclassering, en de AWBZ taken jeugd: begeleiding, dagbesteding en persoonlijke verzorging.

De gemeente heeft in de Jeugdwet meer invloed op het verwijzen naar jeugdzorg. Indien nodig treft de gemeente een maatwerk voorziening, die vaak betrekking zal hebben op meer gespecialiseerde zorg. Het is aan de gemeente om te bepalen welke hulp vrij toegankelijk is en welke hulp een individuele voorziening is waarvoor je geïndiceerd moet worden.

 

Uit landelijke cijfers voor de jeugd blijkt dat 10% gebruik maakt van opvoed- en opgroeihulp, 4% meerdere vormen van hulp nodig heeft, 1% intensieve hulp nodig heeft en 0,03% acuut.

In Waddinxveen gaat het om de volgende aantallen jeugd waaraan hulp wordt verleend; 135-140 provinciaal gefinancierde jeugdhulp, 0-5 jeugdreclassering, 35-40 jeugd bescherming, 29 jeugd verstandelijk beperkten, 115-120 jeugd ggz.

 

Het rijk hevelt deze taken over in de verwachting dat gemeenten in staat zullen zijn de taken op een goedkopere manier te organiseren. Bovendien verwacht het rijk dat gemeenten deze taken meer met elkaar in samenhang kan brengen en overlap kan worden aangepakt. De taken komen dan ook met een flinke bezuinigingsopgave naar de gemeenten. De AWBZ-begeleiding: 25% bezuiniging, WMO huishoudelijke hulp 40%, Maatwerk inkomensondersteuning 45%, participatiewet 50%, jeugdzorg 15%.

 

In het beleidskader ‘Gebundelde krachten” gaat men uit van een nieuwe sociale infrastructuur, met als basis de dagelijkse leefomgeving waarin zowel professionals als vrijwilligers werkzaam zijn niet direct gericht op hulpverlening. De gemeenten willen de sociale netwerken meer benutten. In de notitie geven de gemeenten aan dat zij de verantwoording op zich nemen voor informatie en advies aan inwoners om heb beter in staat te stellen zelfredzaam te zijn.

De meer algemene voorzieningen (zoals AMW, huisartsen, CJG, etc.) zullen eveneens een belangrijke rol spelen in het bieden van oplossingen. Vanuit de sociale netwerken en algemene voorzieningen worden signalen doorgegeven aan het sociaal team.

Het sociaal team richt zich op kwetsbare huishoudens, ondersteunt en verbindt waar nodig met de “Maatwerkvoorzieningen” (niet vrij toegankelijke individuele voorzieningen). Voor jeugdigen wordt een apart regionaal expertteam ingericht.

Ook in Waddinxveen zijn plannen voor een sociaal team. Dit team draagt zorg voor de toegang naar maatwerkvoorzieningen en legt de verbinding met organisaties/instellingen in het voorveld. Het team richt zich op de meer complexere problematiek van zowel jeugd als volwassenen. De gemeente Waddinxveen organiseert de taken in nauwe samenwerking met de andere gemeenten en met de instellingen en organisaties in de eigen gemeente. Voor de afspraken rond de meer gespecialiseerde zorg wordt gezamenlijk in de regio opgetrokken. Voor de algemene voorzieningen en de sociale netwerken is elke gemeente op eigen wijze bezig. Waddinxveen doet hierbij, geheel in lijn met het beleid van de afgelopen jaren een beroep op de eigen omgeving van mensen en de innovatieve kracht van de voorzieningen in die omgeving zoals scholen, kinderopvang. De gemeente wil door een sterke zelfredzaamheid en door preventie, tijdige signalering en lichte hulp in de directe omgeving het beroep op zwaardere zorg verminderen.

 

Een andere taak die overgeheveld wordt, waar het onderwijs het eerste aan zet is maar gemeenten sterk mee te maken hebben, betreft de Wet Passend Onderwijs. Met ingang van het schooljaar 2014-2015 krijgen besturen in het regulier en speciaal onderwijs gezamenlijk de verantwoordelijkheid om een leerling die ondersteuning nodig heeft een passende plek te bieden. Zij hebben een zorgplicht. Om aan die zorgplicht te voldoen, werken de besturen samen in een regionaal samenwerkingsverband. Dit raakt ook de gemeenten, want de schoolbesturen en gemeenten zullen met elkaar afspraken moeten maken over sluitende zorg in en om school.

 

2.3 Andere rol overheid

Op allerlei terreinen, ook op het maatschappelijk vlak stelt de overheid zich steeds vaker terughoudend op. De nieuwe rol van de gemeente betekent onder meer: loslaten, vertrouwen op de kracht van instellingen en burgers, vragen wat instellingen en burgers zélf kunnen doen om een probleem op te lossen of een voorziening te realiseren. Voor gesubsidieerde instellingen betekent dit meer ruimte. De gemeente zal zich minder bemoeien met hoe instellingen bijdragen aan de doelen, de gemeente vertrouwt meer op de kennis en kunde van instellingen en organisaties om die doelen te bereiken. Van belang daarbij is dat instellingen evenals de gemeente de eigen kracht en zelfredzaamheid van inwoners centraal stellen. Dat betekent dat het aanbod van instellingen en organisaties soms niet meer nodig is, soberder kan, of alleen nog wordt aangeboden ten behoeve van de meest kwetsbare inwoners.

Vanuit dat uitgangspunt geven instellingen, organisaties, zelf vorm aan de oplossingen voor maatschappelijke problemen. De gemeente brengt instellingen en organisaties partijen samen, stelt met hen de kaders op, stelt middelen beschikbaar en faciliteert en ondersteunt bij het zoeken van oplossingen.

 

De gemeente stuurt op effectmeting en laat de invulling van de oplossingen over aan de samenleving. Subsidieafspraken met instellingen krijgen een ander karakter en ook de verantwoording verandert. We zullen meer op hoofdlijnen naar de besteding van de subsidiemiddelen vragen. De gemeente vindt het vooral van belang dat instellingen in hun verantwoording aangeven in hoeverre de doelen zijn bereikt. Het is aan de instelling hoe zij tot resultaat willen komen. Bijvoorbeeld: of er nu twee of vier gesprekken nodig zijn om een cliënt weer deel te kunnen laten nemen aan het dagelijks leven, is voor de gemeente niet van belang. Dat laten we over aan instellingen.

 

2.4 Accommodatiebeleid

Nauw samenhangend met het beleidskader zijn de plannen voor het accommodatiebeleid. In 2012 is de Structuurvisie 2030 geactualiseerd. Voor wat betreft de maatschappelijke infrastructuur wordt daarin opgemerkt dat Waddinxveen de afgelopen jaren heeft geïnvesteerd in het aanbod van sportvoorzieningen en nieuwe voorzieningen wil realiseren in Park Triangel. Het geplande voorzieningencluster bestaat hier uit maatschappelijke functies zoals onderwijs, zorg en kinder- en buitenschoolse opvang.

In de notitie “Verminderen gemeentelijke accommodaties 2012”, is aangegeven dat door middel van afstoten van accommodaties en ander gebruik een bezuinigingsdoelstelling behaald dient te worden van 180.000 euro (Notitie vastgesteld in Raad juni 2013). Daartoe is een visie met burgers en maatschappelijke instellingen ontwikkeld (Visie op maatschappelijke voorzieningen Waddinxveen, vastgesteld in College maart 2012, ter kennisname naar Raad).

Het aantal voorzieningen in Waddinxveen is groot, maar een deel daarvan veroudert. Een deel van de voorzieningen staat een gedeelte van de dag leeg. Verder wordt in de visienotitie opgemerkt dat ondanks de overmaat aan ruimte niet alle functies worden vervuld. Er is behoefte aan grotere ruimten, voor podiumkunsten, en voor grotere evenementen en er is een gebrek geconstateerd aan ruimte voor jeugd. Meervoudig gebruik van ruimten komt beperkt voor.

 

Samen met instellingen zijn voor het passend voorzieningenniveau vier kernwaarden geformuleerd voor de activiteiten in de voorzieningen en voor het onderbrengen van die activiteiten in gebouwen.

  • Multifunctionaliteit: meer verkeer in gebouwen draagt bij aan een gezonde exploitatie en vergroot de kans op ontmoeting, sociale samenhang.

  • Samenwerking: door samenwerking kan maatschappelijke meerwaarde tot stand komen (voorbeeld onderwijs en opvang)

  • Diversiteit: verscheidenheid aan leefstijlen vraagt meer ‘geprofileerde’ voorzieningen. Gelet op de toegenomen mobiliteit van inwoners en schaalgrootte van Waddinxveen hoeft niet elke wijk hetzelfde palet aan voorzieningen.

  • Ondernemerschap: de kwaliteit van de voorzieningen is afhankelijk van wat burgers, instellingen en bedrijven er van maken. Ambitie en ondernemerschap dienen ruimte te krijgen.

De gemeente ziet hierbij haar rol als faciliterend en formuleert in de notitie een aantal taken voor zichzelf. De gemeenten ziet voor zichzelf een taak op het gebied van het geven van informatie en overzicht en op het gebied van het samenbrengen van partijen. De gemeente ziet zichzelf minder als vastgoedaanbieder, en minder als beheerder.

Er worden drie gebieden aangegeven die als strategische locaties voor te ontwikkelen maatschappelijke voorzieningen worden bestempeld op korte en middel/lange termijn (Centrum (Cultuurhuys de Kroon) Park Triangel en Waddinxveen Noord (nieuwbouw scholen)).

Voor de instellingen en organisaties betrokken bij het maatschappelijk beleidskader biedt het accommodatiebeleid kansen hierop in te spelen en bij te dragen aan het nieuwe voorzieningenniveau.

Hoofdstuk 3. Toetsingskader aanbod

Er is de behoefte binnen de gemeente om met één overkoepelend kader te komen waarin kort en krachtig staat weergegeven wat de belangrijkste maatschappelijke opgaven voor de komende jaren zijn. De volgende uitgangspunten en principes spelen straks een grote rol bij de subsidieverlening.

 

3.1 Algemene uitgangspunten

De burger staat centraal

Uitgangspunt bij het aanbod en voorzieningen is dat instellingen meer werken vanuit wat nodig is voor de inwoner. Het aanbod is zo dicht mogelijk bij inwoners.

Zelfredzaamheid

Uitgangspunt is dat inwoners zelf oplossen, bepalen en (deels) zelf betalen, de kracht van de sociale omgeving wordt benut en dat de overheid/gemeente waar nodig een vangnet biedt. Mogelijkheden van inwoners benutten, inwoners kunnen vaak zelf een steentje bijdragen.

 

3.2 Algemene organisatorische principes

Draagkrachtbeginsel

Uitgaan van de eigen draagkracht van de burger. Dus bij het aanbod van instellingen en gemeente wordt rekening gehouden met het inkomen van de aanvrager. Dat wil zeggen dat degenen die het kunnen betalen meer betalen, en dat degenen die het niet kunnen betalen zich kunnen beroepen op het minimabeleid.

Efficiënter organiseren

We vragen aan instellingen meer samen te werken en overlap in hun aanbod weg te werken. Ook vragen we door samenwerking de taken die niet direct de uitvoering betreffen (management en ondersteuning) te verminderen. De gemeente ziet hierin voor zichzelf ook een taak, en wil door een soepeler verantwoording minder administratieve druk bij instellingen leggen. Bij het zoeken naar efficiëntere vormen van organiseren vragen we ook innovaties, naar slimme en creatieve manieren waarmee het werk gedaan kan worden.

Minder complex maken

Ondersteuning gebeurt zoveel mogelijk met vrijwilligers, waar nodig met beroepskrachten. Beroepskrachten zijn breed inzetbaar (generalist).

 

3.3 Financiële uitgangspunten

De gemeente wil met instellingen het bestaande aanbod onderzoeken. Daarbij is voor de bekostiging van belang in het algemeen de volgende vragen te stellen:

  • 1.

    Is er sprake van een wettelijke taak van de gemeente?

  • 2.

    Zo nee, wat zijn de gevolgen als de gemeente deze activiteit niet meer subsidieert?

  • 3.

    Kunnen de gesubsidieerde activiteiten blijven bestaan zonder of met minder subsidie?

Gelet op de omvang van de voor de gemeente nieuwe taken rond de decentralisaties zal het gesubsidieerd aanbod ook getoetst worden aan de mate waarin dit bijdraagt aan deze nieuwe taken. Dit geldt voor elk thema uit het beleidskader Ook voor een thema dat op het eerste gezicht minder in verband staat met de nieuwe taken. Neem bijvoorbeeld sport en kunst. Sport heeft een belangrijke preventieve werking, het vergroot de weerbaarheid, het draagt bij aan zelfvertrouwen. Kunst op zichzelf draagt bij aan talentontwikkeling, heeft betekenis voor de ontwikkeling van mensen. In die zin hebben sport of/en kunst een preventieve functie. Maar er is ook een ander aspect, het raakt aan de participatie doelstelling: zo kan het deelnemen aan kunst een zinvolle dag invulling zijn voor lichamelijk of geestelijk beperkten.

Voor elk thema is de uitdaging, hoe te concretiseren naar de betekenis voor de nieuwe taakuitvoering van de gemeente.

Hoofdstuk 4. Maatschappelijke opgaven (Inhoudelijke toetsingskader)

Uit de recente beleidsnota’s van Waddinxveen hebben we de belangrijkste hoofdlijnen samengevat. Deze komen ook terug in de opgaven zoals deze in bijeenkomsten aan de instellingen in het voorjaar 2014 zijn gepresenteerd.

We onderscheiden twee hoofdthema’s en daarbij subthema’s en noemen ze ook wel maatschappelijke opgaven.

Voor elk thema geldt dat de ambities die daarbij genoemd worden niet altijd alleen bij dat thema horen, Zo draagt sport ook bij aan de participatie van inwoners of aan de ontwikkeling van kinderen/jeugdigen.

Daarom onderscheiden we de ambities in primair en secundair, respectievelijk ten behoeve van het betreffende thema of ten behoeve van andere thema’s.

 

Elk thema wordt afgesloten met een klein aantal maatschappelijk effect indicatoren. Deze worden in de loop van het jaar verder aangevuld, in overleg met de organisaties.

 

Op basis van deze thema’s en de algemene uitgangpunten genoemd in het toetsingskader, vragen we instellingen een aanbod te formuleren. Een aanbod dat aan de hand van de effectindicatoren gevolgd wordt op hun bijdrage aan de ambities.

 

De maatschappelijke opgaven zijn:

  • 1.

    Goed leven in Waddinxveen

    • 1.1

      Sport

    • 1.2

      Kunst en Cultuur

    • 1.3

      Leefomgeving

    • 1.4

      Educatie

  • 2.

    Ondersteuning

    • 2.1

      Participatie

    • 2.2

      Zelfredzaamheid

    • 2.3

      Opvang

    • 2.4

      Opgroei- en Opvoedondersteuning

4.1. Goed leven in Waddinxveen

Waddinxveen is een stad met een dorpskarakter. Het verenigingsleven is sterk ontwikkeld. In de wijken is een goed woon-en leefklimaat. Het gemiddeld oordeel over de directe woonomgeving is goed, gemiddelde 7,5 (leefbaarheidsmonitor 2009). Het doel van deze maatschappelijke opgave is een goed en gezond leven in Waddinxveen door activiteiten op het gebied van kunst en cultuur, sport, educatie en het creëren van een veilige en goede leefomgeving te ondersteunen. Een samenleving waar mensen goed voor zichzelf zorgen, maar ook voor de buurt en de medemens. Met z’n allen werken aan een betrokken en actief Waddinxveen, dat is het doel.

Het gaat hierbij om voorzieningen waarover de ‘gewone’ Waddinxvener graag zou willen beschikken –binnen de beschikbare middelen en passend bij de schaalgrootte van Waddinxveen–. Voorzieningen waarvan hij of zij in vrijheid gebruik moet kunnen maken. Het gaat om voorzieningen die men plezierig en nuttig vindt en die ook een reden zijn voor ‘buitenstaanders’ om Waddinxveen tot woonplaats te kiezen.

 

4.1.1 Sport (gezonde geest in een gezond lichaam)

Sport en bewegen dragen bij aan de leefbare samenleving en het welzijn van inwoners. Inwoners worden in staat gesteld om op eigen niveau en naar eigen behoefte op verantwoordelijke wijze aan sport en bewegen mee te doen. Onderstaande doelstellingen zijn afkomstig uit de Notitie over sport en bewegen in Waddinxveen, 2012, vastgesteld in de Raad van maart 2012.

Ambities

Primair

  • Sport en Bewegen stimuleren binnen het idee van breedtesport. Bijvoorbeeld door rekening te houden met specifieke wensen van doelgroepen, aantrekkelijke buitenruimten met sportmogelijkheden in te richten, door het opzetten van projecten ten behoeve van sporten en bewegen in de buurt.

  • Investeren in vrijwilligers ten behoeve van goede sportbegeleiding, vitale sportverenigingen, sociaal maatschappelijke vaardigheden van de vrijwilligers. Bijvoorbeeld door training en coaching omgaan met jeugdigen, training besturen, workshop sponsorwerving, waarderen vrijwilligers.

  • Om de sportaccommodaties in stand te houden wordt een grotere participatie gevraagd van burgers en sportverenigingen.

Secundair

  • Sport en Bewegen richten op kwetsbare groepen: Bijvoorbeeld; aanbod voor specifieke doelgroepen, oplossingen zoeken voor financiële beperkingen van sportdeelnemers, aangepaste materialen beschikbaar hebben in sportaccommodaties.

  • Sport en bewegen stimuleren om fysieke en mentale gezondheid te bevorderen. Bijvoorbeeld; Initiatieven 1e lijn gezondheidszorg en sportaanbieders (beweegrittenkaart), initiateven in het terugdringen van overgewicht en diabetes, depressie, etc. initiatieven speciaal voor kinderen (spannende speelplekken, samen leren spelen)

  • Sporten en bewegen worden ingezet als middel om (dreigende) sociale problemen tegen te gaan. Bijvoorbeeld; in sportverband aandacht besteden aan opvoeden en opgroeien (coachende rol van sportleiders), sportinitiatieven om eenzaamheid te doorbereken, interessant aanbod voor jongeren om verveling tegen te gaan of zelfvertrouwen te vergroten.

  • Sporten en bewegen als middel om sociale samenhang te bevorderen. Bijvoorbeeld initiatieven in buurt of wijk om samen te bewegen, speel- en sportterreinen in de wijken.

Maatschappelijk effectindicator

  • Percentage inwoners dat in verenigingsverband sport en beweegt. (Evenals in 2008 48% in 2013)

  • Deelname aan Waddinxveense sportverenigingen door specifieke groepen (naar leeftijd, etc.)

4.1.2 Kunst en Cultuur

Kunst en Cultuur leveren mensen naast individuele verrijking ook gedeelde sociale ervaringen op. Kunst en Cultuur spelen daarmee een belangrijke rol bij de tot stand koming van de sociale samenhang. Wij zien Kunst en Cultuur als belangrijke voorwaarde voor het “goed leven in Waddinxveen.”. We willen Kunst en Cultuur bevorderen door de samenwerking beter zichtbaar te maken en te komen tot vernieuwende activiteiten.

Een actieve cultuur beleving draagt bij aan de eigenheid van Waddinxveen en daarmee aan het zelfbewustzijn van de gemeente.

 

Van instellingen op het terrein van Kunst en Cultuur vragen we bij te dragen aan de brede ontwikkeling en door samenwerking tussen amateurs en professionele instellingen het “goed leven in Waddinxveen”, te bevorderen.

De eerste kennismaking met kunst en cultuur behoort tot de verantwoordelijkheid van ouders en scholen. Via de scholen in de wijken wordt een doorgaande leerlijn gestimuleerd en ontwikkeld, passend bij de school en wordt de kennis en deskundigheid van leerkrachten bevorderd. Een activiteitenplan wordt opgesteld met als resultaat een verankering van cultuureducatie in het basisonderwijs. Kinderen kunnen zich hierdoor ontwikkelen, hun talent ontdekken door deze vroege kennismaking met de verschillende kunstvormen. We vinden dat kunst en cultuur een belangrijke rol speelt in de ontwikkeling va het verenigingsleven. Dat bij verenigingen kunstzinnig talent wordt ontwikkeld en een plek wordt geboden voor ontwikkeling en samenwerking.

 

Belangrijke voorzieningen zoals de bibliotheek zullen breed toegankelijk moeten blijven. Bibliotheken ontwikkelen ook op andere terreinen een aanbod, zij zijn lang niet meer alleen gericht op leesbevordering. We zien een trend dat jongeren studeren en elkaar in een bibliotheek ontmoeten. Van groot belang is het efficiënte gebruik van de aanwezige accommodaties en de reductie van kosten door slimme samenwerking.

Op burgers en organisaties die dat kunnen betalen wordt een groter beroep gedaan om meer bij te dragen.

De instellingen die met de gemeente betrokken zijn bij het proces om de subsidies te vernieuwen hebben aangegeven dat de domeinen drama, dans, erfgoed, beeldend, in Waddinxveen meer impulsen kunnen gebruiken.

De realisatie van de ambities zijn niet alleen voorbehouden aan gesubsidieerde instellingen, juist in dit thema is een groot scala aan verenigingen en organisaties die hierbij iets kunnen betekenen.

Tot slot verwijzen we naar het raakvlak met de decentralisaties van jeugdzorg, langdurige zorg en participatie.

Instellingen en organisaties op het terrein van Kunst en Cultuur kunnen door aanbod aan nieuwe doelgroepen (verstandelijk beperkten, langdurig zieken, niet-actieve inwoners) bijdragen aan de sociale infrastructuur die nodig is voor de uitvoering van deze nieuwe taken.

Ambities

Primair

  • Het huidige volume voor passieve en actieve cultuurbeoefening ten minste handhaven, rekening houdend met een nader te bepalen bezettingsgraad.

  • Het beschikbaar komen van Cultuurhuys de Kroon aangrijpen om, binnen nader te bepalen financiële grenzen, Waddinxveen een cultureel hart te geven dat tevens een broedplaats van vernieuwende culturele activiteiten is.

Secundair

  • Kunst en Cultuur dragen bij aan maatschappelijke cohesie, ontmoeting, ontspanning en ontplooiing, door activiteiten aan te bieden dicht bij de mensen, in samenspraak met inwoners en in samenwerking met andere instellingen.

  • Individu gerichte activiteiten zullen meer aan de markt worden overgelaten, de gemeente zal Kunst en Cultuurinitiatieven bevorderen die bijdragen aan nieuwe doelgroepen samenhangend met de nieuwe taken van de gemeente.

  • Sociaal-culturele activiteiten aanbieden ter versterking van de sociale integratie en voorkoming van sociaal isolement.

  • Cultuureducatie op basisscholen stimuleren: talenten ontwikkelen op school.

Maatschappelijk effectindicator

  • Bezoekersaantallen bibliotheek, Stichting De Vonk

  • Breed programma-aanbod Cultuurhuys de Kroon

  • Meerwaardemonitor bibliotheek

  • Luisterdichtheid RTW

  • Aantal evenementen

4.1.3 Leefomgeving

Burgers vragen een sociale en fysieke leefomgeving waarin ze veilig kunnen wonen, werken en recreëren. Daarbij dient integraal verbinding gemaakt te worden tussen veiligheid, sociale leefomgeving, beheer van de openbare ruimte, zorg, handhaving en jeugd. Dit vraagt om een goede regie.

 

Op plekken waar het qua leefbaarheid en sociale cohesie niet vanzelf goed gaat, worden mensen gestimuleerd om problemen zelf aan te pakken. Dat vraagt om het maken van verbinding en samen met buurtbewoners zoeken naar mogelijkheden en oplossingen. De wijkplatforms zijn hierin een belangrijke schakel. De wijkactieplannen zien we als een ontwikkeling die we in verbinding willen brengen met de partners rond dit beleidskader. Als het gaat om ‘schoon, heel en veilig’ is de gemeente in veel gevallen verantwoordelijk. Maar ook woningcorporaties, welzijnsinstellingen, ondernemers en bewoners zelf zijn er voor verantwoordelijk. Samen met organisaties die in de buurt actief zijn zorgen we voor de verbinding met en tussen bewoners.

Het is de kunst om in een open proces de buurtbewoners, ondersteund door de welzijnsinstellingen zelfredzamer te worden. De welzijnsinstellingen zitten steeds meer op dit spoor. We vragen niet alleen inzet van de organisaties en van bewoners zelf, ook de gemeente heeft te veranderen.

De gemeente heeft in de recente wijkactieplannen van 2014 speerpunten geformuleerd die nauw raken aan dit beleidskader. Van instellingen en organisaties wordt gevraagd in de wijk activiteiten te ontwikkelen gericht op de binding in de wijk, op aandacht voor jongeren, bevorderen van een gezonde en vreedzame wijk, etc.

Het thema leefomgeving is in onderhavig beleidskader opgenomen gelet op de verantwoordelijkheid die wij zien van de (gesubsidieerde) maatschappelijke organisaties in de nabijheid van mensen, in de wijk.

Ambities

  • Meer mensen zijn actief in de buurt

  • Burenhulp neemt toe

  • Meer mensen doen vrijwilligerswerk in de buurt

  • Opzetten van laagdrempelige activiteiten voor jongeren

Maatschappelijk effectindicator

  • Het rapportcijfer voor de leefbaarheid in de buurt (blijft minimaal gelijk)

  • Gemiddeld oordeel over voorzieningen (7.1)

  • Betrokkenheid bij de buurt (6.6)

  • Waardering onveiligheidsbeleving: 7 en leefbaarheid: 7,5 (veiligheidsmonitor)

4.1.4 Educatie en Ontwikkeling

Het voorkomen c.q. verhelpen van ontwikkelingsachterstanden bij peuters in de leeftijd van 2,5 tot 4 jaar. Voor volwassenen wordt in de sfeer van doelgroepen en activiteiten ingestoken op participatie toeleidend of versterkend richting arbeidsmarkt via taal en rekenen.

 

De gemeente wil jongeren in staat stellen voldoende kennis en vaardigheden te ontwikkelen om met succes een opleiding te volgen, de arbeidsmarkt te betreden en een zelfstandig leven op te bouwen. Iedere leerling kan zijn talenten ontwikkelen waarbij zoveel mogelijk leerlingen uiteindelijk een startkwalificatie (minimaal mbo niveau 2 of havo) halen. Voor wie dit niet haalbaar is, moet een goed alternatief worden geboden.

De gedachte is dat kinderen, naast de verplichte scholing, zowel op school als in de naschoolse opvang op een speelse manier in contact komen met een aantal belangrijke aspecten van de samenleving zoals sport, cultuur, natuur en milieu, sociale vaardigheden, zorg voor de directe leefomgeving etc. Met als doel de kans te bieden zich te ontwikkelen tot verantwoordelijke, zelfredzame en betrokken inwoners.

 

In deze opgave gaat het om beleid ten aanzien van voorschoolse voorzieningen, brede ontwikkeling, voortijdig schooluitval, onderwijshuisvesting en leerlingenvervoer. Het gaat om een aanbod aan diversiteit in onderwijs, diversiteit in vervolgonderwijs en om aansluiting bij hoger beroepsonderwijs of wetenschappelijk onderwijs in de omgeving. En daarnaast betreft het de aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt. Tot slot gaat het hierbij ook om beleid voor de meer volwassen doelgroep, voor een tweede kans op onderwijs waar onvoldoende scholing is, en dus ook om beleid voor laaggeletterde volwassenen.

Ambities

Primair

  • Voldoende toegankelijke voorschoolse voorzieningen

  • Voorkomen voortijdig schooluitval

  • Terugbrengen laaggeletterdheid

Secundair

  • Brede ontwikkeling, samenwerking tussen onderwijs en instellingen voor sport, cultuur, etc.

  • Multifunctioneel gebruik van schoolgebouwen

  • Stimuleren dat werkgevers kansen bieden aan jongeren

Maatschappelijk effectindicator

  • Aantal voortijdig schoolverlaters (kleiner of gelijk dan 37)

  • Aandeel achterstandsleerlingen

  • Deelname voorschoolse educatie

4.2. Ondersteuning

Het bieden van ondersteuning aan Waddinxveners die hulp kunnen gebruiken om mee te doen in Waddinxveen, dat is het doel van deze maatschappelijke opgave. De inwoners van Waddinxveen zijn zelfredzaam en participeren in de samenleving. Er is aandacht voor goed opvoeden en opgroeien en wanneer nodig wordt maatschappelijke opvang geboden. Wij ondersteunen de voorzieningen waarmee dit mogelijk wordt gemaakt. Hierbij gaat het niet minder om voorzieningen die het leven plezierig maken of bijdragen aan ontwikkeling van mensen, het gaat hier meer om de voorzieningen die mensen een kans geven op normaal leven. Plezierig leven is belangrijk en kan de behoefte aan ondersteuning doen verminderen, maar bij ondersteuning is de maatschappelijke ruimte om ‘tekorten te laten ontstaan relatief minder. De noodzaak voor veelal duurdere, maatwerkvoorzieningen ligt immers op de loer als ondersteuning onvoldoende soelaas kan bieden.

 

4.2.1. Participatie

Het bieden van participatie: sociale samenhang, de mantelzorg, het vrijwilligerswerk en de veiligheid en leefbaarheid in de gemeente.

 

Zoals landelijk de trend is vergrijst ook de bevolking van Waddinxveen. Dit leidt op termijn tot een toename van mensen die hulpmiddelen nodig hebben om zelfstandig te kunnen blijven wonen. De gemeentelijke taken in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning zijn erop gericht om de belemmeringen die tot gevolg hebben dat mensen niet of onvoldoende kunnen participeren in de maatschappij te compenseren. Het gaat er dan om uit te zoeken welke ondersteuning de burger echt nodig heeft om te kunnen participeren. Er wordt toegewerkt naar een passend resultaat. De oplossing wordt in eerste instantie gezocht bij de inwoner zelf, en de mogelijkheden die er zijn bij mensen in zijn of haar omgeving, bij mantelzorgers. Als dit niet iets oplost, kijken we of er collectieve voorzieningen zijn, bijvoorbeeld voorzieningen voor ouderen zoals de maaltijdvoorziening, voorzieningen die veelal met vrijwilligers werken. Pas als laatste wordt gekeken naar de verstrekking van individuele voorzieningen.

Het is van belang dat de vraag naar hulp goed wordt ingeschat. Dit is een belangrijke vaardigheid die we van hulpverleners verwachten. In de Waddinxveense aanpak samengevat in “Wad voor mij”. “Een toekomstbestendige aanpak voor een krachtig sociaal domein: , wordt het ‘gekantelde ‘ gedachtegoed verder uitgewerkt, dus het meer vraaggericht werken en het uitgaan van eigen kracht en steun vanuit de eigen sociale omgeving,

 

Ook kijken we naar de mogelijkheid van tegenprestaties. Het kan zijn dat de inwoner die op een bepaald gebied hulp vraagt iets kan bieden aan iemand die hulp of ondersteuning nodig heeft op een ander gebied.

Tegelijk is het belangrijk dat oog is voor de ondersteuning van mantelzorgers en vrijwilligers. Niet vergeten moet worden dat, ook al wordt een sterk beroep gedaan op de omgeving, ook de veiligheid en de kwaliteit van de hulp van degenen die een hulpvraag hebben voorop blijft staan.

Nog een belangrijke ontwikkeling voor deze opgave is dat de AWBZ-functie dagbesteding en begeleiding een taak wordt binnen de Wmo.

 

De opgave is dat mensen meer samenlevingsbewust worden: prettig wonen betekent rekening houden met elkaar, elkaar aan kunnen spreken en elkaar helpen. Het gaat ook om het benutten van de bereidheid om maatschappelijk iets te betekenen voor een ander. Vrijwilligerswerk, burenhulp en mantelzorg zijn de kernbegrippen. De vraag, niet de oplossing, is hierbij het startpunt. Dit vraagt van professionals het vermogen te verbinden, stimuleren, ondersteunen en faciliteren. Ook vraagt het de bereidheid tot samenwerking, tot het loslaten van zaken waar een ander het ook zou kunnen doen.

De ambities

Pirmair

  • Zorgen voor een hulpvraaganalyse op hoog niveau

  • Voorzieningen mogelijk maken die inwoners in staat stellen zelfstandig te blijven wonen en/of deel te nemen aan de maatschappij

  • Inwoners nemen verantwoordelijkheid voor de eigen zorg en ook voor de ondersteuningsbehoeften van anderen

  • Stimuleren en ondersteunen van vrijwilligerswerk

  • Het verminderen van druk op de professionele zorg

  • Ondersteunen mantelzorgers en voorkomen van overbelasting

  • Inwoners weten waar ze ondersteuning kunnen krijgen

Secundair

  • Betrekken van de inwoners bij de ontwikkeling en uitvoering van gemeentelijk beleid ten aanzien van de vormgeving van de woon en leefomgeving

  • Verbeteren van de aantrekkelijkheid en leefbaarheid van de openbare ruimte

Maatschappelijk effectindicator

  • Percentage mensen dat vrijwilligerswerk doet

  • Client oordeel over voorzieningen (WMO benchmark) 7.4

  • Percentage uitkeringsgerechtigde cliënten dat gebruik maakt van een minimaregeling (inclusief schuldhulpverlening) van 28% naar 40%

  • Aantal bijstandsgerechtigden per 1 juni 2014 284

4.2.2 Zelfredzaamheid

Het ondersteunen van de zelfredzaamheid en participatie van inwoners met een beperking of met chronische, psychische of psychosociale problemen, zoveel mogelijk in de eigen leefomgeving.

 

Iedereen moet kunnen meedoen. Voorwaarden hiervoor zijn zelfstandig kunnen blijven wonen, in staat zijn zich voort te bewegen en een zinvol bestaan kunnen leiden.

De voorzieningen waarvan iedereen gebruik maakt moet voor iedereen toegankelijk zijn. In de praktijk wordt bij de bouw van nieuwe voorzieningen hiermee al rekening gehouden. Bestaande voorzieningen moeten hierop worden aangepast. Mensen met een beperking moeten kunnen beschikken over hulpmiddelen die nodig zijn om zich binnenhuis, om het huis en in de gemeente te verplaatsen. Hiertoe wordt eerst bekeken wat zij nodig hebben om gebruik te maken van het algemeen openbaar vervoer, of via vrijwilligers, of mensen uit de eigen omgeving. Aanvullend openbaar vervoer wordt dan minder nodig. Om er voor te zorgen dat mensen langer kunnen blijven wonen in de eigen omgeving zijn fysieke voorzieningen nodig en is ondersteuning nodig, hulp van mensen uit de omgeving. Het aanpassen van woningen is kostbaar. Zeker gelet op de ontwikkeling dat mensen langer worden ondersteund in hun woonomgeving en minder gemakkelijk worden opgenomen in zorg-verpleeghuis, is het van belang dat bij de woningbouw rekening wordt gehouden met levensloopbestendigheid (regionale woonvisie). Het automatisme van het voorzien in de vorm van een individuele voorziening is inmiddels doorbroken. Het gaat er om te onderzoeken welke ondersteuning mensen echt nodig hebben, en vaker te kijken naar collectieve voorzieningen of mogelijkheden in de eigen omgeving.

Ook de verkeersomgeving vraagt aandacht, senioren en mobiel gehandicapten mogelijk maken zo veel mogelijk zelf redzaam te laten zijn.

Mensen met een beperking horen erbij, zij worden zoveel mogelijk de kans geboden mee te doen in het regulier onderwijs, op de reguliere arbeidsmarkt.

Het gaat ook hier niet alleen om gesubsidieerde relaties. Er zijn tal van organisaties, ook vanuit het particulier initiatief, of /en vanuit levensbeschouwelijke zijde die een grote rol spelen bij de zelfredzaamheid van mensen.

De regelgeving en de informatie zo eenvoudig mogelijk, de gemeente ziet dit als een belangrijk richtsnoer bij het hulpaanbod en staat open voor adviezen en tips.

Ambities

  • Verschuiven van individuele voorzieningen naar collectieve voorzieningen. Voldoende mogelijkheden tot zinvolle dagbesteding

  • Vergroten mogelijkheden op de reguliere arbeidsmarkt via afspraken met werkgevers, met gebruikmaking van instrumenten als jobcarving, loondispensatie.

  • Goede voorlichting en informatie aan kwetsbare groepen.

Maatschappelijk effectindicator

  • Zelfredzaamheidsmatrixscore (cliënten sociaal team)

  • Verhouding verwijzing algemene voorzieningen versus maatwerkvoorzieningen (In sociaal team en in wmo-loket)

  • Aantal jongerenvoucher (leerwerkplekken voor jongeren)

4.2.3 Opvang

Het bieden van opvang (o.a. maatschappelijke opvang, vrouwenopvang, beschermd wonen en verslavingszorg)

 

In deze opgave gaat het om de meer kwetsbare groepen die vaak meerdere problemen hebben zoals ggz-problematiek, schulden, werkloosheid en verslaving. Dit vereist dat gemeente, maatschappelijke opgang, woningcorporaties en andere partners samenwerken bij het vinden van een veilig onderkomen, bij het vinden van dagbesteding, het versterken van een sociaal netwerk en het verwerven van inkomen. Veilig onderkomen houdt ook in dat geen overlast wordt ervaren.

In de gemeentelijke concept notitie Maatschappelijke Zorg, wordt aangegeven dat de gemeente die integrale aanpak wil bevorderen. Op citaat: Van professionals en maatschappelijke instellingen verwachten we dat ze samenwerken en integraliteit in het oog houden, onder andere door in te zetten op één gezin één plan. Hiermee verschilt de aanpak van de Oggz-doelgroep niet van die van andere inwoners die we ondersteunen in het zo zelfredzaam mogelijk worden en blijven. Dit betekent dat we de verantwoordelijkheid lokaal oppakken in plaats van af te wachten tot de centrumgemeente ingrijpt. Dit vergroot de kans op succes en houdt in dat preventie (waaronder preventie van uitval) en nazorg tot de lokale taken behoren. Door zo vroeg mogelijk lokaal in te springen bij problemen zorgen we ervoor dat het regionale vangnet niet benut hoeft te worden.

Ambities

  • Betere coördinatie hulpverlening en ondersteuning

  • Adequate toeleiding naar zelfredzaamheid, begeleiding en dagbesteding

Maatschappelijk effectindicator

  • opvang daklozen

  • huisuitzettingen (sociale) huurwoningen

  • meldingen bij Algemeen Meldpunt Kindermishandeling en Huiselijk Geweld

  • Meldpunt Overlast (bemoeizorg)

4.2.4 Opgroei- en opvoedondersteuning

Ouders en kinderen worden gestimuleerd om voor zichzelf en voor elkaar verantwoordelijkheid te nemen. Stimuleren dat opvoeden en opgroeien mogelijk wordt gemaakt, stimuleren van zelfredzaamheid van ouders en kinderen van tot 23 jaar, zodat kinderen kunnen opgroeien tot zelfstandige volwassenen, die naar vermogen actief deelnemen aan het sociale, economische, culturele, educatieve en sportieve leven.

 

Gezond en evenwichtig opgroeien, vraagt om een omgeving die veiligheid biedt. Er zijn activiteiten die de gezonde ontwikkeling ondersteunen. Waar liefde en genegenheid vanzelfsprekend zijn, waar ruimte is om talenten optimaal te ontdekken en te ontplooien. Waar een kind gewoon kind kan zijn en spelend de wereld leert kennen. Als om welke reden dan ook deze voorwaarden (tijdelijk) in het geding zijn, wordt dat vroeg onderkend en is ondersteuning krijgen belangrijk en mogelijk

 

Niet alle opvoeders en kinderen trekken zelf aan de bel bij problemen. In dat geval is er een alerte omgeving, die snel herkent wat er speelt. In algemene voorzieningen, zoals het onderwijs en de jeugdgezondheidszorg, worden problemen snel herkend. Dit kan variëren van problemen met leren tot een lastige thuissituatie, of gewoon niet lekker in je vel zitten. Na herkenning wordt snel en accuraat op de problemen ingespeeld, zonder onnodig te problematiseren. Er wordt ondersteund bij het in eigen kring oplossen van de probleemsituaties. Het inzetten of herstellen van eigen kracht is het uitgangspunt bij het bieden van hulp. Welke oplossingen ziet de cliënt en wie wil hij/zij betrekken bij het oplossen van een probleem/vraag? De hulp is gericht om potentiele problemen voor te zijn, het sociale netwerk in te zetten en op het herstel van het gewone leven. Een sociale kaart, het kennen van elkaars werk als organisatie is van belang. Dit kan als resultaat hebben dat er een gezamenlijke subsidieaanvraag komt van de samenwerkende organisaties.

Een belangrijke ontwikkeling voor deze opgave is dat de jeugdzorg in zijn geheel een taak wordt voor de gemeente.

De ambities

  • Jeugd groeit op in een veilige, gezonde en stabiele leefomgeving

  • Opvoedproblemen en achterstanden worden vroeg genoeg gesignaleerd en het juiste hulpaanbod, wordt er bij gehaald.

  • Het zorgaanbod sluit aan bij de behoeften van de mensen (Instellingen en organisaties werken samen: er is sprake van samenhang in het zorgaanbod)

  • Gezonde leefstijlen worden bevorderd, we signaleren en voorkomen risicovol gedrag.

Maatschappelijk effectindicator

  • Het percentage jeugd dat een beroep doet op een maatwerkvoorziening jeugdhulpverlening daalt (nulmeting 2015/2016).

  • Percentage inwoners dat de eigen gezondheid als goed ervaart 80%.

  • Percentage jeugd dat eigen gezondheid als goed ervaart.

  • Percentage jeugd dat maandelijks genotmiddelen gebruikt.

Gebruikte literatuur

  • Collegeakkoord 2014-2018 “Met elkaar voor Waddinxveen”, 14 mei 2014.

  • “Wad voor mij? “ Toekomstbestendige aanpak voor een krachtig sociaal domein. In Raad december 2012 vastgesteld.

  • Structuurvisie Waddinxveen 2030, Positief en realistisch naar 2030. In Raad oktober 2012 vastgesteld.

  • Visie gemeenten Midden-Holland op sociaal domein, notitie vastgesteld in de Raad van april 2013.

  • “Gebundelde Krachten,” vastgesteld in de Raad van februari 2014.

  • “Verminderen gemeentelijke accommodaties 2012”, Notitie vastgesteld in Raad juni 2013.

  • Visie op maatschappelijke voorzieningen Waddinxveen, “Activiteit zoekt accommodatie”. Vastgesteld in Raad oktober 2012.

  • Notitie over sport en bewegen in Waddinxveen, 2012, vastgesteld in de Raad van maart 2012.

  • Wijkactieplannen Waddinxveen, Vastgesteld in College mei 2014.

  • Concept lokale uitvoeringsnotitie Maatschappelijke Zorg. Het Regionaal Kader Maatschappelijke Zorg is door gemeente Gouda in coproductie met de regiogemeenten Midden-Holland opgesteld en door de gemeenteraad van Gouda vastgesteld op 3 april 2013.

  • Programmabegroting 2014-2017.