Organisatie | Uithoorn |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Leidraad Inrichting Openbare Ruimte |
Citeertitel | Leidraad Inrichting Openbare Ruimte |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | ruimtelijke ordening, verkeer en vervoer |
Eigen onderwerp |
Geen
N.v.t.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
02-08-2019 | 26-06-2019 | Nieuwe regeling | 25-06-2019 |
De gemeente Uithoorn is eindverantwoordelijk voor het beheer van de openbare ruimte. Vanuit die taakstelling heeft zij de Leidraad Inrichting Openbare Ruimte (LIOR) opgesteld. De LIOR is bestemd voor iedereen die zich met de inrichting en vormgeving van de openbare ruimte bezighoudt, zoals assetbeheerders, projectleiders, ontwikkelaars en ontwerpers.
De LIOR geeft inzicht in de geldende wetgeving en de eisen en aanbevelingen die de gemeente stelt en is gericht op het integraal samenwerken bij de inrichting van de openbare ruimte. De leidraad beschrijft tevens de speelruimte bij de aanleg en herinrichting van de openbare ruimte.
De ontwerpcriteria geven inzicht in de randvoorwaarden waar ieder ontwerp aan moet voldoen. De LIOR is bedoeld als leidraad en kader voor een ieder die tot in detail betrokken is bij de inrichting van de openbare ruimte (ontwerp, beheer, reconstructies). Het kader zijn de eisen waar ieder ontwerp aan moet voldoen.
Gemeente Uithoorn voert de inrichting en beheer uit via het kwaliteitsplan openbare ruimte (KOR). Momenteel wordt er assetmanagement geïmplementeerd en is er in 2017 een ‘scan grip op beheer’ uitgevoerd. De conclusie uit de ‘scan grip op beheer’ is dat de vertaling van het strategische kader naar praktische handvaten voor ontwerpers en beheerders wordt gemist. Tegelijkertijd mist er een toetsbaar kader voor beheer en inrichting en een integraal document waarin de informatie samenkomt.
De LIOR is door het college vastgesteld en zal jaarlijks door de gemeente worden geactualiseerd. De geactualiseerde delen worden vastgesteld door het college en verwerkt in een geactualiseerde LIOR.
De LIOR is een gestructureerde verzameling van eisen en oplossingen die voortkomen uit wet- en regelgeving, gemeentelijk beleid en praktische kennis en ervaring, en beschrijft de gewenste kwaliteit van de inrichting van de openbare ruimte.
Bij elk nieuwbouw-, herinrichting- of onderhoudsproject binnen de gemeentegrenzen, waarvan het toekomstige beheer in handen komt van de gemeente, dient de opdrachtnemer zich aan de LIOR te houden. Deze verplichting moet als randvoorwaarde worden opgenomen in elke projectopdracht. Ook voor tijdelijke voorzieningen van langere aard (> 1 jaar) in de openbare ruimte dient de LIOR te worden gehanteerd. In de LIOR worden geen specifieke stedenbouwkundige randvoorwaarden1 aangegeven.
De LIOR vormt de basis voor toekomstige inrichtingen in de openbare ruimte en biedt ruimte voor creativiteit en maatwerk. Het geeft richting aan en beschrijft waar welke keuzevrijheden zitten. De gemeente staat open voor nieuwe ontwikkelingen en duurzame oplossingen mits goed onderbouwd.
De gemeente is verantwoordelijk voor het toetsen en vaststellen van de project specifieke uitgangspunten en randvoorwaarden. De initiator is verantwoordelijk voor een goede vertaling van de gestelde uitgangspunten en randvoorwaarden in de uiteindelijke inrichting. In de LIOR zijn eisen genoemd die niet in de externe regelgeving, wettelijke kaders of landelijke richtlijnen beschreven zijn, hiervan afwijken, of hier een aanvulling op zijn. De initiator kan ook de eigen gemeentelijke dienst zijn, bijvoorbeeld ruimtelijke ontwikkeling.
De gemeente toetst de plannen vanuit haar verantwoordelijkheid voor het beheer van de openbare ruimte. De plannen worden getoetst op beleid, duurzaamheid, kwaliteitsniveaus, ontwerplevensduur, gebruik en toepassing van materialen, maatvoering en detaillering. De processen zijn uitgebreider beschreven in bijlage 2.
Beheer en onderhoud mogen nooit het sluitstuk zijn van een project. Aanpassingen aan de lay-out van de bebouwing of de openbare ruimte hebben onherroepelijk gevolgen voor het beheer van diezelfde bebouwing en buitenruimte. Een goed beheermanagement is essentieel en noodzakelijk. Niet alleen vanuit het oogpunt van leefbaarheid en duurzaamheid, maar ook vanuit het oogpunt van effectiviteit en efficiëntie.
Het organiseren van het beheer neemt een belangrijke plaats in bij de ontwikkeling van nieuwe projecten. Dit betekent een continue en open communicatie met betrokken partijen om de praktische toepasbaarheid van het ontwerp kritisch te bekijken vanuit het perspectief van beheer. Ten behoeve van het beheer moeten vooraf kaders gesteld worden aan het ontwerp.
Een verplicht onderdeel van de toets door de gemeente is een beheerkostenraming die gemaakt wordt door de initiator. De beheerkostenraming geeft inzicht in het groot- en klein onderhoud met een doorkijk voor 10 jaar. De beheerkostenraming moet in de ontwerpdocumenten worden meegenomen. Het is een berekening van de nieuwe beheersituatie ten opzichte van de oude beheersituatie. De beheerkostenraming wordt als onderdeel van de ontwerpdocumenten door het college vastgesteld.
In het overdrachtsdocument wordt de overdracht naar beheer vastgelegd. De initiator is verantwoordelijk om met de gemeente af te stemmen welke overdrachtsdocumenten er vanuit het project geëist worden. Te denken valt aan:
De opdrachtdocumenten worden door de gemeente getoetst en na schriftelijke acceptatie is het werk definitief opgeleverd en wordt het overgedragen naar beheer.
De vastgestelde ambitieniveaus voor de openbare ruimte komen voort uit de CROW- beeldkwaliteitscatalogus. Er wordt bij inrichting onderscheidt gemaakt in beeldkwaliteit A en B. Beeldkwaliteit A geldt voor de centra. Voor de overige gebieden geldt voor de inrichting beeldkwaliteit B.
Gemeente Uithoorn heeft een kwaliteitsplan openbare ruimte (KOR) waarin de beeldkwaliteitseisen per gebied zijn gedefinieerd. In de nabije toekomst wordt het kwaliteitsplan openbare ruimte (KOR) doorontwikkeld naar een Integraal beleidsplan openbare ruimte (IBOR).
Speelruimte in de LIOR zit veelal in de hedendaagse maatschappelijke thema’s als duurzaamheid, circulaire economie en het klimaatbestendig maken van de buitenruimte. Thema’s als biodiversiteit, droogte, hitte en wateroverlast vragen om een andere inrichting van de buitenruimte, waarbij afgeweken kan worden van de LIOR. Mocht er afgeweken worden dan zal de initiator de afwijking goed moeten motiveren en schriftelijk voorleggen aan de gemeente.
De LIOR is opgebouwd aan de hand van de assets. Per assets zijn er ontwerpcriteria opgesteld. Bij de ontwerpcriteria wordt de hardheid van de voorwaarde beschreven. De volgende twee categorieën worden onderscheiden:
De eisen en randvoorwaarden die in dit handboek als “hard” worden gedefinieerd, zijn eisen op basis van landelijke wetgeving, gemeentelijk beleid, regels of besluiten, of strenge kwaliteitseisen met betrekking tot bijvoorbeeld veiligheid. Er kan niet worden afgeweken van deze randvoorwaarden.
Een aanbeveling is ingegeven door het streven een bepaald doel te bereiken. Van een aanbeveling kan in overleg met de gemeente worden afgeweken. Dat kan bijvoorbeeld als het doel met een andere maatregel kan worden bereikt, of als de gemeente andere doelstellingen in een specifiek geval heeft.
De hardheid van de norm geeft de ruimte die er is om van een specifieke voorwaarde af te wijken. Van een wettelijke bepaling kan niet worden afgeweken: er zal (tenminste) moeten worden voldaan aan deze voorwaarde. Van een eis kan niet worden afgeweken, tenzij de initiator kan aantonen dat een voorgestelde oplossing gelijkwaardig of beter is en hier een bestuurlijk besluit op wordt genomen. Ook kan van een regel of richtlijn worden afgeweken als het bestuur beoordeelt dat de voorwaarde in een bepaald geval onmogelijk of onnodig is.
Er is onderscheid gemaakt in de volgende assets:
Wettelijke bepalingen, landelijke richtlijnen, gemeentelijke beleidseisen en externe regelgeving dienen te allen tijde overgenomen te worden. Daarnaast zijn er aanbevelingen vanuit de gemeente die als uitgangspunt dienen. Voor goedkeuring op het Plan van Aanpak moet rekening worden gehouden met het uitwerken van berekeningen, onderzoeken en documenten. De initiator is verantwoordelijk voor het vergaren van de kennis en het opvragen van de beleid- en beheerdocumenten.
In het kader van duurzaam inkopen zijn naast de LIOR de “Criteria voor duurzaam inkopen” auteur Agentschap NL in opdracht van het Ministerie van VROM van toepassing (gericht op de criteria voor duurzame materialen).
Daarnaast dienen de te leveren bouwstoffen te voldoen aan de daarvoor bestaande Nederlandse normen, ook al worden deze materialen en deze normen niet in de leidraad genoemd.
Bouwstoffen dienen met een erkende kwaliteitsverklaring te worden geleverd. Als erkende kwaliteitsverklaring hanteert de gemeente:
De bouwstoffen transporteren, opslaan en verwerken in overeenstemming met de voorschriften in de desbetreffende normen, ontwerpen, kwaliteitseisen en beoordelingsrichtlijnen, dan wel in overeenstemming met de richtlijnen opgenomen in de KOMO- certificaten van de betreffende bouwstoffen. Aanwijzingen van de leverancier en/of van de gemeente voor het vervoeren, lossen en/of opslaan van de materialen opvolgen.
Het te leveren hout of hout verwerkt in te leveren (hout)producten dient aantoonbaar duurzaam geproduceerd te zijn. Onder aantoonbaar duurzaam geproduceerd hout wordt verstaan: hout dat voldoet aan de Dutch Procurement Criteria for Timber ten aanzien van duurzaam bosbeheer en de handelsketen, volgens de bijbehorende beoordelingsmethode, zoals op 24 juli 2008 vastgesteld door de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer. De criteria zijn te vinden op www.tpac.smk.nl, onder "Documents".
Indien hardhout wordt toegepast: in bestek opnemen dat leverancier een chain of custody- nummer moet hebben. Hardhout moet voldoen aan NEN 3180 klasse 1. Alternatieve materialen moeten tenminste voldoen aan de duurzaamheid als omschreven in de NEN 3180 klasse 1.
De wettelijke bepalingen dienen te allen tijde te worden overgenomen. De initiator wordt geacht bekend te zijn met de voor het ontwerp en uitvoering van belang zijnde wettelijke voorschriften. Voor de inrichting van de openbare ruimte wordt ten alle tijden de meest actuele wet- en regelgeving als geldend beschouwd.
Voor de verschillende assets zijn beheer- en beleidsplannen opgesteld. Hierin staan eisen die gelden voor het ontwerpen en ontwikkelen van de openbare ruimte. De ontwikkelaar dient de beheer- en beleidskaders mee te nemen in het planproces. Een lijst van vastgestelde documenten is te vinden in bijlage 1: Beleidsnota’s. Vraag altijd na bij de gemeente in hoeverre de lijst nog actueel en volledig is, aangezien (beleids)nota’s tussentijds kunnen worden gewijzigd of aangevuld.
Het toekomstbestendig maken van de buitenruimte vraagt om invulling te geven aan thema’s als klimaatadaptatie, biodiversiteit en participatie. Het is veelal de speelruimte voor de ontwerper om zijn kennis en creativiteit te gebruiken voor het ontwerpen van een innovatieve, toekomstbestendige en duurzame buitenruimte.
Het ambitieniveau is een vastgestelde beeldkwaliteit voor het beheer en de inrichting van de verschillende onderdelen van de openbare ruimte binnen de zes structuurgebieden. De structuurgebieden zijn opgenomen in het kwaliteitsplan openbare ruimte (KOR) van de gemeente Uithoorn:
Per deelgebied wordt de kwaliteit bepaald op verschillende gebieden als groen, verharding, straatmeubilair, oevers:
De vastgelegde beeldkwaliteit dient in het dagelijks en planmatig beheer van de openbare ruimte gehandhaafd te kunnen worden. Bij de inrichting van de openbare ruimte dient hier bij de aanleg rekening mee gehouden te worden.
De ontwerpeisen zoals beschreven in hoofdstuk 3 LIOR zijn gebaseerd op het beeldkwaliteit niveau B. Voor locaties met beeldkwaliteit A kunnen aanvullende eisen worden gesteld en is meer ruimte voor maatwerk.
Er is een minimale levensduur voorgeschreven om te garanderen dat de overlast en de kosten van groot onderhoud en vervanging geminimaliseerd blijven en daarnaast het materiaalgebruik en de milieubelasting beperkt blijven.
De ontwerplevensduur van de afzonderlijke elementen moet in overeenstemming zijn met het gemeentelijk beleid zoals verwoord in de beleids- en beheerplannen. In onderstaande tabel is een opsomming gemaakt van de minimale ontwerplevensduur van de elementen waarvan deze is vastgesteld.
De ontwerplevensduur is de structurele levensduur van de volledige constructie of installatie. Dit betekent dat gedurende deze periode normaal onderhoud of reparaties nodig zullen zijn, maar onder de te verwachten omstandigheden geen groot onderhoud of vervanging. Bij het inrichten van de openbare ruimte dienen deze minimale termijnen in acht te worden genomen bij de ontwerp- en materiaalkeuze.
Element Ontwerplevensduur in jaren
In zettingsgevoelige gebieden kan de ontwerplevensduur afwijken. Deze afwijking dient in het proces schriftelijk te worden voorgelegd aan de gemeente, conform het gestelde in paragraaf 3.1 uit bijlage 2 van de LIOR (Procedure van afwijking).
In deze paragraaf worden de algemene randvoorwaarden die bij de inrichting van de openbare ruimte meegenomen moeten worden. Het zijn de overkoepelende randvoorwaarden in het inrichtingsproces.
3.3 Bewegwijzering en markering
4.1 BIV Bitumineuze verharding (asfalt)
6.2 Kabel en leidingprofiel (dwarsdoorsnede)
9.6 Heesters (opgaand en sierheesters)
10.5 VRI (verkeersregelinstallatie)
13.2 Opstelplaats minicontainers
Voor de verschillende assets zijn beleid- en beheerplannen opgesteld. Hierin staan richtlijnen die gelden voor het ontwerpen en ontwikkelen van de openbare ruimte. De ontwikkelaar dient rekening te houden met de beheer- en beleidskaders en deze mee te nemen in het ontwerpproces. De onderstaande opsomming is niet limitatief en dient door initiator bij de gemeentelijke projectleider te worden nagevraagd. De meest actuele versie van het betreffende beleid wordt als geldend beschouwd.
Structuurvisie gemeente Uithoorn
Kwaliteitsplan openbare ruimte (KOR)
Investeringsagenda fiets Vervoerregio Amsterdam
Beleidsregels publieke oplaadinfrastructuur elektrische voertuigen
Uithoorns Verkeer- en Vervoerplan (UVVP)
Algemene verordening ondergrondse infrastructuren Uithoorn
Handboek kabels en leidingen Uithoorn
Schaderegeling ingravingen kabels en leidingen Uithoorn
Toelichting verlegregeling Uithoorn
Beleid en beheerplan gemeentelijke watergangen
Handboek onderhoud oppervlaktewater
Gemeentelijk rioleringsplan Uithoorn
Beheerplan openbare verlichting
Groenbeleidsplan zicht op groen
Afvalstoffenverordening Uithoorn (Uitvoeringsbesluit)
Beleidsregels voor locatieplannen van ondergrondse containers
Bijlage 2: proces en planfases
In dit hoofdstuk zijn de verschillende planfases uitgewerkt die voor de inrichting van de openbare ruimte van belang zijn.
Binnen de gemeente worden op diverse afdelingen initiatieven ontwikkeld met betrekking tot inrichting van de openbare ruimte. Daarnaast komen er verzoeken van externe partijen, die tot aanpassing en uitbreiding van de openbare ruimte leiden. Het gevolg is dat meerdere afdelingen binnen de gemeente werken aan het inrichten van de openbare ruimte.
Per planfase kunnen de verantwoordelijkheden van de diverse afdelingen, binnen gemeente en Duo+, verschillen. Het is voor alle partijen belangrijk om te weten in welke planfase een project zit, zodat ook duidelijk is op welk detailniveau er advisering of toetsing verwacht wordt en door wie.
De verschillende delen van de LIOR zijn aan de planfases van het proces gekoppeld. In elke planfase worden tussentijdse producten getoetst door de gemeente. Bij schriftelijke goedkeuring kan worden doorgegaan naar de volgende planfase. Bij afkeuring wordt de procedure van afwijking gestart en dient het product te worden aangepast zodat het binnen de randvoorwaarden past (zie paragraaf 3.1) en vervolgens opnieuw ter toetsing aangeboden aan de gemeente. De te nemen stappen binnen een project zijn afhankelijk van de aard en complexiteit van het betreffende project en te allen tijde ter beoordeling aan de gemeente.
Indien er wordt afgeweken van de LIOR dient de procedure van afwijking doorlopen te worden.
De aanvrager moet de voorgestelde afwijking duidelijk omschrijven en afbakenen en tevens onderbouwd en overtuigend motiveren:
De aanvrager moet de voorgestelde afwijking schriftelijk voorleggen aan de gemeente. De gemeente zal eerst beoordelen in hoeverre er wordt afgeweken van de LIOR en vervolgens een onderbouwde afweging maken voor de toepassing van de afwijking. Pas na schriftelijke goedkeuring door de gemeente kan de afwijkende oplossing worden toegepast.
In de initiatiefase wordt door middel van een startdocument bepaald of het initiatief kan worden uitgewerkt. Er vindt een bestuurlijke en/of een ambtelijke toetsing plaats op het startdocument of deze voldoet en er kan worden doorgegaan naar de definitiefase. Bij schriftelijke goedkeuring van het startdocument wordt de LIOR overgedragen aan de initiator van het project.
Figuur 3.1 Proces initiatiefase
In het startdocument wordt door de initiator het initiatief geformuleerd. Het startdocument bevat minimaal de volgende punten:
De initiator is verantwoordelijk om het format van het startdocument op te vragen bij de gemeente. Het gebruik van een eigen startdocument door de initiator is toegestaan als deze voldoet aan de gestelde eisen vanuit de gemeente. De verantwoording en het risico liggen in dit geval bij de initiator.
In de definitiefase wordt een concept projectplan opgesteld. Er vindt een bestuurlijke en/of een ambtelijke toetsing plaats op deel 1: Beleidskaders en procesbeschrijving LIOR. Bij schriftelijke goedkeuring van het projectplan wordt doorgegaan naar de ontwerpfase. Bij afkeuring volgt de procedure van afwijking.
Figuur 3.2 Proces definitiefase
In het projectplan worden de ontwerpuitgangspunten gedefinieerd. De ontwerpuitgangspunten komen voort uit de beleid- en beheerstukken. Het zijn de harde eisen waar het ontwerp aan voldoen moet. Het projectplan is een verdieping van het startdocument en bevat minimaal de volgende punten:
De initiator is verantwoordelijk om het format van het projectplan (startdocument deel 2) op te vragen bij de gemeente.
In de ontwerpfase worden de ontwerpdocumenten getoetst aan Deel 2 ontwerpcriteria LIOR. De ontwerpdocumenten kunnen bestaan uit een schetsontwerp, voorlopig ontwerp en/of definitief ontwerp. De complexiteit en aard van het project bepaald of er een ambtelijke en/of bestuurlijke beslissing genomen moet worden. Bij goedkeuring van de ontwerpdocumenten mag er worden doorgegaan naar de voorbereidingsfase. Bij afkeuring volgt de procedure van afwijking.
Figuur 3.3: Proces ontwerpfase
Het ambtelijke orgaan toets de ontwerpdocumenten op de ontwerpcriteria uit de LIOR. In de ontwerpdocumenten dient minimaal te zijn opgenomen:
In de definitieve ontwerpdocumenten dient het detailniveau dermate hoog te zijn dat er een complete toetsing kan plaatsvinden aan de ontwerpcriteria uit deel 2 van de LIOR. Het gemeentelijke bestuur besluit of de ontwerpdocumenten voldoet aan de beleidskaders uit deel 1 van de LIOR en doorgegaan mag worden naar de voorbereidingsfase.
De definitieve ontwerpdocumenten bestaan ten minste uit:
De definitieve documenten die aangeleverd dienen te worden door initiator zijn nader te bepalen per project en in overleg met de gemeente.
De initiator is in deze fase verplicht het beheer te onderbouwen en een budgetraming voor het klein en groot onderhoud aan te leveren met doorkijk van 10 jaar. De gemeente toetst de budgetraming. De toetsing kan resulteren in een aanpassing van de ontwerpdocumenten waarna de Procedure van afwijking van toepassing is. Bij schriftelijk akkoord wordt doorgegaan naar de voorbereidingsfase.
In de voorbereidingsfase worden het bestek en de bestektekeningen getoetst aan deel 2 Ontwerpcriteria en deel 3 materialenboek van de LIOR. Bij goedkeuring mag worden doorgegaan naar de realisatiefase. Bij afkeuring volgt de procedure van afwijking.
Figuur 3.4: Proces voorbereidingsfase
Het bestek is de definitieve toetsing voor de realisatie van het ontwerp. De projectleider toetst of het bestek voldoet aan deel 2 en deel 3 ontwerp en materiaalgebruik van de LIOR
In de realisatiefase vindt de laatste toetsing plaats bij de oplevering van het project aan deel 42 van de LIOR. De gemeente toetst het overdrachtsdocument.
Afwijkingen in de realisatiefase dienen via de procedure van afwijking tijdig aan de gemeente schriftelijk kenbaar gemaakt te worden. Afwijkingen die consequenties hebben voor het toekomstige beheer dienen door de initiator inzichtelijk gemaakt te worden door het aanleveren van een aangepaste beheerraming voor het klein en groot onderhoud met een doorkijk van 10 jaar. Na schriftelijke goedkeuring door de gemeente kunnen de afwijkingen worden doorgevoerd.
Na oplevering is de initiator verantwoordelijk voor het opstellen en aanleveren van het revisiedocument als onderdeel van het overdrachtsdocument. Wijzigingen en afwijkingen in inrichting en beheer dienen beschreven te worden. Financiële afwijkingen ten opzichte van de kostenraming(en) vanuit de DO fase en het resultaat na de uitvoering dienen inzichtelijk te worden gemaakt door de initiator. Daarbij moeten de consequenties (zowel positief als negatief) voor het toekomstige beheer zijn onderbouwd. Ambtelijke goedkeuring is noodzakelijk voor de acceptatie van het werk en de overdracht naar beheer. In deze paragraaf wordt beschreven waar het overdrachtsdocument minimaal aan moet voldoen.