Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Amstelveen

Verordening burgerinitiatief gemeente Amstelveen 2008

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieAmstelveen
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening burgerinitiatief gemeente Amstelveen 2008
CiteertitelVerordening burgerinitiatief gemeente Amstelveen 2008
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling vervangt de Verordening burgerinitiatief gemeente Amstelveen 2005.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Gemeentewet, art. 149

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-12-2008Nieuwe regeling

07-10-2008

Amstelveens Weekblad d.d. 22-10-2008

08-73

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening burgerinitiatief gemeente Amstelveen 2008

 

 

Artikel 1

In deze verordening wordt verstaan onder een burgerinitiatiefvoorstel: een voorstel van een initiatiefgerechtigde om een onderwerp of een voorstel op de agenda van de vergadering van de raad te plaatsen.

Artikel 2
  • 1.

    Het voorzittersoverleg plaatst het voorstel op de agenda van de eerstvolgende raadscommissie die erover gaat indien daartoe door een initiatiefgerechtigde een geldig verzoek is ingediend. Nadat in de commissie voldoende informatie voor besluitvorming vergaard is, wordt het initiatiefvoorstel op de agenda van de vergadering van de raad geplaatst.

  • 2.

    Ongeldig is het verzoek dat:

    • a.

      niet door ten minste 100 initiatiefgerechtigden wordt ondersteund;

    • b.

      een onderwerp als bedoeld in artikel 4 bevat, of;

    • c.

      niet voldoet aan de voorwaarden, gesteld in artikel 5.

Artikel 3
  • 1.

    Initiatiefgerechtigd zijn degenen die kiesgerechtigd zijn voor de verkiezing van de leden van de raad.

  • 2.

    Voor de beoordeling of aan de vereisten voor initiatiefgerechtigdheid is voldaan, is de hoedanigheid op de dag van indiening van het verzoek bepalend.

Artikel 4
  • 1.

    Een burgerinitiatiefvoorstel kan geen betrekking hebben op:

    • a.

      een onderwerp dat niet behoort tot de bevoegdheid van de raad;

    • b.

      een vraag over het gemeentelijk beleid;

    • c.

      een klacht in de zin van hoofdstuk 9 van de Algemene wet bestuursrecht over een gedraging van het college;

    • d.

      een bezwaar in de zin van hoofdstuk 7 van de Algemene wet bestuursrecht tegen een besluit van het gemeentebestuur;

    • e.

      een onderwerp waarover korter dan vier jaar voor indiening van het burgerinitiatief door de raad een besluit is genomen, tenzij nieuwe argumenten tot een nieuwe afweging zouden kunnen leiden;

    • f.

      onderwerpen die privé-belangen betreffen.

  • 2.

    Een burgerinitiatief over een onderwerp of voorstel dat niet behoort tot de bevoegdheid van de raad, maar wel valt onder de bevoegdheid van het gemeentebestuur, zal door de raad, eventueel vergezeld van zijn advies, worden doorgezonden naar het college of naar de burgemeester in de hoedanigheid van portefeuillehouder.

  • 3.

    Het college of de burgemeester zal een onderwerp of voorstel als bedoeld in lid 2 behandelen als ware het een burgerinitiatief.

Artikel 5
  • 1.

    Het verzoek tot plaatsing van een burgerinitiatiefvoorstel op de agenda van de betreffende commissievergadering wordt schriftelijk en gedagtekend, via de griffier, ingediend bij de burgemeester namens het voorzittersoverleg. Formulieren voor indiening van een burgerinitiatief zijn bij de griffie verkrijgbaar en kunnen – na invulling – weer bij diezelfde griffie worden ingediend. De griffie zal de initiatiefnemer gedurende de verdere procedure adviseren en begeleiden.

  • 2.

    Het verzoek tot burgerinitiatief bevat ten minste:

    • a.

      een nauwkeurige omschrijving van het voorstel;

    • b.

      een toelichting op het voorstel;

    • c.

      de achternaam, de voornamen, het adres, de geboortedatum en de handtekening van de verzoeker en zijn/haar plaatsvervanger, en;

    • d.

      een lijst met de voornamen, achternamen, adressen, geboortedata en handtekeningen van de initiatiefgerechtigden die het verzoek ondersteunen.

  • 3.

    Voor het indienen van het verzoek wordt gebruik gemaakt van het in bijlage 1 van deze verordening opgenomen model.

  • 4.

    Voor het indienen van de ondersteuningsverklaringen wordt gebruik gemaakt van het in bijlage 2 van deze verordening opgenomen model.

Artikel 6
  • 1.

    Het voorzittersoverleg beslist in de eerstvolgende vergadering na de datum van indiening van het verzoek of het burgerinitiatiefvoorstel op de agenda van de vergadering van de commissie wordt geplaatst, met dien verstande dat ten minste twee weken is gelegen tussen de dag van indiening van het verzoek en de dag van de vergadering waarin op het verzoek wordt beslist. Het verzoek wordt slechts dan afgewezen, wanneer het ongeldig is.

  • 2.

    De griffier nodigt de verzoeker schriftelijk uit voor de commissievergadering waarvoor het burgerinitiatiefvoorstel is geagendeerd. De verzoeker of zijn plaatsvervanger heeft tijdens deze vergadering de gelegenheid om zijn burgerinitiatiefvoorstel mondeling nader toe te lichten.

  • 3.

    Zo spoedig mogelijk nadat de raad over het burgerinitiatiefvoorstel een besluit heeft genomen wordt dit besluit bekendgemaakt door kennisgeving van het besluit of van de zakelijke inhoud ervan in een van overheidswege uitgegeven blad of een dag-, nieuws- of huis-aan-huisblad, dan wel op een andere geschikte wijze.

  • 4.

    Tegelijkertijd met de bekendmaking wordt van het besluit mededeling gedaan aan verzoeker en diens plaatsvervanger. De initiatiefnemer wordt daarna ingelicht over de vervolgstappen inzake de uitwerking van het burgerinitiatief.

  • 5.

    Indien een burgerinitiatief is afgewezen, is sprake van een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht waartegen bezwaar en beroep open staat.

Artikel 7

De burgemeester brengt jaarlijks in het Burgerjaarverslag verslag uit over de werking van het recht van burgerinitiatief in de praktijk.

Artikel 8
  • 1.

    Deze verordening kan worden aangehaald als Verordening burgerinitiatief gemeente Amstelveen 2008.

  • 2.

    Deze verordening treedt in werking per 1 december 2008.

     

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 7 oktober 2008.

Artikelsgewijze toelichting op de Verordening burgerinitiatief gemeente Amstelveen

Artikel 1

In deze bepaling is er voor gekozen de term “burgerinitiatiefvoorstel” ruim te hanteren. Deze ruime definitie biedt de mogelijkheid dat burgers een onderwerp of een voorstel bij de raad, zonder dat hierbij een concreet voorstel is gevoegd, indienen. Uiteraard hebben burgers ook de vrijheid om een concreet voorstel in te dienen.

Artikel 2

Uit dit artikel volgt dat de raad een burgerinitiatiefvoorstel op de agenda van een commissievergadering moet plaatsen indien er sprake is van een geldig verzoek, ingediend door een initiatiefgerechtigde. De commissievergadering zal zich in dat geval dus in ieder geval moeten uitspreken over het burgerinitiatiefvoorstel. Van een geldig verzoek is sprake als:

  • a.

    het verzoek door ten minste 100 initiatiefgerechtigden wordt ondersteund;

  • b.

    het onderwerp van het burgerinitiatiefvoorstel niet in artikel 4 is uitgezonderd; en

  • c.

    aan de in artikel 5 gestelde procedurele voorwaarden wordt voldaan.

In artikel 3 (zie hierna) wordt nader omschreven wanneer een persoon initiatiefgerechtigd is.

Over het vereiste dat het verzoek door ten minste een bepaald aantal initiatiefgerechtigden wordt ondersteund kan het volgende worden opgemerkt. Het burgerinitiatief biedt burgers de mogelijkheid om invloed uit te oefenen op de agenda van de raad. Het is daarom een inbreuk op het uitgangspunt dat de raad zijn eigen agenda vaststelt. Dit is alleen gerechtvaardigd als het burgerinitiatiefvoorstel ook daadwerkelijk door een bepaald gedeelte van de bevolking wordt gedragen.

In de praktijk is in Amstelveen het ‘voorzittersoverleg’ verantwoordelijk voor het opstellen van de concept-agenda’s van de raadscommissies. Dat wil zeggen dat het voorzittersoverleg het initiatief in ontvangst neemt om het te agenderen voor de daartoe bestemde raadscommissie. Als datum wordt uitgegaan van de eerstvolgende vergadering van de commissie. Het voorzittersoverleg vergadert twee weken voor de commissievergaderingen en stelt dan de agenda vast.

De doorlooptijd voor de behandeling van een burgerinitiatief wordt aanzienlijk ingekort. In de huidige formulering moet een burgerinitiatief bij de commissie worden ingediend. Dat moet twee weken voordat de commissie vergadert. Vervolgens beslist de commissie of er voldoende informatie beschikbaar is om het burgerinitiatief te agenderen voor de komende commissievergadering. Dat is in de regel vijf á zes weken later. En vervolgens kan het burgerinitiatief worden geagendeerd voor de raadsvergadering (twee weken later). De totale doorlooptijd is dan negen á tien weken. Door de toetsing en de agendering bij het voorzittersoverleg neer te leggen wordt de doorlooptijd in principe ingekort tot zes weken. De commissie besluit overigens over haar eigen agenda en blijft inhoudelijk verantwoordelijk voor de behandeling van het burgerinitiatief.

Artikel 3

Het ligt voor de hand het initiatiefrecht toe te kennen aan kiesgerechtigden voor de gemeenteraadsverkiezingen, vanuit de gedachte dat het burgerinitiatief een instrument is om burgers bij de besluitvorming van de raad te betrekken en die besluitvorming te beïnvloeden. Wie kiesgerechtigd is, is vastgelegd in artikel B 3 van de Kieswet. Voor de toetsing of aan de vereisten voor initiatiefgerechtigdheid is voldaan, lijkt het moment van indiening van het verzoek aangewezen. Het verzoek vindt immers formeel op dit moment plaats. Om te kunnen onderzoeken of op dat moment wordt voldaan aan de vereisten, zijn verschillende gegevens nodig. Welke dat zijn wordt geregeld in artikel 5.

Artikel 4

De beperkingen die dit artikel stelt aan de inhoud van een burgerinitiatiefvoorstel vloeien vooral voort uit doelmatigheidsoverwegingen. Het is bijvoorbeeld weinig efficiënt om de raad te belasten met de beraadslaging over een onderwerp waarover de raad uiteindelijk geen beslissende bevoegdheid heeft. Een ander argument voor deze uitzondering is, dat de afstand tussen burger en bestuur alleen maar zou worden vergroot als de burger na het doorlopen van de burgerinitiatiefprocedure te horen krijgt dat de raad niets met het burgerinitiatiefvoorstel kan doen, omdat hij er niet over gaat.

Een vraag over gemeentelijk beleid kan ook geen onderwerp van een burgerinitiatief zijn. Voor dit soort vragen staan de burger andere wegen open, zoals het spreekrecht in een commissievergadering of een spreekuur van een wethouder.

Ook moet voorkomen worden dat het burgerinitiatief andere procedures zoals de bezwaar- of de klachtprocedure doorkruist. Met het oog hierop kan worden bepaald dat het burgerinitiatiefvoorstel geen bezwaar tegen een genomen besluit of een klacht over een gedraging van het college kan inhouden. Hiervoor heeft de burger andere wegen. Tenslotte is het evenmin de bedoeling dat zaken, die recent nog in de raad aan de orde zijn geweest, opnieuw onderwerp van bespreking worden als gevolg van een burgerinitiatief. Dit zou de besluitvorming in de raad te zeer kunnen frustreren. Daarbij kan een raad zelf bepalen welke termijn hij daarvoor geschikt acht. Gekozen kan worden voor de duur van een raadsperiode (vier jaar) terugrekenend vanaf het moment dat het burgerinitiatief wordt ingediend. Vasthouden aan de zittingstermijn van een gemeenteraad zou betekenen dat een voorstel betrekking kan hebben op een onderwerp waar de raad een jaar geleden een besluit over heeft genomen of ook vier jaar geleden. Daarom vier jaar voor alle burgerinitiatieven. Met uitzondering echter van situaties waar sprake is van gewijzigde omstandigheden of nieuwe informatie. Het is dan aan de initiatiefnemer om aan te tonen dat het initiatief een nieuw voorstel betreft dat nog geen onderwerp van een raadsbesluit is geweest.

Als blijkt dat een burgerinitiatief over een onderwerp of voorstel gaat dat niet behoort tot de bevoegdheid van de raad, maar wel valt onder de bevoegdheid van het gemeentebestuur, dan is het correct om het toch in behandeling te nemen. Voor de meeste burgers is de gemeente een geheel. Een burgerinitiatief dat wordt doorgestuurd naar college of burgemeester als portefeuillehouder, is geen burgerinitiatief meer volgens de definitie van artikel 1 van deze verordening. Lid 3 is bedoeld om te voorkomen dat college of burgemeester een initiatief om die reden terzijde kan schuiven.

Artikel 5

Het ligt voor de hand om het burgerinitiatief bij de voorzitter van de raad, tevens voorzitter van het voorzittersoverleg, te laten indienen. Om de voortgang van het burgerinitiatief ordelijk te laten verlopen, is het onvermijdelijk dat aan het verzoek een aantal minimumeisen wordt gesteld. Het is uit praktische overwegingen zoals uniformiteit, overzichtelijkheid en duidelijkheid raadzaam, dat indiening van een burgerinitiatief plaatsvindt door middel van een standaardformulier. Op dit formulier zal de initiatiefnemer naast het voorstel en een toelichting in ieder geval zijn personalia moeten aangeven. Ter voorkoming van fraude met namen kan gevraagd worden naar personalia, zoals adressen en geboortedata. Op grond van deze gegevens kan de gemeente onderzoeken of het initiatief de steun van voldoende daartoe gerechtigde personen heeft. Op grond van deze gegevens kan de gemeente onderzoeken of het verzoek de steun van voldoende daartoe gerechtigde personen heeft. Voorbeelden van dergelijke formulieren zijn opgenomen in bijlage 1 en 2.

Artikel 6

De burger moet erop kunnen vertrouwen dat de commissie haar voorstel spoedig toetst aan de vereisten en een besluit neemt over de behandeling. Hierin voorziet het eerste lid. Het gaat erom een termijn te kiezen die niet te lang is, maar ook niet zo kort dat ze onvoldoende is om het voorstel te kunnen controleren. Verzoeken die niet tot de bevoegdheden van de raad behoren, kan de commissie doorzenden naar het college. Dat zal met name gebeuren als het college wel bevoegd is.

Met het vierde tot en met zevende lid worden vooral waarborgen gecreëerd voor transparantie bij de afhandeling van een burgerinitiatiefvoorstel door zowel de commissie als de raad. Op grond van het zevende lid wordt de verzoeker altijd schriftelijk meegedeeld wat er met het ingediende voorstel gebeurt. Dat kan dus een mededeling dat het verzoek wordt afgewezen of een inhoudelijk besluit zijn. Wordt het verzoek tot plaatsing van het burgerinitiatiefvoorstel door de commissie afgewezen, dan is er sprake van een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht waartegen bezwaar en beroep op de rechter openstaan. Besluit de raad het burgerinitiatiefvoorstel te agenderen, dan is er sprake van een voorbereidingsbeslissing die niet vatbaar is voor bezwaar of beroep (artikel 6:3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Afhankelijk van de inhoud van de beslissing op het initiatiefvoorstel zelf, zal er sprake zijn van een besluit in de zin van de Awb die vatbaar is voor bezwaar en beroep. Zo zal bijvoorbeeld bezwaar en beroep openstaan indien de raad naar aanleiding van het burgerinitiatiefvoorstel besluit een subsidie toe te kennen voor een bepaald project. Een ander voorbeeld is het besluit om een verordening op bepaalde punten aan te passen. Tegen een dergelijk besluit staan geen bezwaar en beroep bij de rechter open (artikel 8:2 van de Awb).

Artikel 7

Het artikel bepaalt dat de burgemeester verplicht is om jaarlijks, in zijn burgerjaarverslag, een verslag over het burgerinitiatief uit te brengen. Hierbij valt te denken aan getalsmatige gegevens (aantal ingediende, aantal toegewezen en aantal afgewezen burgerinitiatiefvoorstellen), alsmede aan een beknopt overzicht van de inhoud van de burgerinitiatiefvoorstellen, de besluiten van de raad op de burgerinitiatiefvoorstellen en de motivering op grond waarvan de raad tot deze besluiten is gekomen. Het Burgerjaarverslag biedt in dit kader tevens de mogelijkheid voor de raad om de werking van het initiatiefrechter voor de burger, te evalueren.