Organisatie | Noord-Holland |
---|---|
Organisatietype | Provincie |
Officiële naam regeling | Besluit van Gedeputeerde Staten en de commissaris van de Koning van de provincie Noord-Holland houdende regels omtrent mandaat, volmacht- en machtiging Human Resource Management (Besluit mandaat, volmacht- en machtiging Human Resource Management Noord-Holland) |
Citeertitel | Besluit mandaat, volmacht- en machtiging Human Resource Management Noord-Holland |
Vastgesteld door | gedeputeerde staten |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Deze regeling vervangt het Besluit mandaat, volmacht en machtiging Human Resource Management Noord-Holland 2016.
Deze regeling is tevens vastgesteld door de commisaris van de Koning.
afdeling 10.1.1 van de Algemene wet bestuursrecht
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
06-08-2019 | 01-01-2020 | nieuwe regeling | 16-07-2019 | 1237683/ 1237697 |
Gedeputeerde Staten van Noord-Holland en de commissaris van de Koning,
ieder voor wat zijn/haar bevoegdheden betreft;
Overwegende dat het naar aanleiding van de Collectieve Arbeidsvoorwaardenregeling Provincies 2018, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 19 maart 2019, en in het kader van de Wet normalisering rechtspositie ambtenaren wenselijk is om het mandaatbesluit te actualiseren en hernieuwd vast te stellen;
Gelet op afdeling 10.1.1 van de Algemene wet bestuursrecht;
Besluit mandaat, volmacht- en machtiging Human Resource Management Noord-Holland
Mandaat voor het nemen van besluiten en beschikkingen ter uitvoering van de bepalingen in de CAP 2019, de daaraan gerelateerde uitvoerings¬regelingen en de provinciale rechtspositieregelingen of protocollen en volmacht en machtiging tot het uitoefenen van de daarmee verbonden procedurele bevoegdheden wordt verleend aan:
Aan de voorzitter van Gedeputeerde Staten en de portefeuillehouder gezamenlijk wordt mandaat verleend voor het nemen van beschikkingen die de rechtspositie van de algemeen directeur betreffen en wordt volmacht en machtiging verleend tot het uitoefenen van de daarmee verbonden procedurele bevoegdheden.
Artikel 3 Bevoegdheden voorbehouden aan Gedeputeerde Staten
Het mandaat, de volmacht en de machtiging, bedoeld in artikel 2, heeft geen betrekking op beslissingen met betrekking tot:
Artikel 4 Bevoegdheden voorbehouden aan Gedeputeerde Staten of de portefeuillehouders
Het mandaat, de volmacht en de machtiging aan de algemeen directeur, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel b, heeft geen betrekking op beslissingen:
Artikel 5 Bevoegdheden voorbehouden aan Gedeputeerde Staten of portefeuillehouders of algemeen directeur
Het mandaat, de volmacht en de machtiging aan de directeuren, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel c, heeft geen betrekking op beslissingen met betrekking tot:
Artikel 7 Ondermandaat aan medewerkers
Ondermandaat, ondervolmacht en –machtiging aan medewerkers kan slechts verleend worden voor:
Artikel 9 Uitoefening ondermandaten
De uitoefening van de verleende ondermandaten, ondervolmachten en machtigingen geschiedt binnen de grenzen van de daarvoor vastgestelde budgetten en met inachtneming van het geldende recht en de geldende beleids- en uitvoerings¬regels.
De sectormanager Human Resource Management van de provincie houdt een mandaatregister bij, waarin dit besluit en de ondermandaat- volmacht en machtigingslijst, genoemd in artikel 8, wordt opgenomen.
Het Besluit mandaat, volmacht en machtiging Human Resource Management Noord-Holland 2016 wordt ingetrokken.
Haarlem, 16 juli 2019
Gedeputeerde Staten van Noord-Holland,
A.Th.H. van Dijk, voorzitter
R. Bergkamp, provinciesecretaris
Commissaris van de Koning
A.Th. H. van Dijk
Het Mandaatbesluit Human Resource Management heeft uitsluitend betrekking op de verlening van mandaat voor bevoegdheden van Gedeputeerde Staten op personeelsgebied, te weten het vaststellen van nadere regels (het nemen van besluiten van algemene strekking) en het nemen van rechtspositionele besluiten ten aanzien van ambtenaren (het treffen van beschikkingen) op basis van de CAP en bijbehorende uitvoeringsregelingen aan individuele leden van gedeputeerde staten, aan de algemeen directeur en aan de directeuren.
Tevens heeft dit mandaat ook betrekking op het besluit tot en het aangaan van overeenkomsten die voortvloeien uit de CAP. Te denken valt bijvoorbeeld aan het afsluiten van arbeidsovereenkomsten.
Als mandaatverlenend orgaan zijn en blijven Gedeputeerde Staten altijd bevoegd om zelf de gemandateerde besluiten te nemen. Ook kunnen zij voor bijzondere gevallen een regeling treffen die afwijkt van het bepaalde in dit besluit. De algemeen directeur kan op verzoek van de directeuren een ondermandaat voor de desbetreffende directie vaststellen.
Uit het systeem in deze regeling volgt dat een (onder)gemandateerde niet bevoegd is een beschikking te nemen die zijn/haar eigen rechtspositie raakt.
Aan een verleend mandaat ligt tevens het uitgangspunt ten grondslag dat dit ook betrekking heeft op de bijbehorende bevoegdheid om te beschikken over de daarvoor benodigde financiële middelen. Dat geeft meteen aan dat men als gemandateerde geen besluiten kan nemen als hiervoor geen of onvoldoende financiële middelen beschikbaar zijn.
Het mandaat aan de portefeuillehouder personeel en organisatie, de algemeen directeur en de directeuren is open, dat wil zeggen dat zij bevoegd zijn alle besluiten en beslissingen te nemen waartoe Gedeputeerde Staten bevoegd zijn.
Beschikkingen ten aanzien van de algemeen directeur worden in mandaat genomen door de voorzitter van Gedeputeerde Staten en de portefeuillehouder P&O gezamenlijk (lid 2).
Uitgezonderd hiervan zijn/haar benoeming, ontslag en schorsing van de algemeen directeur en de directeuren: dat gebeurt door GS plenair (artikel 3 onder r).
Onder procedurele bevoegdheden worden de bevoegdheden verstaan die samenhangen met de inhoudelijke besluitvorming. Zonder de uitoefening van deze bevoegdheden wordt de inhoudelijke besluitvorming belemmerd. Gelet op het afgeleide karakter van deze bevoegdheden moet met name worden gedacht aan feitelijke handelingen zoals het afdoen en voeren van correspondentie, verstrekken van informatie, het inwinnen van adviezen, het aangaan van bindend overleg en het verlenen van inspraak. Als er specifieke voorschriften zijn gegeven - bijvoorbeeld regels die de rechtspositie van de ambtenaar beogen te beschermen - moeten deze daarbij in acht worden genomen. In het algemeen is het niet noodzakelijk, dat uit de correspondentie of voorbereidingshandeling blijkt, dat zij verband houdt met een gemandateerde bevoegdheid.
Artikel 3 betreft een opsomming van de bevoegdheden die uitsluitend door GS plenair (GS-minute) worden uitgeoefend. Artikel 4 heeft betrekking op de bevoegdheden die door GS en de portefeuillehouders worden uitgeoefend).
Artikel 5 ziet toe op de uitoefening van een aantal bevoegdheden door GS, de portefeuillehouders en de algemeen directeur.
Met uitzondering van de bevoegdheden die zijn opgesomd in de artikelen 3, 4 en 5 kan de directeur de overige bestuursbevoegdheden uitoefenen. Onder het mandaat en volmacht van de directeur valt in ieder geval het nemen van een besluit tot het aangaan en het aangaan van een arbeidsovereenkomst op grond van artikel 610 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek.
De algemeen directeur kan het aan hem/ haar verleende mandaat ondermandateren aan (adjunct)sectormanagers, unitmanagers en – voor enkele onderwerpen – aan medewerkers. Dit ondermandaat heeft het karakter van een benoemd mandaat, met andere woorden: op de ondermandaatlijst moet nauwkeurig worden aangegeven aan welke functie waarvoor ondermandaat wordt verleend. Zaken die niet op de ondermandaatlijst staan vermeld, kunnen alleen worden afgedaan door de directeuren zelf, indien hun mandaat daartoe de bevoegdheid biedt. Anders zijn in ieder geval de algemeen directeur, de portefeuillehouder P&O en zijn/haar plaatsvervanger of uiteraard GS-plenair bevoegd.
Bij afwezigheid van de (onder)gemandateerde kan de formele plaatsvervanger het mandaat uitoefenen. De plaatsvervanger treedt immers in de functie van de (onder)gemandateerde. De ondermandaatstructuur wordt daarom opgehangen aan functiebenamingen en niet aan met name genoemde personen.
Bij de uitoefening van de gemandateerde bevoegdheden moet steeds de resterende budgetruimte in ogenschouw te worden genomen, aangezien overschrijding ervan in beginsel niet kan leiden tot bijstelling van het toegekende budget.
Afwijking van beleids- en uitvoeringsregels is alleen mogelijk, indien dat uitdrukkelijk is toegestaan. Indien de regeling of het beleid beleidsvrijheid biedt, dan spreekt het voor zich dat de uitoefening van de bevoegdheid ook in overeenstemming dient te zijn met beleid dat door de algemeen directeur in overleg met de ondernemings¬raad is vastgesteld. De gemandateerde bevoegdheden dienen, ook wanneer er een zekere beleidsvrijheid is, altijd met inachtneming van de algemene beginselen van behoorlijk bestuur te worden uitgeoefend.