Organisatie | Amstelveen |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening bestuurscommissie openbaar voortgezet onderwijs Amstelveen |
Citeertitel | Verordening bestuurscommissie openbaar voortgezet onderwijs Amstelveen |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | onderwijs |
Eigen onderwerp |
Deze verordening is ingetrokken per 1 augustus 2010 i.v.m. de oprichting van de Stichting voor Openbaar Voortgezet Onderwijs .
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
15-06-2006 | 01-08-2010 | 1e wijziging i.v.m. de Wet dualisering gemeentebestuur | 31-05-2006 Amstelveens Weekblad d.d. 14-06-2006 | 06-49 | |
01-08-1998 | Nieuwe regeling | 08-07-1998 Onbekend | 98-05 |
In deze verordening wordt verstaan onder:
de raad: de raad van de gemeente Amstelveen;
het college: het college van de gemeente Amstelveen;
het bevoegd gezag: het bevoegd gezag van de openbare school voor voortgezet onderwijs in Amstelveen als bedoeld in artikel 1 van de Wet op het Voortgezet onderwijs;
de bestuurscommissie: de bestuurscommissie ex artikel 82 van de Gemeentewet, die het bevoegd gezag is van de openbare school voor voortgezet onderwijs in Amstelveen;
de wet: de Wet op het Voortgezet onderwijs;
de school: de school voor openbaar voortgezet onderwijs in Amstelveen, als bedoeld in artikel 1 van de wet, vallend onder het bevoegd gezag;
de voorzitter van de centrale : degene die is belast met de eindverantwoordelijkheid directie voor de leiding van de school;
de locatiedirectie: degenen die zijn belast met de dagelijkse leiding van een locatie;
het managementteam: de voorzitter van de centrale directie en de leden van de locatiedirecties;
de leerlingen: de leerlingen op de school;
de medezeggenschapsraad: de medezeggenschapsraad als bedoeld in artikel 3 van de Wet Medezeggenschap Onderwijs;
de onderwijsbestuursdienst: de dienst die ten behoeve van de bestuurscommissie beleidsvoorbereidende en beleidsuitvoerende taken verricht, alsmede de op grond van het statuut als bedoeld in artikel 28.2 van deze verordening aan de onderwijsbestuursdienst gemandateerde bevoegdheden uitoefent.
HOOFDSTUK 2 TAKEN EN BEVOEGDHEDEN
De bestuurscommissie heeft met inachtneming van de in deze verordening omschreven bepalingen tot taak:
Ten aanzien van het stichten, omzetten, fuseren, splitsen, verplaatsen of opheffen van de school doet de bestuurscommissie voorstellen aan de raad en komt eerst tot uitvoering daarvan na voorafgaande toestemming van de raad; bij afwijking van het voorstel van de commissie regelt de raad de gevolgen.
HOOFDSTUK 3 SAMENSTELLING EN BENOEMING
Artikel 9 Tussentijdse vacatures
Binnen drie maanden na het ontstaan van een vacature van een lid van de bestuurscommissie wordt door de in het tweede lid van artikel 8 genoemde benoemingsadviescommissie een advies uitgebracht aan het college ter invulling van deze vacature. Indien uit de laatst gehouden sollicitatieprocedure meer geschikte kandidaten dan beschikbare zetels zijn voortgekomen, worden deze als eersten benaderd voor een vacature. Het college doet vervolgens zo spoedig mogelijk een voordracht aan de raad.
Artikel 11 Belangenverstrengeling
De leden van de bestuurscommissie mogen middellijk noch onmiddellijk deelnemen aan de leveringen en diensten ten behoeve van het openbaar voortgezet onderwijs Amstelveen, noch optreden als advocaat of adviseur in aangelegenheden, waarbij de school betrokken is. Zij mogen geen voordeel hoe ook genaamd en in welke vorm ook genieten ter zake van de school, noch op grond van hun lidmaatschap van de bestuurscommissie, enige gift, provisie of beloning aannemen.
De leden van de bestuurscommissie wordt geen vergoeding toegekend voor hun werkzaamheden anders dan een vacatiegeld voor het bijwonen van de bestuursvergaderingen en een tegemoetkoming in de door hen in verband met de uitoefening van hun functie gemaakte kosten.
Artikel 14 Schorsing en ontslag
De raad kan, op voorstel van het college, een lid van de bestuurscommissie schorsen en ontslaan, indien deze zijn of haar taak niet naar behoren vervult of handelt in strijd met deze verordening. De raad gaat, gehoord de bestuurscommissie, niet over tot het verlenen van ontslag voordat één maand is verstreken na de datum van de brief waarbij betrokkene in de gelegenheid is gesteld mondeling of schriftelijk te doen blijken van zijn of haar gevoelen omtrent de motieven van het aangezegde ontslag. Indien de raad drie maanden na schorsing geen besluit tot ontslag heeft genomen, vervalt de schorsing.
De bestuurscommissie vergadert ten minste vijf keer per jaar en voorts zo vaak dit door de voorzitter dan wel ten minste drie leden van de bestuurscommissie nodig wordt geoordeeld.
De bestuurscommissie kan op de vergadering, bedoeld in het tweede lid van dit artikel alleen over andere aangelegenheden dan die waarvoor de vergadering, bedoeld in het eerste lid van dit artikel, was belegd, beraadslagen of besluiten, indien ten minste de helft van het aantal zitting hebbende leden aanwezig is.
Artikel 21 Vertegenwoordiging in en buiten rechte
De bestuurscommissie wordt in en buiten rechte vertegenwoordigd door de voorzitter tezamen met een door de bestuurscommissie daartoe gemachtigde andere functionaris.
Artikel 23 Geheimhouding van stukken
De bestuurscommissie kan in een besloten vergadering op grond van het belang, genoemd in artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur, omtrent het in die vergadering behandelde en omtrent de inhoud van stukken, die ten behoeve van die vergadering aan de bestuurscommissie worden voorgelegd, geheimhouding opleggen.
Op grond van een belang, genoemd in artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur, kan de geheimhouding eveneens worden opgelegd door de voorzitter van de bestuurscommissie ten aanzien van stukken, die hij aan de bestuurscommissie overlegt. Daarvan wordt op de stukken melding gemaakt. De geheimhouding wordt in acht genomen totdat de bestuurscommissie haar opheft.
HOOFDSTUK 5 INFORMATIE EN TOEZICHT
Indien het college een besluit van de bestuurscommissie in strijd acht met het recht, het financieel of algemeen belang of deze verordening kan hij dit besluit schorsen. Hij legt dit besluit, na toepassing van het bepaalde in het tweede en derde lid van dit artikel, zo spoedig mogelijk voor aan de raad, die, gehoord de bestuurscommissie, beslist of het besluit van de bestuurscommissie in stand kan worden gehouden. Indien de raad beslist, dat het besluit van de bestuurscommissie wegens strijdigheid met de wet of deze verordening niet of niet geheel in stand kan worden gehouden voorziet hij zonodig in de zaak.
De in het tweede en derde lid van dit artikel bedoelde ontwerpbegroting en -rekening worden ongewijzigd door het college overgenomen, tenzij deze naar het oordeel van het college in strijd zijn met het recht of het algemeen of financieel belang van de gemeente. Het financieel belang van de gemeente mag daarbij niet zodanig worden geïnterpreteerd, dat minder ter beschikking wordt gesteld dan de rijksvergoedingen die ten behoeve van de school worden ontvangen.
In alle gevallen, de bestuurscommissie betreffende, waarin deze verordening niet voorziet, neemt de bestuurscommissie een beslissing.
Toelichting op de Verordening bestuurscommissie openbaar voortgezet onderwijs Amstelveen
In het navolgende is een algemene toelichting gegeven op de verordening als geheel en een aantal belangrijke zaken rond deze verordening. Daarna volgt een artikelsgewijze toelichting, waarin een aantal artikelen of leden van artikelen nader worden toegelicht.
De Verordening Bestuurscommissie openbaar voortgezet onderwijs Amstelveen regelt de wijze waarop het bestuur van de openbare school voor voortgezet onderwijs in de toekomst zal worden vormgegeven. Naar aanleiding van het rapport van Moret, Ernst & Young met betrekking tot de bestuursvorm openbaar onderwijs heeft ons college gekozen voor de specifieke bestuursvorm van een commissie ex artikel 82 van de Gemeentewet. Voor de achtergronden van deze keuze wordt in dit verband verwezen naar het rapport van Moret, Ernst & Young en de besluitvorming naar aanleiding daarvan.
De keuze voor deze specifieke bestuursvorm is overigens niet een definitieve. Indien het mogelijk blijkt in de toekomst voor een andere bestuursvorm te kiezen, dat wil zeggen indien de financiële belemmeringen van de doorbetaling naar het bijzonder onderwijs zullen zijn weggenomen, kan de huidige keuze worden heroverwogen. Daarmee is in de verordening rekening gehouden door het bepaalde in artikel 31, waar sprake is van een evaluatie. Te zijner tijd kan dit aspect dus opnieuw in discussie komen.
De voorliggende tekst is gebaseerd op het door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten in 1990 ontwikkelde model voor een dergelijke verordening. Tevens is met dank gebruik gemaakt van teksten van de gemeenten Zoetermeer en Maarssen, die inmiddels recent een kant en klare verordening hebben vastgesteld.
Met het vaststellen van deze verordening, de benoeming van de leden van de bestuurscommissie en het in functie treden van de bestuurscommissie is voor wat betreft het voortgezet onderwijs uitvoering gegeven aan de in het collegeprogramma en het activiteitenprogramma 1994-1998 vastgestelde doelstelling om het bestuur van het openbaar onderwijs op afstand te plaatsen. De noodzaak hiertoe was in de loop van 1996 des te meer actueel geworden, doordat het bestuurlijk overleg in het kader van de decentralisatie onderwijshuisvesting van start is gegaan. Juist daar bleek het feit, dat wanneer het college zowel het bestuur van de openbare school vormt als het lokale onderwijsbeleid gestalte moet geven, dit tot discussie over rollen en verantwoordelijkheden aanleiding geeft. In dat kader is het initiatief genomen om te komen tot een wijziging van de bestuursvorm. Daarbij is onderscheid gemaakt tussen het basisonderwijs en het voortgezet onderwijs. Deze laatste sector was in de loop van 1997 in een fusieproces betrokken, dat tot doel had te komen tot een gefuseerde openbare schoolgemeenschap per 1 augustus 1998. Aangezien in het najaar van 1997 dit fusieproces is beëindigd zal er voor het Amstelveen College een afzonderlijke bestuurscommissie ex artikel 82 van de Gemeentewet worden ingesteld.
Voor het basisonderwijs is er al een verordening opgesteld en door de raad in zijn vergadering van 21 januari 1998 vastgesteld, waarna de bestuurscommissie openbaar basisonderwijs naar verwachting per 1 augustus 1998 in functie kan treden.
De bestuurscommissie openbaar voortgezet onderwijs wordt belast met alle schoolbestuurlijke taken die op basis van de Grondwet, de Gemeentewet en de onderwijswetgeving zijn opgedragen aan het college van Amstelveen, met enkele specifieke uitzonderingen en onder bepaalde voorwaarden. Deze taken hebben met name betrekking op de inhoud van het onderwijs, de medezeggenschap, het personeel, de zorg voor leerlingen en de huisvesting. De verantwoordelijkheden van het college ten aanzien van stichting, opheffing en dergelijke van school kunnen niet overgedragen worden, omdat hier de garantiefunctie van voldoende openbaar onderwijs in het geding kan zijn. In artikel 5 is dit nader geregeld.
Verder zal de commissie vooraf overeenkomstig artikel 27 goedkeuring dienen te krijgen voor zaken als de begroting en de jaarrekening (aangezien de gemeente de financiële eindverantwoordelijkheid behoudt). Tevens dient de bestuurscommissie op grond van artikel 25 via een jaarverslag en perioderapportages verantwoording af te leggen aan de raad, waarbij het accent vooral ligt op de wezenskenmerken van het openbaar onderwijs. Waar de voorgestelde bestuursvorm voor het openbaar voortgezet onderwijs leidt tot een positie van de bestuurscommissie die in veel opzichten vergelijkbaar is met die van een bestuur van een bijzondere school, zal er altijd met name op deze aspecten een verschil blijven bestaan, omdat de raad uiteindelijk ervoor verantwoordelijk blijft dat het openbaar onderwijs gekenmerkt wordt door algemene toegankelijkheid, actieve pluriformiteit, gelijke behandeling van personen en gelijke benoembaarheid van personeel.
Afgezien van de hiervoor vermelde uitzonderingen en nadere voorwaarden kan de bestuurscommissie op een zelfstandige en volwaardige wijze vorm geven aan het besturen van de openbare school voor voortgezet onderwijs. Daarmee kan de bestuurscommissie op gelijke voet met de andere schoolbesturen functioneren. Zij zal daarmee ook een aan die besturen gelijkwaardige overlegpartner worden voor het college, dat zich voortaan concentreert op zijn lokale bestuurstaak ten aanzien het geven van onderwijs.
De wijze van functioneren van een commissie ex artikel 82 van de Gemeentewet is in hoofdlijnen op dezelfde wijze geregeld als voor de raad. Dat is terug te vinden in de wijze waarop openbaarheid, besluitvorming en dergelijke zijn geregeld.
De beleidsvoorbereiding en -uitvoering ten aanzien van de schoolbestuurlijke taken voor het openbaar onderwijs in Amstelveen berusten thans bij de dienst onderwijs en cultuur. Daaronder zijn tevens alle aan de directeur van deze dienst op grond van het mandaat- en delegatiebesluit gemandateerde bestuurlijke bevoegdheden begrepen. Bij een overdracht van deze taken en bevoegdheden van het college aan de bestuurscommissie zullen dezelfde bestuurlijke taken weer aan de genoemde dienst moeten worden opgedragen.
Omdat als gevolg van het in werking treden van de onderhavige verordening een aantal verantwoordelijkheden van het college en de raad aan de bestuurscommissie worden overgedragen, dient te worden geregeld, dat het mandaat- en delegatiebesluit 1996 op de betreffende onderdelen wordt aangepast. De aan de commissie over te dragen bevoegdheden dienen als zodanig in dit besluit te worden opgenomen. Voorts dienen de in dit besluit aan de directeur van de dienst onderwijs en cultuur gemandateerde bevoegdheden teruggenomen te worden. In een afzonderlijk besluit van de bestuurscommissie zullen dan weer de daarvoor in aanmerking komende bevoegdheden aan de ambtelijk secretaris/hoofd van de onderwijsbestuursdienst (zie de toelichting op de artikelen 1, 20 en 28) worden gemandateerd.
Dit artikel omvat de essentiële begrippen die in de verordening voorkomen. De meeste begrippen spreken voor zich. Alleen het begrip “onderwijsbestuursdienst” behoeft een nadere toelichting. Het gaat hierbij om de organisatie die de bestuurscommissie ondersteunt door de voorbereiding en de uitvoering van het beleid en de daarmee door de commissie te nemen besluitvorming te verzorgen. Tevens zal - zoals in de situatie van de “integrale bestuursvorm”, dat wil zeggen het bestuur van de openbare school door het college en de raad, - de onderwijsbestuursdienst een aantal bestuurlijke taken kunnen uitvoeren volgens de mandaatformule. Dit betekent, dat zoals directeuren van gemeentelijke diensten het mandaat hebben om te beslissen namens het college overeenkomstig hetgeen is vastgelegd in het mandaat- en delegatiebesluit 1995, de onderwijsbestuursdienst op diezelfde wijze de bestuurstaak voor de bestuurscommissie kan verlichten. Het gaat hierbij om de dienst Onderwijs en Cultuur, die de commissie ondersteunt bij de uitvoering van haar taken. Uiteraard zal deze mandaatverlening formeel geregeld dienen te worden in een mandaatbesluit van de bestuurscommissie (zie hiervoor artikel 28.2). Voor de duidelijkheid zij vermeld, dat de term “dienst” in dit verband geheel los staat van de terminologie die gehanteerd wordt voor onderdelen van de gemeentelijke organisatie, zoals geregeld in de organisatieverordening.
Lid c is opgenomen, omdat het belangrijk is te benadrukken, dat het bestuur van het openbaar onderwijs samenwerkt met het college op allerlei terreinen, bijvoorbeeld als het gaat om door het college geïnitieerde op het onderwijs gerichte projecten en activiteiten, waarbij met name van het openbaar onderwijs vanuit zijn specifieke taakstelling medewerking mag worden verwacht.
Uiteraard doet dit niets af aan de autonomie die ook het bestuur van het openbaar onderwijs in dezen heeft.
De omvang van de bestuurscommissie dient niet te groot te zijn; om die reden is gekozen voor een maximum van zeven leden. Aan de andere kant is een minimumomvang ook gewenst om de benodigde deskundigheden in voldoende mate in de bestuurscommissie te laten vertegenwoordigen. In ieder geval is een oneven aantal leden noodzakelijk in verband met besluitvorming.
De problematiek waarmee een schoolbestuur als gevolg van de toenemende complexiteit van de regelgeving en de steeds groter wordende verantwoordelijkheden wordt geconfronteerd vereist dat in de bestuurscommissie verschillende deskundigheden zijn vertegenwoordigd. Dit geldt als gevolg van de decentralisatie van de verantwoordelijkheden voor de onderwijshuisvesting voortaan ook voor dit aspect van het besturen van school.
Gekozen is voor een open procedure, waarbij mensen in de gelegenheid worden gesteld om te solliciteren. In de voorbereiding van de selectie van de leden van de bestuurscommissie wordt ons college bijgestaan door een breed en evenwichtig samengestelde benoemingsadviescommissie. Op basis van het advies van deze commissie zal een voordracht van die leden, die voor benoeming in aanmerking komen, aan de raad worden gedaan. Overigens zijn bepaalde categorieën personen uitgesloten (zie de toelichting op artikel 10).
Artikel 9 Tussentijdse vacatures
Vacatures dienen zo snel mogelijk weer te worden ingevuld. Voor zover mogelijk zal worden teruggegrepen op reservekandidaten uit een vorige benoemingsperiode. Indien de vacature daarmee niet kan worden opgelost zal de benoemingsprocedure zoals beschreven in artikel 8 in haar geheel moeten worden gevolgd. Zonodig - indien de benoemingsadviescommissie niet tijdig met een voorstel komt - zal het college zelf een voordracht doen aan de raad. Het derde lid is opgenomen voor uitzonderingssituaties, namelijk wanneer er vacatures zijn, zodat de bestuurscommissie desondanks kan besturen en besluiten kan nemen.
In dit artikel wordt met name de scheiding tussen gemeentebestuur als lokale overheid en de bestuurscommissie als bevoegd gezag van de openbare school voor voortgezet onderwijs geregeld. Het artikel is zodanig geformuleerd, dat behalve de leden van de raad ook de burgemeester geen lid kan zijn van de bestuurscommissie. Verder zijn in dit artikel de gebruikelijke onverenigbaarheden opgenomen (personeelslid school en lidmaatschap medezeggenschapsraad). De betrokkenheid bij een bijzondere school is vanzelfsprekend eveneens onverenigbaar met het gestalte geven aan hetgeen in artikel 71.1 is vastgelegd. Ten slotte is opgenomen het onverenigbaar zijn van een dienstbetrekking bij de onderwijsbestuursdienst met het lidmaatschap van de bestuurscommissie. Dit is vergelijkbaar met de situatie voor ambtenaren in dienst van de gemeente en het lidmaatschap van de raad van diezelfde gemeente. Dit betekent overigens, dat de medewerkers van de dienst onderwijs en cultuur niet, maar medewerkers van andere gemeentelijke diensten wèl lid van de commissie kunnen zijn.
Het lidmaatschap van de bestuurscommissie is per definitie een onbetaalde functie. Voor de tijdsinzet en de bij de uitoefening van de functie te maken kosten dienen de leden uiteraard wel tegemoet gekomen te worden.
Uit een oogpunt van doorstroming is de feitelijke maximale zittingsduur beperkt tot acht jaar. Om praktische redenen is ervoor gekozen de wisseling van leden van de bestuurscommissie te verbinden aan de datum 1 augustus die volgt op de verkiezingen van de raad. De benoeming van nieuwe leden kan dan worden meegenomen in de procedure die voor andere benoemingen door de raad wordt aangehouden. In verband met de continuïteit is het gewenst dat niet na vier of acht jaar (bijna) alle leden van de bestuurscommissie aftreden. Om die reden is (in lid 5) een rooster van aftreden opgenomen, dat er voor zorgt, dat om de twee jaar (ongeveer) de helft van het aantal zittende leden aftreedt. Ook hier is eenmalig weer (in lid 6) een overgangsmaatregel opgenomen, die voorkomt, dat al na twee jaar de helft van de leden moet aftreden en niet de maximale zittingsduur van acht jaar kan bereiken, hetgeen uit een oogpunt van de noodzakelijke continuïteit ongewenst is.
De bestuurscommissie kent de gebruikelijke functies en verdeling daarvan. De bestuurscommissie wordt in haar functioneren bijgestaan door een ambtelijk secretaris. Het hoofd van de onderwijsbestuursdienst is qualitate qua de ambtelijk secretaris. Waar nodig nemen andere medewerkers van de onderwijsbestuursdienst als adviseur van de bestuurscommissie deel aan de vergaderingen van de bestuurscommissie. Hier is sprake van een parallel met de formule die gebruikelijk is bij de commissies van advies uit de raad.
Besluiten worden genomen bij volstrekte meerderheid van stemmen, dat wil zeggen, dat de meerderheid van de helft + één van de uitgebrachte (geldige) stemmen telt. Ten aanzien van het uitbrengen van blanco stemmen is voor dezelfde constructie als vastgelegd in het reglement van orde van de raad van de gemeente Amstelveen gekozen.
Artikel 20 Ondertekening van besluiten
Een groot aantal uitvoerende bevoegdheden zal gemandateerd worden aan de onderwijsbestuursdienst. De wijze waarop dit gebeurt is geregeld in artikel 28.
In het evenwicht tussen de eigen verantwoordelijkheid van de bestuurscommissie en de eindverantwoordelijkheid van het college voor die zaken die hem op grond van de rijksregelgeving opgedragen zijn is de mogelijkheid om besluiten die in strijd zijn met bepaalde in dit artikel genoemde zaken te corrigeren. Er mag van uitgegaan worden dat het hierbij om een bevoegdheid gaat die alleen in hoge uitzondering zal hoeven te worden gebruikt. Om te garanderen dat de bevoegdheden van het college niet aangetast worden, is echter een dergelijk artikel onvermijdelijk.
De bestuurscommissie moet aan de uit de rijksregelgeving voortvloeiende eisen ten aanzien van een correct financieel beheer voldoen. Door het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen worden daartoe stringente richtlijnen verstrekt (bijvoorbeeld ten aanzien van een controle door accountants, het vastleggen van gegevens, het bewaren van bewijsstukken en het voor bepaalde termijnen verstrekken van gegevens) die - bij een niet naleven - tot grote negatieve financiële consequenties kunnen leiden, zoals opschorting, terugvordering of inhouding van vergoedingen. Omdat die consequenties uiteindelijk voor rekening van de gemeente komen zijn de in dit artikel weergegeven verplichtingen van de bestuurscommissie ten opzichte van het college en de raad opgenomen.
Het ligt voor de hand, dat in de huidige complexiteit van de rijksregelgeving en de zwaarte van de daarmee samenhangende bestuurlijke verantwoordelijkheden een adequate ondersteuning van de bestuurscommissie een eerste vereiste is.
Artikel 31 Wijziging of intrekking van de verordening
Zoals in de algemene toelichting aangegeven is de keuze voor de formule van de commissie ex artikel 82 van de Gemeentewet gebaseerd op argumenten zoals die bij de besluitvorming van het moment van instellen van deze specifieke bestuursvorm golden. Om die reden, maar ook omdat evaluatie op zichzelf een zinvolle zaak is, is in dit artikel bepaald, dat een evaluatie zal worden uitgevoerd. Rekening houdend met een periode van een jaar om de consequenties van deze evaluatie in besluitvorming (wijziging of intrekking van de verordening) te vertalen dient deze evaluatie vóór 1 augustus 2001 plaats te vinden. De effectuering zal dan op 1 augustus 2002 (na de afronding van de eerste volledige vierjarige zittingsperiode) plaats kunnen vinden.
Rekening houdende met de noodzakelijk in acht te nemen termijnen voor inspraak en besluitvorming is vaststelling van de verordening naar verwachting in de vergadering van de raad van juli 1998 mogelijk. De commissie kan dan per 1 augustus 1998 in functie treden.