Organisatie | Sociale Dienst Oost Achterhoek |
---|---|
Organisatietype | Regionaal samenwerkingsorgaan |
Officiële naam regeling | Beleidsregels bestuurlijke boete PW, IOAW en IOAZ |
Citeertitel | Beleidsregels bestuurlijke boete PW, IOAW en IOAZ 2018 |
Vastgesteld door | dagelijks bestuur |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp | Beleidsregels bestuurlijke boete PW, IOAW en IOAZ 2018 |
Geen
Art. 4 Gemeenschappelijke Regeling Sociale Dienst Oost Achterhoek
Delegatiebesluit Gemeenschappelijke Regeling Sociale Dienst Oost Achterhoek
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
22-06-2018 | 01-01-2021 | Gewijzigde regeling | 21-06-2018 |
Het Dagelijks Bestuur van de Sociale Dienst Oost Achterhoek;
Gelet op artikel 18a van de Participatiewet, artikel 20a van de IOAW en artikel 20a van de IOAZ;
Besluit: vast te stellen de Beleidsregels bestuurlijke boete PW, IOAW en IOAZ 2018
In deze beleidsregels wordt verder verstaan onder:
inlichtingenverplichting: de verplichting zowel op verzoek van het Dagelijks bestuur als onverwijld uit eigen beweging melding te doen van alle feiten en omstandigheden die van invloed kunnen zijn op het recht op bijstand of een uitkering, zoals neergelegd in artikel 30c, tweede en derde lid, van de Wet Suwi, artikel 17, eerste lid, van de PW, artikel 13, eerste lid, van de IOAW en artikel 13, eerste lid, van de IOAZ;
Artikel 3 Onverwijld verstrekken inlichtingen
Op grond van de inlichtingenverplichting doet de belanghebbende onverwijld uit eigen beweging melding van alle feiten en omstandigheden waarvan redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze van invloed kunnen zijn op het recht op bijstand of uitkering. Onder onverwijld wordt in dit verband verstaan: onmiddellijk, doch in ieder geval binnen een termijn van 14 dagen nadat het betreffende feit of de betreffende omstandigheid zich heeft voorgedaan of dit feit of deze omstandigheid de belanghebbende kenbaar is geworden dan wel kenbaar had kunnen zijn.
Het Dagelijks Bestuur stelt het benadelingsbedrag afwijkend vast, indien de belanghebbende de schending van de inlichtingenverplichting betwist en het Dagelijks Bestuur de (omvang van de) schending van de inlichtingenverplichting en de als gevolg daarvan ten onrechte of tot een te hoog bedrag ontvangen bedrag aan bijstand of uitkering niet ten volle kan bewijzen.
Het Dagelijks Bestuur stelt de maximale boete volgens het bepaalde in de artikelen 18a, eerste lid, van de PW, 20a, eerste lid, van de IOAW en 20a, eerste lid, van de IOAZ in samenhang met het bepaalde in artikel 2 van het Boetebesluit als volgt vast:
Voor de vaststelling van de maximale boete is verder bepalend het inkomen, de (minimum) fictieve draagkracht, evenals de periode waarin de belanghebbende in staat wordt geacht deze draagkracht aan te wenden voor de aflossing van de boete. De (minimum) fictieve draagkracht wordt vastgesteld op 10% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm of grondslag voor de uitkering. Indien de belanghebbende een hoger inkomen heeft, wordt het meerdere volledig in aanmerking genomen. De uitkomst van de maandelijkse (minimum) fictieve draagkracht vermeerderd met het maandelijks meerdere inkomen, wordt vermenigvuldigd met het aantal maanden dat de belanghebbende geacht wordt te kunnen aflossen, ongeacht of hij deze ruimte in die periode daadwerkelijk beschikbaar heeft. Het aantal maanden betreft:
Artikel 5 Vaststelling (minimum) fictieve draagkracht
Bij de vaststelling van de boete gaat het Dagelijks Bestuur uit van de actuele feiten en omstandigheden. Voor het bepalen van de (minimum) fictieve draagkracht betekent dit dat het Dagelijks Bestuur uitgaat van het inkomen van de belanghebbende op het moment van besluitvorming. Het Dagelijks Bestuur vraagt de gegevens die het daarvoor nodig heeft uit, op het moment dat het Dagelijks Bestuur de belanghebbende in de gelegenheid stelt zijn zienswijze te geven. Indien de belanghebbende de betreffende gegevens niet verstrekt, gaat het Dagelijks Bestuur uit van de bij hem bekende gegevens.
Indien de financiële situatie van de belanghebbende gedurende een bezwaar- of een beroepsprocedure zodanig wijzigt dat de boete daarmee niet meer evenredig is, houdt het Dagelijks Bestuur rekening met de nieuwe financiële situatie en wijzigt het de hoogte van de boete, tenzij de belanghebbende op dat moment de boete reeds geheel heeft voldaan.
Tenzij het Dagelijks Bestuur in een voorgaande periode van 2 jaar eerder een waarschuwing heeft gegeven voor een schending van de inlichtingenverplichting, ziet het Dagelijks Bestuur af van een bestuurlijke boete en volstaat het met het geven van een schriftelijke waarschuwing indien:
de belanghebbende buiten de termijn van 14 dagen doch binnen een termijn van 60 dagen alsnog uit eigen beweging juiste en volledige inlichtingen heeft verstrekt, tenzij het Dagelijks Bestuur de schending van de inlichtingenverplichting al heeft geconstateerd of de belanghebbende de inlichtingen heeft verstrekt in het kader van toezicht op de naleving van de inlichtingenverplichting.
Het Dagelijks Bestuur betrekt de zienswijze van de belanghebbende bij het bepalen van de mate van verwijtbaarheid. Indien de belanghebbende geen gebruik maakt van de mogelijkheid zijn zienswijze te geven gaat het Dagelijks Bestuur uit van normale verwijtbaarheid, tenzij uit het eigen onderzoek van het Dagelijks Bestuur is gebleken dat er redenen zijn om hiervan af te wijken.
Artikel 8 Invordering en kwijtschelding
Indien de belanghebbende het schuldtraject op goede wijze heeft doorlopen en dit succesvol wordt afgerond, stelt het Dagelijks Bestuur het resterende deel van de boete buiten invordering, onder de opschortende voorwaarde dat de belanghebbende binnen een periode van 5 jaar vanaf het moment van dit besluit niet opnieuw de inlichtingenverplichting schendt.
Indien de belanghebbende in de periode van 5 jaar na het besluit bedoeld in het vijfde lid zijn inlichtingenverplichting op juiste wijze is nagekomen, vervalt de opschortende voorwaarde. Indien de belanghebbende in de periode van 5 jaar na het besluit bedoeld in het vijfde lid opnieuw de inlichtingenverplichting schendt, neemt het Dagelijks Bestuur een besluit tot herziening of intrekking van dit besluit.
Deze beleidsregels worden aangehaald als: Beleidsregels bestuurlijke boete PW, IOAW en IOAZ 2018 van het Dagelijks Bestuur van de Sociale Dienst Oost Achterhoek en treden in werking op de dag na bekendmaking, onder gelijktijdige intrekking van de Beleidsregels Boete Participatiewet/Bbz, IOAW een IOAZ Sociale Dienst Oost Achterhoek 2015.