Organisatie | Leiderdorp |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Leiderdorp houdende regels omtrent maatschappelijke ondersteuning (Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning 2019) |
Citeertitel | Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning 2019 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Deze regeling bevat de vroegst mogelijke datum van inwerkingtreding.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
26-07-2019 | 04-06-2020 | nieuwe regeling | 09-04-2019 |
Gemeenten hebben op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) de verantwoordelijkheid om inwoners met een beperking te ondersteunen op het gebied van zelfredzaamheid en participatie. De ondersteuning is erop gericht om inwoners zo lang mogelijk zelfstandig thuis te laten wonen.
Per inwoner en per situatie wordt bepaald welke ondersteuning passend is. Het leveren van maatwerk is hierbij het uitgangspunt. Ook aandacht voor wat de mantelzorger nodig heeft om de inwoner te ondersteunen, kan onderdeel uitmaken van een maatwerkvoorziening.
De beleidsregels gaan in op de uitvoeringspraktijk van de Verordening maatschappelijke ondersteuning. Het vaststellen van de beleidsregels is een bevoegdheid van het college. Beleidsregels kunnen gebruikt worden om besluiten te motiveren.
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Leiderdorp;
gelet op de relevante artikelen in vingerende Verordening Maatschappelijke ondersteuning Leiderdorp;
Hoofdstuk 1. Toegangsprocedure
Als een inwoner of zijn vertegenwoordiger zich meldt met een vraag om ondersteuning, wordt onderzocht of de inwoner hiervoor in aanmerking komt.
Met een melding verzoekt een inwoner het college om te onderzoeken of hij in aanmerking komt voor ondersteuning. De melding kan bij Incluzio Leiderdorp worden gedaan. Een melding is vormvrij en wordt geregistreerd en bevestigd.
Artikel 1.3 Scheiding melding en aanvraag
Een melding is geen aanvraag voor een maatwerkvoorziening. Als het onderzoek dat volgt op de melding is afgerond, kan een inwoner een aanvraag indienen.
Artikel 1.3.1. Directe aanvraag maatwerkvoorziening
Wanneer een inwoner direct een aanvraag voor een maatwerkvoorziening wenst te doen, wordt op grond van de Algemene wet bestuursrecht een termijn van acht weken gehanteerd.
Artikel 1.4 Behandeling melding
Na de melding wordt contact opgenomen met de inwoner en eventuele mantelzorger. Bij het eerste contact komen de procedureregels, de mogelijkheid tot cliëntondersteuning en de optie om een persoonlijk plan in te dienen aan de orde. Het college heeft Incluzio Leiderdorp de opdracht gegeven om de onderzoeken uit te voeren.
Artikel 1.4.1. Procedureregels en opschorten beslistermijn
De inwoner verschaft Incluzio Leiderdorp de gegevens die nodig zijn voor het onderzoek. Als de inwoner niet de benodigde gegevens, documenten of medewerking verleent aan het onderzoek, kan de beslistermijn worden opgeschort.
Artikel 1.4.2. Onafhankelijke cliëntondersteuning
Voor de start van het onderzoek vertelt Incluzio Leiderdorp de inwoner over de mogelijkheid om gebruik te maken van onafhankelijke cliëntondersteuning. Het gaat hierbij om ondersteuning in de vorm van informatie en advies over maatschappelijke ondersteuning en hulp bij het verkrijgen daarvan.
Artikel 1.4.3. Persoonlijk plan
Incluzio Leiderdorp vertelt de inwoner over de mogelijkheid een persoonlijk plan in te dienen. In het persoonlijk plan beschrijft de inwoner welke vorm van ondersteuning naar zijn mening het beste van toepassing is op zijn situatie. Het persoonlijk plan moet voor de start van het onderzoek worden aangeleverd.
Het onderzoek wordt binnen zes weken na de melding uitgevoerd. Het college bespreekt met de inwoner wat de hulpvraag inhoudt en waaruit de behoefte aan ondersteuning bestaat.
Artikel 1.5.1. Mantelzorg en dreigende overbelasting
Incluzio Leiderdorp onderzoekt of er mantelzorg aanwezig is en of er maatregelen genomen moeten worden om de mantelzorger te ondersteunen en/of om (dreigende) overbelasting te voorkomen. Zie ook bijlage 1 ‘Dreigende overbelasting mantelzorgers’.
Het college kan besluiten om ten behoeve van het onderzoek advies in te winnen van een (medisch) deskundige. In dat geval moet het advies worden afgewacht, voordat het onderzoek kan worden afgerond.
De inwoner ontvangt een verslag van Incluzio Leiderdorp met de uitkomst van het onderzoek. Wanneer de inwoner het niet eens is met het verslag, kunnen opmerkingen worden besproken en kan het verslag worden aangepast. Het verslag wordt getekend door de inwoner en Incluzio Leiderdorp.
Artikel 1.7 Aanvraag maatwerkvoorziening
Na ontvangst van een aanvraag voor een maatwerkvoorziening, heeft het college twee weken de tijd om een beschikking voor een maatwerkvoorziening af te geven.
Artikel 1.8 Beschikking voor een maatwerkvoorziening
Een inwoner die in aanmerking komt voor een maatwerkvoorziening heeft in principe de keuze tussen een maatwerkvoorziening in natura of een maatwerkvoorziening via het persoonsgebonden budget.
Artikel 1.8.1. Maatwerkvoorziening in natura
In de beschikking voor een maatwerkvoorziening in natura staat in ieder geval:
Hoofdstuk 2. Beoordelingscriteria maatwerkvoorzieningen
Tijdens de onderzoeksfase wordt onderzocht waar de inwoner ondersteuning bij nodig heeft en wordt gekeken wat de mogelijkheden zijn ten aanzien van de inzet van algemene voorzieningen, algemeen gebruikelijke voorzieningen, gebruikelijke voorzieningen en voorliggende wet- en regelgeving.
Artikel 2.2 Ondersteuningsterreinen
De inwoner kan beperkingen ondervinden op verschillende terreinen:
Als een inwoner, als gevolg van problemen op één van deze terreinen, komt hij in aanmerking voor een maatwerkvoorziening. Zie bijlage 2 voor de uitwerking van de van de verschillende terreinen waarop een inwoner een beperking kan ondervinden.
Artikel 2.3 Algemene voorzieningen
Algemene voorzieningen zijn toegankelijk voor alle inwoners: mét en zonder beperkingen. Voorbeelden zijn het openbaar vervoer, consultatiebureaus en de huisartsenpost. Ook ondersteuning en begeleiding via Incluzio Leiderdorp is een algemene voorziening. Om gebruik te kunnen maken van een algemene voorziening is geen toestemming en doorverwijzing van het college nodig. Eventueel kan er sprake zijn van een lichte toegangstoets, maar er wordt geen beschikking afgegeven. Bijlage 3 bevat een lijst met voorbeelden van algemene voorzieningen.
Artikel 2.4 Algemeen gebruikelijke voorzieningen
Een algemeen gebruikelijke voorziening is:
Voorbeelden zijn een elektrische fiets of een verhoogd toilet.
Niet relevant is of een inwoner gebruik wil maken van een algemeen gebruikelijke voorziening. Ook is het niet relevant welke kosten aan de voorziening zijn verbonden, tenzij er sprake is van een inkomen dat door de ziekte of het probleem onder de bijstandsnorm uitkomt of uit dreigt te komen. Algemeen gebruikelijk voorzieningen worden niet vergoed vanuit de Wmo, maar zijn voor de rekening van de inwoner. Bijlage 4 bevat een lijst met voorbeelden van algemeen gebruikelijke voorzieningen.
Artikel 2.5 Gebruikelijke hulp
Gebruikelijke hulp is de normale, dagelijkse hulp die huisgenoten elkaar worden geacht te bieden. Bij de beoordeling of er sprake is van gebruikelijke hulp wordt gekeken naar:
Van een huisgenoot wordt geen gebruikelijke hulp verwacht wanneer hij een beperking heeft en/of kennis dan wel vaardigheden mist om gebruikelijke hulp aan de inwoner te bieden en deze vaardigheden aan te leren.
Artikel 2.5.1 Aard en de omvang ondersteuningsbehoefte
De ondersteuningsbehoefte van de inwoner kan van dusdanige omvang zijn dat er (deels) niet meer gesproken kan worden van gebruikelijke hulp. Dit kan als boven-gebruikelijk worden aangemerkt.
Artikel 2.5.2 Aard van de relatie met de inwoner
Wat als gebruikelijke hulp wordt aangemerkt, kan voor een partner of ouder anders zijn dan voor een kind. Als uitgangspunt geldt dat van een partner meer wordt verwacht in het kader van gebruikelijke hulp, dan van kinderen ten opzichte van hun ouders. Ouders (of verzorgers) hebben een zorgplicht ten opzichte van hun kinderen. Bij uitval van één van de ouders, wordt verwacht dat de andere ouder de gebruikelijke hulp voor de kinderen overneemt.
Artikel 2.5.3. Leeftijd en ontwikkelingsfase van inwonende kinderen
Van thuiswonende kinderen wordt verwacht dat zij huishoudelijke taken uitvoeren. Het bieden van ondersteuning, zoals begeleiding, ligt minder voor de hand.
De volgende uitgangspunten zijn van toepassing:
Artikel 2.5.4. Mogelijkheid om gebruikelijke hulp aan te leren
Het is mogelijk dat een huisgenoot niet weet hoe hij gebruikelijke hulp kan verlenen, maar dat wel kan aanleren. Er kan dan tijdelijk een maatwerkvoorziening worden ingezet om de gebruikelijke hulp aan te leren.
Mantelzorg is zorg of ondersteuning die een inwoner ontvangt van iemand uit zijn directe omgeving. Het gaat om onbetaalde ondersteuning die:
Mantelzorg vindt plaats op basis van vrijwilligheid, dat wil zeggen dat de mantelzorger bereid en in staat wordt geacht deze zorg te leveren. Het college kan en mag mantelzorg niet afdwingen.
Artikel 2.7 Voorliggende aanspraak
Een maatwerkvoorziening wordt niet verstrekt wanneer een inwoner een indicatie heeft op grond van:
Wel moet worden beoordeeld wat buiten de voorliggende aanspraak valt, dit blijft voor de Wmo.
Hoofdstuk 3. Een schoon, leefbaar en gestructureerd huishouden
Een inwoner kan ondersteuning ontvangen wanneer hij niet in staat is (volledig) zorg te dragen voor een schoon, leefbaar en een gestructureerd huishouden. Het onderhoud van de tuin wordt niet tot het huishouden gerekend.
Het college kan ondersteuning bieden om de volgende resultaten te bereiken:
Deze resultaten verder uitgewerkt in het Normenkader Huishoudelijke Ondersteuning (bijlage 5).
Artikel 3.3 Eigen verantwoordelijkheid
Activiteiten die de inwoner zelf kan doen op het gebied van een schoon en leefbaar huis, behoren tot de eigen verantwoordelijkheid van de inwoner. Dit kan betekenen dat een deel van het huishouden door de inwoner wordt uitgevoerd en voor een ander deel ondersteuning wordt geboden.
Van de inwoner mag worden verwacht dat hij meewerkt aan zo efficiënt mogelijke ondersteuning, door hiermee rekening te houden bij de inrichting van de woning en huishoudelijke werkzaamheden te plannen. Te denken valt onder meer aan het ergonomisch verantwoord inrichten van de woning en het zo mogelijk voorbereiden van de was.
Artikel 3.3.1. Houden van huisdieren
De gevolgen van het houden van huisdieren (met uitzondering van hulpdieren) op de omvang van de schoonmaaktaak en het zoeken van oplossingen daarvoor, behoort in de eerste plaats tot de eigen verantwoordelijkheid van de inwoner.
Artikel 3.4 Maatwerkvoorziening huishoudelijke ondersteuning
De maatwerkvoorziening huishoudelijke ondersteuning kent onderscheid tussen basis, speciaal en thuisondersteuning. Thuisondersteuning biedt de mogelijkheid om huishoudelijke werkzaamheden (tijdelijk) over te nemen en begeleiding bij het zelf uitvoeren daarvan te combineren. Het onderscheid is uitgewerkt in het Normenkader Huishoudelijke Ondersteuning (zie bijlage 5). Als thuisondersteuning wordt ingezet kan er niet apart nog huishoudelijke ondersteuning of individuele begeleiding worden ingezet.
Hoofdstuk 4. Wonen in een geschikte woning
Wonen in een geschikte woning, omvat de elementaire woonfuncties: slapen, lichaamsreiniging, toiletgang, bereiden en eten van maaltijden en het verplaatsen in de woning. Voor kinderen komt daar het veilig kunnen spelen in de woonruimte bij. Voorzieningen met een therapeutisch doel vallen niet binnen de Wmo. Uitgangspunt is dat de inwoner beschikt over een woning.
Artikel 4.2 Eigen verantwoordelijkheid
Een inwoner dient zelf te zorgen voor een geschikte woning. Als problemen een gevolg zijn van een verhuizing naar een ongeschikte woning (al dan niet vanuit een geschikte woning) en er zijn geen redenen voor de verhuizing, zoals een medische noodzaak of de nabijheid van mantelzorg, is de inwoner zelf verantwoordelijk voor een oplossing voor de (ontstane) problemen. Ook wanneer ondervonden problemen in de woning voortvloeien uit de aard van de gebruikte materialen in de woning of uit de slechte staat van onderhoud van de woning, is het oplossen van deze problemen de verantwoordelijkheid van de inwoner.
Artikel 4.2.1 Plotselinge noodzaak
Onder eigen verantwoordelijkheid vallen geen gevallen waarbij sprake is van plotselinge noodzaak. Het gaat hierbij om problemen met de geschiktheid van de woning die onverwacht zijn ontstaan, doordat iemand op een bepaald moment, zonder dat dit op basis van leeftijd of aandoening te verwachten is, geconfronteerd wordt met een beperking met consequenties voor de geschiktheid van de woning.
Artikel 4.3 Zelfstandige woonruimte, woonboten en woonwagens
Een woning kan zowel een koop- of huurwoning zijn. Voorwaarde is dat het een zelfstandige woonruimte betreft. Ook bij afwijkende situaties, zoals een woonboot of woonwagen met vaste standplaats wordt in principe gesproken van woning. De woonboot of woonwagen mag niet ouder zijn dan tien jaar en moet een technische levensduur hebben van nog minimaal vijf jaar, vastgesteld door een taxateur. Daarnaast moet de woonboot of woonwagen nog minimaal vijf jaar op de standplaats of ligplaats kunnen blijven.
Artikel 4.4 Primaat van verhuizen en maatwerkvoorziening verhuis- en herinrichtingskosten
Als uit het onderzoek blijkt dat een maatwerkvoorziening noodzakelijk is om het probleem van een inwoner op te lossen, kan worden onderzocht of een verhuizing naar een geschikte woning mogelijk en wenselijk is. Hierbij zullen de volgende aspecten worden meegewogen:
Artikel 4.4.1. Maatwerkvoorziening voor verhuis- en herinrichtingskosten
Als het primaat van verhuizen van toepassing is, kan een maatwerkvoorziening voor verhuis- en herinrichtingskosten worden verstrekt. Bij beoordeling van een verhuiskostenvergoeding houdt het college rekening met de mate waarin de verhuizing te verwachten of te voorspellen was. Bij een te verwachten of voorspelbare verhuizing wordt in principe geen verhuiskostenvergoeding toegekend. In beginsel komen alleen vervoerskosten en stofferingskosten (onroerende zaken als tapijt, behang en schilderwerk) in aanmerking voor de vergoeding.
Verhuizingen wegens gezinsuitbreiding of om als jongvolwassene zelfstandig te gaan wonen, zijn in beginsel algemeen gebruikelijk, evenals voorspelbare verhuizingen van senioren. Er worden tevens geen verhuiskostenvergoeding verstrekt voor verhuizingen naar woningen die niet geschikt of niet bestemd zijn voor permanente bewoning. Ook verstrekt het college in beginsel geen verhuiskostenvergoeding als de verhuizing heeft plaatsgevonden voordat op de aanvraag is beschikt, tenzij achteraf alsnog kan worden vastgesteld dat er problemen bij het normale gebruik van de woning werden ondervonden.
Artikel 4.4.2. Tijdelijke maatwerkvoorzieningen
Indien wordt besloten dat verhuizing de beste oplossing is, is het mogelijk om eenvoudige, tijdelijke maatwerkvoorzieningen aan te brengen ter overbrugging.
Artikel 4.5 Maatwerkvoorziening wonen
Maatwerkvoorzieningen moet ervoor zorgen dat de inwoner zich in, om en nabij zijn woning zodanig kan redden zodat alle verplaatsingen voor een normaal gebruik van de woning mogelijk is. Onder het normaal gebruik van de woning hoort ook de verplaatsing naar een centrale hal in een flat of het gebruik van een tuin of balkon.
Artikel 4.5.1. Bouwkundige en niet-bouwkundige maatwerkvoorzieningen
Het college kan zowel bouwkundige als niet-bouwkundige (evenals losse en nagelvaste) maatwerkvoorzieningen verstrekken.
Artikel 4.7 Eigenaar maatwerkvoorzieningen
De maatwerkvoorziening in de vorm van een bouwkundige aanpassing wordt toegekend aan de eigenaar van de woning. De beschikking wordt daarom verstuurd aan de aanvrager of belanghebbende met een afschrift aan de eigenaar.
Artikel 4.8 Onderhoud en reparatie maatwerkvoorzieningen
Kosten voor onderhoud en reparatie van een maatwerkvoorziening zijn in principe onderdeel van de maatwerkvoorziening. Hierbij wordt wel de afweging gemaakt of het verwijtbare of te voorkomen kosten betreft.
Als een maatwerkvoorziening als persoonsgebonden budget is verstrekt, zijn de kosten van keuring en onderhoud en/of reparatie in het persoonsgebonden budget opgenomen.
Artikel 4.9 Verwijderen maatwerkvoorzieningen
Een maatwerkvoorziening kan worden verstrekt in de vorm van een vergoeding voor het verwijderen van een ingrijpende woningaanpassing, die op grond van de Wmo is verstrekt. Dit kan als de woonruimte in de huidige staat niet opnieuw verhuurbaar of verkoopbaar is. De hoogte van de vergoeding is gelijk aan de werkelijk gemaakte reële kosten.
Artikel 4.10 Logeerbaar maken van een woning voor inwoners van een instelling
Wanneer een inwoner in een instelling verblijft kan een maatwerkvoorziening worden aangevraagd voor het bezoekbaar en/of logeerbaar maken van de woning van ouders of van hun partner. Er is dan weliswaar sprake van één hoofdverblijf, de instelling, maar ook wordt één woning zeer regelmatig bezocht, namelijk de woning van ouders of van de partner. De ondersteuningsplicht van het college gaat in beginsel niet verder dan dat de inwoner de woonruimte, woonkamer, slaapvoorziening (kan een bed in woonkamer zijn) en het toilet moet kunnen bereiken en gebruiken.
Er kan een maatwerkvoorziening voor woningsanering worden toegekend. Hiervoor gelden de volgende voorwaarden:
bij de aanschaf van de huidige vloer- en raambedekking moet geen sprake zijn geweest van een (verwachte) noodzaak tot woningsanering en mag de huidige woning niet eerder door de inwoner op grond van de Wet of andere wet- en regelgeving zijn gesaneerd. Ook wordt rekening gehouden met de afschrijftermijn van de vloerbedekking of gordijnen. Als afschrijftermijn wordt een periode van acht jaar gehanteerd. Afschrijving over deze periode gebeurt evenredig.
Hoofdstuk 5. Uitvoeren van dagelijkse activiteiten en een ingevulde dag hebben
Het college kan maatwerkvoorzieningen toekennen ten aanzien van het uitvoeren van algemene dagelijkse activiteiten en het hebben van een ingevulde dag.
Artikel 5.2. Eigen verantwoordelijkheid
Incluzio Leiderdorp onderzoekt of iemand activiteiten kan aanleren en of er hulpmiddelen zijn waarmee iemand de dagelijkse activiteiten zelf kan doen. Ook wordt onderzocht of een inwoner in staat is zelf voor een daginvulling te zorgen, bijvoorbeeld door het doen van vrijwilligerswerk, het zoeken van een passende hobby of het bezoeken van (welzijns)activiteiten.
Artikel 5.3 Resultaten begeleiding
Het college kan ondersteuning bieden om de volgende resultaten te bereiken:
Artikel 5.4 Maatwerkvoorziening kindverzorging
De maatwerkvoorziening kan worden toegewezen wanneer een inwoner door een beperking tijdelijk de dagelijkse zorg voor een kind niet op zich kunnen nemen. Hierbij kan gedacht worden aan het overnemen van de verzorging van een minderjarig kind na een ziekenhuisopname van de ouder of wanneer één of beide ouders de zorg tijdelijk niet zelf kunnen geven. Het doel van de maatwerkvoorziening is dat acute problemen tijdelijk worden opgelost, zodat er gezocht kan worden naar een permanente oplossing.
Artikel 5.5 Maatwerkvoorziening lijfgebonden ondersteuning
Een inwoner komt in aanmerking komen voor de maatwerkvoorziening lijfgebonden ondersteuning als ondersteuning bij het uitvoeren van de algemene dagelijkse levensverrichtingen niet voldoende is en voor langere tijd de verzorging om tot de algemene dagelijkse levensverrichtingen te komen, moet worden overgenomen. Daarbij is geen aanspraak op persoonlijke verzorging op basis van de Zorgverzekeringswet mogelijk gebleken.
Artikel 5.6 Personen met een zintuiglijke beperking
De VNG heeft in afstemming met het ministerie van VWS landelijke inkoopafspraken gemaakt voor de specialistische ondersteuning van mensen met een zintuiglijke beperking. Het college geeft de beschikking af voor de specialistische begeleiding. Het gaat om specialistische begeleiding voor:
Het college verleent een maatwerkvoorziening als de ondersteuning niet is opgenomen in de landelijke inkoopafspraken en de inwoner vanwege de mate van zelfredzaamheid is aangewezen op deze specialistische vorm van maatschappelijke ondersteuning. Bijvoorbeeld een doventolk bij een bezoek aan huisarts, notaris of ouderavond op school.
Hoofdstuk 6. Verplaatsen, vervoeren en sociale contacten aangaan
Het college kan een maatwerkvoorziening toekennen voor het verplaatsen, vervoeren en het aangaan van sociale contacten.
Artikel 6.2 Vervoer als maatwerkvoorziening
Als een inwoner geen gebruik kan maken van het regulier en het aanvullend openbaar vervoer in de directe woon- en leefomgeving, kan de maatwerkvoorziening vervoer worden toegewezen. Welke vorm van vervoersvoorziening van toepassing is, is afhankelijk van de individuele situatie.
Artikel 6.3 Primaat van het collectief vervoer
In principe geldt het primaat van collectieve voorzieningen: het Collectief Vraagafhankelijk Vervoer (CVV of Regiotaxi). Een uitzondering op dit primaat geldt voor een vergoeding voor het gebruik van de eigen auto (zie artikel 6.10).
Artikel 6.3.1. Afwijken van het primaat van collectief vervoer
Indien collectief vervoer niet mogelijk is, kan er een maatwerk voorziening worden toegewezen in de vorm van een individuele rolstoeltaxi of een tegemoetkoming voor het gebruik van een eigen auto. Het gaat hierbij om redenen van medische, psychische en/of sociale aard, waardoor het collectief vervoer voor bepaalde inwoners geen passende oplossing voor het vervoersprobleem biedt. Hierbij kan worden gedacht aan:
In deze gevallen kan het college een maatwerkvoorziening in de vorm van bijvoorbeeld een (rolstoel)taxi of een financiële tegemoetkoming in de kosten van het gebruik van de eigen auto verstrekken.
Artikel 6.4 Aard van de verplaatsingen
Tijdens het onderzoek wordt de vervoersbehoefte van de inwoner vastgesteld. Deze behoefte wordt onderzocht aan de hand van de volgende kenmerken:
(Extra) Vervoersbehoefte of –kosten in verband met het verrichten van vrijwilligerswerk vormt in beginsel geen aanleiding tot het verstrekken van een maatwerkvoorziening voor vervoer.
Artikel 6.5 Vervoeren en verplaatsen in de directe leefomgeving
Als directe leefomgeving wordt een afstand tot 25 kilometer rondom de woning als redelijk aangemerkt. Wel moet de inwoner basisvoorzieningen kunnen bereiken zoals het ziekenhuis, winkelcentrum en de huisartsenpraktijk. Bij een dreigend sociaal isolement kan een maatwerkvoorziening voor vervoer worden afgegeven voor reizen buiten de directe leefomgeving.
Maatwerkvoorzieningen gericht op de verplaatsing van de inwoner buiten de eigen leefomgeving, vallen niet onder de ondersteuningsplicht van het college.
Wil de inwoner sociale contacten onderhouden buiten de directe leefomgeving, dan geldt daarvoor het landelijke vervoersysteem Valys. Valys regelt het vervoer wanneer de inwoner een vervoersbehoefte heeft die verder reikt dan 25 kilometer vanaf het woonadres van de inwoner of wanneer het vertrekadres is gelegen op een afstand van meer dan 25 kilometer vanaf het woonadres van de inwoner.
Om gebruik te kunnen maken van Valys, heeft de inwoner een Valys-pas nodig. Een inwoner heeft hiervoor één van de volgende indicaties nodig:
Artikel 6.6 Beoordelingscriteria ten aanzien van de mobiliteit
Tijdens het onderzoek naar de vervoersbehoeften houdt het college rekening met de volgende aspecten:
Artikel 6.7 Gemiddelde vervoersbehoefte
Er wordt uitgegaan van een gemiddelde vervoersbehoefte van 1500 km per jaar. Als de inwoner gebruik maakt van een andere maatwerkvoorziening voor vervoer of een eigen verplaatsingsmiddel heeft, kan toegewezen aantal kilometers worden verlaagd. Ook wanneer de partner van de inwoner gebruikmaakt van dezelfde vervoersvoorziening of deze ander individueel vervoer heeft, kan, afhankelijk van de gezamenlijke vervoersbehoefte, de omvang van de maatwerkvoorziening worden aangepast.
Wanneer het gaat om een vervoersvoorziening voor kinderen, kan het gemiddelde ook worden aangepast. Kinderen hebben een andere vervoersbehoefte dan volwassenen en hebben geen volledige zelfstandige vervoersbehoefte.
Artikel 6.8 Collectieve voorziening: de Regiotaxi
In de Leidse regio, de Duin- en bollenstreek en de Rijnstreek is collectief vervoer beschikbaar via de Regiotaxi Holland Rijnland. De Regiotaxi is een vorm van aanvullend openbaar vervoer. De Regiotaxi rijdt van deur tot deur en is toegankelijk voor iedereen die, met of zonder rolstoel, zelfstandig of met begeleiding kan reizen. De gemeente is verantwoordelijk voor de vervoersbehoefte van de pashouder tot en met vijf zones vanaf het woonadres van de inwoner of het vertrekadres is gelegen op een afstand tot vijf zones vanaf het woonadres van de inwoner.
De Regiotaxi kan ook meer dan vijf zones afleggen, hiervoor geldt het volledige tarief.
Artikel 6.8.1 Vorm van verstrekken
De verstrekking betreft een vergoeding voor het gebruik van de Regiotaxi, waarbij een tegemoetkoming wordt gegeven voor de meerkosten van het CVV ten opzichte van het reguliere openbaar vervoer voor een maximaal aantal zones per jaar. De meerkosten worden door de gemeente rechtstreeks afgerekend met de vervoerder.
Artikel 6.8.2. Begeleiding bij het gebruik van de Regiotaxi
Inwoners kunnen voor hun verplaatsingen met de Regiotaxi aangewezen zijn op begeleiding. Die noodzaak kan zijn:
medische noodzaak waardoor er behoefte is aan toezicht onderweg: De noodzaak van begeleiding is een medische oorzaak waardoor de inwoner de regie kwijt kan raken. Voorbeelden hiervan zijn psychogeriatrische (bijvoorbeeld dementie) psychiatrische ziektebeelden (bijvoorbeeld fobieën) of mensen met gedragsstoornissen ten gevolge van hersenbeschadiging.
Artikel 6.8.3 Vrij besteedbaar bedrag
Er wordt een vrij besteedbaar bedrag toegekend ten behoeve van vervoer per eigen auto, (rolstoel)taxi, vervoer door derden of vervoer met de Regiotaxi. Het vrij besteedbaar bedrag kan worden omgezet naar extra zones, die te besteden zijn voor het gebruik van de Regiotaxi.
Artikel 6.9 Maatwerkvoorziening voor de zeer korte afstand
Bij inwoners met een loopafstand van minder dan 800 meter wordt beoordeeld of er een voorziening verstrekt moet worden voor de zeer korte afstand, bijvoorbeeld een scootmobiel. Een dergelijke maatwerkvoorziening kan alleen worden verstrekt als de inwoner verantwoord met het middel overweg kan en over een adequate stalling beschikt. Wanneer deze niet aanwezig is, kan het college het realiseren van de stalling opnemen in een maatwerkvoorziening. De kosten van deze stalling moeten in redelijke verhouding staan tot de huur- of aanschafkosten en van de verwachte gebruiksduur van de betreffende maatwerkvoorziening.
Artikel 6.10 Tegemoetkoming gebruik eigen auto
Het college kan een tegemoetkoming voor de meerkosten van het gebruik van de eigen auto verstrekken als aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
Er kan alleen bij toekenning en bij de aanvang van een nieuw jaar gekozen worden voor de tegemoetkoming eigen auto. De aanvraag van meerkosten kan worden afgewezen, wanneer een inwoners voorafgaand aan het optreden van de beperking al jaren gebruikmaakte van de voorziening.
Artikel 6.11 Aanpassing eigen auto
Wanneer inwoners een eigen auto hebben en geen gebruik kunnen maken van het openbaar vervoer, een ander vervoermiddel of de Regiotaxi of wanneer mensen de auto veelal in gezinsverband gebruiken, kunnen zij mogelijk in aanmerking komen voor een maatwerkvoorziening voor vervoer in de vorm van een autoaanpassing. Deze aanpassingen kunnen betreffen:
Artikel 6.11.1. Voorwaarden aanpassing eigen auto
De autoaanpassing wordt voor een periode van zeven jaar toegekend. Een nieuwe aanvraag voor eenzelfde aanpassing binnen deze periode wordt slechts naar rato van de verstreken termijn vergoed. De autoaanpassing wordt alleen toegekend indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
Ook aan de eigen auto worden randvoorwaarden gesteld, deze moet:
Artikel 6.12 Rolstoel als maatwerkvoorziening
Een maatwerkvoorziening in de vorm van een rolstoel is bedoeld om een inwoner in staat te stellen zich in en om de woning zittend te verplaatsen, zodat normaal functioneren mogelijk is. De inwoner moet in staat zijn de woonkamer, slaapvertrek(ken), douche en het toilet te bereiken en, indien noodzakelijk, de berging wanneer daar regelmatig gebruik van wordt gemaakt. Ook de tuin of het balkon moeten kunnen worden bereikt.
Artikel 6.12.1 Rolstoel voor continu gebruik
Het college kan een rolstoel voor continu gebruik verstrekken wanneer een inwoner voor het dagelijks verplaatsingen is aangewezen op een rolstoel. Zo nodig zal een programma van eisen worden opgesteld aan de hand van medisch of ergotherapeutisch advies.
Artikel 6.12.2 Incidenteel rolstoelgebruik
Slechts in uitzonderlijke gevallen kan een rolstoel voor incidenteel gebruik worden verleend. Indien een inwoner zich in en om de woning (beperkt) lopend kan verplaatsen, maar zich over korte vervoersafstanden niet lopend kan verplaatsen. Afhankelijk van de aard van het gebruik, wordt eerst beoordeeld of er gebruik gemaakt kan worden van een uitleenrolstoel of van een rolstoel die op de plaats van bestemming beschikbaar zijn, zoals in een winkelcentrum, ziekenhuis of pretpark.
De sportrolstoel wordt niet gerekend tot een rolstoel voor het verplaatsen in en rond de woning. Deze wordt gezien als een maatwerkvoorziening bedoeld om deel te nemen aan recreatieve activiteiten. Toekenning van een sportrolstoel kan alleen maar wanneer de rolstoel noodzakelijk is voor de beoefening van deze sport en wanneer aangetoond is dat de sport daadwerkelijk beoefend gaat worden (bijvoorbeeld door een lidmaatschap). In beginsel wordt deelname aan één sport als voldoende gezien. Wanneer men de sport professioneel gaat beoefenen zijn de sportvereniging, bond en fondsen voorliggend.
Artikel 6.13 Criteria rolstoel via het persoonsgebonden budget
Bij de verstrekking van een maatwerkvoorziening in de vorm van een rolstoel, gelden de volgende criteria:
de gemeente vergoedt alleen de werkelijk gemaakte kosten van de aanschaf van de rolstoel op basis van aankoopbewijs of vooruitbetaald op basis van een offerte. De bedragen uit het Financieel besluit 2019 gelden hierbij als maximum en is inclusief de standaard fabrieksopties en een jaarlijkse tegemoetkoming in de kosten van onderhoud, reparatie en eventueel verzekering.
Hoofdstuk 7. Beschermd kunnen wonen en opvang krijgen
De wet omschrijft beschermd wonen als wonen in een instelling met daarbij horend toezicht en begeleiding, gericht op het bevorderen van zelfredzaamheid en participatie, het psychisch en psychosociaal functioneren, stabilisatie van een psychiatrisch ziektebeeld, het voorkomen van verwaarlozing of maatschappelijke overlast of het afwenden van gevaar voor de cliënt of anderen. Bij beschermd wonen en opvang gaat het dus om het bieden van onderdak en begeleiding van inwoners die niet in staat zijn zich op eigen kracht te handhaven in de samenleving.
Maatschappelijke opvang is bedoeld voor mensen die geen vaste verblijfplaats hebben of die (tijdelijk) dakloos zijn.
Artikel 7.2 Maatwerkvoorziening beschermd wonen
Om in aanmerking te komen voor een maatwerkvoorziening beschermd wonen moet er sprake zijn van een diagnose en/of een advies van een specialist op gebied van GGZ of maatschappelijke opvang. Als een diagnose niet mogelijk is, moet er sprake zijn van aantoonbaar onvermogen om zichzelf staande te houden in een zelfstandige woning.
Inwoners die op de wachtlijst staan voor beschermd wonen, kunnen overbruggingszorg ontvangen bestaande uit begeleiding individueel en/of groep. Deze begeleiding is erop gericht om inwoners te ondersteunen bij het maken van de stap naar beschermd wonen. Voor sommige inwoners blijkt de overbruggingszorg genoeg te zijn waardoor een verhuizing naar een instelling niet nodig is. Na een jaar overbruggingszorg wordt de situatie van de inwoner opnieuw beoordeeld.
Artikel 7.4 Aanmelden beschermd wonen
Het beschikbaar stellen van plaatsen voor beschermd wonen is een taak van de centrumgemeente Leiden, die de plekken voor beschermd wonen financiert en de inwoners indiceert. Aanmelding voor beschermd wonen loopt via de centrale toegang voor beschermd wonen die nu nog in Leiden is georganiseerd.
Artikel 7.5 Aanmelden maatschappelijke opvang
Gemeente Leiden is als centrumgemeente verantwoordelijk voor het organiseren van opvang voor mensen die geen vaste verblijfplaats hebben of die (tijdelijk) dakloos zijn. Stichting de Binnenvest biedt deze opvang, en de bijbehorende begeleiding, aan inwoners die dakloos zijn. Inwoners die een verblijfplaats nodig hebben kunnen zich daar melden. Ook wanneer iemand nog niet dakloos is maar dakloos dreigt te worden kan de Binnenvest daarbij ondersteunen.
Hoofdstuk 8. Maatwerkvoorziening via persoonsgebonden budget
Een inwoner die in aanmerking komt voor een maatwerkvoorziening heeft in principe de keuze tussen een maatwerkvoorziening in natura of een maatwerkvoorziening via een persoonsgebonden budget. Incluzio informeert de inwoner (en bij minderjarige ook de ouders) over de mogelijkheid om te kiezen voor een persoonsgebonden budget en de gevolgen van deze keuze. Een gecontracteerde aanbieder biedt als uitgangspunt alleen diensten in natura, alleen in uitzonderlijke (noodzakelijke) gevallen kan hiervan worden afgeweken.
Artikel 8.2 Motiveren persoonsgebonden budget
De keuze voor een persoonsgebonden budget dient altijd een bewuste en vrijwillige keuze van de inwoner te zijn. Het kan daarbij gaan om de aard van de ondersteuningsvraag, waarbij godsdienstige, levensbeschouwelijke of culturele overwegingen een rol kunnen spelen. Indien de inwoner dit heeft beargumenteerd, zijn deze voorwaarden geen grond voor het college om een persoonsgebonden budget te weigeren.
Artikel 8.3 Overwegende bezwaren
Als er overwegende bezwaren bestaan tegen het verstrekken van een persoonsgebonden budget, hoeft het college geen keuze te bieden tussen een maatwerkvoorziening in natura en een persoonsgebonden budget.
Artikel 8.3.1. Persoonsgebonden budget afwijzen op grond van overwegende bezwaren
Om een persoonsgebonden budget af te wijzen op grond van overwegende bezwaren, moet er een feitelijke onderbouwing zijn op grond waarvan een persoonsgebonden budget niet wordt verstrekt. De onderbouwing wordt in de beschikking vermeld. Mogelijke overwegende bezwaren zijn:
Artikel 8.4 Omvang persoonsgebonden budget
Er wordt onderscheid gemaakt tussen een tarief voor hulp uit het sociale netwerk van de inwoner (non-professionele hulp), hulp geleverd door ter zake kundige zzp’ers en hulp die via een instelling wordt geleverd.
Het persoonsgebonden budget voor maatwerkvoorzieningen dient in beginsel vergelijkbaar te zijn met een voorziening in natura.
Artikel 8.4.1. Meerkosten persoonsgebonden budget
Wanneer de aangeschafte voorziening via het persoonsgebonden budget duurder is dan de voorziening in natura, wordt alleen een budget verstrekt ter hoogte van de kosten van de voorziening in natura. De inwoner kan de meerkosten dan zelf bijbetalen.
Artikel 8.5 Kwaliteit van het persoonsgebonden budget
De budgethouder heeft zelf de regie over de ondersteuning die hij met het persoonsgebonden budget contracteert of inkoopt. Daarmee heeft hij de verantwoordelijkheid voor de kwaliteit van de geleverde ondersteuning en kan hij zo nodig bijsturen.
Artikel 8.5.1. Toetsing van de kwaliteit
Het college kan voor- of achteraf toetsen of de veiligheid en doeltreffendheid van de ingekochte of gecontracteerde ondersteuning voldoende is gegarandeerd. Bij het beoordelen van de kwaliteit weegt mee of de maatwerkvoorziening in redelijkheid geschikt is voor het doel waarvoor het persoonsgebonden budget wordt verstrekt.
Artikel 8.6 Voorwaarden persoonsgebonden budget voor non-professionals
Er wordt geen vergoeding verstrekt voor ondersteuning die anders geleverd zou worden uit het sociale netwerk van de inwoner. Tenzij er sprake is van de volgende criteria:
In situaties waarin sprake is van (dreigende) overbelasting, kan geen persoonsgebonden budget worden ingezet, voor de overbelaste persoon.
Artikel 8.6.1. Uitbetaling persoonsgebonden wet volgens wettelijk minimumloon
Bij de uitbetaling van het pgb voor ondersteuning vanuit het informele netwerk (non-professional), dient rekening gehouden te worden met het wettelijk minimumloon, inclusief vakantiebijslag. In de regel worden alleen zorgovereenkomsten waarin sprake is van een uurloon goedgekeurd.
Artikel 8.7 Controle persoonsgebonden budget
Controle op besteding van het persoonsgebonden budget vindt plaats via de gemeente, met uitzondering van de maatwerkvoorzieningen begeleiding en huishoudelijke ondersteuning. De gemeente kan steekproefsgewijs onderzoeken of het persoonsgebonden budget rechtmatig wordt besteed en wordt gebruikt om het resultaat, zoals omschreven in de beschikking, te realiseren. Blijkt bij controle dat het persoonsgebonden budget aan een ander doel of activiteit is besteed dan waar het voor is toegekend, dan kan het college het persoonsgebonden budget geheel of gedeeltelijk terugvorderen. In voorkomende gevallen kan het bedrag ook bij erfgenamen teruggevorderd worden. Daarbij wordt in redelijkheid en billijkheid gehandeld.
Artikel 8.8 Persoonsgebonden budget voor materiële maatwerkvoorzieningen
Het persoonsgebonden budget voor materiële maatwerkvoorzieningen wordt vastgesteld op maximaal de kosten van de maatwerkvoorziening in natura. Deze worden bepaald op basis van contracten die met leveranciers zijn afgesloten. Als voor de maatwerkvoorziening geen contract is afgesloten, worden de kosten bepaald op basis van een door het college op te vragen offerte. Voor zover van toepassing, worden bij het persoonsgebonden budget voor de maatwerkvoorziening bedragen meegenomen voor het onderhoud en de verzekering.
Artikel 8.8.1. Uitbetaling van het persoonsgebonden budget voor materiële maatwerkvoorzieningen
Wanneer er sprake is van een persoonsgebonden budget voor een materiële maatwerkvoorziening wordt er eenmalig een bedrag uitgekeerd. Voor deze voorziening levert de inwoner binnen zes maanden een aankoopverplichting aan bij het college. De betaling van het budget vindt plaats na aanlevering van het bewijs van aankoop, een onderhoudscontract en, indien van toepassing, een verzekeringsbewijs. De voorziening wordt in één keer volledig uitbetaald; de componenten voor het onderhoud en de verzekering worden in jaarlijkse termijnen betaald.
Artikel 8.9 Onderhoud maatwerkvoorzieningen
De gemeente hanteert voor een maatwerkvoorziening een gebruiksduur van zeven jaar. Wanneer de maatwerkvoorziening is aangeschaft via het persoonsgebonden budget, is de betrokkene verplicht de aangeschafte maatwerkvoorziening gedurende de gebruiksduur voldoende te laten onderhouden. Bij de aanschaf van een elektrische maatwerkvoorzieningen, zoals een elektrische rolstoel of scootmobiel, via het persoonsgebonden budget, is de gebruiker tevens verplicht een aansprakelijkheidsverzekering af te sluiten (eerste drie jaar all risk).
Artikel 8.10 Aanvraag persoonsgebonden budget gedurende verstrekkingstermijn
Indien binnen de termijn waarvoor het persoonsgebonden budget is verstrekt opnieuw een persoonsgebonden budget wordt aangevraagd, dan wordt deze eventueel verstrekt onder inhouding van het bedrag van de restwaarde van de eerder verstrekte maatwerkvoorziening.
Hoofdstuk 9. Overige bepalingen
Artikel 9.1. Mantelzorgondersteuning
Mantelondersteuning is het pakket aan diensten, activiteiten en goederen dat beschikbaar wordt gesteld aan de mantelzorger en dat tot doel heeft de mantelzorger te ondersteunen bij zijn ondersteuning aan de inwoner. De ondersteuning heeft onder meer betrekking op: cursussen, lotgenotencontacten, informatie en advies, respijtzorg en de jaarlijkse Dag van de Mantelzorg op.
Artikel 9.1.1. Mantelzorgwaardering
Mantelzorgers kunnen aanspraak maken op een mantelzorgwaardering als erkenning voor wat zij voor een inwoner van Leiderdorp doen. Alle mantelzorgers die zorg verlenen in Leiderdorp komen in aanmerking voor de waardering. Dit houdt in dat de mantelzorger zelf woonachtig kan zijn in een andere gemeente, maar degene voor wie gezorgd wordt woont in Leiderdorp.
Respijtzorg is de ondersteuning die aan de inwoner wordt toegewezen voor de momenten dat de mantelzorger niet in de gelegenheid is ondersteuning te bieden. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen:
Artikel 9.1.3. Maatwerkvoorziening kortdurend verblijf
Kortdurend verblijf is een vorm van respijtzorg. Het zwaartepunt ligt vooral op logeren, met als doel het overnemen van het (permanente) toezicht ter ontlasting van de persoon die de gebruikelijke hulp geeft of de mantelzorger. Er is geen sprake van (medische) opname in het kader van de Zorgverzekeringswet (Zvw) of de Wet langdurige zorg (Wlz). Ook is er geen sprake van spoed of crisis.
Iemand komt in aanmerking voor kortdurend verblijf, wanneer:
Het kortdurend verblijf kan maximaal 72 uur per week bedragen met een maximum van 52 etmalen per jaar, maar kan flexibel worden ingezet. Het kortdurend verblijf wordt geboden in een instelling of in een accommodatie.
Onder deze maatwerkvoorziening is zo nodig ook het vervoer naar de locatie inbegrepen waar het kortdurend verblijf wordt geboden. Dit vervoer wordt in noodzakelijk geacht wanner de mantelzorger niet in staat is de inwoner te brengen (en te halen) en er geen andere vervoersmogelijkheden zijn.
Artikel 9.2 Maatwerkvoorziening beschut wonen
Een inwoner kan de maatwerkvoorziening voor beschut wonen LVB toegewezen krijgen, wanneer hij een tijdelijke behoefte heeft aan een beschutte woonomgeving en de Wlz daar geen mogelijkheid toe biedt. De maatwerkvoorziening is gericht op het bieden van (intensieve) woonbegeleiding, op specifieke leefgebieden, aan personen met een licht verstandelijke beperking (LVB, TIQ50-85 met problemen met de sociale redzaamheid).
De volgende criteria zijn van toepassing:
De indicering van de maatwerkvoorziening ligt bij de gemeente Leiden die fungeert als centrumgemeente.
Artikel 9.3 Ondersteuning aan 18-23 jarigen
Wanneer een inwoner individuele jeugdhulpvoorziening ontvangt op de grond van de Jeugdwet en 18 jaar wordt, kan de begeleiding doorlopen. Of en op welke wijze dit het geval is, zal worden bepaald door de Coöperatie Jeugdhulp. De invulling van de begeleiding is zowel afhankelijk van de mogelijkheden van de aanbieder(s), als van de behoefte van de jongere. Het perspectiefplan van de jongere, opgesteld door de jongere en het JGT, kan de input vormen voor mogelijke ondersteuning via de Wmo.
Artikel 9.4 Toezichthoudend ambtenaar
De gemeente is verplicht een toezichthoudende ambtenaar aan te stellen. De Leidse regio borgt dit door de functie van toezichthoudend ambtenaar te beleggen bij de GGD Hollands Midden.
Artikel 9.5 Meldcode huiselijk geweld
Wanneer een professional vermoedens heeft van huiselijk geweld of kindermishandeling, is deze verplicht de Wet verplichte meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling, te volgen. Het gaat hierbij niet alleen om vermoedens van fysiek geweld, maar ook van psychisch of seksueel geweld en vermoedens van verwaarlozing.
Inwoners die een beroep doen op hulp, hebben zelf de regie over hun gegevens. Voor het uitwisselen van persoonsgegevens is altijd de toestemming van de inwoner nodig. Met persoonsgegevens worden alle gegevens bedoeld die direct of indirect herleidbaar zijn tot de inwoner. Professionals dienen zorgvuldig af te wegen óf en welke informatie noodzakelijk is om gedeeld te worden. Gegevensuitwisseling dient te voldoen aan de standaarden, zoals vermeld in de AVG.
Vastgesteld in de vergadering van het college van burgemeester en wethouders op 9 april 2019.
Secretaris,
Burgemeester,
Bijlage 1. Dreigende overbelasting mantelzorger
Het kan zijn dat degene van wie wordt verwacht dat hij taken overneemt, overbelast dreigt te raken. Er is sprake van een disbalans tussen draagkracht en draaglast. Het kan heel duidelijk zijn dat de mantelzorger of de persoon die gebruikelijke hulp levert overbelast is, in ander gevallen is dat minder duidelijk en zal dit in het gesprek moeten worden uitgediept.
Factoren die van invloed zijn op de draagkracht zijn onder meer:
Factoren die van invloed zijn op de draaglast zijn onder meer:
Symptomen die zouden kunnen wijzen op overbelasting
Diverse symptomen zijn waar te nemen bij (dreigende) overbelasting. Het is mogelijk, dat slechts één van deze symptomen waarneembaar is, maar over het algemeen zullen meerdere symptomen gecombineerd optreden. De mate waarin de symptomen zich manifesteren, zijn verschillend van persoon tot persoon. Daarnaast dient men zich te bedenken dat het hierbij om veelal, aspecifieke symptomen gaat, die ook bij andere stoornissen kunnen passen. Het bestaan van deze symptomen moet dus als een mogelijk signaal worden opgevat.
Indien er meerdere van onderstaande symptomen aanwezig zijn, is het raadzaam dat de mantelzorger zijn huisarts raadpleegt, omdat bij langdurige aanwezigheid en/of verwaarlozing van dergelijke symptomen weer kunnen leiden tot andere, ernstige stoornissen.
Mogelijke symptomen van overbelasting zijn:
Mogelijke vragen die tijdens het gesprek die kunnen helpen bij het signaleren van eventuele overbelasting van de mantelzorger.
Bijlage 2. Ondersteuningsterreinen
De inwoner kan beperkingen ondervinden op de volgende terreinen:
Bij sociale redzaamheid gaat het om de volgende aspecten:
Bij bewegen en verplaatsen gaat het om de volgende aspecten:
Bij probleemgedrag gaat het om de volgende aspecten:
Bij psychisch functioneren gaat het om de volgende aspecten:
Bij oriëntatiestoornissen gaat het om de volgende aspecten:
Bijlage 4. Voorbeelden algemeen gebruikelijke voorzieningen (niet limitatief)
Bijlage 5. Normenkader Huishoudelijke Ondersteuning
Het Normenkader Huishoudelijke Ondersteuning maakt onderdeel uit van de Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning van de gemeenten in de Leidse regio. Het betreft een leidraad waarin werkzaamheden en uitgangspunten geformuleerd worden die leiden tot een schoon en leefbaar huis. Benadrukt wordt dat het een leidraad betreft en dat samen met de inwoner gekeken wordt welke werkzaamheden in de specifieke situatie overgenomen moeten worden of welke keuzes en afwegingen de inwoner in overleg met zorgaanbieder maakt. Het leveren van maatwerk is het uitgangspunt.
Huishoudelijke Ondersteuning wordt resultaatgericht ingezet. “Hoe” de resultaten het beste gerealiseerd kunnen worden, wordt overgelaten aan de zorgaanbieder in overleg met de inwoner. Hierbij wordt ook gekeken welke werkzaamheden de inwoner zelf nog kan uitvoeren (of het sociale netwerk). Afspraken hierover leggen de inwoner en de zorgaanbieder vast in een zorgovereenkomst/ondersteuningsplan. Daar waar inwoner en zorgaanbieder niet gezamenlijk tot een plan/overeenkomst kunnen komen, zal de gemeente betrokken worden om in goed overleg met partijen tot een werkbare oplossing te komen.
Variatie in Huishoudelijke Ondersteuning (te behalen resultaten)
Onder Huishoudelijke ondersteuning vallen:
Bij het bepalen welke ondersteuning nodig is en in welke intensiteit ondersteuning geboden moet worden, wordt gekeken naar de te behalen resultaten, de aanwezigheid van verzwarende omstandigheden en de noodzaak om (eventuele) begeleiding in te zetten bij het dagelijks functioneren.
a) Huishoudelijke ondersteuning basis
De te behalen resultaten bij het inzetten van huishoudelijke ondersteuning basis zijn het schoon en leefbaar houden van de primaire leefruimten van de woning en het optioneel verzorgen van de was. De begrippen schoon en leefbaar huis en het verzorgen van de was zijn als volgt gedefinieerd.
Schoon en leefbaar huis: De primaire leefruimten van het huis moeten schoon en opgeruimd zijn volgens algemeen gebruikelijke hygiënische normen. Daarmee wordt voorkomen dat de woning vervuilt.
Wasverzorging: Verzorging van de was, omvat het machinaal wassen, laten drogen en opvouwen van kleding en linnen- en beddengoed. Het strijken van kleding en/of linnen- en beddengoed vindt in principe niet plaats. In overleg met de cliënt kan eventueel bovenkleding worden gestreken zolang dit niet ten koste gaat van andere noodzakelijke werkzaamheden.
b) Huishoudelijke ondersteuning speciaal
De te behalen resultaten bij het inzetten van huishoudelijke ondersteuning speciaal zijn naast het realiseren van een schoon en leefbaar huis en optioneel de wasverzorging, de regievoering over het huishouden. Het regie voeren over het huishouden is als volgt gedefinieerd.
Regie voeren over het huishouden: Er wordt vanuit gegaan dat cliënten zelf in staat zijn om hun dagelijkse huishouden te plannen. Indien dit niet het geval is, maar iemand dat wel zou kunnen aanleren, wordt (tijdelijke) ondersteuning geboden gericht op het aanleren hiervan. Indien het gaat om het plannen en beheren van middelen voor het voeren van het huishouden, gaat het specifiek om advies over het kopen van levensmiddelen, het plannen van huishoudelijke activiteiten en/of het beheer van de levensmiddelenvoorraad en artikelen voor het uitvoeren van de huishoudelijke ondersteuning. Het doen van de boodschappen valt hier niet onder.
In sommige situaties kan het nodig zijn dat naast huishoudelijke ondersteuning ook individuele begeleiding noodzakelijk is. De combinatie van huishoudelijke ondersteuning en begeleiding, zetten we in als Thuisondersteuning. Het heeft als doel te zorgen dat inwoners zo zelfstandig mogelijk kunnen blijven wonen. Deze begeleiding kan nodig zijn bij:
Het is niet mogelijk om naast Thuisondersteuning ook nog Begeleiding Individueel in te zetten. Indien de behoefte aan “begeleiding bij het dagelijks functioneren” groter is dan binnen de Thuisondersteuning kan worden ingezet, zullen aparte beschikkingen voor Huishoudelijke Ondersteuning en Begeleiding Individueel worden afgegeven.
Er kunnen factoren zijn die ervoor zorgen dat schoonmaakwerkzaamheden met een hogere frequentie of intensiever moeten plaatsvinden. Cliënten zijn in eerste instantie zelf verantwoordelijk om de factoren die leiden tot een hogere frequentie weg te nemen. Het kan daarbij gaan om roken door cliënten of eventuele huisgenoten, het aantal en de grootte van de meubels, de aanwezigheid van veel kleine spullen of het hebben van huisdieren. Indien de aanwezigheid van huisdieren tot vervuiling van de woning leidt zal Incluzio Leiderdorp het gesprek met de cliënt aangaan. De huishoudelijke hulp heeft de taak alert te zijn op verwaarlozing van huisdieren. In deze situaties is er (in principe) geen sprake van verzwarende omstandigheden. Per cliënt zal echter beoordeeld worden of er in die specifieke situatie sprake is van verzwarende omstandigheden. Onder verzwarende omstandigheden kunnen vallen (niet limitatief):
De verzwarende omstandigheden kunnen van toepassing zijn bij huishoudelijke ondersteuning basis, huishoudelijke ondersteuning speciaal en thuisondersteuning. Indien sprake is van verzwarende omstandigheden gelden de volgende categorieën:
De situatie van inwoners kan veranderen. Bijvoorbeeld doordat de gezondheid verandert of doordat de ondersteuning vanuit het netwerk wijzigt. Daarmee kan ook de behoefte aan ondersteuning wijzingen. Door korte lijnen tussen aanbieder en cliënt is er ruimte om daar waar nodig aanpassingen te verrichten in de mate van ondersteuning. Indien zorgaanbieder en cliënt concluderen dat het resultaat niet bereikt kan worden binnen de ingezette voorziening nemen zij contact op met Incluzio Leiderdorp.
We maken onderscheid tussen basisactiviteiten en incidentele activiteiten. Het gaat daarbij om activiteiten ten behoeve van een schoon en leefbaar huis, wasverzorging en het voeren van regie over het huishouden. Samen met de cliënt wordt gekeken welke werkzaamheden de cliënt of zijn sociale netwerk uit kunnen uitvoeren en welke activiteiten de zorgaanbieder uitvoert. De daadwerkelijke frequentie en activiteiten zijn afhankelijk van de situatie van de inwoner.