Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Leiderdorp

Beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Leiderdorp houdende regels omtrent maatschappelijke ondersteuning (Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning 2019)

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieLeiderdorp
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Leiderdorp houdende regels omtrent maatschappelijke ondersteuning (Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning 2019)
CiteertitelBeleidsregels maatschappelijke ondersteuning 2019
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling bevat de vroegst mogelijke datum van inwerkingtreding.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

https://decentrale.regelgeving.overheid.nl/cvdr/xhtmloutput/Historie/Leiderdorp/CVDR491511/CVDR491511_1.html

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

26-07-201904-06-2020nieuwe regeling

09-04-2019

gmb-2019-185549

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Leiderdorp houdende regels omtrent maatschappelijke ondersteuning (Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning 2019)

Inleiding

 

Gemeenten hebben op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) de verantwoordelijkheid om inwoners met een beperking te ondersteunen op het gebied van zelfredzaamheid en participatie. De ondersteuning is erop gericht om inwoners zo lang mogelijk zelfstandig thuis te laten wonen.

 

Maatwerk als uitgangspunt

Per inwoner en per situatie wordt bepaald welke ondersteuning passend is. Het leveren van maatwerk is hierbij het uitgangspunt. Ook aandacht voor wat de mantelzorger nodig heeft om de inwoner te ondersteunen, kan onderdeel uitmaken van een maatwerkvoorziening.

 

Beleidsregels

De beleidsregels gaan in op de uitvoeringspraktijk van de Verordening maatschappelijke ondersteuning. Het vaststellen van de beleidsregels is een bevoegdheid van het college. Beleidsregels kunnen gebruikt worden om besluiten te motiveren.  

 

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Leiderdorp;

 

gelet op de relevante artikelen in vingerende Verordening Maatschappelijke ondersteuning Leiderdorp;

 

besluit vast te stellen de:

 

Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning 2019

 

Hoofdstuk 1. Toegangsprocedure

Artikel 1.1. Inleiding

Als een inwoner of zijn vertegenwoordiger zich meldt met een vraag om ondersteuning, wordt onderzocht of de inwoner hiervoor in aanmerking komt.

Artikel 1.2. Melding

Met een melding verzoekt een inwoner het college om te onderzoeken of hij in aanmerking komt voor ondersteuning. De melding kan bij Incluzio Leiderdorp worden gedaan. Een melding is vormvrij en wordt geregistreerd en bevestigd.

Artikel 1.3 Scheiding melding en aanvraag

Een melding is geen aanvraag voor een maatwerkvoorziening. Als het onderzoek dat volgt op de melding is afgerond, kan een inwoner een aanvraag indienen.

Artikel 1.3.1. Directe aanvraag maatwerkvoorziening

Wanneer een inwoner direct een aanvraag voor een maatwerkvoorziening wenst te doen, wordt op grond van de Algemene wet bestuursrecht een termijn van acht weken gehanteerd.

Artikel 1.4 Behandeling melding

Na de melding wordt contact opgenomen met de inwoner en eventuele mantelzorger. Bij het eerste contact komen de procedureregels, de mogelijkheid tot cliëntondersteuning en de optie om een persoonlijk plan in te dienen aan de orde. Het college heeft Incluzio Leiderdorp de opdracht gegeven om de onderzoeken uit te voeren.

Artikel 1.4.1. Procedureregels en opschorten beslistermijn

De inwoner verschaft Incluzio Leiderdorp de gegevens die nodig zijn voor het onderzoek. Als de inwoner niet de benodigde gegevens, documenten of medewerking verleent aan het onderzoek, kan de beslistermijn worden opgeschort.

Artikel 1.4.2. Onafhankelijke cliëntondersteuning

Voor de start van het onderzoek vertelt Incluzio Leiderdorp de inwoner over de mogelijkheid om gebruik te maken van onafhankelijke cliëntondersteuning. Het gaat hierbij om ondersteuning in de vorm van informatie en advies over maatschappelijke ondersteuning en hulp bij het verkrijgen daarvan.

Artikel 1.4.3. Persoonlijk plan

Incluzio Leiderdorp vertelt de inwoner over de mogelijkheid een persoonlijk plan in te dienen. In het persoonlijk plan beschrijft de inwoner welke vorm van ondersteuning naar zijn mening het beste van toepassing is op zijn situatie. Het persoonlijk plan moet voor de start van het onderzoek worden aangeleverd.

Artikel 1.5 Onderzoek

Het onderzoek wordt binnen zes weken na de melding uitgevoerd. Het college bespreekt met de inwoner wat de hulpvraag inhoudt en waaruit de behoefte aan ondersteuning bestaat.

Artikel 1.5.1. Mantelzorg en dreigende overbelasting

Incluzio Leiderdorp onderzoekt of er mantelzorg aanwezig is en of er maatregelen genomen moeten worden om de mantelzorger te ondersteunen en/of om (dreigende) overbelasting te voorkomen. Zie ook bijlage 1 ‘Dreigende overbelasting mantelzorgers’.

Artikel 1.5.2. Advisering

Het college kan besluiten om ten behoeve van het onderzoek advies in te winnen van een (medisch) deskundige. In dat geval moet het advies worden afgewacht, voordat het onderzoek kan worden afgerond.

Artikel 1.6 Verslag

De inwoner ontvangt een verslag van Incluzio Leiderdorp met de uitkomst van het onderzoek. Wanneer de inwoner het niet eens is met het verslag, kunnen opmerkingen worden besproken en kan het verslag worden aangepast. Het verslag wordt getekend door de inwoner en Incluzio Leiderdorp.

Artikel 1.7 Aanvraag maatwerkvoorziening

Na ontvangst van een aanvraag voor een maatwerkvoorziening, heeft het college twee weken de tijd om een beschikking voor een maatwerkvoorziening af te geven.

Artikel 1.8 Beschikking voor een maatwerkvoorziening

Een inwoner die in aanmerking komt voor een maatwerkvoorziening heeft in principe de keuze tussen een maatwerkvoorziening in natura of een maatwerkvoorziening via het persoonsgebonden budget.

Artikel 1.8.1. Maatwerkvoorziening in natura

In de beschikking voor een maatwerkvoorziening in natura staat in ieder geval:

  • -

    welke maatwerkvoorziening wordt verstrekt;

  • -

    het beoogde resultaat;

  • -

    de verplichtingen die zijn verbonden aan de verstrekte maatwerkvoorziening

  • -

    dat mogelijk een eigen bijdrage van de inwoner wordt verwacht.

Artikel 1.8.2. Maatwerkvoorziening via het persoonsgebonden budget

In de beschikking voor een maatwerkvoorziening via een persoonsgebonden budget staat in ieder geval:

  • -

    welke maatwerkvoorziening wordt verstrekt;

  • -

    het beoogde resultaat;

  • -

    de hoogte van het persoonsgebonden budget;

  • -

    de verplichtingen die zijn verbonden aan de verstrekte maatwerkvoorziening. 

Hoofdstuk 2. Beoordelingscriteria maatwerkvoorzieningen

Artikel 2.1 Inleiding

Tijdens de onderzoeksfase wordt onderzocht waar de inwoner ondersteuning bij nodig heeft en wordt gekeken wat de mogelijkheden zijn ten aanzien van de inzet van algemene voorzieningen, algemeen gebruikelijke voorzieningen, gebruikelijke voorzieningen en voorliggende wet- en regelgeving.

Artikel 2.2 Ondersteuningsterreinen

De inwoner kan beperkingen ondervinden op verschillende terreinen:

  • -

    sociale redzaamheid;

  • -

    bewegen en verplaatsen;

  • -

    probleemgedrag;

  • -

    psychisch functioneren;

  • -

    geheugen- en oriëntatiestoornissen.

Als een inwoner, als gevolg van problemen op één van deze terreinen, komt hij in aanmerking voor een maatwerkvoorziening. Zie bijlage 2 voor de uitwerking van de van de verschillende terreinen waarop een inwoner een beperking kan ondervinden.

Artikel 2.3 Algemene voorzieningen

Algemene voorzieningen zijn toegankelijk voor alle inwoners: mét en zonder beperkingen. Voorbeelden zijn het openbaar vervoer, consultatiebureaus en de huisartsenpost. Ook ondersteuning en begeleiding via Incluzio Leiderdorp is een algemene voorziening. Om gebruik te kunnen maken van een algemene voorziening is geen toestemming en doorverwijzing van het college nodig. Eventueel kan er sprake zijn van een lichte toegangstoets, maar er wordt geen beschikking afgegeven. Bijlage 3 bevat een lijst met voorbeelden van algemene voorzieningen.

Artikel 2.4 Algemeen gebruikelijke voorzieningen

Een algemeen gebruikelijke voorziening is:

  • -

    niet specifiek bedoeld voor mensen met een beperking;

  • -

    in de reguliere handel verkrijgbaar;

  • -

    niet duurder is dan soortgelijke producten.

Voorbeelden zijn een elektrische fiets of een verhoogd toilet.

 

Niet relevant is of een inwoner gebruik wil maken van een algemeen gebruikelijke voorziening. Ook is het niet relevant welke kosten aan de voorziening zijn verbonden, tenzij er sprake is van een inkomen dat door de ziekte of het probleem onder de bijstandsnorm uitkomt of uit dreigt te komen. Algemeen gebruikelijk voorzieningen worden niet vergoed vanuit de Wmo, maar zijn voor de rekening van de inwoner. Bijlage 4 bevat een lijst met voorbeelden van algemeen gebruikelijke voorzieningen.

Artikel 2.5 Gebruikelijke hulp

Gebruikelijke hulp is de normale, dagelijkse hulp die huisgenoten elkaar worden geacht te bieden. Bij de beoordeling of er sprake is van gebruikelijke hulp wordt gekeken naar:

  • -

    de aard en omvang van de ondersteuningsbehoefte;

  • -

    de aard van de relatie met de inwoner;

  • -

    de leeftijd van inwonende kinderen;

  • -

    de mogelijkheid om de gebruikelijke hulp aan te leren.

Van een huisgenoot wordt geen gebruikelijke hulp verwacht wanneer hij een beperking heeft en/of kennis dan wel vaardigheden mist om gebruikelijke hulp aan de inwoner te bieden en deze vaardigheden aan te leren.

Artikel 2.5.1 Aard en de omvang ondersteuningsbehoefte

De ondersteuningsbehoefte van de inwoner kan van dusdanige omvang zijn dat er (deels) niet meer gesproken kan worden van gebruikelijke hulp. Dit kan als boven-gebruikelijk worden aangemerkt.

Artikel 2.5.2 Aard van de relatie met de inwoner

Wat als gebruikelijke hulp wordt aangemerkt, kan voor een partner of ouder anders zijn dan voor een kind. Als uitgangspunt geldt dat van een partner meer wordt verwacht in het kader van gebruikelijke hulp, dan van kinderen ten opzichte van hun ouders. Ouders (of verzorgers) hebben een zorgplicht ten opzichte van hun kinderen. Bij uitval van één van de ouders, wordt verwacht dat de andere ouder de gebruikelijke hulp voor de kinderen overneemt.

Artikel 2.5.3. Leeftijd en ontwikkelingsfase van inwonende kinderen

Van thuiswonende kinderen wordt verwacht dat zij huishoudelijke taken uitvoeren. Het bieden van ondersteuning, zoals begeleiding, ligt minder voor de hand.

 

De volgende uitgangspunten zijn van toepassing:

  • -

    kinderen tot 5 jaar leveren geen bijdrage aan de huishouding;

  • -

    kinderen tussen 5-12 jaar worden betrokken bij lichte huishoudelijke werkzaamheden, zoals opruimen, tafel dekken, afwassen en een boodschap doen;

  • -

    kinderen vanaf 13 jaar kunnen, naast bovengenoemde taken hun eigen kamer op orde houden: rommel opruimen, stofzuigen, bed verschonen;

  • -

    Van een thuiswonende 18 tot 23-jarige wordt verwacht dat hij een eenpersoonshuishouden kan voeren en eventuele jongere gezinsleden kan verzorgen en begeleiden.

Artikel 2.5.4. Mogelijkheid om gebruikelijke hulp aan te leren

Het is mogelijk dat een huisgenoot niet weet hoe hij gebruikelijke hulp kan verlenen, maar dat wel kan aanleren. Er kan dan tijdelijk een maatwerkvoorziening worden ingezet om de gebruikelijke hulp aan te leren.

Artikel 2.6 Mantelzorg

Mantelzorg is zorg of ondersteuning die een inwoner ontvangt van iemand uit zijn directe omgeving. Het gaat om onbetaalde ondersteuning die:

  • -

    huisgenoten, familie, vrienden, kennissen, collega’s en buren verlenen en voortkomt uit onderlinge relaties;

  • -

    wordt verleend vanwege gezondheidsproblemen of beperkingen tot in een terminale fase;

  • -

    varieert van huishoudelijke ondersteuning, persoonlijke verzorging tot begeleiding;

  • -

    in principe langer dan 3 maanden en meer dan 8 uur per week wordt verleend en die boven de gebruikelijke hulp uitstijgt in zwaarte, duur en/of intensiteit.

Mantelzorg vindt plaats op basis van vrijwilligheid, dat wil zeggen dat de mantelzorger bereid en in staat wordt geacht deze zorg te leveren. Het college kan en mag mantelzorg niet afdwingen.

Artikel 2.7 Voorliggende aanspraak

Een maatwerkvoorziening wordt niet verstrekt wanneer een inwoner een indicatie heeft op grond van:

  • -

    de Wet langdurige zorg;

  • -

    de Zorgverzekeringswet (bijvoorbeeld zittend ziekenvervoer of ambulancevervoer);

  • -

    de Jeugdwet;

  • -

    de Wet werk en Inkomen naar arbeidsvermogen (bijvoorbeeld vervoer in het kader van betaalde arbeid of regulier onderwijs).

Wel moet worden beoordeeld wat buiten de voorliggende aanspraak valt, dit blijft voor de Wmo.

Artikel 2.8 Lopende beschikking

Het college verstrekt de inwoner geen maatwerkvoorziening als:

  • -

    de afschrijvingstermijn van een eerder toegekende gelijkwaardige maatwerkvoorziening nog niet is verlopen;

  • -

    de eerder toegekende maatwerkvoorziening technisch nog niet is afgeschreven.

Artikel 2.9 Adequate voorziening

In beginsel kent het college de adequaatste voorziening toe. Hierbij houdt het college rekening met de prijs van de voorziening. 

Hoofdstuk 3. Een schoon, leefbaar en gestructureerd huishouden

Artikel 3.1. Inleiding

Een inwoner kan ondersteuning ontvangen wanneer hij niet in staat is (volledig) zorg te dragen voor een schoon, leefbaar en een gestructureerd huishouden. Het onderhoud van de tuin wordt niet tot het huishouden gerekend.

Artikel 3.2 Resultaten

Het college kan ondersteuning bieden om de volgende resultaten te bereiken:

  • -

    een schoon en leefbaar huis;

  • -

    het dagelijks functioneren;

  • -

    de noodzakelijke bereiding van maaltijden;

  • -

    het voeren van regie op het huishouden;

  • -

    wasverzorging.

Deze resultaten verder uitgewerkt in het Normenkader Huishoudelijke Ondersteuning (bijlage 5).

Artikel 3.3 Eigen verantwoordelijkheid

Activiteiten die de inwoner zelf kan doen op het gebied van een schoon en leefbaar huis, behoren tot de eigen verantwoordelijkheid van de inwoner. Dit kan betekenen dat een deel van het huishouden door de inwoner wordt uitgevoerd en voor een ander deel ondersteuning wordt geboden.

 

Van de inwoner mag worden verwacht dat hij meewerkt aan zo efficiënt mogelijke ondersteuning, door hiermee rekening te houden bij de inrichting van de woning en huishoudelijke werkzaamheden te plannen. Te denken valt onder meer aan het ergonomisch verantwoord inrichten van de woning en het zo mogelijk voorbereiden van de was.

Artikel 3.3.1. Houden van huisdieren

De gevolgen van het houden van huisdieren (met uitzondering van hulpdieren) op de omvang van de schoonmaaktaak en het zoeken van oplossingen daarvoor, behoort in de eerste plaats tot de eigen verantwoordelijkheid van de inwoner.

Artikel 3.4 Maatwerkvoorziening huishoudelijke ondersteuning

De maatwerkvoorziening huishoudelijke ondersteuning kent onderscheid tussen basis, speciaal en thuisondersteuning. Thuisondersteuning biedt de mogelijkheid om huishoudelijke werkzaamheden (tijdelijk) over te nemen en begeleiding bij het zelf uitvoeren daarvan te combineren. Het onderscheid is uitgewerkt in het Normenkader Huishoudelijke Ondersteuning (zie bijlage 5). Als thuisondersteuning wordt ingezet kan er niet apart nog huishoudelijke ondersteuning of individuele begeleiding worden ingezet.

Artikel 3.5 Maaltijdvoorziening

Wanneer een inwoner niet in staat is een maaltijd te bereiden of om deze op te warmen, bijvoorbeeld met hulp van de magnetron, kan een maatwerkvoorziening worden ingezet. De maaltijdvoorziening kan betrekking hebben op de volgende activiteiten:

  • -

    Maaltijdvoorbereiding:

    • °

      Bereiding van de broodmaaltijd: broodmaaltijden smeren en klaarzetten, tafel dekken, afwassen of in- uitruimen van de vaatwasmachine.

    • °

      Bereiding van warme maaltijden: maaltijden opwarmen en klaarzetten, tafel dekken, afwassen of in- of uitruimen van de vaatwasmachine. In uitzonderlijke gevallen kan het bereiden van de maaltijd hierbij horen.

  • -

    Toezicht: de medewerker ziet erop toe dat de inwoner het eten en drinken daadwerkelijk tot zich neemt.

Zie bijlage 6 voor de normtijden per activiteit. 

Hoofdstuk 4. Wonen in een geschikte woning

Artikel 4.1. Inleiding

Wonen in een geschikte woning, omvat de elementaire woonfuncties: slapen, lichaamsreiniging, toiletgang, bereiden en eten van maaltijden en het verplaatsen in de woning. Voor kinderen komt daar het veilig kunnen spelen in de woonruimte bij. Voorzieningen met een therapeutisch doel vallen niet binnen de Wmo. Uitgangspunt is dat de inwoner beschikt over een woning.

Artikel 4.2 Eigen verantwoordelijkheid

Een inwoner dient zelf te zorgen voor een geschikte woning. Als problemen een gevolg zijn van een verhuizing naar een ongeschikte woning (al dan niet vanuit een geschikte woning) en er zijn geen redenen voor de verhuizing, zoals een medische noodzaak of de nabijheid van mantelzorg, is de inwoner zelf verantwoordelijk voor een oplossing voor de (ontstane) problemen. Ook wanneer ondervonden problemen in de woning voortvloeien uit de aard van de gebruikte materialen in de woning of uit de slechte staat van onderhoud van de woning, is het oplossen van deze problemen de verantwoordelijkheid van de inwoner.

Artikel 4.2.1 Plotselinge noodzaak

Onder eigen verantwoordelijkheid vallen geen gevallen waarbij sprake is van plotselinge noodzaak. Het gaat hierbij om problemen met de geschiktheid van de woning die onverwacht zijn ontstaan, doordat iemand op een bepaald moment, zonder dat dit op basis van leeftijd of aandoening te verwachten is, geconfronteerd wordt met een beperking met consequenties voor de geschiktheid van de woning.

Artikel 4.3 Zelfstandige woonruimte, woonboten en woonwagens

Een woning kan zowel een koop- of huurwoning zijn. Voorwaarde is dat het een zelfstandige woonruimte betreft. Ook bij afwijkende situaties, zoals een woonboot of woonwagen met vaste standplaats wordt in principe gesproken van woning. De woonboot of woonwagen mag niet ouder zijn dan tien jaar en moet een technische levensduur hebben van nog minimaal vijf jaar, vastgesteld door een taxateur. Daarnaast moet de woonboot of woonwagen nog minimaal vijf jaar op de standplaats of ligplaats kunnen blijven.

Artikel 4.4 Primaat van verhuizen en maatwerkvoorziening verhuis- en herinrichtingskosten

Als uit het onderzoek blijkt dat een maatwerkvoorziening noodzakelijk is om het probleem van een inwoner op te lossen, kan worden onderzocht of een verhuizing naar een geschikte woning mogelijk en wenselijk is. Hierbij zullen de volgende aspecten worden meegewogen:

  • -

    financiële consequenties van de verhuizing;

  • -

    termijn waarop een nieuwe woning beschikbaar komt;

  • -

    gevolg van de verhuizing op de reisafstand voor de mantelzorger;

  • -

    frequentie van mantelzorg (aantal keren per dag of per week);

  • -

    gevolg van de verhuizing op het sociaal netwerk.

Artikel 4.4.1. Maatwerkvoorziening voor verhuis- en herinrichtingskosten

Als het primaat van verhuizen van toepassing is, kan een maatwerkvoorziening voor verhuis- en herinrichtingskosten worden verstrekt. Bij beoordeling van een verhuiskostenvergoeding houdt het college rekening met de mate waarin de verhuizing te verwachten of te voorspellen was. Bij een te verwachten of voorspelbare verhuizing wordt in principe geen verhuiskostenvergoeding toegekend. In beginsel komen alleen vervoerskosten en stofferingskosten (onroerende zaken als tapijt, behang en schilderwerk) in aanmerking voor de vergoeding.

 

Verhuizingen wegens gezinsuitbreiding of om als jongvolwassene zelfstandig te gaan wonen, zijn in beginsel algemeen gebruikelijk, evenals voorspelbare verhuizingen van senioren. Er worden tevens geen verhuiskostenvergoeding verstrekt voor verhuizingen naar woningen die niet geschikt of niet bestemd zijn voor permanente bewoning. Ook verstrekt het college in beginsel geen verhuiskostenvergoeding als de verhuizing heeft plaatsgevonden voordat op de aanvraag is beschikt, tenzij achteraf alsnog kan worden vastgesteld dat er problemen bij het normale gebruik van de woning werden ondervonden.

Artikel 4.4.2. Tijdelijke maatwerkvoorzieningen

Indien wordt besloten dat verhuizing de beste oplossing is, is het mogelijk om eenvoudige, tijdelijke maatwerkvoorzieningen aan te brengen ter overbrugging.

Artikel 4.5 Maatwerkvoorziening wonen

Maatwerkvoorzieningen moet ervoor zorgen dat de inwoner zich in, om en nabij zijn woning zodanig kan redden zodat alle verplaatsingen voor een normaal gebruik van de woning mogelijk is. Onder het normaal gebruik van de woning hoort ook de verplaatsing naar een centrale hal in een flat of het gebruik van een tuin of balkon.

Artikel 4.5.1. Bouwkundige en niet-bouwkundige maatwerkvoorzieningen

Het college kan zowel bouwkundige als niet-bouwkundige (evenals losse en nagelvaste) maatwerkvoorzieningen verstrekken.

Artikel 4.6 Specifieke criteria ten aanzien van een maatwerkvoorziening

  • 1.

    Een maatwerkvoorziening wordt slechts verstrekt als de inwoner zijn hoofdverblijf heeft of zal hebben in de woonruimte waaraan de maatwerkvoorziening wordt getroffen.

  • 2.

    Er worden geen maatwerkvoorzieningen verstrekt voor:

    • a.

      het aanpassen van hotels, pensions, trekkerswoonwagens, kloosters, tweede woningen, vakantiewoningen, recreatiewoningen en kamerverhuur;

    • b.

      het aanpassen van, specifiek op mensen met beperkingen gerichte, woongebouwen wat betreft voorzieningen in gemeenschappelijke ruimten dan wel maatwerkvoorzieningen die bij nieuwbouw of renovatie zonder noemenswaardige meerkosten kunnen of hadden kunnen worden meegenomen.

  • 3.

    De aanvraag voor een maatwerkvoorziening kan in ieder geval worden geweigerd indien:

    • a.

      de noodzaak tot het treffen van de maatwerkvoorziening het gevolg is van een verhuizing waartoe op grond van belemmeringen in het normale gebruik van de woning ten gevolge van beperkingen geen aanleiding bestond en er geen andere belangrijke reden aanwezig was;

    • b.

      de inwoner niet is verhuisd naar de, voor zijn of haar beperkingen in zelfredzaamheid of participatie, op dat moment beschikbare meest geschikte woning, tenzij daarvoor vooraf schriftelijk toestemming is verleend door het college;

    • c.

      deze betrekking heeft op maatwerkvoorzieningen in gemeenschappelijke ruimten anders dan:

      • -

        het verbreden van toegangsdeuren;

      • -

        het aanbrengen van elektrische deuropeners;

      • -

        de aanleg van een hellingbaan van de openbare weg naar de toegang van het gebouw, mits de woningen in het gebouw te bereiken zijn met een rolstoel;

      • -

        het aanbrengen van drempelhulpen of vlonders;

      • -

        het aanbrengen van een trapleuning bij een portiekwoning;

      • -

        het plaatsen van een opstelplaats voor een rolstoel bij de toegangsdeur van het gebouw;

    • d.

      de inwoner verhuisd is naar een woonruimte die niet bestemd en/of geschikt is om het gehele jaar door bewoond te worden;

    • e.

      de ondervonden problemen bij het normale gebruik van de woning voortvloeien uit de aard van de in de woning gebruikte materialen;

    • f.

      de noodzaak tot het treffen van een maatwerkvoorziening het gevolg is van achterstallig onderhoud of is ter renovatie van de woning of om deze in overeenstemming te brengen met de eisen die redelijkerwijs aan de woning mogen worden gesteld.

Artikel 4.7 Eigenaar maatwerkvoorzieningen

De maatwerkvoorziening in de vorm van een bouwkundige aanpassing wordt toegekend aan de eigenaar van de woning. De beschikking wordt daarom verstuurd aan de aanvrager of belanghebbende met een afschrift aan de eigenaar.

Artikel 4.8 Onderhoud en reparatie maatwerkvoorzieningen

Kosten voor onderhoud en reparatie van een maatwerkvoorziening zijn in principe onderdeel van de maatwerkvoorziening. Hierbij wordt wel de afweging gemaakt of het verwijtbare of te voorkomen kosten betreft.

 

Als een maatwerkvoorziening als persoonsgebonden budget is verstrekt, zijn de kosten van keuring en onderhoud en/of reparatie in het persoonsgebonden budget opgenomen.

Artikel 4.9 Verwijderen maatwerkvoorzieningen

Een maatwerkvoorziening kan worden verstrekt in de vorm van een vergoeding voor het verwijderen van een ingrijpende woningaanpassing, die op grond van de Wmo is verstrekt. Dit kan als de woonruimte in de huidige staat niet opnieuw verhuurbaar of verkoopbaar is. De hoogte van de vergoeding is gelijk aan de werkelijk gemaakte reële kosten.

Artikel 4.10 Logeerbaar maken van een woning voor inwoners van een instelling

Wanneer een inwoner in een instelling verblijft kan een maatwerkvoorziening worden aangevraagd voor het bezoekbaar en/of logeerbaar maken van de woning van ouders of van hun partner. Er is dan weliswaar sprake van één hoofdverblijf, de instelling, maar ook wordt één woning zeer regelmatig bezocht, namelijk de woning van ouders of van de partner. De ondersteuningsplicht van het college gaat in beginsel niet verder dan dat de inwoner de woonruimte, woonkamer, slaapvoorziening (kan een bed in woonkamer zijn) en het toilet moet kunnen bereiken en gebruiken.

Artikel 4.11 Woningsanering

Er kan een maatwerkvoorziening voor woningsanering worden toegekend. Hiervoor gelden de volgende voorwaarden:

  • -

    er is een acute noodzaak voor woningsanering, vanwege ernstige vervuiling van de woning of vanwege klachten aan de luchtwegen in verband met een allergie voor huisstof of huisstofmijt die door longverpleegkundige zijn aangetoond;

  • -

    de woningsanering moet aangevraagd zijn binnen één jaar nadat de allergie voor huisstofmijt is vastgesteld;

  • -

    bij de aanschaf van de huidige vloer- en raambedekking moet geen sprake zijn geweest van een (verwachte) noodzaak tot woningsanering en mag de huidige woning niet eerder door de inwoner op grond van de Wet of andere wet- en regelgeving zijn gesaneerd. Ook wordt rekening gehouden met de afschrijftermijn van de vloerbedekking of gordijnen. Als afschrijftermijn wordt een periode van acht jaar gehanteerd. Afschrijving over deze periode gebeurt evenredig.

Artikel 4.12 Mantelzorgwoning

Voor de plaatsingskosten van de mantelzorgwoning wordt geen subsidie verleend. Wel kan geadviseerd en meegedacht worden. 

Hoofdstuk 5. Uitvoeren van dagelijkse activiteiten en een ingevulde dag hebben

Artikel 5.1 Inleiding

Het college kan maatwerkvoorzieningen toekennen ten aanzien van het uitvoeren van algemene dagelijkse activiteiten en het hebben van een ingevulde dag.

Artikel 5.2. Eigen verantwoordelijkheid

Incluzio Leiderdorp onderzoekt of iemand activiteiten kan aanleren en of er hulpmiddelen zijn waarmee iemand de dagelijkse activiteiten zelf kan doen. Ook wordt onderzocht of een inwoner in staat is zelf voor een daginvulling te zorgen, bijvoorbeeld door het doen van vrijwilligerswerk, het zoeken van een passende hobby of het bezoeken van (welzijns)activiteiten.

Artikel 5.3 Resultaten begeleiding

Het college kan ondersteuning bieden om de volgende resultaten te bereiken:

  • -

    een schoon en leefbaar huis;

  • -

    opbouwen van het sociaal netwerk;

  • -

    ondersteuning bij onderwijs, arbeidsparticipatie, dagbesteding;

  • -

    mantelzorg- en vrijwilligersondersteuning;

  • -

    ondersteuning bij zelfzorg.

Artikel 5.4 Maatwerkvoorziening kindverzorging

De maatwerkvoorziening kan worden toegewezen wanneer een inwoner door een beperking tijdelijk de dagelijkse zorg voor een kind niet op zich kunnen nemen. Hierbij kan gedacht worden aan het overnemen van de verzorging van een minderjarig kind na een ziekenhuisopname van de ouder of wanneer één of beide ouders de zorg tijdelijk niet zelf kunnen geven. Het doel van de maatwerkvoorziening is dat acute problemen tijdelijk worden opgelost, zodat er gezocht kan worden naar een permanente oplossing.

Artikel 5.5 Maatwerkvoorziening lijfgebonden ondersteuning

Een inwoner komt in aanmerking komen voor de maatwerkvoorziening lijfgebonden ondersteuning als ondersteuning bij het uitvoeren van de algemene dagelijkse levensverrichtingen niet voldoende is en voor langere tijd de verzorging om tot de algemene dagelijkse levensverrichtingen te komen, moet worden overgenomen. Daarbij is geen aanspraak op persoonlijke verzorging op basis van de Zorgverzekeringswet mogelijk gebleken.

Artikel 5.6 Personen met een zintuiglijke beperking

De VNG heeft in afstemming met het ministerie van VWS landelijke inkoopafspraken gemaakt voor de specialistische ondersteuning van mensen met een zintuiglijke beperking. Het college geeft de beschikking af voor de specialistische begeleiding. Het gaat om specialistische begeleiding voor:

  • -

    doofblinde volwassene;

  • -

    visueel beperkte volwassene;

  • -

    vroegdove volwassene.

Het college verleent een maatwerkvoorziening als de ondersteuning niet is opgenomen in de landelijke inkoopafspraken en de inwoner vanwege de mate van zelfredzaamheid is aangewezen op deze specialistische vorm van maatschappelijke ondersteuning. Bijvoorbeeld een doventolk bij een bezoek aan huisarts, notaris of ouderavond op school.

Artikel 5.7 Bemoeizorg

Als een inwoner niet om hulp vraagt of deze vermijdt, kan bemoeizorg worden ingeschakeld. Het gaat hierbij vaak om mensen met problemen op het gebied van financiën, verwaarlozing en sociaal isolement. In dat geval wordt er geen eigen bijdrage opgelegd.  

Hoofdstuk 6. Verplaatsen, vervoeren en sociale contacten aangaan

Artikel 6.1 Inleiding

Het college kan een maatwerkvoorziening toekennen voor het verplaatsen, vervoeren en het aangaan van sociale contacten.

Artikel 6.2 Vervoer als maatwerkvoorziening

Als een inwoner geen gebruik kan maken van het regulier en het aanvullend openbaar vervoer in de directe woon- en leefomgeving, kan de maatwerkvoorziening vervoer worden toegewezen. Welke vorm van vervoersvoorziening van toepassing is, is afhankelijk van de individuele situatie.

Artikel 6.3 Primaat van het collectief vervoer

In principe geldt het primaat van collectieve voorzieningen: het Collectief Vraagafhankelijk Vervoer (CVV of Regiotaxi). Een uitzondering op dit primaat geldt voor een vergoeding voor het gebruik van de eigen auto (zie artikel 6.10).

Artikel 6.3.1. Afwijken van het primaat van collectief vervoer

Indien collectief vervoer niet mogelijk is, kan er een maatwerk voorziening worden toegewezen in de vorm van een individuele rolstoeltaxi of een tegemoetkoming voor het gebruik van een eigen auto. Het gaat hierbij om redenen van medische, psychische en/of sociale aard, waardoor het collectief vervoer voor bepaalde inwoners geen passende oplossing voor het vervoersprobleem biedt. Hierbij kan worden gedacht aan:

  • -

    personen die tijdens de rit noodzakelijk gebruik moeten maken van bepaalde hulpmiddelen en deze hulpmiddelen niet mee kunnen nemen in de regiotaxi;

  • -

    personen die vanwege ernstige maag-darm-blaasstoornissen te kampen hebben met niet op te vangen incontinentie;

  • -

    personen die ernstige benauwdheid ondervinden als gevolg van bijvoorbeeld allergie of longemfyseem waardoor reizen met anderen onmogelijk is;

  • -

    situaties in verband met privacygevoelige zaken die een extreme schaamte of gêne tot gevolg hebben voor de inwoner.

In deze gevallen kan het college een maatwerkvoorziening in de vorm van bijvoorbeeld een (rolstoel)taxi of een financiële tegemoetkoming in de kosten van het gebruik van de eigen auto verstrekken.

Artikel 6.4 Aard van de verplaatsingen

Tijdens het onderzoek wordt de vervoersbehoefte van de inwoner vastgesteld. Deze behoefte wordt onderzocht aan de hand van de volgende kenmerken:

  • -

    verplaatsingsgedrag;

  • -

    verplaatsingsmotief (waarom);

  • -

    verplaatsingsbestemming (waarheen).

(Extra) Vervoersbehoefte of –kosten in verband met het verrichten van vrijwilligerswerk vormt in beginsel geen aanleiding tot het verstrekken van een maatwerkvoorziening voor vervoer.

Artikel 6.5 Vervoeren en verplaatsen in de directe leefomgeving

Als directe leefomgeving wordt een afstand tot 25 kilometer rondom de woning als redelijk aangemerkt. Wel moet de inwoner basisvoorzieningen kunnen bereiken zoals het ziekenhuis, winkelcentrum en de huisartsenpraktijk. Bij een dreigend sociaal isolement kan een maatwerkvoorziening voor vervoer worden afgegeven voor reizen buiten de directe leefomgeving.

 

Maatwerkvoorzieningen gericht op de verplaatsing van de inwoner buiten de eigen leefomgeving, vallen niet onder de ondersteuningsplicht van het college.

Artikel 6.5.1. Valys

Wil de inwoner sociale contacten onderhouden buiten de directe leefomgeving, dan geldt daarvoor het landelijke vervoersysteem Valys. Valys regelt het vervoer wanneer de inwoner een vervoersbehoefte heeft die verder reikt dan 25 kilometer vanaf het woonadres van de inwoner of wanneer het vertrekadres is gelegen op een afstand van meer dan 25 kilometer vanaf het woonadres van de inwoner.

Om gebruik te kunnen maken van Valys, heeft de inwoner een Valys-pas nodig. Een inwoner heeft hiervoor één van de volgende indicaties nodig:

  • -

    maatwerkvoorziening vervoer;

  • -

    maatwerkvoorziening in de vorm van een rolstoel of scootmobiel;

  • -

    een gehandicaptenparkeerkaart;

  • -

    een begeleiderskaart van het openbaar vervoer;

  • -

    een verklaring van de gemeente dat, ondanks het ontbreken van bovenstaande indicaties, er voor de inwoner een noodzaak bestaat om gebruikt te maken van Valys.

Artikel 6.6 Beoordelingscriteria ten aanzien van de mobiliteit

Tijdens het onderzoek naar de vervoersbehoeften houdt het college rekening met de volgende aspecten:

  • -

    Mobiliteit:

    • °

      maximale loopafstand op goede dag;

    • °

      maximale loopafstand op slechte dag;

    • °

      gebruik loophulpmiddel (rollator, wandelstok, kruk, et cetera).

  • -

    Uithoudingsvermogen:

    • °

      maximale reisduur;

    • °

      mogelijkheid om gedurende de reis over te stappen;

    • °

      invloed weersomstandigheden op functioneren;

    • °

      invloed tijdstip (overdag/avond) op functioneren.

  • -

    Organisatie en begeleiding van de reis:

    • °

      kan zonder begeleiding met het OV;

    • °

      kan met begeleiding in het OV, zonder begeleiding met de taxi;

    • °

      kan met begeleiding in het OV en met begeleiding met de taxi;

    • °

      kan alleen met begeleiding met de taxi.

  • -

    Combinatiemogelijkheden bij vervoer in de taxi:

    • °

      kan met iedereen gecombineerd worden;

    • °

      kan alleen met eigen doelgroep gecombineerd worden;

    • °

      kan met niemand gecombineerd worden.

Artikel 6.7 Gemiddelde vervoersbehoefte

Er wordt uitgegaan van een gemiddelde vervoersbehoefte van 1500 km per jaar. Als de inwoner gebruik maakt van een andere maatwerkvoorziening voor vervoer of een eigen verplaatsingsmiddel heeft, kan toegewezen aantal kilometers worden verlaagd. Ook wanneer de partner van de inwoner gebruikmaakt van dezelfde vervoersvoorziening of deze ander individueel vervoer heeft, kan, afhankelijk van de gezamenlijke vervoersbehoefte, de omvang van de maatwerkvoorziening worden aangepast.

 

Wanneer het gaat om een vervoersvoorziening voor kinderen, kan het gemiddelde ook worden aangepast. Kinderen hebben een andere vervoersbehoefte dan volwassenen en hebben geen volledige zelfstandige vervoersbehoefte.

Artikel 6.8 Collectieve voorziening: de Regiotaxi

In de Leidse regio, de Duin- en bollenstreek en de Rijnstreek is collectief vervoer beschikbaar via de Regiotaxi Holland Rijnland. De Regiotaxi is een vorm van aanvullend openbaar vervoer. De Regiotaxi rijdt van deur tot deur en is toegankelijk voor iedereen die, met of zonder rolstoel, zelfstandig of met begeleiding kan reizen. De gemeente is verantwoordelijk voor de vervoersbehoefte van de pashouder tot en met vijf zones vanaf het woonadres van de inwoner of het vertrekadres is gelegen op een afstand tot vijf zones vanaf het woonadres van de inwoner.

 

De Regiotaxi kan ook meer dan vijf zones afleggen, hiervoor geldt het volledige tarief.

Artikel 6.8.1 Vorm van verstrekken

De verstrekking betreft een vergoeding voor het gebruik van de Regiotaxi, waarbij een tegemoetkoming wordt gegeven voor de meerkosten van het CVV ten opzichte van het reguliere openbaar vervoer voor een maximaal aantal zones per jaar. De meerkosten worden door de gemeente rechtstreeks afgerekend met de vervoerder.

Artikel 6.8.2. Begeleiding bij het gebruik van de Regiotaxi

Inwoners kunnen voor hun verplaatsingen met de Regiotaxi aangewezen zijn op begeleiding. Die noodzaak kan zijn:

  • -

    medische noodzaak van begeleiding onderweg: De begeleider moet kunnen ingrijpen, bijvoorbeeld bij een epilepsieaanval of een andere uiting die het gevolg is van de beperking. Bij deze groep is het noodzakelijk dat er iemand aanwezig is die kennis van zaken heeft.

  • -

    medische noodzaak waardoor er behoefte is aan toezicht onderweg: De noodzaak van begeleiding is een medische oorzaak waardoor de inwoner de regie kwijt kan raken. Voorbeelden hiervan zijn psychogeriatrische (bijvoorbeeld dementie) psychiatrische ziektebeelden (bijvoorbeeld fobieën) of mensen met gedragsstoornissen ten gevolge van hersenbeschadiging.

Artikel 6.8.3 Vrij besteedbaar bedrag

Er wordt een vrij besteedbaar bedrag toegekend ten behoeve van vervoer per eigen auto, (rolstoel)taxi, vervoer door derden of vervoer met de Regiotaxi. Het vrij besteedbaar bedrag kan worden omgezet naar extra zones, die te besteden zijn voor het gebruik van de Regiotaxi.

Artikel 6.9 Maatwerkvoorziening voor de zeer korte afstand

Bij inwoners met een loopafstand van minder dan 800 meter wordt beoordeeld of er een voorziening verstrekt moet worden voor de zeer korte afstand, bijvoorbeeld een scootmobiel. Een dergelijke maatwerkvoorziening kan alleen worden verstrekt als de inwoner verantwoord met het middel overweg kan en over een adequate stalling beschikt. Wanneer deze niet aanwezig is, kan het college het realiseren van de stalling opnemen in een maatwerkvoorziening. De kosten van deze stalling moeten in redelijke verhouding staan tot de huur- of aanschafkosten en van de verwachte gebruiksduur van de betreffende maatwerkvoorziening.

Artikel 6.10 Tegemoetkoming gebruik eigen auto

Het college kan een tegemoetkoming voor de meerkosten van het gebruik van de eigen auto verstrekken als aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • -

    er kan geen gebruik worden gemaakt van een verplaatsingsmiddel op twee wielen, het reguliere of aanvullende openbaar vervoer;

  • -

    er is sprake van een gewijzigde situatie waardoor er aanzienlijke meerkosten ontstaan;

  • -

    er is geen andere adequate voorziening mogelijk die goedkoper is;

  • -

    er is geen voorliggende voorziening beschikbaar (bijvoorbeeld een vergoeding via werkgever);

  • -

    er is een auto die op naam staat van de aanvrager of zijn/haar partner (de inwoner reist niet mee in de auto van een ander), en minimaal één van beiden is in het bezit van een geldig rijbewijs;

  • -

    er kan gebruik worden gemaakt van de Regiotaxi;

  • -

    de betrokkene (het betrokken echtpaar) ziet (zien) af van de vergoeding voor de Regiotaxi in combinatie met het vrij besteedbare bedrag.

Er kan alleen bij toekenning en bij de aanvang van een nieuw jaar gekozen worden voor de tegemoetkoming eigen auto. De aanvraag van meerkosten kan worden afgewezen, wanneer een inwoners voorafgaand aan het optreden van de beperking al jaren gebruikmaakte van de voorziening.

Artikel 6.11 Aanpassing eigen auto

Wanneer inwoners een eigen auto hebben en geen gebruik kunnen maken van het openbaar vervoer, een ander vervoermiddel of de Regiotaxi of wanneer mensen de auto veelal in gezinsverband gebruiken, kunnen zij mogelijk in aanmerking komen voor een maatwerkvoorziening voor vervoer in de vorm van een autoaanpassing. Deze aanpassingen kunnen betreffen:

  • -

    de bediening en besturing van de auto;

  • -

    het in en uit de auto komen;

  • -

    de zithouding;

  • -

    het mee kunnen nemen van hulpmiddelen.

Artikel 6.11.1. Voorwaarden aanpassing eigen auto

De autoaanpassing wordt voor een periode van zeven jaar toegekend. Een nieuwe aanvraag voor eenzelfde aanpassing binnen deze periode wordt slechts naar rato van de verstreken termijn vergoed. De autoaanpassing wordt alleen toegekend indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • -

    er kan géén gebruik gemaakt worden van een verplaatsingsmiddel op twee wielen en het (aanvullend)openbaar vervoer of de taxi; óf

  • -

    de belanghebbende maakt deel uit van een gezin bestaande uit meer dan twee personen,

    • °

      én kan geen gebruik maken van een verplaatsingsmiddel op twee wielen en het openbaar vervoer,

    • °

      én de gezinssituatie speelt een substantiële rol in de vervoersbehoefte van belanghebbende. Dat wil zeggen: men kan aannemelijk maken dat er veelal in gezinsverband wordt gereisd.

  • -

    de eigen auto kan niet worden gebruikt als de auto niet is aangepast aan de beperkingen van de belanghebbende;

  • -

    er is geen (medische) contra-indicatie om in een auto te kunnen rijden;

  • -

    de bestuurder is de aanvrager of lid van het gezin van de aanvrager;

  • -

    de bestuurder heeft een geldig rijbewijs en is of komt in het bezit van een auto, gelijktijdig met de autoaanpassing;

  • -

    er treedt naar alle waarschijnlijkheid geen ingrijpende wijziging op in de rijbevoegdheid van de bestuurder.

 

Ook aan de eigen auto worden randvoorwaarden gesteld, deze moet:

  • -

    redelijk aan te passen en in goede staat zijn;

  • -

    het goedkoopst aan te passen model zijn;

  • -

    in principe niet ouder dan drie jaar zijn of nog minimaal zeven jaar mee kunnen (dit hoeft niet te gelden bij overplaatsbare aanpassingen).

Artikel 6.12 Rolstoel als maatwerkvoorziening

Een maatwerkvoorziening in de vorm van een rolstoel is bedoeld om een inwoner in staat te stellen zich in en om de woning zittend te verplaatsen, zodat normaal functioneren mogelijk is. De inwoner moet in staat zijn de woonkamer, slaapvertrek(ken), douche en het toilet te bereiken en, indien noodzakelijk, de berging wanneer daar regelmatig gebruik van wordt gemaakt. Ook de tuin of het balkon moeten kunnen worden bereikt.

Artikel 6.12.1 Rolstoel voor continu gebruik

Het college kan een rolstoel voor continu gebruik verstrekken wanneer een inwoner voor het dagelijks verplaatsingen is aangewezen op een rolstoel. Zo nodig zal een programma van eisen worden opgesteld aan de hand van medisch of ergotherapeutisch advies.

Artikel 6.12.2 Incidenteel rolstoelgebruik

Slechts in uitzonderlijke gevallen kan een rolstoel voor incidenteel gebruik worden verleend. Indien een inwoner zich in en om de woning (beperkt) lopend kan verplaatsen, maar zich over korte vervoersafstanden niet lopend kan verplaatsen. Afhankelijk van de aard van het gebruik, wordt eerst beoordeeld of er gebruik gemaakt kan worden van een uitleenrolstoel of van een rolstoel die op de plaats van bestemming beschikbaar zijn, zoals in een winkelcentrum, ziekenhuis of pretpark.

Artikel 6.12.3 Sportrolstoel

De sportrolstoel wordt niet gerekend tot een rolstoel voor het verplaatsen in en rond de woning. Deze wordt gezien als een maatwerkvoorziening bedoeld om deel te nemen aan recreatieve activiteiten. Toekenning van een sportrolstoel kan alleen maar wanneer de rolstoel noodzakelijk is voor de beoefening van deze sport en wanneer aangetoond is dat de sport daadwerkelijk beoefend gaat worden (bijvoorbeeld door een lidmaatschap). In beginsel wordt deelname aan één sport als voldoende gezien. Wanneer men de sport professioneel gaat beoefenen zijn de sportvereniging, bond en fondsen voorliggend.

Artikel 6.13 Criteria rolstoel via het persoonsgebonden budget

Bij de verstrekking van een maatwerkvoorziening in de vorm van een rolstoel, gelden de volgende criteria:

  • -

    voor het vaststellen van de hoogte van het pgb, wordt de rolstoel die de inwoner zou hebben gekregen als voorziening in natura als uitgangspunt genomen;

  • -

    voor de rolstoel wordt een gebruiksduur van 7 jaar gehanteerd;

  • -

    de inwoner is verplicht de rolstoel tijdens de gebruiksduur voldoende te (laten) onderhouden;

  • -

    schaft een inwoner een elektrische rolstoel aan via zijn pgb, dan is hij verplicht om gedurende de gebruiksduur een aansprakelijkheidsverzekering (eerste drie jaar all risk) af te sluiten;

  • -

    de gemeente vergoedt alleen de werkelijk gemaakte kosten van de aanschaf van de rolstoel op basis van aankoopbewijs of vooruitbetaald op basis van een offerte. De bedragen uit het Financieel besluit 2019 gelden hierbij als maximum en is inclusief de standaard fabrieksopties en een jaarlijkse tegemoetkoming in de kosten van onderhoud, reparatie en eventueel verzekering.

  • -

    de meerkosten die verband houden met noodzakelijke individuele aanpassingen aan de rolstoel worden voor 100 procent vergoed.  

Hoofdstuk 7. Beschermd kunnen wonen en opvang krijgen

Artikel 7.1 Inleiding

De wet omschrijft beschermd wonen als wonen in een instelling met daarbij horend toezicht en begeleiding, gericht op het bevorderen van zelfredzaamheid en participatie, het psychisch en psychosociaal functioneren, stabilisatie van een psychiatrisch ziektebeeld, het voorkomen van verwaarlozing of maatschappelijke overlast of het afwenden van gevaar voor de cliënt of anderen. Bij beschermd wonen en opvang gaat het dus om het bieden van onderdak en begeleiding van inwoners die niet in staat zijn zich op eigen kracht te handhaven in de samenleving.

 

Maatschappelijke opvang is bedoeld voor mensen die geen vaste verblijfplaats hebben of die (tijdelijk) dakloos zijn.

Artikel 7.2 Maatwerkvoorziening beschermd wonen

Om in aanmerking te komen voor een maatwerkvoorziening beschermd wonen moet er sprake zijn van een diagnose en/of een advies van een specialist op gebied van GGZ of maatschappelijke opvang. Als een diagnose niet mogelijk is, moet er sprake zijn van aantoonbaar onvermogen om zichzelf staande te houden in een zelfstandige woning.

Artikel 7.3 Overbruggingszorg

Inwoners die op de wachtlijst staan voor beschermd wonen, kunnen overbruggingszorg ontvangen bestaande uit begeleiding individueel en/of groep. Deze begeleiding is erop gericht om inwoners te ondersteunen bij het maken van de stap naar beschermd wonen. Voor sommige inwoners blijkt de overbruggingszorg genoeg te zijn waardoor een verhuizing naar een instelling niet nodig is. Na een jaar overbruggingszorg wordt de situatie van de inwoner opnieuw beoordeeld.

Artikel 7.4 Aanmelden beschermd wonen

Het beschikbaar stellen van plaatsen voor beschermd wonen is een taak van de centrumgemeente Leiden, die de plekken voor beschermd wonen financiert en de inwoners indiceert. Aanmelding voor beschermd wonen loopt via de centrale toegang voor beschermd wonen die nu nog in Leiden is georganiseerd.

Artikel 7.5 Aanmelden maatschappelijke opvang

Gemeente Leiden is als centrumgemeente verantwoordelijk voor het organiseren van opvang voor mensen die geen vaste verblijfplaats hebben of die (tijdelijk) dakloos zijn. Stichting de Binnenvest biedt deze opvang, en de bijbehorende begeleiding, aan inwoners die dakloos zijn. Inwoners die een verblijfplaats nodig hebben kunnen zich daar melden. Ook wanneer iemand nog niet dakloos is maar dakloos dreigt te worden kan de Binnenvest daarbij ondersteunen.  

Hoofdstuk 8. Maatwerkvoorziening via persoonsgebonden budget

Artikel 8.1 Inleiding

Een inwoner die in aanmerking komt voor een maatwerkvoorziening heeft in principe de keuze tussen een maatwerkvoorziening in natura of een maatwerkvoorziening via een persoonsgebonden budget. Incluzio informeert de inwoner (en bij minderjarige ook de ouders) over de mogelijkheid om te kiezen voor een persoonsgebonden budget en de gevolgen van deze keuze. Een gecontracteerde aanbieder biedt als uitgangspunt alleen diensten in natura, alleen in uitzonderlijke (noodzakelijke) gevallen kan hiervan worden afgeweken.

Artikel 8.2 Motiveren persoonsgebonden budget

De keuze voor een persoonsgebonden budget dient altijd een bewuste en vrijwillige keuze van de inwoner te zijn. Het kan daarbij gaan om de aard van de ondersteuningsvraag, waarbij godsdienstige, levensbeschouwelijke of culturele overwegingen een rol kunnen spelen. Indien de inwoner dit heeft beargumenteerd, zijn deze voorwaarden geen grond voor het college om een persoonsgebonden budget te weigeren.

Artikel 8.3 Overwegende bezwaren

Als er overwegende bezwaren bestaan tegen het verstrekken van een persoonsgebonden budget, hoeft het college geen keuze te bieden tussen een maatwerkvoorziening in natura en een persoonsgebonden budget.

Artikel 8.3.1. Persoonsgebonden budget afwijzen op grond van overwegende bezwaren

Om een persoonsgebonden budget af te wijzen op grond van overwegende bezwaren, moet er een feitelijke onderbouwing zijn op grond waarvan een persoonsgebonden budget niet wordt verstrekt. De onderbouwing wordt in de beschikking vermeld. Mogelijke overwegende bezwaren zijn:

  • -

    een ingrijpende wijziging in de (medische) situatie van de inwoner is voorspelbaar;

  • -

    de voorziening is al in natura verstrekt;

  • -

    een eerder pgb heeft de inwoner niet op juiste wijze verantwoord;

  • -

    inwoner heeft bij eerder pgb niet voldaan aan de verplichtingen;

  • -

    inwoner is niet in staat regie over pgb te voeren;

  • -

    pgb gebruikt voor ondersteuning vanuit sociaal netwerk;

  • -

    pgb wordt niet aangewend volgens eisen uit de beschikking.

Artikel 8.4 Omvang persoonsgebonden budget

Er wordt onderscheid gemaakt tussen een tarief voor hulp uit het sociale netwerk van de inwoner (non-professionele hulp), hulp geleverd door ter zake kundige zzp’ers en hulp die via een instelling wordt geleverd.

  • -

    Non-professional: ondersteuning die wordt verleend door personen die niet beroeps- of bedrijfsmatig zorg verlenen. Ondersteuning door iemand binnen dezelfde leefeenheid wordt altijd als non-professionele ondersteuning beschouwd.

  • -

    Zzp-er: ondersteuning die wordt verleend door een persoon die beroepsmatig gekwalificeerd is de betreffende ondersteuning te leveren en bij de Kamer van Koophandel geregistreerd staat als zelfstandige, eenmansbedrijf of freelancer.

  • -

    Instelling: ondersteuning die wordt geleverd door gekwalificeerd personeel dat in loondienst is bij een erkende zorginstelling.

Het persoonsgebonden budget voor maatwerkvoorzieningen dient in beginsel vergelijkbaar te zijn met een voorziening in natura.

Artikel 8.4.1. Meerkosten persoonsgebonden budget

Wanneer de aangeschafte voorziening via het persoonsgebonden budget duurder is dan de voorziening in natura, wordt alleen een budget verstrekt ter hoogte van de kosten van de voorziening in natura. De inwoner kan de meerkosten dan zelf bijbetalen.

Artikel 8.5 Kwaliteit van het persoonsgebonden budget

De budgethouder heeft zelf de regie over de ondersteuning die hij met het persoonsgebonden budget contracteert of inkoopt. Daarmee heeft hij de verantwoordelijkheid voor de kwaliteit van de geleverde ondersteuning en kan hij zo nodig bijsturen.

Artikel 8.5.1. Toetsing van de kwaliteit

Het college kan voor- of achteraf toetsen of de veiligheid en doeltreffendheid van de ingekochte of gecontracteerde ondersteuning voldoende is gegarandeerd. Bij het beoordelen van de kwaliteit weegt mee of de maatwerkvoorziening in redelijkheid geschikt is voor het doel waarvoor het persoonsgebonden budget wordt verstrekt.

Artikel 8.6 Voorwaarden persoonsgebonden budget voor non-professionals

Er wordt geen vergoeding verstrekt voor ondersteuning die anders geleverd zou worden uit het sociale netwerk van de inwoner. Tenzij er sprake is van de volgende criteria:

 

  • -

    De ondersteuning moet de gebruikelijke hulp overstijgen

  • Ondersteuning uit het sociaal netwerk, moet gepaard gaan met een wijziging in de bestaande situatie, waardoor de ondersteuningsbehoefte groter wordt dan wat als algemeen gebruikelijk wordt aangemerkt (zie artikel 2.4).

 

  • -

    De persoon uit het sociaal netwerk is aantoonbaar beter en/of flexibeler dan professionele ondersteuning

  • Factoren die daarbij een rol spelen zijn:

    • °

      continuïteit van de ondersteuning: partner of ouder kan zorgen voor permanent toezicht;

    • °

      emotionele binding: de emotionele band met partner, ouder of andere familie/kennis draagt bij aan de effectiviteit van de ondersteuning;

    • °

      veiligheid: ondersteuning in de eigen leefomgeving door ouder, partner of andere familie/kennis is vertrouwd en veilig en draagt bij aan de resultaten in het ondersteuningsplan of de beschikking;

    • °

      praktische overwegingen: partner of ouder kan taken flexibel combineren die anders door meerdere professionals op verschillende tijdstippen/locaties worden uitgevoerd.

 

  • -

    De ondersteuning moet passend, adequaat en veilig zijn

  • De persoon uit het sociaal netwerk moet de juiste vaardigheden hebben. Eventueel worden mogelijkheden besproken om door middel van scholing te komen tot de juiste vaardigheden.

 

  • -

    De persoon uit het sociaal netwerk moet zich bewust zijn van de consequenties

  • De persoon is bewust van de verantwoordelijkheid die hij, mogelijk langdurig, op zich neemt.

In situaties waarin sprake is van (dreigende) overbelasting, kan geen persoonsgebonden budget worden ingezet, voor de overbelaste persoon.

Artikel 8.6.1. Uitbetaling persoonsgebonden wet volgens wettelijk minimumloon

Bij de uitbetaling van het pgb voor ondersteuning vanuit het informele netwerk (non-professional), dient rekening gehouden te worden met het wettelijk minimumloon, inclusief vakantiebijslag. In de regel worden alleen zorgovereenkomsten waarin sprake is van een uurloon goedgekeurd.

Artikel 8.7 Controle persoonsgebonden budget

Controle op besteding van het persoonsgebonden budget vindt plaats via de gemeente, met uitzondering van de maatwerkvoorzieningen begeleiding en huishoudelijke ondersteuning. De gemeente kan steekproefsgewijs onderzoeken of het persoonsgebonden budget rechtmatig wordt besteed en wordt gebruikt om het resultaat, zoals omschreven in de beschikking, te realiseren. Blijkt bij controle dat het persoonsgebonden budget aan een ander doel of activiteit is besteed dan waar het voor is toegekend, dan kan het college het persoonsgebonden budget geheel of gedeeltelijk terugvorderen. In voorkomende gevallen kan het bedrag ook bij erfgenamen teruggevorderd worden. Daarbij wordt in redelijkheid en billijkheid gehandeld.

Artikel 8.8 Persoonsgebonden budget voor materiële maatwerkvoorzieningen

Het persoonsgebonden budget voor materiële maatwerkvoorzieningen wordt vastgesteld op maximaal de kosten van de maatwerkvoorziening in natura. Deze worden bepaald op basis van contracten die met leveranciers zijn afgesloten. Als voor de maatwerkvoorziening geen contract is afgesloten, worden de kosten bepaald op basis van een door het college op te vragen offerte. Voor zover van toepassing, worden bij het persoonsgebonden budget voor de maatwerkvoorziening bedragen meegenomen voor het onderhoud en de verzekering.

Artikel 8.8.1. Uitbetaling van het persoonsgebonden budget voor materiële maatwerkvoorzieningen

Wanneer er sprake is van een persoonsgebonden budget voor een materiële maatwerkvoorziening wordt er eenmalig een bedrag uitgekeerd. Voor deze voorziening levert de inwoner binnen zes maanden een aankoopverplichting aan bij het college. De betaling van het budget vindt plaats na aanlevering van het bewijs van aankoop, een onderhoudscontract en, indien van toepassing, een verzekeringsbewijs. De voorziening wordt in één keer volledig uitbetaald; de componenten voor het onderhoud en de verzekering worden in jaarlijkse termijnen betaald.

Artikel 8.9 Onderhoud maatwerkvoorzieningen

De gemeente hanteert voor een maatwerkvoorziening een gebruiksduur van zeven jaar. Wanneer de maatwerkvoorziening is aangeschaft via het persoonsgebonden budget, is de betrokkene verplicht de aangeschafte maatwerkvoorziening gedurende de gebruiksduur voldoende te laten onderhouden. Bij de aanschaf van een elektrische maatwerkvoorzieningen, zoals een elektrische rolstoel of scootmobiel, via het persoonsgebonden budget, is de gebruiker tevens verplicht een aansprakelijkheidsverzekering af te sluiten (eerste drie jaar all risk).

Artikel 8.10 Aanvraag persoonsgebonden budget gedurende verstrekkingstermijn

Indien binnen de termijn waarvoor het persoonsgebonden budget is verstrekt opnieuw een persoonsgebonden budget wordt aangevraagd, dan wordt deze eventueel verstrekt onder inhouding van het bedrag van de restwaarde van de eerder verstrekte maatwerkvoorziening. 

Hoofdstuk 9. Overige bepalingen

Artikel 9.1. Mantelzorgondersteuning

Mantelondersteuning is het pakket aan diensten, activiteiten en goederen dat beschikbaar wordt gesteld aan de mantelzorger en dat tot doel heeft de mantelzorger te ondersteunen bij zijn ondersteuning aan de inwoner. De ondersteuning heeft onder meer betrekking op: cursussen, lotgenotencontacten, informatie en advies, respijtzorg en de jaarlijkse Dag van de Mantelzorg op.

Artikel 9.1.1. Mantelzorgwaardering

Mantelzorgers kunnen aanspraak maken op een mantelzorgwaardering als erkenning voor wat zij voor een inwoner van Leiderdorp doen. Alle mantelzorgers die zorg verlenen in Leiderdorp komen in aanmerking voor de waardering. Dit houdt in dat de mantelzorger zelf woonachtig kan zijn in een andere gemeente, maar degene voor wie gezorgd wordt woont in Leiderdorp.

Artikel 9.1.2. Respijtzorg

Respijtzorg is de ondersteuning die aan de inwoner wordt toegewezen voor de momenten dat de mantelzorger niet in de gelegenheid is ondersteuning te bieden. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen:

  • -

    maatregelen die nodig zijn om een mantelzorger de ondersteuning te kunnen laten bieden; en

  • -

    maatschappelijke ondersteuning (eventueel in de vorm van een maatwerkvoorziening) die een mantelzorger nodig heeft voor zijn eigen zelfredzaamheid en participatie.

Artikel 9.1.3. Maatwerkvoorziening kortdurend verblijf

Kortdurend verblijf is een vorm van respijtzorg. Het zwaartepunt ligt vooral op logeren, met als doel het overnemen van het (permanente) toezicht ter ontlasting van de persoon die de gebruikelijke hulp geeft of de mantelzorger. Er is geen sprake van (medische) opname in het kader van de Zorgverzekeringswet (Zvw) of de Wet langdurige zorg (Wlz). Ook is er geen sprake van spoed of crisis.

 

Iemand komt in aanmerking voor kortdurend verblijf, wanneer:

  • -

    hij een somatische, psychogeriatrische of psychiatrische aandoening of beperking heeft, of een verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke handicap;

  • -

    hij zowel een maatwerkvoorziening begeleiding ontvangt en ondersteuning krijgt bij persoonlijke verzorging;

  • -

    hij is aangewezen op zorg gepaard gaand met (permanent) toezicht; en

  • -

    hij hierop gedurende maximaal drie etmalen per week is aangewezen;

  • -

    de persoon die gebruikelijke zorg of mantelzorg aan de inwoner levert, noodzakelijk ontlast dient te worden.

 

Het kortdurend verblijf kan maximaal 72 uur per week bedragen met een maximum van 52 etmalen per jaar, maar kan flexibel worden ingezet. Het kortdurend verblijf wordt geboden in een instelling of in een accommodatie.

 

Onder deze maatwerkvoorziening is zo nodig ook het vervoer naar de locatie inbegrepen waar het kortdurend verblijf wordt geboden. Dit vervoer wordt in noodzakelijk geacht wanner de mantelzorger niet in staat is de inwoner te brengen (en te halen) en er geen andere vervoersmogelijkheden zijn.

Artikel 9.2 Maatwerkvoorziening beschut wonen

Een inwoner kan de maatwerkvoorziening voor beschut wonen LVB toegewezen krijgen, wanneer hij een tijdelijke behoefte heeft aan een beschutte woonomgeving en de Wlz daar geen mogelijkheid toe biedt. De maatwerkvoorziening is gericht op het bieden van (intensieve) woonbegeleiding, op specifieke leefgebieden, aan personen met een licht verstandelijke beperking (LVB, TIQ50-85 met problemen met de sociale redzaamheid).

 

De volgende criteria zijn van toepassing:

  • -

    geheel zelfstandig wonen is (nog) niet mogelijk, groepswonen of geclusterd wonen wel;

  • -

    de bewoner heeft stabiliteit en structuur nodig;

  • -

    de beschikbaarheid van hulp is 24-uur per noodzakelijk.

De indicering van de maatwerkvoorziening ligt bij de gemeente Leiden die fungeert als centrumgemeente.

Artikel 9.3 Ondersteuning aan 18-23 jarigen

Wanneer een inwoner individuele jeugdhulpvoorziening ontvangt op de grond van de Jeugdwet en 18 jaar wordt, kan de begeleiding doorlopen. Of en op welke wijze dit het geval is, zal worden bepaald door de Coöperatie Jeugdhulp. De invulling van de begeleiding is zowel afhankelijk van de mogelijkheden van de aanbieder(s), als van de behoefte van de jongere. Het perspectiefplan van de jongere, opgesteld door de jongere en het JGT, kan de input vormen voor mogelijke ondersteuning via de Wmo.

Artikel 9.4 Toezichthoudend ambtenaar

De gemeente is verplicht een toezichthoudende ambtenaar aan te stellen. De Leidse regio borgt dit door de functie van toezichthoudend ambtenaar te beleggen bij de GGD Hollands Midden.

Artikel 9.5 Meldcode huiselijk geweld

Wanneer een professional vermoedens heeft van huiselijk geweld of kindermishandeling, is deze verplicht de Wet verplichte meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling, te volgen. Het gaat hierbij niet alleen om vermoedens van fysiek geweld, maar ook van psychisch of seksueel geweld en vermoedens van verwaarlozing.

Artikel 9.6 Privacy

Inwoners die een beroep doen op hulp, hebben zelf de regie over hun gegevens. Voor het uitwisselen van persoonsgegevens is altijd de toestemming van de inwoner nodig. Met persoonsgegevens worden alle gegevens bedoeld die direct of indirect herleidbaar zijn tot de inwoner. Professionals dienen zorgvuldig af te wegen óf en welke informatie noodzakelijk is om gedeeld te worden. Gegevensuitwisseling dient te voldoen aan de standaarden, zoals vermeld in de AVG.

Artikel 9.7 Citeertitel en inwerkingtreding

  • 1.

    Deze beleidsregels treden in werking op 1 april 2019.

  • 2.

    Deze beleidsregels worden aangehaald als: Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning 2019.

Vastgesteld in de vergadering van het college van burgemeester en wethouders op 9 april 2019.

Secretaris,

Burgemeester,

Bijlage 1. Dreigende overbelasting mantelzorger

Het kan zijn dat degene van wie wordt verwacht dat hij taken overneemt, overbelast dreigt te raken. Er is sprake van een disbalans tussen draagkracht en draaglast. Het kan heel duidelijk zijn dat de mantelzorger of de persoon die gebruikelijke hulp levert overbelast is, in ander gevallen is dat minder duidelijk en zal dit in het gesprek moeten worden uitgediept.

 

Factoren die van invloed zijn op de draagkracht zijn onder meer:

  • -

    lichamelijke conditie;

  • -

    geestelijke conditie;

  • -

    wijze van omgaan met problemen (coping);

  • -

    motivatie voor zorgtaak;

  • -

    sociaal netwerk.

 

Factoren die van invloed zijn op de draaglast zijn onder meer:

  • -

    omvang en mate van (niet te )plannen zorgtaken;

  • -

    ziektebeeld en prognose;

  • -

    inzicht van mantelzorger in ziektebeeld van de zorgvrager;

  • -

    woonsituatie;

  • -

    bijkomende sociale problemen;

  • -

    bijkomende emotionele problemen;

  • -

    bijkomende relationele problemen.

 

Symptomen die zouden kunnen wijzen op overbelasting

Diverse symptomen zijn waar te nemen bij (dreigende) overbelasting. Het is mogelijk, dat slechts één van deze symptomen waarneembaar is, maar over het algemeen zullen meerdere symptomen gecombineerd optreden. De mate waarin de symptomen zich manifesteren, zijn verschillend van persoon tot persoon. Daarnaast dient men zich te bedenken dat het hierbij om veelal, aspecifieke symptomen gaat, die ook bij andere stoornissen kunnen passen. Het bestaan van deze symptomen moet dus als een mogelijk signaal worden opgevat.

 

Indien er meerdere van onderstaande symptomen aanwezig zijn, is het raadzaam dat de mantelzorger zijn huisarts raadpleegt, omdat bij langdurige aanwezigheid en/of verwaarlozing van dergelijke symptomen weer kunnen leiden tot andere, ernstige stoornissen.

 

Mogelijke symptomen van overbelasting zijn:

  • -

    gespannen spieren, vaak in schoudergordel en rug;

  • -

    hoge bloeddruk;

  • -

    gewrichtspijn;

  • -

    gevoelens van slapte;

  • -

    slapeloosheid;

  • -

    migraine, duizeligheid;

  • -

    spierkrampen;

  • -

    verminderde weerstand, ziektegevoeligheid;

  • -

    opvliegingen;

  • -

    ademnood en gevoelens van beklemming op de borst;

  • -

    plotseling hevig zweten;

  • -

    gevoelens van beklemming in de hals;

  • -

    spiertrekkingen in het gezicht;

  • -

    verhoogde algemene prikkelbaarheid, boosheid, (verbale) agressie, zwijgen;

  • -

    ongeduld;

  • -

    vaak huilen;

  • -

    neerslachtigheid;

  • -

    isolering;

  • -

    verbittering;

  • -

    concentratieproblemen;

  • -

    dwangmatig denken, niet meer kunnen stoppen;

  • -

    rusteloosheid;

  • -

    perfectionisme;

  • -

    geen beslissingen kunnen nemen;

  • -

    denkblokkades.

 

Vragen aan de mantelzorger

Mogelijke vragen die tijdens het gesprek die kunnen helpen bij het signaleren van eventuele overbelasting van de mantelzorger.

  • -

    Hoe ervaart de mantelzorger het zorgen voor de inwoner?

  • -

    Hoe is de (lichamelijke en geestelijke) gezondheid van de mantelzorger?

  • -

    Zijn er signalen van overbelasting: nervositeit, vermoeidheid?

  • -

    Heeft de mantelzorger een uitlaatklep? Heeft hij de mogelijkheid om activiteiten buitenshuis te doen? Kan hij zijn verhaal kwijt bij vrienden, familie of professionals? Wordt er respijtzorg geboden zodat de mantelzorger even op adem kan komen?

  • -

    Hoe is de relatie tussen de mantelzorger en cliënt? Hoe stelt de cliënt zich op, veeleisend of juist dankbaar? Kan de mantelzorger grenzen aangeven en ‘nee’ zeggen? Is er irritatie tussen de mantelzorger en cliënt?

  • -

    Heeft de mantelzorger inzicht in de ziekte van de cliënt? (Als men weet dat bepaald gedrag uit de ziekte voortkomt, kan het gemakkelijker zijn dat gedrag te accepteren.)

  • -

    Hoeveel tijd heeft de mantelzorger? Heeft iemand een baan, een eigen gezin, een ander familielid dat zorg behoeft?

  • -

    Is de zorg te plannen of is er continue controle en toezicht nodig?

  • -

    Hoe is de prognose? (Een terminale situatie is altijd zwaar, maar een situatie die langdurig en stabiel is, kan ook veeleisend zijn.)

  • -

    Wat zijn de knelpunten in de zorg?

  • -

    Hoe is de woonsituatie? Woont men afgelegen?

Bijlage 2. Ondersteuningsterreinen

De inwoner kan beperkingen ondervinden op de volgende terreinen:

  • -

    sociale redzaamheid;

  • -

    bewegen en verplaatsen;

  • -

    probleemgedrag;

  • -

    psychisch functioneren;

  • -

    oriëntatiestoornissen.

 

2.1 Sociale redzaamheid

Bij sociale redzaamheid gaat het om de volgende aspecten:

  • -

    een gesprek voeren: begrijpen wat iemand zegt en zich begrijpelijk maken;

  • -

    initiëren en uitvoeren van eenvoudige taken;

  • -

    initiëren en uitvoeren van complexere taken;

  • -

    lezen, schrijven en rekenen;

  • -

    communicatiehulpmiddel(en) gebruiken;

  • -

    dagelijkse bezigheden uitvoeren en regelen;

  • -

    problemen oplossen en besluiten nemen;

  • -

    zelf administratieve zaken bijhouden en eigen geld beheren;

  • -

    (naar behoefte) sociale contacten aangaan en onderhouden.

 

2.2 Bewegen en verplaatsen

Bij bewegen en verplaatsen gaat het om de volgende aspecten:

  • -

    lichaamspositie handhaven;

  • -

    grove hand- en armbewegingen maken;

  • -

    fijne handbewegingen maken;

  • -

    lichtere voorwerpen tillen;

  • -

    gecoördineerde bewegingen maken met benen en voeten;

  • -

    lichaamspositie veranderen;

  • -

    trap op en af gaan zonder hulp(middelen);

  • -

    zich verplaatsen met hulp(middelen);

  • -

    voortbewegen binnenshuis, zonder hulp(middelen);

  • -

    gebruik maken van het openbaar vervoer;

  • -

    eigen vervoermiddel gebruiken;

  • -

    voortbewegen buitenshuis zonder hulp(middelen);

  • -

    korte afstanden lopen;

  • -

    zwaardere voorwerpen tillen.

 

2.3 Probleemgedrag

Bij probleemgedrag gaat het om de volgende aspecten:

  • -

    destructief gedrag (gericht op zichzelf en/of de ander, zowel letterlijk als figuurlijk);

  • -

    dwangmatig gedrag;

  • -

    lichamelijk agressief gedrag;

  • -

    manipulatief gedrag;

  • -

    verbaal agressief gedrag;

  • -

    zelf verwondend of zelfbeschadigend gedrag;

  • -

    grensoverschrijdend seksueel gedrag.

 

2.4 Psychisch functioneren

Bij psychisch functioneren gaat het om de volgende aspecten:

  • -

    concentratie;

  • -

    geheugen en denken;

  • -

    perceptie van omgeving.

 

2.5 Oriëntatiestoornissen

Bij oriëntatiestoornissen gaat het om de volgende aspecten:

  • -

    desoriëntatie in persoon (persoon herkent mensen in zijn omgeving niet meer, of herkent personen wel, maar kan ze niet plaatsen);

  • -

    desoriëntatie in tijd en ruimte (persoon weet niet meer welke dag het is, tijdbesef is niet meer aanwezig, persoon weet niet hoe lang geleden iets is gebeurd en/of op welke volgorde gebeurtenissen zich voordeden);

  • -

    oriëntatie naar plaats (persoon herkent niet meer waar hij woont, raakt de weg in huis en/of buurt kwijt, weet niet hoe hij van de ene naar de andere plek kan komen). 

Bijlage 3. Voorbeelden algemene voorzieningen (niet limitatief)

  • -

    budgetbeheer;

  • -

    budgetbegeleiding;

  • -

    vrijwillige schuldhulp en/of schuldhulpverlening;

  • -

    boodschappenservice;

  • -

    maaltijdenservice (zoals tafeltje-dek-je, Apetito), kant-en-klaar of koel-vers-maaltijden;

  • -

    wasserij;

  • -

    glazenwasser (buitenzijde);

  • -

    voorschoolse, tussenschoolse en naschoolse (kinder)opvang;

  • -

    gastouders;

  • -

    mogelijkheid tot het inzetten van vrijwilligers via het welzijnswerk;

  • -

    openbaar vervoer;

  • -

    buurthuis;

  • -

    klussendienst;

  • -

    formulierenhulp;

  • -

    ouderenadviseur;

  • -

    huisarts

  • -

    hondenuitlaatservice;

  • -

    opnemen zorgverlof

  • -

    financieel administratieve ondersteuning.

Bijlage 4. Voorbeelden algemeen gebruikelijke voorzieningen (niet limitatief)

 

WOONVOORZIENINGEN

Aankleedtafel voor kinderen en volwassenen

Airco – losse eenheid

Antislipcoating

Antislip tegels bij nieuwbouw of renovatie

Automatische deuropeners voor garages

Badplank

Vervanging lavet door douche

Centrale verwarming

Dakkapellen

Douchecabine

Douchekop en glijstang (uitzondering mogelijk als glijstang tevens als wandbeugel wordt gebruikt).

Douchezitje (behoudens douchezitjes waarvoor grotere bouwkundige ingrepen nodig zijn of deze verrijdbaar moeten zijn)

Drempelhulpen (t/m 5 cm)

Een-greeps-mengkranen

Eenhendelmengkraan (m.u.v. lange hendel)

Elektrische bediening inrichtingselementen (licht, gordijnen, zonwering)

Elektrische bediening zonwering

Kookplaten inductie en keramisch

Handgrepen/beugels/trapspilbeugels (m.u.v. stationaire/opklapbare toiletbeugels, wastafelbeugels)

Raamopeners (m.u.v. rolstoelgebonden personen)

Renovatie badkamer (20 jaar)

Renovatie keuken (15 jaar)

Screens en zonneschermen

Thermostatische mengkraan

Toiletpot (verstelbaar/verlaagd/verhoogd 6+ t/m 9+)

Toiletverhoger (los)

Magnetron

Wasmachine en droger

Sta-op stoel

Po-stoel

Trippelstoep (soms is via de zorgverzekering een vergoeding mogelijk)

 

 

VERVOERSVOORZIENINGEN

Airconditioning auto

Automatische transmissie auto

Blindering auto

Elektrische raambediening auto

Stuurbekrachtiging auto

Bakfiets

Aankoppelfiets voor kinderen

Elektrische fiets

Fiets – buggy (tot 18 kilo)

Fiets met hulpmotor

Fietskarretje voor kinderen (voor fiets en scootmobiel)

Ligfiets

Fiets met lage instap

Rolstoel voor kortdurend gebruik

Scooters en brommers

Brommobiel/invalidenvoertuig (canta)

 

 

 

Bijlage 5. Normenkader Huishoudelijke Ondersteuning

 

Het Normenkader Huishoudelijke Ondersteuning maakt onderdeel uit van de Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning van de gemeenten in de Leidse regio. Het betreft een leidraad waarin werkzaamheden en uitgangspunten geformuleerd worden die leiden tot een schoon en leefbaar huis. Benadrukt wordt dat het een leidraad betreft en dat samen met de inwoner gekeken wordt welke werkzaamheden in de specifieke situatie overgenomen moeten worden of welke keuzes en afwegingen de inwoner in overleg met zorgaanbieder maakt. Het leveren van maatwerk is het uitgangspunt.

 

Huishoudelijke Ondersteuning wordt resultaatgericht ingezet. “Hoe” de resultaten het beste gerealiseerd kunnen worden, wordt overgelaten aan de zorgaanbieder in overleg met de inwoner. Hierbij wordt ook gekeken welke werkzaamheden de inwoner zelf nog kan uitvoeren (of het sociale netwerk). Afspraken hierover leggen de inwoner en de zorgaanbieder vast in een zorgovereenkomst/ondersteuningsplan. Daar waar inwoner en zorgaanbieder niet gezamenlijk tot een plan/overeenkomst kunnen komen, zal de gemeente betrokken worden om in goed overleg met partijen tot een werkbare oplossing te komen.

 

Begrippen

  • a.

    Leefruimten:

    • a)

      Primaire leefruimten: Het gaat om de ruimten die frequent (dagelijks of in ieder geval meerdere keren per week) in gebruik zijn, zoals de woonkamer, de kamer(s) die als slaapkamer worden gebruikt, de hal, de keuken, het toilet en de badkamer;

    • b)

      Overige ruimten: Het gaat om de ruimten die niet frequent gebruikt worden, zoals een berging, een zolder of balkon.

 

  • b.

    Opmerkzaamheid: Van de hulpverlener wordt verwacht dat hij/zij alert is op veranderingen in de situatie van de cliënt.

 

Variatie in Huishoudelijke Ondersteuning (te behalen resultaten)

Onder Huishoudelijke ondersteuning vallen:

  • -

    huishoudelijke ondersteuning basis;

  • -

    huishoudelijke ondersteuning speciaal;

  • -

    thuisondersteuning.

 

Bij het bepalen welke ondersteuning nodig is en in welke intensiteit ondersteuning geboden moet worden, wordt gekeken naar de te behalen resultaten, de aanwezigheid van verzwarende omstandigheden en de noodzaak om (eventuele) begeleiding in te zetten bij het dagelijks functioneren.

 

a) Huishoudelijke ondersteuning basis

De te behalen resultaten bij het inzetten van huishoudelijke ondersteuning basis zijn het schoon en leefbaar houden van de primaire leefruimten van de woning en het optioneel verzorgen van de was. De begrippen schoon en leefbaar huis en het verzorgen van de was zijn als volgt gedefinieerd.

 

Schoon en leefbaar huis: De primaire leefruimten van het huis moeten schoon en opgeruimd zijn volgens algemeen gebruikelijke hygiënische normen. Daarmee wordt voorkomen dat de woning vervuilt.

 

Wasverzorging: Verzorging van de was, omvat het machinaal wassen, laten drogen en opvouwen van kleding en linnen- en beddengoed. Het strijken van kleding en/of linnen- en beddengoed vindt in principe niet plaats. In overleg met de cliënt kan eventueel bovenkleding worden gestreken zolang dit niet ten koste gaat van andere noodzakelijke werkzaamheden.

 

b) Huishoudelijke ondersteuning speciaal

De te behalen resultaten bij het inzetten van huishoudelijke ondersteuning speciaal zijn naast het realiseren van een schoon en leefbaar huis en optioneel de wasverzorging, de regievoering over het huishouden. Het regie voeren over het huishouden is als volgt gedefinieerd.

 

Regie voeren over het huishouden: Er wordt vanuit gegaan dat cliënten zelf in staat zijn om hun dagelijkse huishouden te plannen. Indien dit niet het geval is, maar iemand dat wel zou kunnen aanleren, wordt (tijdelijke) ondersteuning geboden gericht op het aanleren hiervan. Indien het gaat om het plannen en beheren van middelen voor het voeren van het huishouden, gaat het specifiek om advies over het kopen van levensmiddelen, het plannen van huishoudelijke activiteiten en/of het beheer van de levensmiddelenvoorraad en artikelen voor het uitvoeren van de huishoudelijke ondersteuning. Het doen van de boodschappen valt hier niet onder.

 

c) Thuisondersteuning

In sommige situaties kan het nodig zijn dat naast huishoudelijke ondersteuning ook individuele begeleiding noodzakelijk is. De combinatie van huishoudelijke ondersteuning en begeleiding, zetten we in als Thuisondersteuning. Het heeft als doel te zorgen dat inwoners zo zelfstandig mogelijk kunnen blijven wonen. Deze begeleiding kan nodig zijn bij:

  • -

    beperkte zelfredzaamheid;

  • -

    risico op verwaarlozing;

  • -

    onvoldoende aanwezigheid van hulp van anderen (geen sociaal netwerk);

  • -

    fors gebrek aan regie bij dagelijks leven.

 

Het is niet mogelijk om naast Thuisondersteuning ook nog Begeleiding Individueel in te zetten. Indien de behoefte aan “begeleiding bij het dagelijks functioneren” groter is dan binnen de Thuisondersteuning kan worden ingezet, zullen aparte beschikkingen voor Huishoudelijke Ondersteuning en Begeleiding Individueel worden afgegeven.

 

Verzwarende omstandigheden

Er kunnen factoren zijn die ervoor zorgen dat schoonmaakwerkzaamheden met een hogere frequentie of intensiever moeten plaatsvinden. Cliënten zijn in eerste instantie zelf verantwoordelijk om de factoren die leiden tot een hogere frequentie weg te nemen. Het kan daarbij gaan om roken door cliënten of eventuele huisgenoten, het aantal en de grootte van de meubels, de aanwezigheid van veel kleine spullen of het hebben van huisdieren. Indien de aanwezigheid van huisdieren tot vervuiling van de woning leidt zal Incluzio Leiderdorp het gesprek met de cliënt aangaan. De huishoudelijke hulp heeft de taak alert te zijn op verwaarlozing van huisdieren. In deze situaties is er (in principe) geen sprake van verzwarende omstandigheden. Per cliënt zal echter beoordeeld worden of er in die specifieke situatie sprake is van verzwarende omstandigheden. Onder verzwarende omstandigheden kunnen vallen (niet limitatief):

  • -

    de aanwezigheid van drie of meer kinderen onder de 12 jaar;

  • -

    ernstige beperkingen in het gebruik van armen en handen bij het uitvoeren van dagelijkse handelingen, bijvoorbeeld vanwege reuma, spasticiteit, verlamming of amputatie;

  • -

    ernstige beperkingen als gevolg van bedlegerigheid;

  • -

    een sterkere vervuiling van uw woning of de noodzaak van een hoger niveau van hygiëne bijvoorbeeld vanwege rolstoelgebondenheid, incontinentie, allergie voor huisstofmijt, de aanwezigheid van huisdieren of COPD.

 

De verzwarende omstandigheden kunnen van toepassing zijn bij huishoudelijke ondersteuning basis, huishoudelijke ondersteuning speciaal en thuisondersteuning. Indien sprake is van verzwarende omstandigheden gelden de volgende categorieën:

  • -

    huishoudelijke ondersteuning basis intensief;

  • -

    huishoudelijke ondersteuning speciaal intensief;

  • -

    thuisondersteuning intensief.

 

Veranderende situatie

De situatie van inwoners kan veranderen. Bijvoorbeeld doordat de gezondheid verandert of doordat de ondersteuning vanuit het netwerk wijzigt. Daarmee kan ook de behoefte aan ondersteuning wijzingen. Door korte lijnen tussen aanbieder en cliënt is er ruimte om daar waar nodig aanpassingen te verrichten in de mate van ondersteuning. Indien zorgaanbieder en cliënt concluderen dat het resultaat niet bereikt kan worden binnen de ingezette voorziening nemen zij contact op met Incluzio Leiderdorp.

 

Activiteiten

We maken onderscheid tussen basisactiviteiten en incidentele activiteiten. Het gaat daarbij om activiteiten ten behoeve van een schoon en leefbaar huis, wasverzorging en het voeren van regie over het huishouden. Samen met de cliënt wordt gekeken welke werkzaamheden de cliënt of zijn sociale netwerk uit kunnen uitvoeren en welke activiteiten de zorgaanbieder uitvoert. De daadwerkelijke frequentie en activiteiten zijn afhankelijk van de situatie van de inwoner.

 

Resultaat

 

Basisactiviteit

Maximale frequentie

Schoon en leefbaar huis

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Woonkamer

 

 

 

Opruimen

1x per week

Stofzuigen

1x per week

Dweilen

1x per 2 weken

Stof afnemen

1x per week

Slaapkamer

 

 

 

 

Opruimen

1x per week

Stofzuigen

1x per week

Dweilen

1x per week weken

Stof afnemen

1x per week

Bed verschonen

1x per 2 weken

Keuken

 

 

 

 

Afval opruimen

1x per week

Stofzuigen

1x per week

Dweilen

1x per week

Keukenblok (buitenzijde)

1x per week

Kookplaats, spoelbak en tegelwand afnemen

1x per week

Sanitaire ruimtes

 

Toilet schoonmaken

1x per week

Natte cel schoonmaken

1x per week

Hal/gang

 

 

Stofzuigen

1x per week

Dweilen

1x per week

Stof afnemen

1x per week

 

 

Wasverzorging

Wassen en drogen van kleding

In overleg

 

Regie voeren

 

Plannen en beheren van middelen voor het huishouden

1x per week

Plannen van huishoudelijke taken

1x per week

 

Bijlage 6. Normtijden maaltijdvoorziening

 

Maaltijdvoorziening

Activiteit

Normtijd

Bereiding van de broodmaaltijd

15 minuten per keer, maximaal 2 keer per dag

Bereiding van warme maaltijden

30 minuten per keer, maximaal 1 keer per dag

Toezicht op de maaltijd

30 minuten per keer, maximaal 3 keer per dag