Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Rijnwaarden

Afstemmingsverordening 2010 voor de Wwb, Ioaw en Ioaz

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieRijnwaarden
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingAfstemmingsverordening 2010 voor de Wwb, Ioaw en Ioaz
CiteertitelAfstemmingsverordening 2010 voor de Wwb, Ioaw en Ioaz
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Wet Werk en Bijstand, art. 8 en art. 18
  2. Wet Inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werknemers, art. 20 en art. 35
  3. Wet Inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen, art. 20 en art. 35

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-07-201001-11-2013Nieuwe regeling

01-06-2010

Rijnwaarden Post, 09-06-2010

2010.3281

Tekst van de regeling

Intitulé

Afstemmingsverordening 2010 voor de Wwb, de Ioaw en de Ioaz
Hoofdstuk 1: Algemene bepalingen
Artikel 1 Begripsomschrijving

Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Wet Werk en Bijstand, de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers, de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen en de Algemene Wet Bestuursrecht.

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    de WWB: de Wet Werk en Bijstand;

  • b.

    de Awb: de Algemene wet bestuursrecht;

  • c.

    de Ioaw: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers;

  • d.

    de Ioaz: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen;

  • e.

    de wet SUWI: de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen;

  • f.

    verlaging: verlaging van de bijstandsnorm of de grondslag;

  • g.

    uitkeringsnorm: de bijstandsnorm op grond van de WWB, inclusief gemeentelijke toeslagen en verlagingen en de vakantietoeslag, dan wel de grondslag op grond van de Ioaw en de Ioaz, inclusief vakantietoeslag

  • h.

    de uitkering: de bijstandsuitkering op grond van de WWB en de uitkering op grond van de Ioaw en Ioaz;

  • i.

    re-integratie-instrumenten: instrumenten die het college ter beschikking heeft voor het bieden van ondersteuning als bedoeld in artikel 7 van de WWB en artikel 34 van de Ioaw en artikel 34 van de Ioaz;

  • j.

    reïntegratietraject: een plan, bestaande uit een geheel van reïntegratie-instrumenten, dat tot doel heeft om binnen een bepaald tijdsbestek te komen tot arbeidsinschakeling of zelfstandige maatschappelijke participatie;

  • k.

    tekortschietend besef van verantwoordelijkheid in de voorziening van het bestaan: het verrichten van handelingen door belanghebbende dan wel het nalaten daarvan waardoor eerder een beroep op de bijstand wordt gedaan dan wel de bijstandverlening langer voortduurt.

  • l.

    benadelingsbedrag: het netto-bedrag aan uitkering dat ten onrechte of tot een te hoog bedrag is verleend.

  • m.

    belanghebbende: diegene hier te lande die in zodanige omstandigheden verkeren of dreigen te geraken dat zij recht hebben op een bijstandsuitkering op grond van de WWB en diegene die hier te lande recht hebben op een uitkering Ioaw of Ioaz.

Artikel 2 Het toepassen van een verlaging
  • 1.

    Wanneer belanghebbende naar het oordeel van het college de verplichtingen die de WWB, de Ioaw, de Ioaz en de Wet SUWI aan het recht op uitkering verbinden niet of niet voldoende nakomt, waaronder begrepen het zich jegens het college zeer ernstig misdragen, dan wel indien de belanghebbende naar het oordeel van het college tekortschietend besef van verantwoordelijkheid betoont voor de voorziening in het bestaan wordt overeenkomstig deze verordening een verlaging opgelegd.

  • 2.

    Een verlaging wordt afgestemd op de ernst van de gedraging, de mate waarin de belanghebbende de gedraging kan worden verweten en de omstandigheden waarin hij verkeert.

Artikel 3 Berekeningsgrondslag
    • 1.

      De verlaging wordt toegepast op de uitkeringsnorm.

    • 2.

      De verlaging kan niet meer bedragen dan de uitkering waarop belanghebbende recht zou hebben gehad gedurende de periode waarop de verlaging betrekking heeft, indien er geen grond voor verlaging zou zijn geweest.

Artikel 4 Het besluit tot toepassen van een verlaging
  • In het besluit tot toepassen van een verlaging worden in ieder geval vermeld:

    • a.

      de reden van de verlaging

    • b.

      de duur van de verlaging

    • c.

      het percentage dan wel het bedrag van de verlaging waarmee de uitkering wordt verlaagd

    • d.

      indien van toepassing, de reden om af te wijken van een standaardverlaging dat de opgelegde maatregel is afgestemd op de ernst van de gedraging, de mate van verwijtbaarheid en de omstandigheden waarin belanghebbende verkeert.

Artikel 5 Schriftelijke waarschuwing
  • Bij elke verwijtbare gedraging genoemd in deze verordening kan worden afgezien van het toepassen van de verlaging.

    Er kan worden volstaan met het geven van een schriftelijke waarschuwing, tenzij het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting plaatsvindt binnen een periode van een jaar te rekenen vanaf de datum waarop eerder aan de belanghebbende een schriftelijke waarschuwing bekend is gemaakt.

Artikel 6 Recidive
  • De duur van de verlaging, zoals omschreven in deze verordening, wordt verdubbeld indien de belanghebbende binnen twaalf maanden na bekendmaking van een besluit waarbij een verlaging is opgelegd, zich opnieuw schuldig maakt aan dezelfde verwijtbare gedraging.

    Met een besluit waarmee een verlaging is opgelegd wordt gelijkgesteld het besluit om daarvan af te zien op grond van dringende redenen, zoals bedoeld in artikel 8 lid 3 van deze verordening.

    Met een besluit waarmee een verlaging is opgelegd wordt gelijkgesteld het besluit om daarvan af te zien op grond van dringende redenen, zoals bedoeld in artikel 8 lid 3 van deze verordening.

Artikel 7 Horen van belanghebbende
  • 1.

    Voordat een verlaging wordt toegepast wordt de belanghebbende eerst in de gelegenheid gesteld zijn zienswijze naar voren te brengen.

  • 2.

    Het horen van belanghebbende kan achterwege worden gelaten indien:

    • a.

      de vereiste spoed zich daartegen verzet;

    • b.

      de belanghebbende reeds eerder in de gelegenheid is gesteld zijn zienswijze naar voren te brengen en zich sindsdien geen nieuwe feiten of omstandigheden hebben voorgedaan;

    • c.

      de belanghebbende niet heeft voldaan aan een verzoek van het college of van een derde aan wie het college met toepassing van artikel 7 van de WWB of artikel 34 van zowel de Ioaw als de Ioaz werkzaamheden in het kader van deze wetten heeft uitbesteed, om binnen een gestelde termijn inlichtingen te verstrekken als bedoeld in artikel 17 van de WWB, de Ioaw en de Ioaz; of

    • d.

      het college het horen niet nodig acht voor het vaststellen van de ernst van de gedraging of de mate van verwijtbaarheid.

Artikel 8 Afzien van het toepassen van een verlaging
  • 1.

    Het college ziet af van het toepassen van een verlaging indien:

    • a.

      elke vorm van verwijtbaarheid ontbreekt; of

    • b.

      de gedraging meer dan één jaar vóór constatering van die gedraging door het college heeft plaatsgevonden, tenzij de gedraging een schending van de inlichtingenplicht inhoudt en als gevolg van die gedraging ten onrechte bijstand is verleend.

  • 2.

    Een verlaging wegens schending van de inlichtingenplicht wordt niet toegepast na verloop van vijf jaren nadat de betreffende gedraging heeft plaatsgevonden.

  • 3.

    Het college kan afzien van het toepassen van een verlaging indien het daarvoor dringende redenen aanwezig acht.

  • 4.

    Indien het college afziet van het toepassen van een verlaging op grond van dringende redenen, wordt de belanghebbende daarvan schriftelijk mededeling gedaan.

Artikel 9 Ingangsdatum en tijdvak
  • 1.

    De verlaging wordt bij continuering van de uitkering toegepast met ingang van de eerste van de maand volgend op de datum waarop aan belanghebbende bekend is gemaakt dat een verlaging wordt toegepast.

  • 2.

    De verlaging wordt, bij niet continueren van de uitkering, toegepast met ingang van de eerste van de maand waarin de gedraging heeft plaatsgevonden. Het recht op uitkering wordt over deze kalendermaand herzien en als gevolg daarvan wordt de ten onrechte of tot een te hoog bedrag aan verstrekte uitkering teruggevorderd.

Artikel 10 Samenloop van gedragingen
  • Indien een belanghebbende zich in één kalendermaand schuldig maakt aan verschillende gedragingen die het niet nakomen van een verplichting als genoemd in artikel 2, eerste lid, inhouden, wordt voor het bepalen van de hoogte en duur van de verlaging uitgegaan van de gedraging waarop de zwaarste verlaging is gesteld.

Hoofdstuk 2: Geen of onvoldoende medewerking verlenen aan het verkrijgen of behouden van algemeen geaccepteerde arbeid
Artikel 11 Indeling in categorieën
  • Gedragingen van belanghebbenden waardoor de verplichting op grond van artikel 9 van WWB en artikel 37 van de Ioaw en artikel 37 van de Ioaz wet niet of onvoldoende is nagekomen, worden onderscheiden in de volgende categorieën:

  • 1.

    Eerste categorie:

    Bij de volgende gedragingen wordt de uitkering gedurende één maand, met 10% van de uitkeringsnorm verlaagd:

    • a.

      het zich niet tijdig laten registreren als werkzoekende bij het UWV WERKbedrijf of het niet tijdig laten verlengen van de registratie.

  • 2.

    Tweede categorie

    Bij de volgende gedragingen wordt de uitkering gedurende één maand, met 30% van de uitkeringsnorm verlaagd:

    • a.

      het niet naar vermogen trachten algemeen geaccepteerde arbeid te verkrijgen of te aanvaarden;

    • b.

      het niet of in onvoldoende mate meewerken aan een onderzoek naar de mogelijkheden tot arbeidsinschakeling, dan wel aan een onderzoek naar de geschiktheid voor scholing of opleiding.

  • 3.

    Derde categorie

    Bij de volgende gedragingen wordt de uitkering, gedurende één maand, met 50% van de uitkeringsnorm verlaagd :

    • a.

      gedragingen die de inschakeling in arbeid belemmeren;

    • b.

      het niet of in onvoldoende medewerken aan een door het college of derden aangeboden voorziening gericht op arbeidsinschakeling en sociale activering als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onderdeel b en artikel 10, eerste lid van de WWB en artikel 37 en artikel 34, eerste lid van de Ioaw en de Ioaz;

    • c.

      het niet of onvoldoende nakomen van de verplichting tot gebruik maken van geboden re-integratie-instrumenten, voor zover dit niet heeft geleid tot het geen doorgang vinden of tot voortijdige beëindiging van het reïntegratietraject.

  • 4.

    Vierde categorie

    Bij de volgende gedragingen wordt de uitkering, gedurende een maand, met 100%van de uitkeringsnorm verlaagd:

    • a.

      het niet aanvaarden van algemeen geaccepteerde arbeid;

    • b.

      het door eigen toedoen niet behouden van algemeen geaccepteerde arbeid;

    • c.

      het niet of onvoldoende nakomen van de verplichting tot gebruik maken van geboden re-integratie-instrumenten, als dit heeft geleid tot het geen doorgang vinden of tot voortijdige beëindiging van het re-integratietraject.

Hoofdstuk 3: Niet nakomen van de inlichtingenplicht
Artikel 12 Het afgeven van een "termijn van orde"
  • Indien belanghebbende niet op een gesprek waarvoor hij is uitgenodigd is verschenen, of niet tijdig het mutatieformulier, statusformulier, (her)onderzoeksformulier of andere van belang zijnde gegevens, die noodzakelijk zijn voor de verlening van de uitkering of de voortzetting daarvan heeft verstrekt, wordt er een "termijn van orde" afgegeven.

Artikel 13 Te laat verstrekken van gegevens (hersteltermijn)
  • 1.

    Indien een belanghebbende de verplichting op grond van artikel 17 van de WWB en artikel 13 van de Ioaw en Ioaz, niet of niet behoorlijk is nagekomen door informatie die van belang is voor de verlening van uitkering of de voortzetting daarvan, wordt het recht op uitkering opgeschort; (artikel 54, eerste lid van de WWB en artikel 17, eerste lid van de Ioaw en de Ioaz .

    Op grond van artikel 54, tweede lid van de WWB en artikel 17, tweede lid van de Ioaw en de Ioaz wordt aan belanghebbende een hersteltermijn verstrekt om de van belang zijnde gegevens te overleggen.

  • 2.

    Bij het verstrekken van de van belang zijnde gegevens in de gegeven hersteltermijn wordt een verlaging toegepast van tien procent van de geldende uitkeringsnorm gedurende één maand, onverminderd artikel 2, tweede lid, en artikel 3, derde lid.

Artikel 14 Verstrekken van onjuiste of onvolledige inlichtingen met gevolgen voor de uitkering of re-integratiemiddelen
  • 1.

    Indien het niet of niet behoorlijk nakomen van de inlichtingenplicht bedoeld in artikel 17 van de WWB en artikel 13 van de Ioaw en Ioaz heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen van de uitkering of inzetten van re-integratiemiddelen, wordt de verlaging afgestemd op de hoogte van het benadelingsbedrag.

  • 2.

    Bij een benadelingsbedrag tot € 100,00 wordt er geen verlaging opgelegd, maar wordt er volstaan met een waarschuwing. Wanneer er binnen een periode van 12 maanden na bekendmaking van de waarschuwing, opnieuw sprake is van het niet of niet behoorlijk nakomen van de inlichtingenplicht met een benadelingsbedrag tot € 100,00, wordt er een verlaging opgelegd van 5% gedurende één maand.

  • 3.

    Onverminderd artikel 2, tweede lid, en artikel 3, derde lid, wordt de verlaging op de uitkeringsnorm op de

    volgende wijze vastgesteld:

    • a.

      bij een benadelingsbedrag van € 100,00 tot € 500,00: 5% gedurende een maand;

    • b.

      bij een benadelingsbedrag van € 500,00 tot € 1.000,00: 10% gedurende één maand:

    • c.

      bij een benadelingsbedrag van € 1.000,00 tot € 2.000,00: 30% gedurende één maand;

    • d.

      bij een benadelingsbedrag van € 2.000,00 tot € 4.000,00: 50% gedurende één maand;

    • e.

      bij een benadelingsbedrag van € 4.000,00 of meer : 100% gedurende één maand.

  • 4.

    Indien er aangifte wordt gedaan bij het Openbaar Ministerie wegens valsheid in geschrifte, wordt er geen verlaging toegepast, tenzij het Openbaar Ministerie tot seponeren overgaat.

Artikel 15 Verstrekken van onjuiste of onvolledige inlichtingen zonder gevolgen voor de bijstand of reïntegratiemiddelen
  • 1.

    Indien het niet of niet behoorlijk nakomen van de inlichtingenplicht bedoeld in artikel 17 van de WWB en artikel 13 van de Ioaw en Ioaz niet heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen van de uitkering of inzetten van re-integratiemiddelen, wordt volstaan met het geven van een waarschuwing.

  • 2.

    Indien belanghebbende zich binnen een periode van 12 maanden na bekendmaking van de waarschuwing opnieuw schuldig maakt aan een gedraging als bedoeld in lid 1, wordt een verlaging opgelegd van 5% gedurende één maand.

  • 3.

    Indien belanghebbende gedurende een kalenderjaar het mutatieformulier voor de derde maal te laat inlevert, bedraagt de verlaging, onverminderd artikel 2, tweede lid, en artikel 3, derde lid, 5% van de uitkering gedurende één maand. Elke keer dat belanghebbende tijdens hetzelfde kalenderjaar het mutatieformulier weer te laat inlevert, wordt de uitkering verlaagd. De verlaging bedraagt, onverminderd artikel 2, tweede lid, en artikel 3, derde lid, vijf procent van de uitkering gedurende één maand.

Hoofdstuk 4: Overige gedragingen die leiden tot een verlaging
Artikel 16 Tekortschietend besef van verantwoordelijkheid
  • Onverminderd artikel 2, tweede lid, en artikel 3, derde lid, wordt, indien een belanghebbende een tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan, anders dan door gedragingen als bedoeld in artikel 9 WWB en artikel 37 Ioaw en Ioaz, heeft betoond de uitkering verlaagd:

  • a.

    met 100% van de uitkering gedurende één maand, indien belanghebbende verwijtbaar geen of

    geen volledig recht heeft op een uitkering krachtens een sociale verzekering of daarmee naar aard en

    doel overeenkomende buitenlandse regeling of private verzekering, dan wel het verwijtbaar verliezen

    van een zodanig recht;

  • b.

    met 10% van de uitkering per maand gedurende de periode waarop belanghebbende niet op uitkering zou zijn aangewezen indien hij op verantwoorde wijze de middelen waarover hij beschikte of

    redelijkerwijze kon beschikken zou hebben aangewend.

Artikel 17 Zeer ernstige misdragingen
  • Indien belanghebbende zich zeer ernstig misdraagt tegenover het college of zijn ambtenaren, onder omstandigheden die rechtstreeks verband houden met de uitvoering van de WWB, de Ioaw en de Ioaz, wordt, onverminderd artikel 2, tweede lid, en artikel 3, derde lid, een verlaging toegepast van 100% procent van de uitkering gedurende één maand.

Hoofdstuk 5: Slotbepalingen
Artikel 18 Hardheidsclausule
  • Burgemeester en wethouders kunnen in bijzondere gevallen ten gunste van de belanghebbende afwijken van de bepalingen van deze verordening, indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 19 Uitvoering
  • De uitvoering van de Afstemmingsverordening ligt bij het college.

Artikel 20 Citeertitel
  • Deze verordening wordt aangehaald als de:“Afstemmingsverordening 2010 voor de WWB, de IOAW en de IOAZ”.

Artikel 21 Inwerkingtreding
  • Deze herziene verordening treedt in werking met ingang van 1 juli 2010.

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van de gemeente Rijnwaarden op 1 juni 2010.

De griffier, de voorzitter