Organisatie | Drimmelen |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Besluit van de raad van de gemeente Drimmelen van 4 juli 2019 tot vaststelling van de Verordening rechtspositie raads- en burgerleden gemeente Drimmelen 2019 |
Citeertitel | Verordening rechtspositie raads- en burgerleden gemeente Drimmelen 2019 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
20-07-2019 | 01-01-2019 | Nieuwe regeling | 04-07-2019 | 19ZD06832 |
De raad van de gemeente Drimmelen
gelet op de artikelen 95, tweede en vierde lid, 96, eerste en derde lid, 97 en 99 eerste lid van de Gemeentewet;
gelet op de artikelen 3.1.1 vijfde lid, 3.1.3, 3.1.4, 3.3.2, 3.3.3, 3.3.8, 3.4.1 en 3.4.2 van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers (Stb. 2018, 386);
gelet op artikel 3.1 van de Regeling rechtspositie decentrale politieke ambtsdragers (stcrt. 2018, 66006)
gezien het advies van P&O en gehoord het presidium d.d. 27 maart 2019 en 15 mei 2019;
Artikel 2. Toelage raadslid onderzoekscommissie
Aan een raadslid dat lid is van een onderzoekscommissie als bedoeld in artikel 155a, derde lid, van de Gemeentewet wordt, overeenkomstig artikel 3.1.3 van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers, voor de duur van de activiteiten van die commissie ten laste van de gemeente een toelage toegekend ter hoogte van €120,00 per maand, met een maximale hoogte op jaarbasis van maximaal drie keer de maandelijkse raadswedde.
Artikel 3. Toelage burgerleden
Aan burgerleden wordt een vergoeding toegekend voor het deelnemen aan vergaderingen van een artikel 82, 83 en 84 Gemeentewet commissie, zoals bijvoorbeeld de opinieronde en financiële commissie, die gelijk is aan het voor de van toepassing zijnde inwonersklasse vastgestelde bedrag in artikel 3.4.1 van het Besluit rechtspositie decentrale politieke ambtsdragers.
Artikel 4. Toelage lid bijzondere commissie
Raadsleden en burgerleden die lid zijn van een door de gemeenteraad ingestelde bijzondere commissie waarvan de gemeenteraad vaststelt dat deze commissie een zodanig belang dient dat de belasting en tijdsbeslag redelijkerwijs niet geacht kunnen worden te behoren tot het reguliere werk van een raadslid c.q. burgerlid, ontvangen ten laste van de gemeente een toelage. Deze toelage is gelijk aan het voor de van toepassing zijnde inwonersklasse vastgestelde bedrag in artikel 3.4.1 van het Besluit rechtspositie decentrale politieke ambtsdragers, met een maximale hoogte van €120,00 per maand en een maximale hoogte op jaarbasis van maximaal drie keer de maandelijkse raadswedde.
Artikel 8. Informatie- en communicatievoorzieningen raads- en burgerleden
Een raadslid tekent een bruikleenovereenkomst wanneer hem ten laste van de gemeente voor de duur van de uitoefening van zijn functie informatie- en communicatievoorzieningen ter beschikking worden gesteld bedoeld in artikel 3.3.2 Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers. Het college stelt het model van de bruikleenovereenkomst vast.
Artikel 9. Aanwijzing als eindheffingsbestanddeel
Als eindheffingsbestanddeel als bedoeld in artikel 31, eerste lid, onderdeel f, van de Wet op de loonbelasting 1964 worden verder aangewezen de vergoedingen, tegemoetkomingen en verstrekkingen, genoemd in deze verordening, voor zover deze worden gerekend tot een vergoeding, tegemoetkoming of verstrekking als bedoeld in artikel 31a, tweede lid, onderdelen a tot en met h, van de Wet op de Loonbelasting 1964.
Artikel 10. Betaling van vaste vergoedingen
De betaling van de vergoeding voor werkzaamheden, de onkostenvergoedingen en declaraties geschiedt maandelijks of in maandelijkse termijnen als er sprake is van een vergoeding op jaarbasis tenzij het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers anders bepaalt. De vergoeding van de toelages als genoemd in de artikelen 2, 3, en 4 van deze verordening vindt plaats per kwartaal.
Artikel 12. Intrekking oude verordening
De Verordening rechtspositie wethouders, raads- en burgerleden gemeente Drimmelen 2018 wordt ingetrokken.
Toelichting Model Verordening rechtspositie raads- en burgerleden 2019
In de wet en nadere regelgeving zijn alle van belang zijnde onderwerpen geregeld betreffende de rechtspositie van gemeentelijke politieke ambtsdragers. In de Gemeentewet is aangegeven dat de nadere invulling van de rechtspositie van raads- en commissieleden alsmede de financiële voorzieningen moet worden geregeld bij of krachtens de wet (AMvB en ministeriële regeling). Deze nadere regeling is vastgelegd in het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers. In de Rechtspositieregeling decentrale politieke ambtsdragers zijn de (onkosten)vergoedingen nader uitgewerkt.
Hoofdlijnen gemeentelijke verordening
In deze verordening zijn alleen bepalingen opgenomen inzake de rechtspositie van raadsleden en leden van gemeentelijke commissies zover die niet dwingend geregeld zijn in hogere wet- en regelgeving. De grondslag hiervoor is te vinden in de Gemeentewet en het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers en de Rechtspositieregeling decentrale politieke ambtsdragers. Bij de laatste moderniserings- en harmoniseringsoperatie (Staatsblad 15 oktober 2018), betreffende de rechtspositiebesluiten voor decentrale politieke ambtsdragers zijn er wederom een aantal bepalingen imperatief in hogere wet- en regelgeving vastgelegd. De overweging hierbij is dat het bestuurlijk wenselijk is om de voorzieningen zoals vergoedingen, tegemoetkomingen en andere rechtspositionele aanspraken voor decentrale politieke ambtsdragers dwingendrechtelijk in hogere wet- en regelgeving vast te leggen om politieke discussies te voorkomen. Dit betekent dat er voor gemeenten minder ruimte is om lokaal bij verordening van wettelijke regelingen af te wijken.
Indien een gemeente besluit om bij verordening voorzieningen voor politieke ambtsdragers te regelen, zijn een aantal regels van belang.
In artikel 99 Gemeentewet is bepaald dat ’buiten hetgeen hun bij of krachtens de wet is toegekend’, ontvangen de leden van de raad en/of door de raad ingestelde commissie (in de zin van artikel 82, 83 of 84 Gemeentewet) als zodanig geen andere vergoedingen en tegemoetkomingen ten laste van de gemeente. Deze verordening vormt een (nadere) uitwerking van de bij of krachtens de wet toegekende vergoedingen en tegemoetkomingen.
De arbeidsverhoudingen en fiscale positie
Raadsleden en commissieleden hebben geen dienstbetrekking bij de gemeente. De gemeente is dus niet de werkgever. Dat betekent bijvoorbeeld dat zij voor zover het betreft het raadslidmaatschap niet vallen onder de werknemersverzekeringen zoals de Werkloosheidswet (WW), Ziektewet (ZW) en de Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen (WIA). Omdat er geen sprake is van een dienstbetrekking vallen raads- en commissieleden niet onder de Wet op de loonbelasting 1964 maar worden hun inkomsten belast in de Wet inkomstenbelasting 2001. Wel kunnen raads- en commissieleden opteren voor de loonbelasting als voorheffing door samen met de gemeente te kiezen voor het fictief werknemerschap, het zogenaamde opting-in. Het fictief werknemerschap kan worden aangevraagd met behulp van een opting-in verklaring bij de Belastingdienst.
Als de raads- en commissieleden en gemeente niet kiezen voor het fictief werknemerschap, dan geldt dat de onkostenvergoedingen en raadsvergoeding als inkomsten moeten worden verantwoord en mogen de (beroeps)kosten die worden gemaakt worden afgetrokken. Het resultaat zal het raads- of commissielid moeten verantwoorden in de aangifte inkomstenbelasting, onder de post inkomsten uit overige werkzaamheden. De gemeente dient jaarlijks alle betalingen en verstrekkingen voor de raads- en commissieleden die niet als fictief werknemerschap te kwalificeren zijn op grond van deze verordening aan de Belastingdienst doorgeven middels een formulier IB-47. Omdat raads- en commissieleden op persoonlijke titel worden gekozen, zijn zij niet aan te merken als (fiscaal) ondernemer. Er hoeft dan ook geen VAR-verklaring / Modelovereenkomst ZZP overgelegd te worden aan de gemeente.
De Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers (Appa) is niet van toepassing op raads- en commissieleden.
Artikel 2. Toelage raadslid onderzoekscommissie
Dit artikel betreft de toelage voor de raadsleden die lid zijn van zogenaamde ‘zware commissies’. Hiermee wordt gedoeld op de vertrouwenscommissie, de rekenkamerfunctie en de onderzoekscommissie, zoals deze in de Gemeentewet specifiek zijn omschreven. Voor de hoogte van de toelage voor het werk in deze drie zware commissies wordt onderscheid gemaakt tussen enerzijds de vertrouwenscommissie en de rekenkamerfunctie, en anderzijds de onderzoekscommissie. Het werk van de onderzoekscommissie vindt in de praktijk vaak intenser en in een korter tijdsbestek plaats dan de twee andere zware commissies. Het benodigde werk kan inhoudelijk en qua belasting zodanig variëren dat de vaststelling van de hoogte van de vergoeding voor dat werk is overgelaten aan de gemeenteraad. De vergoeding mag per jaar echter niet hoger zijn dan driemaal de maandelijkse vergoeding voor de werkzaamheden.
Wat betreft de hoogte van de toelage voor het lidmaatschap van de vertrouwenscommissie en de rekenkamerfunctie geldt een vast (belast) bedrag van €120,00 per maand. De gemeente Drimmelen heeft voor de toelage van de onderzoekscommissie aansluiting gezocht bij de toelage die voor de andere twee zware commissies gelden en de hoogte ook op €120,00 vastgesteld. Het bedrag wordt naar rato van de duur van de activiteiten toegepast. Zolang een commissie ‘slapend’ is, althans niet actief, ontvangen de leden geen toelage: niet de duur van het lidmaatschap is van belang, maar de duur van de activiteiten.
Artikel 3. Toelage burgerleden
De term commissielid/ burgerlid wordt in deze verordening alleen gebruikt voor een lid van een (raads-, bestuurs- of andere) commissie, dat niet tevens lid is van de gemeenteraad, dan wel een ambtenaar is die als zodanig tot lid van een commissie is benoemd. Voor commissieleden gelden afzonderlijke rechtspositieregels, die zijn opgenomen in afdeling 3.4. Ambtenaren worden soms ter ondersteuning aan een commissie toegevoegd, maar zijn daarmee geen lid van die commissie. De term commissielid heeft geen betrekking op raadsleden die lid zijn van de vertrouwenscommissie, de rekenkamercommissie, een onderzoekscommissie of een bijzondere commissie, bedoeld in de artikelen 3.1.2 tot en met 3.1.4.
De gemeenteraad kan op grond van de Gemeentewet commissies instellen voor ondersteuning en advisering. In deze commissies mogen raadsleden en niet-raadsleden zitten. Waar raadsleden een vergoeding voor de werkzaamheden ontvangen, ontvangen niet-raadsleden op grond van artikel 3.4.1 een vergoeding voor het bijwonen van vergaderingen. De hoogte van de commissievergoeding is afhankelijk van de grootte van de gemeente. De in de tabel genoemde bedragen worden geïndexeerd.
Artikel 4. Toelage lid bijzondere commissie
Ook is er behoefte gebleken aan een grondslag voor vergoedingen voor het werk in andere bijzondere commissies dan de drie die in de Gemeentewet zijn omschreven (zie hiervoor ook artikel 2 van deze verordening). Een voorbeeld daarvan is een commissie met een bijzondere opdracht die een zware belasting vormt. Een grondslag voor een vergoeding voor het werk van een dergelijke commissie is opgenomen in artikel 3.1.4.
Hiervoor is het ook noodzakelijk dat dit in een verordening wordt vastgelegd. Een ander criterium is dat het gaat om een commissie die taken en verantwoordelijkheden van de gemeenteraad uitvoert. Tenslotte moeten de werkzaamheden een zodanig belang, belasting en tijdsbeslag kennen, die redelijkerwijs niet tot het reguliere werk van een raadslid behoort. De formulering in de regeling en in de toelichting maakt duidelijk dat het antwoord op de vraag of een toelage voor deelname aan dergelijke commissies moet worden toegekend, bij de gemeenteraad ligt. De gemeente Drimmelen heeft bepaald dat de toelage geldt voor de leden van de werkgeverscommissie, de financiële commissie en de hoorcommissie ruimtelijke plannen. De toelage wordt verstrekt per aanwezige vergadering. De hoogte is gelijk aan het voor de van toepassing zijnde inwonersklasse vastgestelde bedrag in artikel 3.4.1 van het Besluitrechtspositie decentrale politieke ambtsdragers, met een maximale hoogte van €120,00 per maand en een maximale hoogte op jaarbasis van maximaal drie keer de maandelijkse raadswedde.
Artikel 5. Reis- en verblijfkosten raadsleden en burgerleden voor reizen buiten de gemeente
Ingevolge artikel 96, in samenhang met artikel 97, van de Gemeentewet kunnen kosten voor (dienst)reizen buiten het grondgebied van de gemeente alleen op basis van een verordening van de gemeenteraad worden vergoed. In deze bepaling is bij verordening geregeld dat raadsleden een vergoeding van de reis- en verblijfkosten voor reizen buiten het grondgebied van de gemeente kunnen krijgen ter uitvoering van een beslissing van het gemeentebestuur. Onder reizen “buiten de gemeentegrenzen” kunnen ook de buitenlandse dienstreizen worden geschaard. De naar redelijkheid gemaakte reis- en verblijfkosten voor dienstreizen in het buitenland, die door of vanwege de gemeente zijn georganiseerd komen ook voor vergoeding in aanmerking. De vergoeding voor noodzakelijke en redelijkerwijs gemaakte verblijfkosten is niet nader ingevuld en is een lokale aangelegenheid per gemeente. Omdat in het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers verder geen eigen vergoedingsregeling is opgenomen, kan aansluiting worden gezocht bij de vergoedingsregelingen voor wethouders.
Artikel 6. Buitenlandse excursie of reis
Evenals in de oude verordening is een uitwerking meegenomen over de reis- en verblijfskosten met betrekking tot een buitenlandse excursie of reis.
Artikel 7. Nadere regels niet-partijpolitiek georiënteerde scholing raads- en burgerleden
Voor raads- en burgerleden is expliciet bepaald dat de kosten voor niet-partijpolitiek georiënteerde functionele scholing, zoals deelname aan congressen en opleidingen, ten laste kunnen worden gebracht van de gemeente. Partijpolitieke scholing komt niet voor vergoeding door de gemeente in aanmerking. De inhoud van de scholing is bepalend of deze al dan niet partijpolitiek georiënteerd is. Wanneer scholing verzorgd wordt door een politieke partij betekent dat niet automatisch dat die scholing partijpolitiek georiënteerd is.
Om in aanmerking te komen voor vergoeding van de scholingskosten, moet gemotiveerd worden dat het gaat om functiegerichte scholing. Scholing is functiegericht als zij beoogt de voor de functie benodigde vakkennis en vaardigheden te verwerven dan wel actueel te houden. Overigens kan de gemeente ook zelf dit soort scholing (laten) verzorgen. Ook die lasten komen ten laste van de gemeente.
Scholing is partijpolitiek georiënteerd als zij geheel of gedeeltelijk tot doel heeft betrokkene op te leiden in het gedachtegoed van de desbetreffende partij.
Artikel 8. Informatie- en communicatievoorzieningen raads- en burgerleden
Het college van burgemeester en wethouders stelt ten laste van de gemeente aan een raadslid, wethouder of de burgemeester voor de duur van de uitoefening van zijn functie de noodzakelijke informatie- en communicatievoorzieningen ter beschikking. Onder informatie- en communicatievoorzieningen wordt ook verstaan een smartphone, een computer en de daarbij behorende (internet)abonnementen. Er mag slechts één computer verstrekt worden. Geadviseerd wordt te verstrekken op basis van een bruikleenovereenkomst. Een computer is een desktop, laptop, tablet- of minicomputer. Een smartphone is niet te kwalificeren als computer.
Artikel 9. Aanwijzing als eindheffingsbestanddeel
In het kader van de werkkostenregeling op grond van artikel 31 Wet op de Loonbelasting 1964 zijn een aantal vergoedingen in het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers en de verordening aangewezen als eindheffingsbestanddeel. De gemeente draagt in dat geval de loonbelasting, waardoor de vergoeding belastingvrij (netto) aan de politieke ambtsdrager kan worden overgemaakt. Anders worden deze door de Belastingdienst als loon gezien en moet hierover bij de politieke ambtsdragers loonbelasting worden ingehouden. In het kader van de werkkostenregeling kan in de financiële administratie worden aangegeven of een verstrekking of vergoeding onder de gerichte vrijstellingen, intermediaire kosten of onder de nihil-waarderingen valt.
Gemeenten mogen daarnaast een verstrekking of vergoeding in de vrije ruimte - tot 1,2% fiscale loonsom - onderbrengen zonder fiscale consequenties. Indien de grens van 1,2% wordt overschreden, zal de gemeente 80% eindheffing moeten betalen.
Artikel 10. Betaling vaste vergoedingen en
Artikel 11. Betaling en declaratie van onkosten
Het Rechtspositiebesluit en de Rechtspositieregeling decentrale politieke ambtsdragers regelen wanneer de vergoedingen en onkosten betaald moeten worden aan raads- en commissieleden. Daar waar geen expliciete termijn is genoemd, kunnen deze artikelen uitkomst bieden. De betaling van onkosten kan worden voorgeschoten uit eigen middelen, later gedeclareerd worden of de factuur wordt rechtstreeks naar de gemeente verstuurd. Hierbij gaat de voorkeur uit naar rechtstreeks facturering bij de gemeente. Raadsleden declareren in beginsel hun kosten bij de griffier.