Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Harderwijk

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Harderwijk houdende regels omtrent financiën (Financiële verordening gemeente Harderwijk 2019)

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieHarderwijk
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening van de gemeenteraad van de gemeente Harderwijk houdende regels omtrent financiën (Financiële verordening gemeente Harderwijk 2019)
CiteertitelFinanciële verordening gemeente Harderwijk 2019
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling vervangt de Verordening Financiële beheersverordening gemeente Harderwijk 2015.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

artikel 212 van de Gemeentewet

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

19-07-201901-01-2019nieuwe regeling

16-05-2019

gmb-2019-178935

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Harderwijk houdende regels omtrent financiën (Financiële verordening gemeente Harderwijk 2019)

De raad van de gemeente Harderwijk;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 5 maart 2019;

gelet op artikel 212 van de Gemeentewet;

 

besluit

 

vast te stellen de Financiële verordening gemeente Harderwijk 2019:

 

Hoofdstuk 1 . Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsbepaling

In deze verordening wordt verstaan onder:

 

  • a.

    Thema: een groep van aansprekende doelstellingen van de gemeente die zijn gerangschikt onder een algemene doelstelling.

  • b.

    Sub-thema: een groep van producten waarvoor een na te streven doelstelling is geformuleerd. Op het niveau van sub-thema worden de eerste twee “W”-vragen1 beantwoord.

  • c.

    Budget/Krediet: hieronder worden verstaan de financiële middelen die door de raad aan het college zijn toegekend voor het realiseren van doelstellingen, resultaat- en prestatieafspraken. Het betreffen financiële middelen voor zowel de jaarlijkse exploitatie(budget) als voor investeringen (krediet).

  • d.

    Rechtmatigheid: het in overeenstemming zijn met de begroting, de wettelijke regelingen die van toepassing zijn, de gemeentelijke verordeningen en besluitvorming raad en college.

  • e.

    Doelmatigheid: het streven om binnen de gestelde kaders met een zo beperkt mogelijke inzet van beschikbare middelen de gewenste prestaties en/of maatschappelijke effecten en/of doelen te realiseren.

  • f.

    Doeltreffendheid: de mate waarin, uitgaande van de beschikbare middelen, de gewenste prestaties en daarmee beoogde maatschappelijke effecten van het beleid ook daadwerkelijk worden behaald.

  • g.

    Indicatoren: de waarde die bereikt moet worden binnen een bepaalde periode voor de realisatie van de beoogde beleidsdoelen, maatschappelijke effecten en te leveren prestaties.

  • h.

    Meerjarenperspectief: het meerjarenperspectief geeft inzicht in het begrotingsresultaat voor de komende vier jaren.

  • i.

    Meerinzicht: de uitvoeringsorganisatie waar de gemeente Harderwijk een deel van de bedrijfsvoering (waaronder Financiën) heeft ondergebracht.

  • j.

    Domein : iedere eenheid binnen de gemeentelijke organisatie die als zodanig een eigen rechtstreekse verantwoordelijkheid aan het college heeft en zorg draagt voor ontwikkeling en uitvoering van beleid en/of beheer.

  • k.

    Administratieveorganisatie: het stelsel van organisatorische maatregelen (checks and balances) gericht op het tot stand brengen en het in stand houden van de goede werking van de bestuurlijke en ambtelijke organisatie en transparante informatieverzorging.

  • l.

    Interne controle: de onder verantwoordelijkheid van het college uitgevoerde interne toets op de goede werking van de administratieve organisatie.

Hoofdstuk 2. Begroting en verantwoording

Artikel 2. Themabegroting

  • 1.

    De raad stelt bij de aanvang van de nieuwe raadsperiode een indeling in begrotingsthema’s vast.

  • 2.

    De raad stelt jaarlijks op voorstel van het college per thema de begrote baten en lasten vast.

  • 3.

    De raad stelt jaarlijks op voorstel van het college per thema de sub-thema’s vast.

  • 4.

    De raad stelt jaarlijks per subthema vast:

    • a.

      de beoogde beleidsdoelen, inclusief de maatschappelijke effecten;

    • b.

      de te leveren prestaties

  • 5.

    De raad stelt voor een nader te bepalen aantal subthema’s indicatoren vast met betrekking tot de beoogde beleidsdoelen en/of maatschappelijke effecten en/of de te leveren prestaties. Hierbij worden in ieder geval betrokken de verplichte beleidsindicatoren, bedoeld in artikel 25, tweede lid, onder a, van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten

  • 6.

    De onderverdeling van de in de begroting opgenomen thema’s en sub-thema’s staat voor de raadsperiode vast, tenzij er dringende redenen zijn tot wijzigen. Wijzigingen worden bij de begroting expliciet vermeld.

  • 7.

    De raad stelt bij aanvang van iedere raadsperiode vast over welke onderwerpen hij in extra paragrafen naast de verplichte paragrafen van de begroting en de jaarstukken kaders wil stellen en wil worden geïnformeerd.

  • 8.

    Het in de begroting opgenomen financiële meerjarenperspectief, volgend op het eerste begrotingsjaar, heeft een voorlopige status.

  • 9.

    Bij de uiteenzetting van de financiële positie wordt een prognose voor de komende vier jaar van de gemeentelijke balanspositie weergegeven, aansluitend op het meerjarenperspectief.

  • 10.

    Budgetten en investeringskredieten waarover nog aanvullende advisering dient plaats te vinden, maar die al wel zijn gehonoreerd bij eerdere kadernota of begroting, worden opgenomen op de stelpost meerjarenbegroting.

Artikel 3. Uitvoering begroting

  • 1.

    Het college waarborgt een rechtmatige, doelmatige en doeltreffende realisatie van de bij de begroting geformuleerde doelen.

  • 2.

    Het college draagt hierbij zorg voor het voorkomen van overschrijdingen van de begrote lasten of onderschrijdingen van de begrote baten;

  • 3.

    Niet begrote activiteiten worden door het college opgevangen binnen de, in de begroting voor dat doel opgenomen, stelpost onvoorzien. Hierbij geldt als voorwaarde dat deze uitgaven voldoen aan de volgende drie criteria: Onvoorzien, Onvermijdbaar en Onuitstelbaar (de drie O’s).

  • 4.

    Het college legt achteraf bij de jaarrekening verantwoording af over kleinere begrotings-overschrijdingen. Verwachte overschrijdingen van begrote kosten dan wel onderschrijdingen van begrote baten van meer dan 10% of € 250.000, - worden zo mogelijk voorkomen door aanvullende advisering en begrotingswijziging.

Artikel 4. Kadernota

  • 1.

    Op basis van richtinggevende uitspraken van de raad biedt het college voor 1 juni van het begrotingsjaar een nota aan over de kaders voor het volgende begrotingsjaar en de meerjarenraming.

  • 2.

    De nieuwe kaders omvatten voorstellen van nieuw beleid dan wel beleidsombuigingen met vermelding van de wijze van dekking.

  • 3.

    De raad stelt jaarlijks deze kaders voor 1 juli vast. Deze kaders vormen voor het college de uitgangspunten voor het opstellen van de eerstvolgende (meerjaren-)themabegroting.

Artikel 5. Productenraming

  • 1.

    Het college werkt jaarlijks de themabegroting, na vaststelling ervan, uit in een productenraming.

  • 2.

    De productenraming kan worden gezien als het contract dat het College van B&W afsluit met het ambtelijk management ter uitvoering van de themabegroting. Via de productenraming ontvangen de budget- of krediethouders hiervoor van het college de middelen. Om die reden zijn de namen van de budget- of krediethouders ook opgenomen.

  • 3.

    De productenraming wordt de raad ter kennisname toegezonden.

  • 4.

    In de productenraming is een lijst van de lopende en nieuwe kredieten opgenomen, exclusief de posten die in de stelpost meerjarenbegroting zijn opgenomen.

Artikel 6. Tussentijdse informatievoorziening

  • 1.

    Het college informeert de raad tussentijds, door middel van een bestuursrapportage over de eerste 6 maanden, over de realisatie van de begroting en verder zoveel vaker als zij nodig acht in het kader van haar actieve informatieplicht.

  • 2.

    De bestuursrapportage bevat de afwijkingen van de thema’s en subthema’s (inhoud, planning, financiën en risico’s).

Artikel 7. EMU-saldo

  • 1.

    Wanneer het Rijk de gemeente bericht dat alle gemeenten samen het collectieve aandeel van gemeenten in het EMU-tekort, bedoeld in artikel 3, zesde lid, van de Wet houdbare overheidsfinanciën, hebben overschreden, informeert het college de raad of een aanpassing van de begroting nodig is.

  • 2.

    Als het college een aanpassing nodig acht, doet het college een voorstel voor het wijzigen van de begroting.

Artikel 8. Jaarstukken

  • 1.

    Het college legt verantwoording af over de uitvoering van de thema’s en en subthema’s en de ontwikkeling van de financiële positie van de gemeente.

  • 2.

    In de verantwoording over de uitvoering van de thema’s en sub-thema’s geeft het college aan:

    • a.

      welke beoogde beleidsdoelen, inclusief maatschappelijke effecten, zijn bereikt en welke niet.

    • b.

      welke prestaties hiervoor zijn geleverd;

    • c.

      wat de kosten en opbrengsten per thema zijn geweest;

  • 3.

    Daarnaast verschaft het college informatie over de resultaten op budgetten personeelskosten en kapitaallasten op gemeentelijk niveau.

  • 4.

    Het college licht de ontwikkeling van de financiële positie toe ten opzichte van de begrote ontwikkeling. Hierbij wordt tevens aandacht besteed aan de ontwikkeling van de liquiditeitspositie en financieringsmogelijkheden van de gemeente.

  • 5.

    Met betrekking tot investeringen en meerjarige projecten verschaft het college informatie over de uitputting van de kredieten en een actuele raming van de totale uitgaven van de projecten.

Hoofdstuk 3 Grondexploitaties

Artikel 9. Grondexploitaties

  • 1.

    Het college stelt aan de raad voor een grondgebied in exploitatie te nemen.

  • 2.

    Als onderdeel van dit voorstel wordt in ieder geval opgenomen:

    • a.

      een raming van kosten en baten volgens de in de BBV voorgeschreven kosten- en opbrengstensoorten met toelichting ,

    • b.

      de verwachte looptijd met toelichting,

    • c.

      een raming van de risico’s die gepaard gaan met de grondexploitatie

  • 3.

    Alleen de volgens de BBV toegestane kostensoorten worden opgenomen in een grondexploitatie.

  • 4.

    De raad beslist of een gebied in exploitatie wordt genomen.

  • 5.

    Na vaststelling door de raad van de grondexploitatie kan het college voor het doen van uitgaven ten behoeve van het plangebied bij de raad kredieten aanvragen ten laste van de grondexploitatie.

  • 6.

    Bij de door het college op te stellen grondprijzenbrief wordt als uitgangspunt minimaal de grondprijzen gehanteerd die in de door de raad vastgestelde grondexploitatie worden gehanteerd.

  • 7.

    Bij grondtransacties die een belangrijk negatief effect hebben op het resultaat van de grondexploitatie wordt de raad in het kader van de actieve informatieplicht van het college geïnformeerd.

  • 8.

    Verkopen van gronden en opstallen binnen het plangebied komen ten gunste van de grondexploitatie.

  • 9.

    Het college legt bij de jaarlijkse herziening van de grondexploitaties meer in detail dan bij de jaarstukken verantwoording af over de uitvoering van de plannen.

  • 10.

    De peildatum bij de jaarlijkse herziening is 1 januari van elk jaar.

Hoofdstuk 4. Financieel beleid

Artikel 10. Waardering & afschrijving vaste activa

  • 1.

    Het college biedt de raad tenminste eens in de vier jaar een nota waardering en afschrijving vaste activa aan. Hierin wordt het waarderings- en afschrijvingsbeleid van de gemeente nader uitgewerkt.

  • 2.

    De raad stelt deze nota vast.

Artikel 11. Waardering debiteuren en overige vorderingen

  • 1.

    Op basis van een halfjaarlijkse beoordeling op inbaarheid van de openstaande vorderingen, waarvan de vervaldatum langer dan 6 maanden verstreken is, worden oninbare vorderingen als verlies bij de jaarstukken verantwoord .

  • 2.

    Het college neemt hiertoe, na grondig onderzoek, een besluit en informeert de raad in de bedrijfsvoeringsparagraaf in de jaarstukken.

Artikel 12. Prijzen economische activiteiten

  • 1.

    Voor de levering van goederen, diensten of werken aan overheidsbedrijven en derden en met welke bijbehorende activiteiten de gemeente in concurrentie met marktpartijen treedt, wordt tenminste de geraamde integrale kostprijs in rekening gebracht. Bij afwijking doet het college vooraf voor elk van deze activiteiten afzonderlijk een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de betreffende activiteit wordt gemotiveerd.

  • 2.

    Leningen of garanties aan overheidsbedrijven en derden verstrekt de gemeente Harderwijk in principe niet. Bij afwijking brengt de gemeente de geraamde integrale kosten in rekening en vraagt zij gebruikelijke zekerheden. Het college doet vooraf een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de lening of garantie wordt gemotiveerd en aangeeft hoe zij de hiermee gepaard gaande risico’s beheerst.

Artikel 13. Subsidieverstrekking

  • 1.

    Het college biedt tenminste eens in de vier jaar een (bijgestelde) nota verstrekking gemeentelijke subsidies aan ter behandeling in de raad. De nota bevat het kader voor de verstrekking van gemeentelijke subsidies en een overzicht van de toegekende gemeentelijke subsidies zoals opgenomen in de meest recente jaarstukken.

  • 2.

    Het college waarborgt dat bij subsidieverlening wordt gehandeld in overeenstemming met de regels ter zake van de Europese Unie en de subsidieverordening van de gemeente Harderwijk.

Artikel 14. Weerstandsvermogen en risicobeheersing

  • 1.

    Het college biedt aan de raad eens in de twee jaar een (bijgestelde) nota weerstandsvermogen en risicobeheersing aan. In deze nota wordt ingegaan op het risicomanagement, het opvangen van risico’s door verzekeringen, voorzieningen, incidentele weerstandscapaciteit (waaronder reserves) of andere wijze. In de nota wordt het gewenste weerstandsvermogen bepaald.

  • 2.

    De raad stelt de nota vast.

  • 3.

    Tegelijkertijd wordt aan de raad een nota reserves en voorzieningen aangeboden waarin nader in wordt gegaan op de gevormde, de besteding en de te vormen bestemmingsreserves en voorzieningen en de verwachte looptijd hiervan. In deze nota worden noodzaak en toereikendheid van voorzieningen en bestemmingsreserves behandeld.

  • 4.

    Eventuele tekorten of overschotten bij de voorzieningen worden aangevuld bij de nota reserves en voorzieningen ten laste of ten gunste van het jaarrekeningresultaat.

  • 5.

    Bij eventuele tekorten of overschotten op bestemmingsreserves vindt aanvullende besluitvorming plaats bij de nota reserves en voorzieningen.

  • 6.

    De raad stelt deze nota vast.

Hoofdstuk 4. Paragrafen begroting en rekening

Artikel 15. Lokale heffingen

  • 1.

    Het college biedt ten minste eens in de vier jaar een (bijgestelde) nota lokale heffingen aan. Deze nota behandelt in ieder geval het structurele beleid ten aan zien van:

    • a.

      de samenstelling van het pakket aan gemeentelijke belastingen en heffingen;

    • b.

      de verdeling van de druk van de belastingen over de diverse bevolkingsgroepen en belanghebbenden;

    • c.

      de kostendekkendheid van de heffingen;

    • d.

      de druk van de lokale belastingen en heffingen;

    • e.

      het kwijtscheldingsbeleid en het tarievenbeleid.

  • 2.

    De nota bevat voorts het meest recente overzicht van de verordeningen met de bijbehorende vaststellingsdata waarin tarieven, heffingen en prijzen zijn vastgelegd.

  • 3.

    De raad stelt de nota vast.

  • 4.

    Voor het bepalen van de geraamde kostprijs van producten en diensten van de gemeente Harderwijk wordt een systeem van kostentoerekening gehanteerd. Bij de kostentoerekening worden, naast de directe kosten, alleen die indirecte kosten betrokken die rechtstreeks samenhangen met de door de gemeente verleende diensten. Hierbij wordt aangesloten bij de Handreiking Kostentoerekening leges en tarieven zoals deze is opgesteld in opdracht van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

  • 5.

    Bij de indirecte kosten worden betrokken de bijdragen aan en onttrekkingen aan reserves voor de noodzakelijke vervanging van de betrokken activa, de kapitaallasten van de in gebruik zijnde activa en voor rioolheffing, reinigingsrechten en afvalstoffenheffing de compensabele BTW, alsmede de gederfde inkomsten als gevolg van kwijtschelding.

  • 6.

    Jaarlijks wordt, voor het volgende begrotingsjaar, het overheadpercentage berekend en door de gemeenteraad vastgesteld. De totale overheadkosten worden uitgedrukt in een percentage van de primaire loonkosten en op consistente wijze aan bepaalde taakvelden toegerekend.

  • 7.

    Voor de renteberekening van de kapitaallasten wordt gebruik gemaakt van een rente-omslagpercentage.

  • 8.

    Het college doet jaarlijks bij de begroting voorstellen voor tariefaanpassingen waarbij wordt aangegeven in hoeverre deze voorstellen liggen in de lijn van het structureel beleid zoals vastgelegd in de nota lokale heffingen.

  • 9.

    Met het vaststellen van de begroting wordt eveneens richting gegeven met betrekking tot de in de belastingverordening op te nemen tarieven.

  • 10.

    De definitieve vaststelling van de tarieven vindt jaarlijks plaats in de decemberraad bij de vaststelling van de belastingverordening.

  • 11.

    Bij de begroting en jaarstukken doet het college in de paragraaf lokale heffingen verslag van: de opbrengsten per lokale heffing, het volume en bedrag aan kwijtscheldingen, de mate van kostendekking van de rioolheffing en de afvalstoffenheffing, de (ontwikkeling van de) lokale lastendruk voor eenpersoonshuishoudingen, meerpersoonshuishoudingen en bedrijven.

Artikel 16. Financiering

  • 1.

    Het college biedt tenminste eens in de vier jaar een treasurystatuut aan ter behandeling en vaststelling door de raad. De nota bevat regels die zij hanteert voor het rentebeleid, het dagelijkse beheer van kredietrisico en relatiebeheer, liquiditeitsrisico en geldstromenbeheer, administratieve organisatie en interne controle van de treasury-functie.

  • 2.

    De raad stelt de nota vast.

  • 3.

    Bij de begroting en jaarstukken doet het college in de paragraaf financiering verslag van de kasgeldlimiet, de renterisiconorm, de omvang en samenstelling van het vreemd vermogen, de omvang en samenstelling van de uitzettingen, de huidige liquiditeitspositie, de liquiditeitsplanning en de financieringsbehoefte voor de komende drie jaar, de rentevisie en de rentekosten en renteopbrengsten verbonden aan de financieringsfunctie.

Artikel 17. Weerstandsvermogen en risicobeheersing

  • 1.

    Het college geeft in de paragraaf weerstandsvermogen en risicobeheersing van de begroting en jaarstukken de actuele risico’s van materieel belang aan en de hieruit voortvloeiende benodigde weerstandscapaciteit weer in relatie tot het in de nota weerstandsvermogen en risicobeheersing opgenomen gewenste weerstandsvermogen.

  • 2.

    Het college geeft in de paragraaf weerstandsvermogen van de begroting en jaarstukken tevens de mate aan waarin risico’s op schaden en verliezen kunnen worden opgevangen binnen de aanwezige weerstandscapaciteit.

Artikel 18. Onderhoud kapitaalgoederen

  • 1.

    Het college biedt tenminste eens in de vier jaar een nota onderhoud openbare ruimte aan. De nota geeft het kader weer voor de inrichting van het onderhoud en het beoogde onderhoudsniveau voor het openbaar groen, water, wegen, kunstwerken en straatmeubilair en eveneens de normkostensystematiek en het meerjarig budgettaire beslag. Deze nota kan ook per onderwerp (openbaar groen, water etc.) worden opgesteld.

  • 2.

    De raad stelt de nota (‘s) vast.

  • 3.

    Het college biedt tenminste eens in de vier jaar een nota rioleringsplan aan. De nota geeft het kader weer voor de inrichting van het onderhoud, het beoogde onderhoudsniveau en de uitbreiding van de riolering evenals de kwaliteit van het milieu en eveneens de normkostensystematiek en het meerjarig budgettaire beslag.

  • 4.

    De raad stelt de nota vast.

  • 5.

    Het college biedt tenminste eens in de vier jaar een nota onderhoud gebouwen aan ter behandeling en vaststelling door de raad. De nota bevat de voorstellen voor het te plegen onderhoud en de bijbehorende kosten aan de gemeentelijke gebouwen en eveneens de normkostensystematiek en het meerjarig budgettaire beslag.

  • 6.

    De raad stelt de nota vast.

  • 7.

    Bij de begroting en de jaarstukken doet het college in de paragraaf onderhoud kapitaalgoederen verslag over de voortgang van het geplande onderhoud en het eventuele achterstallige onderhoud aan openbaar groen, water, wegen, kunstwerken, straatmeubilair, riolering en gebouwen.

Artikel 19. Bedrijfsvoering

  • 1.

    Het college stelt tenminste eenmaal in de vier jaar een nota bedrijfsvoering vast. De nota wordt ter kennisgeving aan de raad gezonden. Hierin wordt onder andere aandacht besteed aan de wijze waarop de samenwerking ten aanzien van de bedrijfsvoering tussen gemeente en Meerinzicht gestalte krijgt.

  • 2.

    In de bedrijfsvoeringparagraaf in de begroting en in het jaarverslag wordt ingegaan op de tijdelijke en actuele onderwerpen die aandacht behoeven, evenals nieuwe ontwikkelingen.

  • 3.

    In de bedrijfsvoeringsparagraaf in de begroting en in het jaarverslag wordt ingegaan op de geplande en gerealiseerde activiteiten op het gebied van informatiebeveiliging. Bij het jaarverslag wordt ingegaan op de uitkomsten zelfevaluatie ENSIA, de collegeverklaring en de uitkomsten van het assurancerapport met betrekking tot de collegeverklaring.

Artikel 20. Verbonden partijen

  • 1.

    Het college biedt ten minste eens in de acht jaar een (bijgestelde) nota verbonden partijen aan. In deze nota wordt ingegaan op de overwegingen bij het aangaan en beëindigen van een relatie met een verbonden partij en de wijze waarop de gemeente sturing geeft aan de verbonden partij. De raad stelt de nota vast.

  • 2.

    In de begroting en jaarstukken wordt in de paragraaf verbonden partijen in elk geval ingegaan op:

    • a.

      de visie op verbonden partijen in relatie tot gemeentelijke doelstellingen;

    • b.

      de beleidsvoornemens betreffende verbonden partijen;

    • c.

      het aangaan, wijzigen of beëindigen van participaties;

    • d.

      de ontwikkeling van het eigen vermogen van de verbonden partij;

    • e.

      de ontwikkeling van het resultaat van de verbonden partij;

    • f.

      eventuele problemen bij bestaande participaties;

    • g.

      het bedrag dat voor de verbonden partij opgenomen is in de berekening van het benodigde weerstandsvermogen.

Artikel 21. Grondbeleid

  • 1.

    Het college biedt tenminste eens in de vier jaar een (bijgestelde) nota grondbeleid aan ter behandeling en vaststelling door de raad. In deze nota wordt aandacht besteed aan:

    • a.

      een strategische visie op het grondbeleid van de gemeente in relatie tot de realisatie van de doelstellingen van de thema’s die zijn opgenomen in de begroting;

    • b.

      een aanduiding van de wijze waarop de gemeente het grondbeleid uitvoert;

  • 2.

    In de paragraaf grondbeleid van de begroting en de jaarstukken wordt ingegaan op de uitvoering van de nota grondbeleid.

Artikel 22. Meerjareninvesteringsbegroting

  • 1.

    Het college biedt jaarlijks bij de begroting een overzicht van vervangingsinvesteringen aan, waarvan de kapitaallasten zijn verwerkt in de begroting. Dit kunnen vervangingsinvesteringen betreffen op het gebied van:

    • a.

      Tractie (voorzover opgenomen in het tractiebeheersplan)

    • b.

      Riolering (voorzover opgenomen in het Zuiveringskring Afvalwaterketen Plan)

    • c.

      Gebouwen (voorzover opgenomen in het meerjaren onderhoudsplan)

Artikel 23. Stelpost Meerjarenbegroting

  • 1.

    de stelpost meerjarenbegroting bevat budgetten en kredieten waarvoor bij kadernota, begroting of separate advisering begrotingsruimte is gereserveerd, maar waar voor beschikbaarstelling nog aanvullende advisering aan de raad dient plaats te vinden.

  • 2.

    Na aanvullende advisering wordt deze begrotingsruimte functioneel opgenomen.

Artikel 24. Overige paragrafen/hoofdstukken

  • 1.

    In overleg met de Provincie of Rijk kan het college jaarlijks desgewenst bij begroting en rekening een extra overzicht opnemen met geplande dan wel gerealiseerde (delen van) gesubsidieerde projecten.

  • 2.

    Inrichting van deze hoofdstukken vindt plaats in overleg met de subsidiegever.

Hoofdstuk 5. Financiële organisatie en financieel beheer

Artikel 25. Aanbesteding en inkoop

  • 1.

    Het college draagt zorg voor en legt (in een besluit) vast de interne regels (protocol) voor de inkoop en aanbesteding van werken, diensten en leveranties. De regels waarborgen, dat wordt gehandeld in overeenstemming met de regels terzake van de Europese Unie.

  • 2.

    Eens in de vier jaar worden deze regels, indien nodig, geactualiseerd.

  • 3.

    Deze interne regels worden ter kennisgeving aan de raad gezonden.

Artikel 26. Administratie

Het college draagt er zorg voor dat:

  • 1.

    de begroting en jaarstukken en inrichting en werking van de financiële administratie voldoet aan het "Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten" en andere relevante wet- en regelgeving;

  • 2.

    de vereiste informatie verstrekt wordt aan het rijk, de provincie en de Europese Unie, evenals aan andere instellingen die specifieke verantwoordingsverplichtingen opleggen aan gemeenten.

  • 3.

    de administratie zodanig van opzet en werking is, dat zij in ieder geval dienstbaar is voor:

    • a.

      het sturen en het beheersen van activiteiten en processen in de gemeente als geheel en in de organisatieonderdelen;

    • b.

      het verstrekken van informatie over ontwikkelingen in de omvang van vaste activa, voorraden, vorderingen, schulden, contracten enzovoorts;

    • c.

      het verschaffen van informatie over uitputting van de toegekende budgetten en kredieten en voor het maken van kostencalculaties;

    • d.

      het verschaffen van informatie over indicatoren met betrekking tot de gemeentelijke activiteiten en de maatschappelijke effecten van gemeentelijk beleid;

    • e.

      het afleggen van verantwoording over de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en ter zake geldende wet- en regelgeving;

    • f.

      de controle van de registratie van gegevens als zodanig en van de daaraan ontleende informatie, evenals voor de controle op de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen.

  • 4.

    delen van de bedrijfsvoering die zijn ondergebracht bij Meerinzicht of andere samenwerkings-verbanden eveneens aan deze eisen voldoen.

Artikel 27. Financiële organisatie

Het college draagt de zorg voor en legt in een besluit vast:

  • 1.

    een eenduidige indeling van de gemeentelijke organisatie en een eenduidige toewijzing van de gemeentelijke taken aan de domeinen (het organisatiebesluit);

  • 2.

    een adequate scheiding van taken, functies, bevoegdheden, verantwoordelijkheden,

  • 3.

    de verlening van mandaten en volmachten voor het aangaan van verplichtingen ten laste van de toegekende budgetten en kredieten (het mandaatbesluit );

  • 4.

    de interne regels voor taken en bevoegdheden, de verantwoordingsrelaties en de bijbehorende informatievoorziening;

  • 5.

    de te maken afspraken met de domeinen over de te leveren prestaties, de daarvoor beschikbare middelen en de wijze en frequentie van rapportage over de voortgang van de activiteiten en uitputting van middelen (de regeling budgetbeheer);

  • 6.

    de kostenverdeelsleutels voor het eenduidig toewijzen van baten en lasten aan de taakvelden,

  • 7.

    Het beleid en de interne regels voor het voorkomen van misbruik en oneigenlijk gebruik van de gemeenschappelijke regelingen en eigendommen,

zodat aan de eisen van rechtmatigheid, controle en verantwoording wordt voldaan.

Artikel 28. Administratieve organisatie en interne controle

  • 1.

    Het college draagt zorg voor een adequate opzet van de administratieve organisatie en een interne controle:

    • a.

      ten behoeve van het getrouwe beeld en de rechtmatigheid van de jaarrekening,

    • b.

      zorg van de getrouwheid van de informatieverstrekking,

    • c.

      de rechtmatigheid van de beheershandelingen en

    • d.

      ter voorkoming van misbruik en oneigenlijk gebruik.

  • 2.

    Bij afwijkingen neemt het college maatregelen tot herstel.

  • 3.

    Deze eisen worden door het college eveneens gesteld bij de uitvoering van gemeentelijke taken door Meerinzicht.

Hoofdstuk 6. Slotbepalingen

Artikel 29. Intrekking oude verordening en overgangsrecht

  • 1.

    De verordening Financiële beheersverordening gemeente Harderwijk 2015 wordt ingetrokken op de dag van inwerkingtreding van deze Financiële verordening gemeente Harderwijk 2019, met dien verstande dat de Financiële beheersverordening gemeente Harderwijk 2015 van toepassing blijft op de jaarrekening en het jaarverslag en de bijbehorende stukken van de jaren 2015-2018.

  • 2.

    Op investeringen in de openbare ruimte met maatschappelijk nut die voor 1 januari 2019 zijn gedaan, blijft de financiële beheersverordening gemeente Harderwijk 2015 van toepassing zoals deze gold op de dag voor de inwerkingtreding van deze verordening.

Artikel 30. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze verordening treedt met terugwerkende kracht vanaf 1 januari 2019 in werking de dag na die waarop zij is bekendgemaakt.

  • 2.

    Deze verordening wordt aangehaald als: Financiële verordening gemeente Harderwijk 2019.

     

Aldus vastgesteld in de vergadering van de raad van 16 mei 2019

de heer H.J. van Schaik

voorzitter

de heer H.R. Lanning

raadsgriffier

Algemene Toelichting: de Beleids- en begrotingscyclus van Harderwijk

Een beleids- en begrotingscyclus over een bepaald jaar begint bij de kadernota in het voorjaar voorafgaand aan het boekjaar, de themabegroting in het najaar voorafgaand aan het boekjaar, de bestuursrapportage in het najaar van het boekjaar en de themarekening in het voorjaar na het boekjaar. Dit betekent dat de beleids- en begrotingscyclus van het ene jaar door het andere jaar heen loopt.

 

 

Om te verduidelijken hoe de beleids- en begrotingscyclus van verschillende boekjaren in een kalenderjaar door elkaar heen lopen is hieronder een voorbeeld weergegeven welke rapportages er in 2019 behandeld worden.

 

Figuur 1: Beleids- en begrotingscyclus

 

Om te verduidelijken hoe de beleids- en begrotingscyclus van verschillende boekjaren in een kalenderjaar door elkaar heen lopen is hieronder een voorbeeld weergegeven welke rapportages er in 2019 behandeld worden.

Figuur 2: Voorbeeld van behandeling rapportages in 2019

 

Coalitieakkoord / Strategische raadsagenda/collegeprogramma

Het coalitieakkoord en de strategische raadsagenda vormen een eerste vorm van kaderstelling. Uitwerking hiervan vindt plaats in het collegeprogramma (het actieplan van B&W).

Gebruikelijk is dat op basis van het collegeprogramma en/of externe ontwikkelingen het college nieuw beleid laat ontwikkelen door ambtenaren. Na vaststelling van dit beleid door de raad krijgt dit beleid de status van “wenselijk beleid”.

 

Kadernota

Beleid wordt veelal bepaald aan de hand van beleidsnota’s. Vastgestelde beleidsnota’s geven het beleid aan dat de raad wil gaan uitvoeren. Het is van belang dat bij beleidsstukken ook een uitvoeringsagenda en bijbehorende financiële paragraaf zijn gevoegd. Daar kan bij de begrotingscyclus dan op worden aangesloten.

 

Of beleid daadwerkelijk wordt uitgevoerd hangt er vanaf of uitvoering van dit beleid tijd en geld kost. Beleid dat geen extra tijd of geld kost moet zondermeer worden geïmplementeerd na vaststellen van de beleidsnota. Beleid dat wel extra tijd en/of geld kost, moet eerst worden afgewogen bij de kadernota. Bij de kadernota maakt de raad de keus welk beleid nader uitgewerkt moet worden en concreet zal worden uitgevoerd door er ook middelen (mensen, geld) voor beschikbaar te stellen (boter bij de vis).

 

De kadernota is het uitgangspunt voor de begroting. Het geeft de financiële stand weer en een raming van de uitgaven en inkomsten voor het komende jaar. Er wordt altijd een meerjarenperspectief meegenomen. De raad weegt het nieuwe beleid af en bepaald of er financiële middelen voor gehonoreerd worden voor het komende jaar. In principe verschijnt de kadernota ieder voorjaar, maar in verkiezingsjaren wordt er wel eens voor gekozen om de kadernota te laten “vervallen” en wordt het collegeprogramma en de aanmeldingen voor de kadernota als uitgangspunt voor de begroting gebruikt, waarbij dan de afweging tussen gewenst beleid en beschikbare middelen gemaakt wordt.

 

Themabegroting

Het vaststellen van de begroting past bij de kaderstellende rol en het budgetrecht dat de raad heeft. In de begroting vindt allocatie van de gelden plaats en het vormt het kader waarbinnen het college van B&W wordt geacht te werken (inhoudelijk en financieel). De begroting komt doorgaans in oktober/november in de raad. De begroting is aan regels van het Besluit Begroting en Verantwoording (BBV) gebonden zoals het opnemen van beleidsindicatoren en verplichte paragrafen. In Harderwijk werken wij met thema’s waarbinnen wij voor ieder thema antwoord geven op de drie W-vragen:

 

  • Wat willen we bereiken?

  • Wat gaan we daarvoor doen?

  • Wat gaat het kosten?

De vastgestelde begroting moet ieder jaar vóór 15 november verzonden worden aan gedeputeerde staten (Artikel 191, lid 2, Gemeentewet).

 

Bestuursrapportage

Het college van B&W wordt geacht de raad actief te informeren wanneer deze kaders in de praktijk worden overschreden of niet worden gerealiseerd. Wanneer informatievoorziening wel en wanneer deze niet is gewenst, is een kwestie van politiek gevoel. In ieder geval worden de belangrijkste afwijkingen gerecapituleerd bij de bestuursrapportage. De bestuursrapportage is gebaseerd op de bedrijfsvoering over de periode januari t/m juni en van de resterende maanden wordt een inschatting gemaakt. Het is een

 

rapportage die het eerste inzicht moet geven in de verwachte uitkomsten over het boekjaar. De bestuursrapportage is beschikbaar ten tijde van de behandeling van de begroting.

 

Themarekening

In de jaarrekening wordt vervolgens het complete beeld gegeven over de realisatie van de plannen en de stand van zaken van de activiteiten die zijn begroot voor het voorgaande jaar. Van alles wat er in de begroting is opgenomen moet in de jaarrekening verslag worden uitgebracht. “Alles” is hierbij een breed begrip. De raad moet worden geïnformeerd op hoofdlijnen, zoals dat past bij zijn rol die bij de themarekening voornamelijk controlerend is. De stand van de werkzaamheden en het financiële resultaat zijn vervolgens weer uitgangspunt voor de kadernota. Doorgaans wordt de themarekening in het voorjaar behandeld. De vastgestelde jaarrekening moet ieder jaar vóór 15 juli verzonden worden aan gedeputeerde staten (Artikel 200 Gemeentewet).

 

Toelichting op de artikelen

 

Artikel 2. Themabegroting

Artikel 2 bevat een aantal bepalingen over de inrichting van de begroting, waarin de kaderstellende functie van de raad tot uiting komt. De raad legt op basis van dit artikel een belangrijk deel van de opzet van de begroting vast, evenals de prestatie- en kengetallen waarop de raad wil sturen en controleren.

Omdat er een politiek-bestuurlijke keuze ten grondslag ligt aan de indeling van de thema’s, stelt de raad (veelal op advies van de audit commissie) de indeling vast. Die vaststelling zal voor enkele jaren gelden, bij voorkeur voor een gehele raadsperiode. Indien daartoe aanleiding is, kan de raad de indeling wijzigen.

 

Ook de ontwikkeling van de financiële positie van de gemeente kan aanleiding zijn voor de raad tot bijsturen. Om deze reden wordt een geprognosticeerde ontwikkeling van de gemeentebalansen gegeven voor de periode van de meerjarenbegroting.

 

Artikel 3. Uitvoering begroting

In artikel 3 worden een aantal algemene uitgangspunten genoemd waaraan het college zich moet houden bij de realisatie van de doelen als genoemd in de begroting. Ter vermijding van veel begrotingswijzigingen wordt in lid 4 de “marge” geschetst, die het college hierbij kan hanteren.

 

Artikel 4. Kadernota

De jaarlijkse begrotingscyclus heeft als startpunt de kadernota. De raad bepaalt met dit document de financiële kaders en belangrijkste beleidskeuzen voor de komende jaren. De door de raad vastgestelde kadernota dient vervolgens als leidraad voor het opstellen van de eerstvolgende (meerjaren)themabegroting.

De input voor de Kadernota bestaat uit:

  • een actualisering van bestaand beleid, wanneer dit leidt tot een aanvullend beslag op middelen;

  • nieuw beleid, zowel incidenteel als structureel;

  • een geactualiseerde opgave van overige toekomstige (gewenste) ontwikkelingen;

Bij wijze van uitzondering is het mogelijk tussentijds nieuw incidenteel beleid, inclusief incidentele dekking (indien voorhanden), ter besluitvorming voor te leggen aan de raad. Aangezien op deze wijze geen brede, integrale afweging als bij de kadernota kan worden gemaakt, dient dit zo veel mogelijk vermeden te worden. 

 

Artikel 5. Productenraming

Daar waar de themabegroting is ingericht naar de informatiebehoefte van de raad, zo is de productenraming ingericht naar de informatiebehoefte van college en ambtenarenapparaat.

 

Artikel 6. Tussentijdse informatie

Artikel 6 formaliseert een belangrijk onderdeel van de planning en control van de raad. Op basis van deze informatie kan de raad de uitvoering van de begroting op hoofdlijnen volgen en besluiten of bijsturing nodig is. De Bestuursrapportage is beschikbaar ten tijde van de behandeling van de begroting in de raad en besteedt ten minste aandacht aan:

  • de voortgang van het coalitieakkoord, de strategische raadsagenda en het collegeprogramma;

  • de stand van zaken van de in de begroting opgenomen activiteiten, knelpuntenanalyses en zo mogelijk voorstellen voor oplossingen hiervoor;

  • eventuele materiële financiële overschotten en tekorten.

Artikel 7. EMU-saldo

Voor gemeenten is in de Wet houdbare overheidsfinanciën vastgelegd, dat ze een aandeel hebben in het plafond voor het totale EMU-tekort van Nederland. Wordt dit gemeentelijk aandeel in het EMU-tekort door de gezamenlijke gemeenten overschreden, dan kan dat tot een correctieve maatregel van het Rijk leiden of tot een boete uit Europa die naar gemeenten wordt doorvertaald.

 

In het artikel is opgenomen, dat het college de raad informeert als de gemeente van het Rijk een bericht heeft ontvangen dat het toegestane EMU-tekort voor alle gemeenten dreigt te worden overschreden. Als daarop actie nodig is van de gemeente, doet het college een voorstel voor het wijzigen van de begroting.

 

Artikel 8. Jaarstukken

De jaarstukken bestaan uit het jaarverslag en de jaarrekening. Dit artikel is het sluitstuk van de beleids- en begrotingscyclus, de verantwoording over de begrotingsuitvoering door het college, c.q. de controle van de raad daarop. De indeling van de jaarrekening sluit aan bij de indeling van de begroting. Aangezien de personeelskosten en kapitaallasten grote kostenposten zijn die verspreid in de begroting en jaarrekening worden opgenomen, wordt ter vergroting van het inzicht op totaalniveau ten aanzien van deze posten ook informatie opgenomen.

 

Artikel 9. Grondexploitaties

Grondexploitaties worden door de gemeenteraad vastgesteld. Hiermee heeft de raad inzicht in de te verwachten baten en lasten bij de ontwikkeling van het grondgebied. Op basis van de in de grondexploitatie aangegeven kaders kan het college van B&W kredieten aanvragen bij de raad. Hierbij geeft het college aan of de ramingen die aan de kredietaanvraag ten grondslag liggen, binnen de ramingen van de grondexploitatie liggen. Eventuele afwijkingen worden door het college van B&W toegelicht. Eventuele afwijkingen worden bij de eerstvolgende herziening in de grondexploitatie verwerkt. Op deze wijze kan bij het opmaken van de jaarrekening rekening worden gehouden met eventuele winstnemingen, aanvullend benodigde verliesvoorzieningen en wijzigingen in de risico’s.

 

Artikel 10. Waardering & afschrijving vaste activa

In het tweede lid, onder a, van artikel 212 van de Gemeentewet is opgenomen, dat de financiële verordening in elk geval de regels voor waardering en afschrijving van activa bevat. Dit artikel stelt de regels voor de waardering en afschrijving van de vaste activa. Het afschrijvingsbeleid van de gemeente Harderwijk wordt nader uitgewerkt in een nota waardering en afschrijving vaste activa.

 

Artikel 11. Waardering debiteuren en overige vorderingen

Voor de oninbaarheid van vorderingen moet een gemeente een voorziening vormen. Aanpassingen in deze voorziening worden als last of bate in de exploitatie verantwoord. Definitief oninbare vorderingen worden vervolgens afgeboekt. Halfjaarlijks vindt er een grondige individuele beoordeling plaats. Dit artikel regelt de formele procedure en de informatievoorziening aan de raad.

 

Artikel 12. Prijzen economische activiteiten

De gemeente treedt in principe niet in concurrentie met het bedrijfsleven. Wanneer reguliere gemeentelijke activiteiten of diensten ook door het bedrijfsleven worden uitgevoerd, rekent de gemeente alle relevante kosten toe (integrale kostprijs). Hiervan kan slechts worden afgeweken wanneer het maatschappelijk belang dit vraagt. Deze afweging wordt door de gemeenteraad gemaakt.

 

Het verstrekken van leningen of garanties kan ook slechts bij uitzondering tot de gemeentelijke taak worden gerekend. Hierbij moet sprake zijn van een duidelijk gemotiveerd maatschappelijk belang. Bij leningen worden integrale kosten (inclusief beheerskosten) en gebruikelijke zekerheden gevraagd om staatssteun te vermijden. Zoals in het verleden is gebleken, ontbreekt het gemeenten doorgaans aan voldoende kennis en ervaring om lening- of garantieportefeuilles adequaat te beheren. Mede daarom is per individueel geval een raadsbesluit nodig om tot verlening van een lening of garantie over te kunnen gaan.

 

Artikel 14 en 17. Weerstandsvermogen en risicobeheersing

Een gemeente loopt risico’s. Deze risico’s zijn van uiteenlopende aard. Tegen een deel van deze risico’s kan een gemeente zich verzekeren, maar voor een groot deel zijn de risico’s onverzekerbaar of is verzekering (te) kostbaar. Daarnaast kiezen gemeenten er soms voor om voor bepaalde verzekerbare risico’s eigenrisicodrager te worden.

 

De niet verzekerde risico’s kunnen, als ze zich voordoen, (grote) financiële consequenties hebben. Het is dus zaak voor een gemeente, dat ze zich bewust is van de risico’s die ze loopt, en ze beheerst. Het uitsluiten of voorkomen van alle risico’s is echter niet altijd mogelijk. Niet verzekerde risico’s die zich voordoen, moet de gemeente opvangen met het eigen vermogen of door belastingverhoging of beleidsmatige ombuigingen bij gebrek aan vrije begrotingsruimte.

 

Het eerste lid van artikel 14 eist dat het college periodiek een nota aan de raad aanbiedt, waarin het college uiteenzet hoe zij omgaat met de beheersing van risico’s. Het college moet in deze nota de risico’s kwantificeren, een voorstel doen voor het gewenste weerstandsvermogen en aan de hand daarvan de incidentele benodigde weerstandscapaciteit bepalen.

Het derde lid van artikel 14 geeft aan dat het college, als onderlegger voor de berekening van het benodigde en aanwezige weerstandsvermogen, een nota reserves en voorzieningen aanbiedt. Deze nota geeft aan in hoeverre reserves en voorzieningen toereikend worden geacht en dus ook in hoeverre nog algemene middelen moeten worden onttrokken dan wel vrijvallen.

 

Artikel 17 geeft aan dat het college jaarlijks bij de jaarstukken actueel inzicht geeft in de ontwikkeling van risico’s en weerstandsvermogen.

 

Artikel 15. Lokale heffingen

Wanneer de raad kaders wil stellen met betrekking tot de ontwikkeling van de lokale lastendruk, ligt het voor de hand dat zij hiervoor beleid vast stelt. Om deze reden wordt voorgesteld elke vier jaar een nota lokale heffingen op te laten stellen. Op basis van de nota lokale heffingen doet het college jaarlijks voorstellen voor belastingen en tarieven.

 

Door het wijzigen van het BBV is het nodig dat de financiële verordening voortaan ook de grondslagen bevat voor de toerekening van de kosten overhead en rente. Dit gebeurt in lid 3 (overhead) en lid 4 (rente).

 

De tarieven en heffingen mogen niet het bedrag van de geraamde kostprijs te boven gaan. In afwijking hiervan kunnen bij leges (welke in de regel bijeen worden gebracht in één legesverordening) geldt dit niet voor de individuele leges, maar voor het totaal van de leges. De opbrengst van alle leges als totaal mogen de geraamde lasten dan ook niet overschrijden.

 

Kostprijzen laten zich op vele manieren berekenen. Voor de bepaling van de kostprijzen wordt aansluiting gezocht bij de Handreiking kostentoerekening leges en tarieven zoals opgesteld in opdracht van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. De handreiking wordt jaarlijks geactualiseerd. De doelstelling van deze handreiking is dat deze leidt tot een inzichtelijke kostenopbouw in de rechten, heffingen en tarieven welke worden geheven door overheden en daaraan gelieerde organisaties.

 

Artikel 16. Financiering

De financieringsfunctie (treasury) is een belangrijk onderdeel van het middelenbeheer. Taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden op het terrein van de financieringsfunctie zijn vastgelegd in het treasurystatuut.

 

Artikel 16 regelt over welke feiten betreffende het financiële beheer van de financieringsfunctie de raad in elk geval in de verplichte paragraaf financiering bij de begroting en jaarstukken wordt geïnformeerd. De raad kan aangeven om over meerdere zaken geïnformeerd te willen worden.

 

Artikel 18. Onderhoud kapitaalgoederen

In dit artikel stelt de raad regels voor de verantwoordingsinformatie aan de raad over het onderhoud aan kapitaalgoederen. De verantwoordingsinformatie wordt gesplitst. Het eerste tot en met het vijfde lid regelen, dat er nota’s aan de raad worden aangeboden over het toekomstig onderhoud aan de verschillende categorieën kapitaalgoederen. Hierin kan op de stand van zaken worden ingegaan en kan de raad de kaders voor het toekomstige beleid uiteenzetten. De nota's worden, in overleg met de raad, periodiek geactualiseerd.

 

Artikel 18, zevende lid, regelt over welke feiten de raad in de verplichte paragraaf onderhoud kapitaalgoederen bij de begroting en jaarstukken in elk geval geïnformeerd wordt.

 

Artikel 19. Bedrijfsvoering

Het domein van de ambtelijke organisatie is de verantwoordelijkheid van het college. Beleid op dit gebied wordt in de eerste plaats vormgegeven door het college. In dit artikel wordt dan ook slechts een nota over de bedrijfsvoering ter kennisgeving aan de raad overgelegd.

 

Het tweede lid regelt verder over welke feiten aangaande het financiële beheer van de bedrijfsvoering de raad in de verplichte paragraaf bedrijfsvoering wordt geïnformeerd. De raad geeft in dit artikel invulling aan haar eigen informatiebehoefte over de bedrijfsvoering.

 

Het derde lid regelt de verantwoording van het college aan de raad op het gebied van informatiebeveiliging.

 

Artikel 20. Verbonden partijen

Artikel 20 stelt regels voor de verantwoordingsinformatie over de verbonden partijen. Formeel gezien is het oprichten van of deelnemen aan een verbonden partij een bevoegdheid van het college. Voor het college een besluit hiertoe neemt wordt de raad in de gelegenheid gesteld zijn mening hierover kenbaar te maken. In de praktijk zal dit ertoe leiden dat het college geen verbonden partij zal oprichten of ontbinden noch hieraan deelnemen of uittreden alvorens te weten dat de raad hiermee kan instemmen.

 

Artikel 20, lid 2 regelt over welke feiten aangaande het financiële beheer van verbonden partijen de raad in elk geval in de verplichte paragraaf verbonden partijen bij de begroting en jaarstukken geïnformeerd wil worden. Hier kan de raad invulling geven aan haar eigen informatiebehoefte over de verbonden partijen.

 

Artikel 21. Grondbeleid

Een belangrijke taak van een gemeente is het in het kader van het algemeen belang invloed uitoefenen op de ruimtelijke ordening op haar grondgebied. De uitgangspunten van het grondbeleid horen bij de raad thuis. Artikel 21, eerste lid, regelt, dat het college eenmaal per raadsperiode een nota grondbeleid aan de raad aanbiedt ter behandeling en vaststelling. In deze nota kan de raad de kaders vaststellen voor het toekomstig grondbeleid. De raad kan de nota ook tussentijds agenderen. Bij begroting en jaarstukken wordt de raad tussentijds geïnformeerd.

 

Artikel 22. Meerjareninvesteringsbegroting

Dit hoofdstuk is niet verplicht op basis van de BBV. In dit hoofdstuk wordt inzicht gegeven in de vervangingsinvesteringen bedrijfsvoering waarvoor begrotingsruimte gereserveerd blijft in de veronderstelling dat deze activa in stand moeten worden gehouden ten behoeve van een goede bedrijfsvoering.

 

Daarnaast kunnen in dit hoofdstuk investeringen worden opgenomen mits voldoende toegelicht. Dat wil zeggen dat antwoord wordt gegeven op de drie W-vragen. Dit kunnen investeringen zijn waarvoor eerder begrotingsruimte is gereserveerd, maar ook nieuwe investeringen.

 

Artikel 23 Stelpost meerjarenbegroting

In dit hoofdstuk wordt inzicht gegeven in budgettair bij kadernota of begroting gehonoreerde budgetten en kredieten waarvoor de drie W-vragen nog niet zijn beantwoord en waarvoor daarom nog aanvullende advisering nodig is. Op deze stelpost kunnen ook bedragen worden verantwoord waarvoor rijksvergoeding is ontvangen, maar waarvoor nog moet worden voorgesteld aan de raad (door beantwoording van de drie W-vragen) hoe deze worden ingezet.

 

Artikel 24. Overige hoofdstukken

Ook dit zijn op basis van de BBV niet verplichte hoofdstukken. Via deze paragrafen kunnen bijvoorbeeld subsidiegevers geïnformeerd worden over de door haar gesubsidieerde projecten. Op deze wijze hoeven niet separaat jaarlijks verantwoordingen te worden opgesteld.

 

Artikel 13 en 25. Subsidieverstrekking, aanbesteding en inkoop

Het college legt periodiek de uitgangspunten voor subsidieverlening voor aan de raad. Hierbij wordt Europese regelgeving in acht genomen. Ook bij aanbesteding en inkoop wordt de Europese regelgeving nageleefd. Aangezien het hier een collegebevoegdheid betreft, wordt het inkoopbeleid slechts ter kennisgeving aan de raad gezonden.

 

Artikel 26. Administratie

In artikel 25 worden de kaders gegeven voor de inrichting van administraties van de gemeente. In hoofdlijnen wordt opgedragen welke gegevens moeten worden vastgelegd en aan welke eisen de vastgelegde gegevens moeten voldoen. Vanaf 1 januari 2018 wordt de Financiële administratie voor de gemeente gevoerd door Meerinzicht. Deze kaders gelden ook voor de uitvoering door Meerinzicht.

 

Artikel 27. Financiële organisatie

In dit artikel worden uitgangspunten voor de inrichting van de financiële organisatie gegeven, waaraan het college bij het stellen van regels voor de ambtelijke organisatie invulling moet geven. In de onderdelen 1 en 2 worden kwalitatieve eisen gesteld aan de toedeling van taken aan organisatieonderdelen van de gemeente en de toewijzing van functies aan functionarissen.

 

Artikel 28. Administratieve organisatie en interne controle

In dit artikel worden kwalitatieve eisen gesteld aan de beheersorganisatie.

 

Artikel 29. Intrekking oude verordening en overgangsrecht

Bij het inwerkingtreden van de nieuwe verordening moet de oude worden ingetrokken. De oude verordening is ondanks het intrekken nog wel van toepassing op de jaarstukken van het begrotingsjaar t-1 en de begroting en jaarstukken van het jaar t. Hiervoor is in artikel 28 een overgangsbepaling opgenomen.

 

Artikel 30. Inwerkingtreding en citeertitel

In deze artikelen is de naam gegeven, waarmee men in de gemeentelijke stukken naar deze verordening kan verwijzen en vanaf wanneer deze van kracht is.


1

Wat willen we bereiken? Wat gaan we daar voor doen? Wat mag het kosten?