Organisatie | Zederik |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Algemene Plaatselijke Verordening 2008 laatstelijk gewijzigd 7 februari 2011 |
Citeertitel | Algemene plaatselijke verordening 2008 laatstelijk gewijzigd 7 februari 2011 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Wijziging van de Algemene Plaatselijke Verordening 2008 in verband met de verdere implementatie van de Europese Dienstenrichtlijn, het lokale horecabeleid en het Activiteitenbesluit van de wet Milieubeheer.
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
28-04-2011 | 28-12-2012 | wijziging i.v.m. de verdere implementatie van de Europese Dienstenrichtlijn, het lokale horecabeleid en het Activiteitenbesluit van de wet Milieubeheer. | 07-02-2011 Het Kontakt, 17-03-2011 | - | |
27-10-2006 | 02-05-2008 | art.2.1.4.3-2.1.5.1-2.1.5.2-2.1.5.3-2.1.6.1-2.1.6.2-2.1.6.5-2.1.6.5-2.1.6.6-2.1.6.7-2.1.6.9-2.1.6.11-2.3.1.2-2.3.1.4-2.3.1.5-2.4.2-2.4.3-2.4.5-2.4.6-2.4.7-2.4.8-2.4.13-2.4.14-2.4.18-2.4.19-2.4.20 | 09-10-2006 Het Kontakt, 19-10-2006 | 1.75 ZED 6502 |
Onderwerp:Wijziging van de Algemene Plaatselijke Verordening 2008 in verband met de herziening van het lokale Drank- en Horecabeleid, implementatie van het Activiteitenbesluit van de wet Milieubeheer en de verdere implementatie van de Europese Dienstenrichtlijn.De Raad der gemeente Zederik;gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 21 december 2010,gelet op artikel 149 van de Gemeentewet;B e s l u i t:De wijzigingsverordening Algemene plaatselijke verordening 2008 vast te stellen.Aldus vastgesteld in de openbare vergade-ring van de raad van de gemeente Zederik,gehouden op 7 februari 2011.
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Artikel 1.1 Begripsomschrijvingen
In deze verordening wordt verstaan dan wel mede verstaan onder:
Artikel 1.6 Intrekking of wijziging van vergunning of ontheffing
De vergunning of ontheffing kan worden ingetrokken of gewijzigd:
Artikel 1.7 Vergunning of ontheffing voor onbepaalde tijd
Een krachtens deze verordening verleende vergunning of ontheffing geldt voor onbepaalde tijd, tenzij bij de vergunning of ontheffing anders is bepaald of de aard van de vergunning of ontheffing zich daartegen verzet.
Afdeling 1 Orde en veiligheid op de weg
Paragraaf 1 Bestrijding van ongeregeldheden
Artikel 2.1.1.1 Samenscholing en ongeregeldheden
Een ieder, die op de weg aanwezig is bij enig voorval waardoor er wanordelijkheden ontstaan of dreigen te ontstaan, of bij een tot toeloop van publiek aanleidinggevende gebeurtenis waardoor er wanordelijkheden ontstaan of dreigen te ontstaan, dan wel zich bevindt in of aanwezig is bij een samenscholing, is verplicht op een daartoe strekkend bevel van een ambtenaar van politie zijn weg te vervolgen of zich in de door hem aangewezen richting te verwijderen.
Artikel 2.1.2.2 Kennisgeving betogingen op openbare plaatsen
Degene die het voornemen heeft op een openbare plaats een betoging te houden, moet daarvan voor de openbare aankondiging ervan en ten minste 48 uur voordat de betoging zal worden gehouden, schriftelijk kennis geven aan de burgemeester, met inachtneming van wat in artikel 2.1.2.4, eerste lid, hierover is bepaald.
Artikel 2.1.2.3 Afwijking termijn
De burgemeester kan in bijzondere omstandigheden de in artikel 2.1.2.2, eerste lid, genoemde termijn van 48 uur verkorten en een mondelinge kennisgeving in behandeling nemen.
Artikel 2.1.2.4 Te verstrekken gegevens
Paragraaf 5 Bruikbaarheid en aanzien van de weg
Artikel 2.1.5.1 Het plaatsen van voorwerpen op of aan de weg in strijd met de publieke functie van de weg
Het is verboden de weg of weggedeelte anders te gebruiken dan overeenkomstig de publieke functie daarvan, als:
Artikel 2.1.5.2 (Omgevings-)vergunning voor het aanleggen, beschadigen en veranderen van een weg
Het verbod geldt voorts niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht, de Wet beheer rijkswaterstaatswerken, de Waterschapskeur, het Wegenverordening Zuid-Holland, de Telecommunicatiewet of de daarop gebaseerde Telecommunicatieverordening van toepassing is.
Artikel 2.1.5.3 Maken, veranderen van een uitweg
Het is verboden een uitweg te maken naar de weg of verandering te brengen in een bestaande uitweg naar de weg:
Paragraaf 6 Veiligheid op de weg
Artikel 2.1.6.2 Winkelwagentjes
De rechthebbende op een bedrijf die winkelwagentjes ter beschikking stelt, mede ten behoeve van het vervoer van winkelwaren over de weg, is verplicht ze te voorzien van de naam van het bedrijf of een ander herkenningsteken en de in de omgeving van dat bedrijf door het publiek op of langs de weg achtergelaten winkelwagentjes terstond te verwijderen of te doen verwijderen.
Artikel 2.1.6.4 Openen straatkolken e.d.
Het is aan degene die daartoe niet bevoegd is verboden een straatkolk, rioolput, brandkraan of enigerlei andere afsluiting die behoort tot een openbare nutsvoorziening, te openen, onzichtbaar te maken of af te dekken.
Artikel 2.1.6.8 Vallende voorwerpen
Het is verboden aan een weg of enig deel van een bouwwerk een voorwerp te hebben dat niet deugdelijk beveiligd is tegen neervallen op de weg.
Artikel 2.1.6.9 Voorzieningen voor verkeer en verlichting
De rechthebbende op een bouwwerk is verplicht toe te laten dat op of aan dat bouwwerk, vanwege en overeenkomstig de aanwijzingen van het college, voorwerpen, borden of voorzieningen ten behoeve van het openbaar verkeer of de openbare verlichting worden aangebracht, onderhouden, gewijzigd of verwijderd.
Artikel 2.1.6.11 Veiligheid op het ijs
Afdeling 2 Toezicht op evenementen
Artikel 2.2.1 Begripsomschrijving
In deze afdeling wordt onder evenement verstaan: elke voor publiek toegankelijke verrichting van vermaak, met uitzondering van:
Het verbod van het eerste lid geldt niet voor een eendaags evenement, indien:
Afdeling 3 Toezicht op openbare inrichtingen
Paragraaf 1 Toezicht op horecabedrijven
Artikel 2.3.1.1 Begripsomschrijvingen
In deze paragraaf wordt verstaan onder:
Artikel 2.3.1.2 Exploitatie openbare inrichting
Artikel 2.3.1.3 Vrijstelling vergunningplicht
De burgemeester kan, op aanvraag of ambtshalve, aan openbare inrichtingen en bijbehorende terrassen, niet zijnde coffeeshops, vrijstelling verlenen van de vergunningplicht als bedoeld in artikel 2.3.1.2, eerste lid indien:
Artikel 2.3.1.6 Aanwezigheid in gesloten horecabedrijf
Gedurende de tijd dat een horecabedrijf krachtens artikel 2.3.1.4 of ingevolge een op grond van artikel 2.3.1.5 genomen besluit gesloten dient te zijn, is het bezoekers verboden zich daarin of aldaar te bevinden.
Artikel 2.3.1.8 Het college als bevoegd bestuursorgaan
Indien een horecabedrijf als bedoeld in artikel 2.3.1.1 geen inrichting is in de zin van artikel 174 van de Gemeentewet, treedt niet de burgemeester, maar het college op als bevoegd bestuursorgaan ten behoeve van artikel 2.3.1.2 tot en met 2.3.1.5.
Artikel 2.3.1.9 Weigeringsgronden exploitatievergunning
Onverminderd het bepaalde in artikel 1.8 weigert de burgemeester de vergunning zoals bedoeld in artikel 2.3.1.2, eerste lid, indien:
De burgemeester kan de vergunning, bedoeld in artikel 2.3.1.2, eerste lid, geheel of gedeeltelijk weigeren, indien naar zijn oordeel moet worden aangenomen dat de woon- en leefsituatie in de omgeving van het horecabedrijf of de openbare orde en/of veiligheid op ontoelaatbare wijze nadelig wordt beïnvloed door de aanwezigheid van het horecabedrijf.
Bij de toepassing van de in het derde lid genoemde weigeringsgrond houdt de burgemeester rekening met:
Artikel 2.3.1.10 Intrekkingsgronden
Onverminderd het bepaalde in artikel 1.6 kan de burgemeester de vergunning zoals bedoeld in artikel 2.3.1.2, eerste lid, intrekken, indien:
Artikel 2.3.1.11 Wijzigingsgronden
Onverminderd het bepaalde in artikel 1.6 kan de burgemeester de vergunning zoals bedoeld in artikel 2.3.1.2, eerste lid, wijzigen, indien:
Artikel 2.3.1.12 Vervallen vergunning
De vergunning zoals bedoeld in artikel 2.3.1.2 eerste lid, vervalt, indien:
Paragraaf 2 Toezicht op inrichtingen tot het verschaffen van nachtverblijf
Artikel 2.3.2.2 Kennisgeving exploitatie
Degene die een inrichting opricht, overneemt, verplaatst of het houden van een inrichting staakt, is verplicht binnen drie dagen daarna daarvan schriftelijk kennis te geven aan de burgemeester.
De houder van een inrichting is verplicht een register, als bedoeld in artikel 438 van het Wetboek van Strafrecht, bij te houden dat ingericht is volgens het door de burgemeester vastgestelde model.
Artikel 2.3.2.4 Verschaffing gegevens nachtregister
Degene die in een inrichting nachtverblijf houdt dan wel de kampeerder is verplicht onverwijld aan de houder van die inrichting volledig en naar waarheid zijn of haar naam, adres, woonplaats, geboortedatum, geboorteplaats, betrekking, dag van aankomst, alsmede de dag van vertrek te verstrekken.
Paragraaf 3 Toezicht op speelgelegenheden
Artikel 2.3.3.2 Speelautomaten
Afdeling 4 Maatregelen tegen overlast en baldadigheid
Artikel 2.4.4 Vervoer inbrekerswerktuigen
Het is verboden tussen 22.00 en 06.00 uur op de weg te vervoeren of bij zich te hebben: lopers, valse sleutels, touwladders, lantaarns of enig ander gereedschap, voorwerp of middel, dat ertoe kan dienen zich onrechtmatig de toegang tot een gebouw of erf te verschaffen, onrechtmatig sluitingen te openen of te verbreken, diefstal door middel van braak te vergemakkelijken of het maken van sporen te voorkomen.
Artikel 2.4.7 Hinderlijk gedrag op of aan de weg
Artikel 2.4.10 Hinderlijk gedrag in voor publiek toegankelijke ruimten
Het is verboden zich zonder redelijk doel op een voor anderen hinderlijke wijze op te houden in of op een voor het publiek toegankelijk portaal, telefooncel, wachtlokaal voor een openbaarvervoermiddel, parkeergarage, rijwielstalling of een andere soortgelijke, voor het publiek toegankelijke ruimte dan wel deze te verontreinigen of te bezigen voor een ander doel dan waarvoor de desbetreffende ruimte is bestemd.
Artikel 2.4.11 Neerzetten van fietsen e.d.
Het is verboden op of aan de weg een fiets of een bromfiets te plaatsen of te laten staan tegen een raam, een raamkozijn, een deur, de gevel van een gebouw dan wel in de ingang van een portiek indien:
Artikel 2.4.12 Overlast van fiets of bromfiets op markt- en kermisterrein e.d.
Het is verboden op de door het college of de burgemeester aangewezen uren en plaatsen zich met een fiets of bromfiets te bevinden op een door het college of de burgemeester aangewezen terrein waar een markt, kermis, uitvoering, bijeenkomst of plechtigheid gehouden wordt die publiek trekt, mits dit verbod kenbaar is aan de bezoekers van het terrein.
Artikel 2.4.17 Loslopende honden
Het is de eigenaar of houder van een hond verboden die hond te laten verblijven of te laten lopen:
De verboden genoemd in het eerste lid onder a en b gelden niet voorzover de eigenaar of houder van een hond zich vanwege zijn handicap door een geleidehond laat begeleiden en de hond als zodanig aantoonbaar gekwalificeerd is of indien een eigenaar of houder van een hond deze aantoonbaar gekwalificeerd opleidt tot geleidehond.
Artikel 2.4.19 Gevaarlijke honden
Het is de eigenaar of houder van een hond verboden die hond te laten verblijven of te laten lopen op of aan de weg of op het terrein van een ander:
Artikel 2.4.20 Houden van hinderlijke of schadelijke dieren
Het college is bevoegd buiten een inrichting in de zin van de wet milieubeheer gedeelten van de gemeente of bepaalde plaatsen aan te wijzen waar het ter voorkoming of opheffing van overlast of schade aan de openbare gezondheid verboden is daarbij aangeduide dieren:
Het is verboden op een krachtens het eerste lid aangewezen plaats een daarbij aangeduid dier of daarbij aangeduide dieren aanwezig te hebben, dan wel aanwezig te hebben anders dan met inachtneming van de door het college gestelde regels, dan wel aanwezig te hebben tot een groter aantal dan door het- college is aangegeven.
De rechthebbende op vee dat zich bevindt in een aan een weg liggend weiland of terrein dat niet van die weg is afgescheiden door een deugdelijke veekering, is verplicht ervoor te zorgen dat zodanige maatregelen getroffen worden dat dit vee die weg niet kan bereiken.
Afdeling 5 Bepalingen ter bestrijding van heling van goederen
Artikel 2.5.1 Begripsomschrijvingen
Artikel 2.5.2 Verplichtingen met betrekking tot het verkoopregister
De handelaar is verplicht aantekening te houden van alle gebruikte of ongeregelde goederen die hij verkoopt of op andere wijze overdraagt, in een doorlopend en een door of namens de burgemeester gewaarmerkt register en daarin vermeldt hij onverwijld:
Artikel 2.5.3 Voorschriften als bedoeld in artikel 437ter, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht
De handelaar of een voor hem handelend persoon is verplicht:
Artikel 2.5.4 Vervreemding van door opkoop verkregen goederen
Het is de handelaar of een voor hem handelend persoon verboden enig door opkoop verkregen goed gedurende de eerste drie dagen dat het onder zijn berusting is, over te dragen of daarin enige wijziging aan te brengen tenzij deze wijziging van geen invloed is op de herkenbaarheid van het goed.
Artikel 2.6.1 Begripsomschrijvingen
In deze afdeling wordt verstaan onder consumentenvuurwerk:Consumentenvuurwerk waarop het Besluit van 22 januari 2002, houdende nieuwe regels met betrekking tot consumenten- en professioneel vuurwerk (Vuurwerkbesluit) van toepassing is.
Artikel 2.6.2 Ter beschikking stellen van consumentenvuurwerk tijdens de verkoopdagen
Het is verboden in de uitoefening van een bedrijf of nevenbedrijf consumentenvuurwerk ter beschikking te stellen dan wel voor het ter beschikking stellen aanwezig te houden, zonder een vergunning van het college van de gemeente waar het bedrijf is of zal worden gevestigd.
Artikel 2.7.1 Drugshandel op straat
Onverminderd het bepaalde in de Opiumwet is het verboden op of aan de weg post te vatten of zich daar heen en weer te bewegen en zich op of aan wegen in of op een voertuig te bevinden of daarmee heen en weer of rond te rijden, met het kennelijke doel om middelen als bedoeld in artikel 2 en 3 van de Opiumwet, of daarop gelijkende waar, al dan niet tegen betaling af te leveren, aan te bieden of te verwerven, daarbij behulpzaam te zijn of daarin te bemiddelen.
Afdeling 8 Bestuurlijke ophouding
Artikel 2.8.1 Bestuurlijke ophouding
De burgemeester kan overeenkomstig artikel 154a van de Gemeentewet besluiten tot het tijdelijk doen ophouden van door hem aangewezen groepen van personen op een door hem aangewezen plaats indien deze personen het bepaalde in de volgende artikelen van de Algemene plaatselijke verordening groepsgewijs niet naleven.
Afdeling 9 Veiligheidsrisicogebieden
Artikel 2.9.1 Veiligheidsrisicogebieden
De burgemeester kan overeenkomstig artikel 151b van de Gemeentewet bij verstoring van de openbare orde door de aanwezigheid van wapens, dan wel bij ernstige vrees voor het ontstaan daarvan, een gebied, met inbegrip van de daarin gelegen voor het publiek openstaande gebouwen en daarbij behorend erven, aanwijzen als veiligheidsrisicogebied.
Hoofdstuk 3 Seksinrichtingen, sekswinkels, straatprostitutie e.d.
Paragraaf 1 Begripsomschrijvingen
Artikel 3.1.1 Begripsomschrijvingen
In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:
Paragraaf 2 Seksinrichtingen, straatprostitutie, sekswinkels en dergelijke
Artikel 3.2.1 Seksinrichtingen
In de aanvraag om vergunning en in de vergunning wordt in ieder geval vermeld:
Artikel 3.2.2 Gedragseisen exploitant en beheerder
Naast de gestelde eisen in het eerste lid, is de exploitant en de beheerder niet:
Met een veroordeling als bedoeld in het tweede lid wordt gelijk gesteld:
De exploitant of de beheerder is binnen de laatste vijf jaar geen exploitant of beheerder geweest van een seksinrichting of escortbedrijf die voor ten minste een maand door het bevoegde bestuursorgaan is gesloten, of waarvan de vergunning bedoeld in artikel 3.2.1, eerste lid, is ingetrokken, tenzij aannemelijk is dat hem terzake geen verwijt treft.
Artikel 3.2.5 Aanwezigheid van en toezicht door exploitant en beheerder
De exploitant en de beheerder zien er voortdurend op toe te zien dat in de seksinrichting:
Artikel 3.2.6 Straatprostitutie
De burgemeester kan met het oog op de in artikel 3.3.2, tweede lid, genoemde belangen personen aan wie ten minste eenmaal een bevel is gegeven als bedoeld in het derde lid bij besluit verbieden zich gedurende bepaalde termijn, anders dan in een openbaar middel van vervoer, te bevinden op of aan de wegen en op de tijden bedoeld in het eerste lid.
Het is de rechthebbende op een onroerende zaak verboden daarin een sekswinkel te exploiteren in door het college in het belang van de openbare orde of de woon- en leefomgeving aangewezen gebieden of delen van de gemeente.
Artikel 3.2.8 Tentoonstellen, aanbieden en aanbrengen van erotische-pornografische goederen, afbeeldingen en dergelijke
Het is de rechthebbende op een onroerende zaak verboden daarin of daarop goederen, opschriften, aankondigingen, gedrukte of geschreven stukken dan wel afbeeldingen van erotisch-pornografische aard openlijk ten toon te stellen, aan te bieden of aan te brengen:
Het in het eerste lid gestelde verbod is niet van toepassing op het tentoonstellen, aanbieden of aanbrengen van goederen, opschriften, aankondigingen, gedrukte of geschreven stukken dan wel afbeeldingen, die dienen tot het openbaren van gedachten en gevoelens als bedoeld inartikel 7, eerste lid, van de Grondwet.
Paragraaf 3 Beslissingstermijn; weigeringsgronden
Artikel 3.3.2 Weigeringsgronden
De vergunning bedoeld in artikel 3.2.1, eerste lid, wordt geweigerd indien:
Paragraaf 4 Beëindiging exploitatie; wijziging beheer
Artikel 3.4.2 Wijziging beheer
Het beheer kan worden uitgeoefend door een nieuwe beheerder, indien het bevoegd bestuursorgaan op aanvraag van de exploitant heeft besloten de verleende vergunning overeenkomstig de wijziging in het beheer te wijzigen. Het bepaalde in artikel 3.3.2, eerste lid, aanhef en onder a, is van overeenkomstige toepassing.
Hoofdstuk 4 Bescherming van het milieu en het natuurschoon en zorg voor het uiterlijk aanzien van de gemeente
Afdeling 1 Geluid- en lichthinder
Artikel 4.1.1 Begripsomschrijvingen
In deze afdeling wordt verstaan onder:
Artikel 4.1.2 Aanwijzing collectieve festiviteiten
De voorwaarden met betrekking tot de verlichting ten behoeve van sportbeoefening in de buitenlucht als bedoeld in artikel 4.113, eerste lid, van het Besluit gelden niet voor door het college per kalenderjaar aan te wijzen collectieve festiviteiten gedurende de daarbij aan te wijzen dagen of dagdelen.
Artikel 4.1.3 Kennisgeving incidentele festiviteiten
Het is een inrichting toegestaan maximaal 12 incidentele festiviteiten per kalenderjaar te houden waarbij de geluidsnormen als bedoeld in de artikelen 2.17, 2.19 en 2.20 van het Besluit en artikel 4:5 van deze verordening niet van toepassing zijn, mits de houder van de inrichting ten minste twee weken voor de aanvang van de festiviteit het college daarvan in kennis heeft gesteld.
Het is een inrichting toegestaan om tijdens maximaal 12 incidentele festiviteiten per kalenderjaar de verlichting langer aan te houden ten behoeve van sportactiviteiten waarbij artikel 4.113, eerste lid, van het Besluit niet van toepassing is, mits de houder van de inrichting ten minste tien werkdagen voor de aanvang van de festiviteit het college daarvan in kennis heeft gesteld.
Artikel 4.1.5 Onversterkte muziek
Bij het ten gehore brengen van onversterkte muziek, zoals bedoeld in artikel 2.18, eerste lid onder f en vijfde lid van het Besluit binnen inrichtingen is de onder e. opgenomen tabel van toepassing, met dien verstande dat:
Afdeling 2 Bodem-, weg en milieuverontreiniging
Het is verboden op een door het college ten behoeve van de werkzaamheden van de gemeentelijke reinigingsdienst aangewezen weggedeelte, een voertuig te parkeren of enig ander voorwerp te laten staan gedurende een daarbij aangeduide tijdsperiode.
Artikel 4.2.2 Natuurlijke behoefte doen
Het is verboden binnen de bebouwde kom op of aan de weg zijn natuurlijke behoefte te doen buiten een daarvoor bestemde inrichting of plaats.
Artikel 4.2.3 Toestand van sloten en andere wateren en niet-openbare riolen en putten buiten gebouwen
Sloten en andere wateren en niet-openbare riolen en putten buiten gebouwen mogen zich niet bevinden in een toestand die gevaar oplevert voor de veiligheid, nadeel voor de gezondheid of hinder voor de gebruikers van de gebouwen of voor anderen.
Afdeling 3 Het bewaren van houtopstanden
Artikel 4.3.2 Omgevingsvergunning voor het vellen van houtopstanden
Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor:
Artikel 4.3.3 Vergunning van rechtswege
De vergunning wordt geacht te zijn verleend, wanneer niet binnen de in artikel 1.2 genoemde termijn een beslissing is genomen op de aanvraag voor een vergunning.
Artikel 4.3.6 Herplant-/instandhoudingsplicht
Indien houtopstand waarop het verbod tot vellen als bedoeld in deze afdeling van toepassing is, zonder vergunning van het bevoegd gezag is geveld dan wel op andere wijze tenietgegaan, kan het bevoegd gezag aan de zakelijk gerechtigde van de grond waarop zich de houtopstand bevond dan wel aan degene die uit anderen hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen te herbeplanten overeenkomstig de door zijn te geven aanwijzingen binnen een door hen te stellen termijn.
Indien houtopstand waarop het verbod tot vellen als bedoeld in deze afdeling van toepassing is, ernstig in het voortbestaan wordt bedreigd, kan het bevoegd gezag aan de zakelijk gerechtigde van de grond waarop zich de houtopstand bevindt dan wel aan degene die uit anderen hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen om overeenkomstig de door hem te geven aanwijzingen binnen een door hen te stellen termijn voorzieningen te treffen, waardoor die bedreiging wordt weggenomen.
Artikel 4.3.7 Schadevergoeding
Indien en voor zover blijkt dat een belanghebbende door de toepassing van artikel 4.3.2, artikel 4.3.5 of artikel 4.3.6, schade lijdt of zal lijden, die redelijkerwijs niet of niet geheel te zijnen laste behoort te komen en waarvan de vergoeding niet anderszins is verzekerd, kent het bevoegd gezag hem op zijn verzoek een naar billijkheid te bepalen schadevergoeding toe.
Artikel 4.3.8 Bestrijding iepziekte
Indien zich op een terrein een of meer iepen bevinden die naar het oordeel van het bevoegd gezag gevaar opleveren voor verspreiding van de iepziekte of voor vermeerdering van iepenspintkevers, is de rechthebbende, indien hij daartoe door het bevoegd gezag is aangeschreven, verplicht binnen de bij de aanschrijving vast te stellen termijn:
Afdeling 4 Maatregelen tegen ontsiering en stankoverlast
Artikel 4.4.1 Opslag voertuigen, vaartuigen, mest, afvalstoffen enz.
Het college kan, in de openlucht, buiten de weg gelegen plaatsen aanwijzen waar het in het belang van het uiterlijk aanzien van de gemeente, ter voorkoming of opheffing van overlast dan wel voorkoming van schade aan de openbare gezondheid, verboden is een of meer van de volgende daarbij nader aangeduide, voorwerpen of stoffen op te slaan, te plaatsen of aanwezig te hebben, anders dan met inachtneming van de door hem gestelde regels:
Artikel 4.4.1a Stankoverlast door gebruik van meststoffen
Onverminderd het bepaalde in het Besluit gebruik meststoffen is het verboden op gronden meststoffen uit te rijden, op te brengen, te doen uitrijden of te doen opbrengen op zondag en op de volgende feest- en erkende feestagen: nieuwjaarsdag, tweede Paasdag, tweede Pinksterdag, Hemelvaartdag, de eerste en tweede Kerstdag, 5 mei en de dag waarop de verjaardag van de Koningin wordt gevierd.
Artikel 4.4.2 Verbod hinderlijke of gevaarlijke reclame
Het is verboden op of aan en onroerende zaak handelsreclame te maken of te voeren door middel van een opschrift, aankondiging of afbeelding waardoor het verkeer in gevaar wordt gebracht of ernstige hinder ontstaat voor de omgeving.
Afdeling 5 Kamperen buiten kampeerterreinen
Artikel 4.5.1 Begripsomschrijvingen
In deze afdeling wordt onder kampeermiddel verstaan:Een onderkomen of voertuig waarvoor geen bouwvergunning in de zin van artikel 40 van de Woningwet is vereist, dat bestemd of opgericht is dan wel gebruikt wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf. Het gaat in het algemeen over een tent, tentwagen, kampeerwagen en caravan.
Hoofdstuk 5 Andere onderwerpen betreffende de huishouding van de gemeente
Artikel 5.1.1 Begripsomschrijvingen
In deze afdeling wordt verstaan onder:
Artikel 5.1.3 Defecte voertuigen
Het is verboden een voertuig waarmee als gevolg van andere dan eenvoudig te verhelpen gebreken niet kan of mag worden gereden, langer dan op drie achtereenvolgende dagen op de weg te parkeren.
Het is verboden een woonwagen, kampeerwagen, caravan, camper, magazijnwagen, aanhangwagen, keetwagen of ander dergelijk voertuig dat voor de recreatie dan wel anderszins uitsluitend of mede voor andere dan verkeersdoeleinden wordt gebezigd:
Artikel 5.1.8 Parkeren van uitzichtbelemmerende voertuigen
Het is verboden een voertuig dat, met inbegrip van lading, een lengte heeft van meer dan 5 meter of een hoogte van meer dan 2,4 meter, op de weg te parkeren bij een voor bewoning of ander dagelijks gebruik bestemd gebouw op zodanige wijze dat daardoor het uitzicht van bewoners of gebruikers vanuit dat gebouw op hinderlijke wijze wordt belemmerd of hun anderszins hinder of overlast wordt aangedaan.
Artikel 5.1.11 Overlast van fiets of bromfiets
Het college kan op de weg gelegen plaatsen aanwijzen waar het in het belang van het uiterlijk aanzien van de gemeente, ter voorkoming of opheffing van overlast, dan wel ter voorkoming van schade aan de openbare gezondheid, verboden is fietsen of bromfietsen onbeheerd buiten de daarvoor bestemde ruimten of plaatsen te laten staan.
Afdeling 2 Collecteren, venten, standplaatsen en snuffelmarkten
Artikel 5.2.1 Inzameling van geld of goederen
Onder een inzameling van geld of goederen wordt mede verstaan: het bij het aanbieden van goederen, waartoe ook worden gerekend geschreven of gedrukte stukken, dan wel bij het aanbieden van diensten aanvaarden van geld of goederen, indien daarbij te kennen wordt gegeven of de indruk wordt gewekt dat de opbrengst geheel of ten dele voor een liefdadig of ideëel doel is bestemd.
Artikel 5.2.2.1 Begripsomschrijving
Onder venten wordt niet verstaan:
Artikel 5.2.3.1 Begripsomschrijving
In deze paragraaf wordt verstaan onder standplaats: het vanaf een vaste plaats op of aan de weg of op een andere voor het publiek toegankelijke en in de openlucht gelegen plaats te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen of het anderszins aanbieden van goederen of diensten, al dan niet gebruikmakend van fysieke middelen, zoals een kraam, een wagen of een tafel.
Artikel 5.2.3.3 Toestemming rechthebbende
Het is de rechthebbende op een perceel verboden toe te staan dat daarop zonder vergunning van het college standplaats wordt of is ingenomen.
Artikel 5.2.3.5 Aanhoudingsplicht
Het college houdt de aanvraag om een standplaatsvergunning aan, indien de aanvraag een activiteit betreft waarvoor tevens een vergunning als bedoeld in artikel 8.1 van de Wet milieubeheer is vereist en indien geen toepassing kan worden gegeven aan het tweede lid, tot de dag waarop is beslist op de aanvraag om een vergunning als bedoeld in artikel 8.1 van de Wet milieubeheer.
Artikel 5.2.4 Snuffelmarkten e.d.
Het is verboden zonder vergunning van de burgemeester:
Artikel 5.3.1 Voorwerpen op, in of boven openbaar water
Het is in verband met de veiligheid op het openbaar water verboden een voorwerp, niet zijnde een vaartuig, op, in of boven openbaar water te plaatsen, aan te brengen of te hebben, indien dit door zijn omvang of vormgeving, constructie of plaats van bevestiging gevaar oplevert voor de bruikbaarheid van het openbaar water of voor het doelmatig en veilig gebruik daarvan, dan wel een belemmering vormt voor het doelmatig beheer en onderhoud van het openbaar water.
Het verbod in het eerste lid geldt niet voor zover in de daarin geregelde onderwerpen wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht, de Scheepvaartverkeerswet, het Binnenvaartpolitiereglement, de Wet beheer rijkswaterstaatswerken, Provinciale vaarwegenverordening, de Telecommunicatiewet of de daarop gebaseerde Telecommunicatieverordening.
Artikel 5.3.3 Aanwijzingen ligplaats
Onverminderd het krachtens het tweede lid van artikel 5.3.2 bepaalde kan het college aan de rechthebbende op een vaartuig aanwijzingen geven met betrekking tot het innemen, veranderen of gebruik van een ligplaats in het belang van de openbare orde, volksgezondheid, veiligheid, de milieuhygiëne en het aanzien van de gemeente.
Artikel 5.3.4 Verbod innemen ligplaats
Het is verboden een ligplaats in te nemen, te hebben of beschikbaar te stellen in strijd met het krachtens de artikelen 5.3.2, tweede lid, en 5.3.3 bepaalde.
Artikel 5.3.5 Beschadigen van waterstaatswerken
Het is verboden schade toe te brengen aan of veranderingen aan te brengen in de toestand van bij de gemeente in beheer zijnde openbaar water, havens, dijken, wallen, kaden, trekpaden, beschoeiingen, oeverbegroeiing, bruggen, zetten, duikers, pompen, waterleidingen, gordingen, aanlegpalen, stootpalen, bakens of sluizen.
Artikel 5.3.6 Reddingsmiddelen
Het is verboden een voor het redden van drenkelingen bestemd en daartoe bij het water aangebracht voorwerp te gebruiken voor een ander doel dan wel voor dadelijk gebruik ongeschikt te maken.
Afdeling 4 Crossterreinen en gemotoriseerd en ruiterverkeer in natuurgebieden
Het is verboden op enig terrein, geen weg zijnde, met een motorvoertuig als bedoeld in artikel 1, onderdeel z, en een bromfiets als bedoeld in artikel 1, onder i van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 een wedstrijd dan wel, ter voorbereiding van een wedstrijd, een training- of proefrit te houden of te doen houden dan wel daaraan deel te nemen, dan wel een motorvoertuig of een bromfiets met het kennelijke doel daartoe aanwezig te hebben.
Het college kan terreinen aanwijzen waarvoor het verbod niet van toepassing is. Het kan daarbij regels stellen voor het gebruik van deze terreinen:
Artikel 5.4.2 Beperking verkeer in natuurgebieden
Het is verboden binnen voor publiek toegankelijke natuurgebieden, parken, plantsoenen of voor recreatief gebruik beschikbare terreinen te rijden of zich te bevinden met een motorvoertuig als bedoeld in artikel 1, onder z, Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, een bromfiets als bedoeld in artikel 1, onder i, Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 of met een fiets of een paard.
Het verbod in het eerste lid geldt niet voor bestuurders van motorvoertuigen en bromfietsen en voor fietsers of berijders van paarden:
Afdeling 5 Verbod vuur te stoken
Artikel 5.5.1 Verbod afvalstoffen te verbranden buiten inrichtingen of anderszins vuur te stoken
Afdeling 6 Verstrooiing van as
Artikel 5.6.1 Begripsomschrijving
In deze afdeling wordt verstaan onder incidentele asverstrooiing: het verstrooien van as als bedoeld in de Wet op de lijkbezorging op een door de overledene of nabestaande(n) gewenste plek buiten een permanent daartoe bestemd terrein.
Hoofdstuk 6 Straf-, overgangs- en slotbepalingen
Overtreding van het bij of krachtens deze verordening bepaalde, alsmede de op grond van artikel 1.4 daarbij gegeven voorschriften en beperkingen, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van de tweede categorie en kan bovendien worden gestraft met openbaarmaking van de rechtelijke uitspraak.
Het bepaalde in lid 1 is niet van toepassing op de volgende artikelen: 2.1.3.1, , 2.1.4.3, 2.2.2, 2.2.3, 2.3.1.2, 2.3.1.4, 2.3.1.6, 2.3.1.7, 2.4.3, 2.4.4, 2.4.6, 2.4.7, 2.4.8, 2.4.9, 2.4.10, 2.4.11, 2.4.12, 2.4.13, 2.4.17, 2.4.18, 2.4.19, 2.4.20, 2.4.24, 4.1.2, 4.1.3, 4.1.6, , 4.2.1, 4.2.2, 5.1.10 en 5.1.11.
Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast de door het college of de burgemeester aangewezen ambtenaren van de gemeente Zederik, van de politie en de ambtenaren die krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht belast zijn met het toezicht op de naleving van voorschriften gegevens krachtens die wet.
Artikel 6.3 Binnentreden woningen
Zij die belast zijn met het toezicht op de naleving of de opsporing van een overtreding van de bij of krachtens deze verordening gegeven voorschriften welke strekken tot handhaving van de openbare orde of veiligheid of bescherming van het leven of de gezondheid van personen, zijn bevoegd tot het binnentreden in een woning zonder toestemming van de bewoner.
Artikel II Overgangsbepaling
Aanvragen om vergunningen of ontheffingen als bedoeld in de artikel 2.1.5.1, artikel 2.3.1.2 of artikel 2.3.1.4 die zijn ingediend vóór de inwerkingtreding van deze wijzigingsverordening worden afgehandeld volgens het recht zoals dat gold vóór het tijdstip van inwerkingtreding.
Artikel III Inwerkingtreding
Deze wijziging treedt in werking zeven dagen na bekendmaking.
Aldus vastgesteld in de openbare vergade- ring van de raad van de gemeente Zederik, gehouden op 7 februari 2011
De griffier, De voorzitter,
Toelichting 1 op de wijziging van de Algemene plaatselijke verordening 2008, raadsbesluit d.d. 7 februari 2011
Artikel 2.1.5.1 Het plaatsen van voorwerpen op of aan de weg in strijd met de publieke functie van de wegAan dit artikel wordt het begrip terras toegevoegd en gedefinieerd en er wordt een nieuw vierde lid toegevoegd.Reden: Door de toevoeging van het begrip terras in het eerste lid ontstaat een eenduidig begrip-penkader voor toepassing in dit en andere artikelen in de Apv die betrekking hebben op terrassen. In dit geval wordt verwezen naar de definitie van terras in het artikel 2.3.1.1; daar worden ook zaken geregeld ten aanzien van terrassen maar dan vanuit het motief openbare orde en veiligheid en bescherming van woon- en leefomgeving. In dat artikel staat namelijk een kruisbepaling die legiti-meert dat de burgemeester bij het verlenen van een vergunning voor horecabedrijven ook beslist voor de daarbij behorende terrassen vanuit de in het motief dat hier in artikel 2.1.5.1 wordt geregeld (zie hieronder).In het nieuwe vierde lid wordt de juridische basis gelegd voor de burgemeester als bevoegd be-stuursorgaan om ten aanzien van terrassen nadere regels te stellen. Hierdoor kunnen de in het horecabeleid door de Raad aangegeven kaders naar de praktijk vertaald worden. De uitwerking van de kaders betreffen het nader stellen van algemene regels ten aanzien van de plaatsing, in-richting en het gebruik van terrassen. Het oogpunt en motief daarbij is openbare orde en veiligheid van de weg in het algemeen en de bruikbaarheid en het aanzien van de weg in het bijzonder. Daarbij valt te denken aan veiligheid, doorstroming verkeer, doorgang, etc.). De nadere regels kun-nen gaan over uitstallingen op het terras zoals meubilair, bouwmaterialen, reclame- en menuborden, spandoeken, vlaggen, parasols, zonweringen, (wind-)schermen, plantenbakken, enzovoorts. Ook kunnen de nader te stellen regels gaan over de omvang en afmetingen en grenzen van terrassen. Tot slot kunnen de nader te stellen regels ook welstandeisen betreffen ten aanzien van het uiterlijk aanzien zoals kleurstelling en materiaalkeuze.In artikel 2.3.1.2, lid 5, is een kruisbepaling opgenomen. Deze bepaling regelt dat als de burge-meester moet beslissen op een aanvraag om een exploitatievergunning van een openbare inrich-ting waarbij ook een terras hoort, hij vanuit de hier geldende motieven dan ook beslist over de plaatsing van dat terras bij ingebruikneming van de weg. Indien er algemene regels gesteld zijn (op grond van lid 4) kan de burgemeester die toepassen in de vorm van vergunningvoorschriften. Artikel 2.1.6.6 Rookverbod in bossen en natuurterreinenIn dit artikel worden enkele woorden vervangen/gewijzigd.Reden: De gemeente Zederik kent geen heide- en duingebieden. Het betreft een formele technische aanpassing.Artikel 2.3.1.1 BegripsomschrijvingenIn dit artikel wordt de definitie van exploitant aangepast, worden sub d en e samengevoegd en wordt het begrip terras ingevoegd. De term “horecabedrijf”wordt vervangen door “openbare inrichting”.Reden: De wijziging van dit artikel betreft de aanpassing van definities om ze in overeenstemming te brengen met de actualiteit van (andere) wetgeving. Verder wordt een fout in de layout van de vorige Apv versie hersteld en het woord terras wordt toegevoegd met het oog op de wijziging met betrekking tot terrassen in de volgende artikelen. het begrip “horecabedrijf” vervangen door “openbare inrichting” omdat het begrip horecabedrijf gebaseerd was op de Drank- en Horecawet. Dat maakt de uitleg van het begrip horecabedrijf anders (enger)dan die in de APV. Dat sluit beter aan bij de praktijk, het betreft namelijk meer typen horeca dan alleen de alcoholverstrekkende horeca. Het is zo dat de inhoud van het in eerdere versies van de APV gehanteerde begrip horecabedrijf exact overeenkomt –en dus uitgebreid wordt- met het nieuwe begrip openbare inrichting. Voor het beleid van de ‘droge’ horeca heeft dit dus geen gevolgen.Artikel 2.3.1.2 Exploitatie openbare inrichtingDit artikel is geheel gemoderniseerd en vervangen.Reden: Het bestaande exploitatievergunningstelsel was omvangrijk en voldeed niet aan de Dienstenrichtlijn. Daarnaast werd het vergunningstelsel niet toegepast/uitgevoerd in de praktijk. Op grond van andere (landelijke) wetgeving en (regionaal) beleid zoals de Wet Bibob (integriteittoets), is afschaffing niet opportuun. Door de huidige formulering is het mogelijk de vergunningplicht te laten bestaan, daarmee de toepassing van andere regelgeving en beleid mogelijk te houden maar tegelijkertijd via een vrijstellingsregeling te dereguleren. Nieuw is de toevoeging van de terras in het vijfde en zesde lid. Op grond daarvan heeft de burge-meester de bevoegdheid om bij het beslissen ten aanzien van vergunningen voor terrassen, ook rekening te houden met de bepalingen in artikel 2.1.5.1 (zie hierboven). Dit omdat in de beleidskaders en de op grond daarvan gestelde algemene regels, beide motieven als uitgangspunt dienen. Daarbij krijgt de burgemeester als bevoegd bestuursorgaan nu ook een wettelijke basis om ten aanzien van terrassen nadere regels te stellen ter uitwerking van de in het horecabeleid door de Raad aangegeven kaders.Artikel 2.3.1.3 Vrijstelling vergunningplichtHet inhoud en strekking van het oude artikel is verwerkt/overgeheveld naar artikel 2.3.1.2. In plaats daarvan is een vrijstellingsregeling opgenomen.Reden: De vroegere bepaling dat bepaalde categorieën inrichtingen/horecabedrijven/openbare inrichitngen uitgezonderd werden van de plicht om over een horeca-exploitatievergunning te beschikken is nu in artikel 2.3.1.2 geregeld. Het betreft specifieke typen instellingen/inrichtingen. Alle overige openbare inrichtingen waar horeca-activiteiten plaatsvinden blijven daarmee dus vergunningplichtig wat betreft de exploitatie. Nu wordt in dit artikel 2.3.1.3 een vrijstellingsregeling in het leven geroepen. Daarmee wordt ondanks dat er een vergunningplicht blijft bestaan voor de exploitatie van een openbare inrichting, toch een verlichting van administratieve en financiële lasten bereikt. De vrijstelling kan aangevraagd worden (op verzoek) maar de burgemeester kan ook op eigen initiatief beslissen vrijstelling te verlenen.Hiermee blijft de mogelijkheid en noodzaak om integriteitsbeoordelingen in het kader van de Wet Bibob toe te passen mogelijk en blijft het mogelijk om malafide ondernemers en risicovolle horeca-inrichtingen te weren en overtredingen of handelen in strijd met de wettelijke bepalingen (bestuurlijk) te handhaven. Daarbij is bepalend de beoordeling of er in de twaalf maanden voorafgaand incidenten zijn geweest omtrent de inrichting. Als dat wel het geval is verliest de vrijstelling zijn geldigheid. Op dat moment geldt de vergunningplicht weer. Indien er dan een negatieve handhavinggeschiedenis is, wordt de vergunning geweigerd.Daarnaast en aanvullend wordt de wettelijke grondslag gegeven op basis waarvan de burgemeester nadere beleidsregels kan stellen om de toepassing van de vrijstellingsregeling naar de praktijk te vertalen (vierde lid). Op grond daarvan kan hij zowel voor openbare inrichtingen als terrassen algemene regels stellen om zo uitvoering te geven aan de kaders in het Drank- en horecabeleid.Artikel 2.3.1.4 SluitingstijdenDe oude redactie is vervangen door een geheel nieuwe conform VNG-model en voldoet aan de Dienstenrichtlijn.Reden: Gelet op de dereguleringsdoelen is hier een modernere en meer duidelijke formulering opgenomen, conform de modelverordening van de VNG. Het oude verbod met een attributie aan de burgemeester om via een vergunningvoorschrift andere sluitingstijden (ruimer of beperkter) vast te stellen, voldeed niet in de praktijk. Omdat er geen exploitatievergunningen werden verstrekt in Zederik was de oude bepaling een dode letter. Nu wordt er losgekoppeld van de vergunning door imperatief te bepalen op welke tijden horeca-inrichtingen en terrassen gesloten moeten zijn. Daar-naast is een verbod geformuleerd waarop anders dan op die tijden een terras geopend mag zijn en/of bezoekers toegelaten mogen worden. Verder kan met de nieuwe bepaling de burgemeester via een ontheffing reguleren/afwijken, hetgeen meer aansluit bij de wens en behoefte en noodzaak van de praktijk.Artikel 2.3.1.5 Afwijkende sluitingstijdenDe oude redactie is vervangen door een geheel nieuwe conform VNG-model, zodat voldaan wordt aan de Dienstenrichtlijn.Reden: Door de aanpassing van de vorige artikelen is de oude uitgebreide regeling niet langer nodig, noch gewenst. De nadere uitwerking van de nieuwe bepalingen kunnen verder gestalte krijgen in beleidsregels, waartoe elders in de Apv de grondslag gelegd is. Artikel 2.3.1.9 Weigeringsgronden exploitatievergunningHier wordt in het eerste lid een referentie gedaan aan de algemene weigeringsgronden in de Apv. daarnaast worden in lid 6 enkele artikelnummers aangepast .Reden: Deze wijziging betreft formele juridisch-technische aanpassingen.Artikel 4.1.1 BegripsomschrijvingenEr worden in dit artikel nieuwe begrippen gedefinieerd en er wordt de naam van aangepaste regelgeving veranderd.Reden: Dit is een technische aanpassing waardoor de Apv bepalingen voldoen aan en overeenstemmen met het Activiteitenbesluit van de Wet milieubeheer.Artikel 4.1.2 Aanwijzing collectieve festiviteitenHet gehele artikel is vervangen door een nieuwe redactie.Reden: Dit is een technische aanpassing die noodzakelijk is om de Apv aan het Activiteitenbesluit te laten voldoen.Artikel 4.1.3 Kennisgeving incidentele festiviteitenHet gehele artikel is vervangen door een nieuwe redactie.Reden: Dit is een technische aanpassing die noodzakelijk is om de Apv aan het Activiteitenbesluit te laten voldoen. Artikel 4.1.4 Verboden incidentele festiviteitenHet gehele artikel is vervallen.Reden: De bepalingen worden nu in het Activiteitenbesluit geregeld en zijn ook verwerkt in artikel 4.1.3. Het betreft een technische aanpassing die noodzakelijk is om de Apv aan het Activiteitenbesluit te laten voldoen.Artikel 4.1.5 Onversterkte muziekHet gehele artikel is nieuw en regelt de geluidsnormen bij het ten gehore brengen van “live”muziek in horeca-inrichtingen. Ook wordt daarbij bepaald welke uitzonderingen er gelden, bijvoorbeeld voor het oefenen van muziekkorpsen. Het betreft de noodzakelijke vertaling van bepalingen in het Activiteitenbesluit naar de Apv.Reden: Dit is een technische aanpassing die noodzakelijk is om de Apv aan het Activiteitenbesluit te laten voldoen. Artikel 4.1.6 Overige geluidshinderDit artikel is vernummerd. De verdere aanpassing betreft de correctie van artikelnummers.Reden: Het betreft aanpassing op grond van wijziging van landelijke wetten.Artikel 6.1 StrafbepalingIn het tweede lid worden artikelnummers gewijzigd. Het derde lid wordt als zodanig gemarkeerd.Reden: Het betreft administratief-technische wijzigingen en de correctie van lay-out.Artikel 6.4 InwerkingtredingIn dit artikel is de bepaling aangepast aan de huidige procedure en termijnen van bekendmaking, welke anders is dan bij de vorige wijziging.Reden: Het gaat om een administratieve aanpassing welke voor zich spreekt.Artikel 6.6 CiteerartikelDe benaming waaronder de Apv aangehaald kan worden is aangepast.Reden: Het gaat om een administratieve aanpassing welke voor zich spreekt.