Organisatie | Heerenveen |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | BELEIDSREGELS MAATSCHAPPELIJKE ONDERSTEUNING GEMEENTE HEERENVEEN 2020 |
Citeertitel | Beleidsregels Wmo 2020 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | algemeen |
Eigen onderwerp | Beleidsregels Wmo gemeente Heerenveen 2020 |
Geen
hoofdstuk 2 van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2020 | Nieuwe regeling | 01-07-2019 |
Burgemeester en wethouders van de gemeente Heerenveen;
Overwegende, dat het in het belang van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 noodzakelijk wordt geacht om nadere regels te stellen ten aanzien van de uitvoering van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 en de Verordening Maatschappelijke Ondersteuning 2020 Gemeente Heerenveen (hierna: Verordening Wmo 2020).
gelet op het bepaalde in Hoofdstuk 2 Wet maatschappelijke ondersteuning 2015;
In deze beleidsregels wordt verstaan onder:
Algemene dagelijkse levensverrichtingen (adl): in en uit bed komen, aan- en uitkleden, bewegen, lopen, gaan zitten en weer opstaan, toiletbezoek, eten/drinken, medicijnen innemen, ontspanning en sociaal contact, douchebezoek en lichamelijke hygiëne voor inwoners met een zintuiglijke of verstandelijke beperking of psychiatrische problematiek (wordt in het verlengde gegeven van de overige benodigde ondersteuning).
Artikel 2 Verslag van het onderzoek
Indien het onderzoek langer dan zes weken duurt, stelt het college het afronden van het onderzoek en het nemen van een besluit uit met zoveel langer als nodig is om het onderzoek af te ronden. Het college stelt de cliënt zo snel mogelijk op de hoogte van het uitstel en vermeldt de verwachte datum waarop het onderzoek wel kan worden afgerond. Indien het college het onderzoek niet kan afronden omdat de cliënt gegevens niet tijdig overlegt of kan overleggen of niet (voldoende) meewerkt aan het onderzoek, legt het college een aanvultermijn op. Het uitstel betreft de toepassing van artikel 4:5, 4:14 en 4:15 Algemene wet bestuursrecht.
Het college vraagt een cliënt of zijn vertegenwoordiger die het verslag van het onderzoek niet terugstuurt eenmaal schriftelijk om het verslag alsnog binnen 10 werkdagen ondertekend en indien de cliënt dit wenst voorzien van verbeteringen of opmerkingen, retour te sturen. Het college kan op verzoek van de cliënt een langere termijn geven voor het retourneren van het verslag.
Artikel 6 Regels voor het persoonsgebonden budget
Wanneer een cliënt ondersteuning nodig heeft en deze in de vorm van een pgb wil ontvangen, beoordeelt het college vooraf of de cliënt aantoonbaar in staat is zijn belangen te behartigen en de verantwoordelijkheid voor het inkopen van diensten of zaken en het afsluiten van contracten te kunnen dragen. Het college acht een cliënt daartoe in ieder geval niet in staat wanneer:
De cliënt die naar het oordeel van het college niet in staat is een pgb te beheren, kan een derde belasten met het beheer van het pgb. Voorbeelden van een derde die het beheer van het pgb op zich neemt zijn: bewindvoerder, mentor, curator, gevolmachtigde, persoon uit het sociale netwerk van de cliënt.
Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op de beheerder van het pgb.
Een derde die cliënt ondersteunt bij het beheren van het pgb of het beheer overneemt, verricht niet tegelijkertijd werkzaamheden die uit het pgb betaald worden, met uitzondering van bloed- of aanverwanten in de eerste of tweede graad of de echtgenoot, samenlevingspartner of levensgezel van de cliënt.
Artikel 7 Betaling en controle van het pgb
De uitbetaling van het pgb gebeurt op grond van het trekkingsrecht (artikel 2.6.2 van de wet) door de Sociale Verzekeringsbank, tenzij het college voor eenmalige uitbetalingen anders overeenkomt. Zo ja, dan wordt het bedoelde pgb uitbetaald na ontvangst van de desbetreffende nota en zo veel mogelijk rechtstreeks aan de leverancier betaald.
Het college hanteert een jaarlijks vrij besteedbaar bedrag van € 250,- per maatwerkvoorziening voor Ondersteuning bij een gestructureerd huishouden, ondersteuning bij zelfredzaamheid en participatie en maatwerkvoorziening op grond van de Jeugdwet voor zover aanwezig, waarover de cliënt geen verantwoording hoeft af te leggen.
Artikel 8 Periodieke heroverweging
Het college onderzoekt periodiek op grond van artikel 2.3.9 van de wet of er aanleiding is een beslissing te heroverwegen. Zo nodig voert het college opnieuw een onderzoek uit zoals bepaald in artikel 2.3.2 van de wet en in artikel 6 van de Verordening Wmo 2020.
Artikel 11 In aanmerking te nemen kosten voor een woningaanpassing
Het college neemt de volgende kosten in aanmerking bij de vaststelling van de maatwerkvoorziening voor een woningaanpassing:
Het architectenhonorarium tot ten hoogste 10% van de aanneemsom met dien verstande dat dit niet hoger is dan het maximale honorarium als bepaald in SR 1997 van de BNA. Alleen in die gevallen dat het noodzakelijk is dat een architect voor de woningaanpassing moet worden ingeschakeld worden deze kosten in aanmerking genomen. Het betreft dan veelal de ingrijpender woningaanpassingen;
Artikel 14 Verhuis- en inrichtingskosten
Het college verstrekt een financiële tegemoetkoming voor verhuis- en inrichtingskosten bij een plotseling ontstane noodzaak voor verhuizing, veroorzaakt door ziekte, plotselinge aandoening of onverwachte invaliditeit. Het college betrekt bij het bepalen van de plotseling ontstane noodzaak in ieder geval de uitstelbaarheid van de verhuizing.
Artikel 16 Ondersteuning bij het voeren van een gestructureerd huishouden (OGH)
Het college verstrekt OGH aan cliënten die beperkingen ondervinden bij het schoon en leefbaar houden van hun huis en het voeren van regie over hun huishouding, en die, indien van toepassing en daaruit voortvloeiend, toezicht nodig hebben bij het uitvoeren van de algemene dagelijkse levensverrichtingen (adl).
Artikel 17 Kortdurende schoonmaakondersteuning (spoedhulp)
De voorziening Kortdurende schoonmaakondersteuning (spoedhulp) bestaat uit maximaal 3 uren per week schoonmaakondersteuning voor de duur van maximaal 3 maanden wanneer:
Artikel 18 Vervoersvoorziening
Het college verstrekt een vervoersvoorziening aan cliënten met een beperkte of zeer beperkte mobiliteit die een substantiële vervoersbehoefte hebben.
Artikel 20 Vervoersvoorziening
Het college verstrekt één vervoersvoorziening op basis van de goedkoopst adequate vervoersvoorziening. Bij een cliënt met een zeer beperkte mobiliteit kan het college naast de taxipas of andere voorziening een aanvullende vervoersvoorziening voor korte afstanden verstrekken, zoals een scootmobiel of een driewielfiets.
Het college hanteert het primaat van collectief, deur-tot-deur vervoer (hierna te noemen: de taxipas) dat is gericht op het vervoer van personen met een beperking. Het college verstrekt pas een andere vervoersvoorziening in verband met beperkte mobiliteit dan de taxipas wanneer de cliënt om medische redenen geen gebruik kan maken van de collectief vervoer.
Het college onderzoekt of de cliënt zich door beperkingen bij het lopen dagelijks grotendeels en langdurig zittend moet verplaatsen. Wanneer dit het geval is, kan het college afzien van een onderzoek naar de mogelijkheden van de cliënt om in deze beperkingen te voorzien door eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg, met ondersteuning uit het eigen sociaal netwerk, met een algemene of algemeen gebruikelijke voorziening.
Artikel 24 Maatwerkvoorziening voor ondersteuning bij zelfredzaamheid en participatie
Het college verstrekt een maatwerkvoorziening voor ondersteuning bij de zelfredzaamheid en participatie aan cliënten die beperkingen ondervinden in de algemene dagelijkse levensverrichtingen (adl), het voeren van een gestructureerd huishouden anders dan in het kader van artikel 19 wordt bedoeld, of het ontmoeten van mensen, het onderhouden van contacten en deelnemen aan zinvolle maatschappelijke activiteiten en met toepassing van de bepalingen in de wet en de Verordening Wmo 2020.
Artikel 25 Thuisondersteuning basis en intensief
Het college biedt thuisondersteuning aan in twee intensiteiten, basis en intensief.
Intensiteit intensief is van toepassing op zware ondersteuning in de meest complexe situaties zoals in het geval van ernstige gedragsstoornissen, risicovolle instabiele ziektebeelden en multi-probleem situaties en is gericht op zo mogelijk activering en waar nodig stabilisatie en handhaving, inclusief zo nodig intensief toezicht op het functioneren van de cliënt.
Het college biedt dagbesteding aan in twee intensiteiten, basis en intensief.
Intensiteit basis is van toepassing op lichte en middelzware ondersteuning bij het aanbrengen van structuur c.q. het uitvoeren van regie en/of het ondersteunen bij praktische vaardigheden/handelingen, en kan bestaan uit begeleiding bij door- en uitstroom naar reguliere maatschappelijke voorzieningen t.b.v. participatie, training/coaching t.b.v. bijvoorbeeld verhoging belastbaarheid, waardoor aan uitstroom (naar bijvoorbeeld een re-integratietraject) kan worden gewerkt.
Intensiteit intensief is van toepassing op zware ondersteuning in de meest complexe situaties zoals in het geval van ernstige gedragsstoornissen, risicovolle instabiele ziektebeelden en multi-probleem situaties en is gericht op het bieden van dagopvang met dagprogramma voor dagstructurering en (intensieve) ondersteuning en toezicht.
Het college biedt dagondersteuning langdurig aan voor cliënten met een langdurige of chronische stoornis en daarmee samenhangende beperkingen, gericht op educatie en/of (vrijblijvende) arbeidsmatige (maken van producten en leveren van diensten zonder of met beperkte productie-eisen) activiteiten voor cliënten die zonder dagondersteuning niet maatschappelijk kunnen participeren.
Artikel 28 Beschermd Wonen en opvang
Voor een cliënt met psychische of psychosociale problemen of voor een inwoner die, al dan niet in verband met risico’s voor hun veiligheid als gevolg van huiselijk geweld, de thuissituatie hebben verlaten, voorziet het college in de behoefte aan beschermd wonen en maatschappelijke opvang en vrouwenopvang.
Artikel 29 Herziening of intrekking
Het college kan het besluit tot verstrekking van de maatwerkvoorziening of het pgb intrekken of herzien wanneer degene die de maatwerkvoorziening of het pgb ontvangt:
Indien het besluit tot intrekken of herzien is genomen op grond van artikel 34 onder e tot en met h, dan kan het college de geldswaarde van de verstrekte voorziening of het pgb vorderen. De hoogte van de vordering is afhankelijk van de waarde van de verstrekking ten tijde van de genoemde gedragingen. Bijvoorbeeld: op het moment dat een bepaalde wijziging niet is doorgegeven waardoor de voorziening langer is verstrekt dan noodzakelijk, geldt de geldswaarde op het moment dat de voorziening niet meer nodig was.
Burgemeester en wethouders van Heerenveen.
De gemeentesecretaris,
de heer J. vanLeeuwestijn
De burgemeester,
de heer T.J. van derZwan
Bijlage 1 Nadere uitwerking begrip gebruikelijke hulp
Begripsbepaling gebruikelijke hulp Wmo 2015: hulp die naar algemeen aanvaarde opvattingen in redelijkheid mag worden verwacht van de echtgenoot, ouders, inwonende kinderen of andere huisgenoten.
Mantelzorg: hulp ten behoeve van zelfredzaamheid, participatie, beschermd wonen, opvang, jeugdhulp, het opvoeden en opgroeien van jeugdigen en zorg en overige diensten als bedoeld in de Zorgverzekeringswet, die rechtstreeks voortvloeit uit een tussen personen bestaande sociale relatie en die niet wordt verleend in het kader van een hulpverlenend beroep
Wanneer gebruikelijke hulp aanwezig is, wordt geen maatwerkvoorziening verstrekt.
In het kader van de schoonmaakhulp (voorheen HH1) wordt gebruikelijke hulp als volgt toegepast. Personen die gebruikelijke hulp verlenen nemen de schoonmaakwerkzaamheden over van degene uit de leefeenheid die ze zelf niet uit kan voeren.
Gebruikelijke hulp mag verwacht worden van mensen die behoren tot de leefeenheid van de cliënt. Het begrip leefeenheid wordt hier niet nader ingevuld. Duidelijk is wel wie er niet tot de leefeenheid behoren:
Voor personen uit categorie 2 en 3 dient een commercieel huurcontract of kostgangerovereenkomst aanwezig te zijn.
Wie leveren gebruikelijke hulp?
Alle huisgenoten die een woning met elkaar delen en tot de leefeenheid behoren, met uitzondering van kinderen jonger dan 5 jaar.
Hoeveel gebruikelijke hulp kunnen jongere huisgenoten leveren?
Huisgenoten van 18 tot en met 22 jaar worden in staat geacht een eenpersoonshuishouden te kunnen voeren en kunnen de volgende werkzaamheden overnemen: schoonhouden van sanitaire ruimte, keuken en één kamer, de was doen, boodschappen doen, maaltijd verzorgen, afwassen en opruimen, zo nodig jongere huisgenoten opvangen en/of verzorgen.
Huisgenoten van 13 tot en met 17 jaar kunnen geen werkzaamheden overnemen maar wel helpen bij lichte huishoudelijke werkzaamheden (bv. opruimen, tafeldekken/afruimen, afwassen/afdrogen, een boodschap doen, kleding in de wasmand gooien) en hun eigen kamer op orde houden (rommel opruimen, stofzuigen en bed verschonen).
Huisgenoten van 5 tot en met 12 jaar kunnen naar eigen mogelijkheden helpen bij lichte huishoudelijke werkzaamheden (bv. opruimen, tafeldekken/afruimen, afwassen/afdrogen, een boodschap doen en kleding in de wasmand gooien).
Volledige overname van schoonmaakwerkzaamheden
Huisgenoten van 23 jaar en ouder worden in staat geacht een meerpersoonshuishouden te kunnen voeren en kunnen alle werkzaamheden over te nemen. Mogelijk zijn deze huisgenoten dit niet gewend of menen dit niet te kunnen. Dat is geen reden om gebruikelijke hulp niet toe te passen. Indien nodig kan hiervoor tijdelijk ondersteuning bij een gestructureerd huishouden ingezet worden om de werkzaamheden aan te leren.
Ouders hebben een zorgplicht voor hun kinderen. Wanneer een van de ouders uitvalt, moet de andere ouder de zorg overnemen. Zij kunnen hierbij gebruik maken van de mogelijkheden van zorgverlof, mantelzorg of andere voorzieningen. Ook als ouders gescheiden zijn of niet meer samenwonen, vervalt de zorgplicht niet. Het kan wel zo zijn dat er door de rechtbank afspraken zijn vastgelegd en daarmee moet rekening gehouden worden. Wanneer er sprake is van langdurige noodzaak tot het overnemen van werkzaamheden kan de zorg voor jonge kinderen in de knel komen. In tegenstelling tot schoonmaakwerkzaamheden is er bij de verzorging van jonge kinderen sprake van zorg die niet uitgesteld kan worden tot de gezonde partner thuiskomt uit zijn of haar werk. Een voorbeeld is het voeden of verschonen van een baby. In zulke gevallen kan gebruikelijke hulp mogelijk niet geheel verleend worden, en als er ook geen andere mogelijkheden zijn, dan kan de gemeente hiervoor een maatwerkvoorziening verstrekken. Deze voorziening is echter geen onderdeel van schoonmaakhulp en zal altijd in het kader van ondersteuning bij een gestructureerd huishouden verstrekt worden.
Afwezigheid in verband met werk of studie
In het algemeen geldt het hebben van een volledige baan of een volgen van een voltijds studie niet als een omstandigheid die het onmogelijk maakt om gebruikelijke hulp te verlenen. Iemand met een volledige baan wordt geacht een huishouden te kunnen voeren. Ook als het een baan is met lange werkweken of veel reistijd. Alleen als een huisgenoot lange tijd van huis is omdat hij of zij bijvoorbeeld internationaal chauffeur is, in de offshore werkt of bij de marine zit. Het gaat te ver om van deze mensen te vragen hun baan op te zeggen om gebruikelijke hulp te kunnen verlenen.
Indien de huisgenoot zelf door beperkingen niet (geheel) in staat is tot het uitvoeren van schoonmaakwerkzaamheden, kan hij of zij ook geen gebruikelijke hulp verlenen. Zo nodig moet hiervoor nader onderzoek gedaan worden naar de aard van de beperkingen.
Mogelijk is er naast het overnemen van de schoonmaakwerkzaamheden ook sprake van andere verzorging door huisgenoten waardoor de huisgenoot overbelast dreigt te raken.
Dit kan het geval zijn in de volgende situaties:
Op het gebied van vervoer is tot nu toe niet eerder uitgewerkt wat gebruikelijke hulp is.
Ook hier geldt dat van huisgenoten verwacht wordt dat zij elkaar daarin ondersteunen. Van jongere huisgenoten van 16 tot 18 jaar kan ten opzichte van het vervoer van een oudere huisgenoot (cliënt) verwacht worden dat zij helpen bij het plannen van reizen met et openbaar vervoer of het kopen van vervoersbewijzen. Ook kunnen zij een oudere huisgenoot incidenteel begeleiden bij het reizen met het openbaar vervoer voor zover dit mogelijk is in verband met studie. Ook kunnen zij jongere huisgenoten begeleiden bij het reizen met openbaar vervoer of bij het fietsen, voor zover dit mogelijk is in verband met studie. Van echtgenoten of partners mag verwacht worden dat zij de cliënt zo nodig begeleiden bij vervoer.
Bijlage 2 Normtijden schoonmaakhulp/ondersteuning bij het voeren van een gestructureerd huishouden
De normtijden zijn gebaseerd op de Richtlijn indicatie Hulp bij het Huishouden 2011 van MO-zaak.
Boodschappen doen bestaat uit:
Boodschappen halen en boodschappen opruimen.
Het opstellen van een boodschappenlijst kan de cliënt in beginsel zelf doen, wanneer er geen sprake is van gebrek aan regie op het huishouden. Is dit wel het geval dan is er geen sprake van eenvoudige schoonmaakhulp, maar van ondersteuning bij het voeren van een gestructureerd huishouden.
Gezin van meer dan 4 personen: 60 minuten
Aanwezigheid van kinderen jonger dan 12 jaar: 60 minuten
Dichtstbijzijnde supermarkt is verder dan 2 kilometer: 30 minuten
Keuzes van de cliënt die resulteren in meer benodigde tijd voor boodschappen, bijvoorbeeld om niet in de dichtstbijzijnde supermarkt boodschappen te willen halen of een voorkeur voor speciaal voedsel, zijn geen verhogingsfactor. Alleen bij medische noodzaak wordt hiermee rekening gehouden.
Bereiden van de broodmaaltijd bestaat uit:
Broodmaaltijd bereiden (smeren)
Broodmaaltijd klaarzetten, tafel dekken
Afwassen of in/uitruimen vaatwasmachine
Normtijd: 15 minuten, maximaal 2x per dag
Aanwezigheid van kinderen jonger dan 12 jaar: 20 minuten
Bereiden van de warme maaltijd bestaat uit:
Warme maaltijd bereiden; koken of opwarmen
Warme maaltijd klaarzetten, tafel dekken
Afwassen of in/uitruimen vaatwasmachine
Aanwezigheid van kinderen jonger dan 12 jaar: 20 minuten per maaltijd
Licht huishoudelijk werk bestaat uit:
Afwassen (niet als onderdeel van de maaltijdbereiding)
Eenpersoonshuishouden: 60 minuten per week
Meerpersoonshuishouden: 90 minuten per week
Aanwezigheid van kinderen jonger dan 12 jaar: 20 minuten
Psychogeriatrische problematiek/ gedragsproblematiek: 30 minuten (dit is alleen aan de orde bij ondersteuning bij een gestructureerde huishouding)
Allergie of aandoening aan de luchtwegen in een gesaneerde woning: 30 minuten
Eveneens toekenning van ondersteuning bij maaltijdbereiding: tijd voor afwassen niet dubbel meetellen, en cliënt kan mogelijk zelf voorspoelen.
Zwaar huishoudelijk werk bestaat uit:
Schrobben, dweilen, soppen van sanitair en keuken
Eenpersoonshuishouden, maximaal 2 kamers: 90 minuten
Eenpersoonshuishouden, 3 of meer kamers: 180 minuten
Meerpersoonshuishouden: 180 minuten
Aanwezigheid van kinderen jonger dan 12 jaar: 30 minuten tot een maximum van 90 min)
Psychogeriatrische problematiek/gedragsproblematiek: 30 minuten (dit is alleen aan de orde bij ondersteuning bij een gestructureerde huishouding)
Allergie of aandoening aan de luchtwegen in een gesaneerde woning: 60 minuten
Meer vervuiling als gevolg van beperkingen, niet door de leefwijze: 60 minuten
Wasgoed sorteren en wassen in de wasmachine
Eenpersoonshuishouden: 60 minuten
Meerpersoonshuishouden: 90 minuten
Aanwezigheid van kinderen jonger dan 16 jaar: 30 minuten per kind
Bedlegerige cliënten: 30 minuten
Extra bewassing i.v.m. overmatige transpiratie, incontinentie, speekselverlies etc.: 30 minuten
Medische noodzaak voor het strijken van onderkleding of beddengoed: individueel bepaald
7. Verzorging en/of tijdelijke opvang van kinderen
(Onderdeel van de ondersteuning bij het voeren van een gestructureerd huishouden)
Verzorging en/of tijdelijke opvang van kinderen bestaat uit:
Naar bed brengen/uit bed halen: 10 minuten per keer per kind
Wassen en kleden: 30 minuten per dag per kind
Eten en/of drinken geven: 20 minuten per broodmaaltijd, 25 minuten per warme maaltijd
Babyvoeding: flesje/borstvoeding: 20 minuten per keer per kind
Luier verschonen: 10 minuten per keer per kind
Naar school/kinderopvang brengen/halen: 15 minuten per keer per gezin
Indien opvang noodzakelijk is: tot 40 uur per week
In de meeste gevallen zal opvang van deze omvang tijdelijk zijn in afwachting van een definitieve regeling bijvoorbeeld in het kader van sociaal medische kinderopvang, of een eigen regeling door de ouder(s).
8. Dagelijkse organisatie van het huishouden
(Onderdeel van de ondersteuning bij het voeren van een gestructureerd huishouden)
Dagelijkse organisatie van het huishouden bestaat uit:
Organisatie van huishoudelijke activiteiten
Plannen en beheren van middelen m.b.t. het huishouden
Aanwezigheid van kinderen jonger dan 16 jaar: 30 minuten
Psychogeriatrische problematiek/gedragsproblematiek: 30 minuten
Communicatieproblemen als gevolg van beperkingen, niet door een taalbarrière: 30 minuten
9. Hulp bij ontregelde huishouding in verband met psychische stoornissen
Voor zover niet vallend onder Thuisondersteuning
Hulp bij ontregelde huishouding in verband met psychische stoornissen bestaat uit:
Formuleren doelen/bijstellen doelen MBD het huishouden
Helpen handhaven/verkrijgen/herkrijgen van de structuur in het huishouden
Helpen handhaven/vergroten van zelfredzaamheid MBD het budget
10. Advies, instructie en voorlichting (gericht op het huishouden)
Voor zover niet vallend onder Thuisondersteuning
Hulp bij ontregelde huishouding in verband met psychische stoornissen bestaat uit:
Instructie omgaan met (technische) hulpmiddelen
Instructie huishoudelijke taken; boodschappen doen, maaltijd bereiden, het licht huishoudelijk werk, het zwaar huishoudelijk werk, de wasverzorging en de dagelijkse organisatie van het huishouden
Normtijd: 30 minuten per activiteit, maximaal 90 minuten per week
In de normtijd is niet het overnemen van de taken inbegrepen.
Bijlage 3 Offerte woningaanpassing
De gemeente levert een plan van eisen voor de woningaanpassing.
De algemene uitgangspunten voor het uitbrengen van een offerte zijn:
In het plan van eisen staat omschreven welke aanpassing dient plaats te vinden.
In ieder geval dient de aannemer te specificeren voor zover relevant, de eventuele kosten van:
Eventuele stelposten dienen duidelijk vermeld te worden.
Eventuele levertijden voor materialen dien vermeld te worden.
De offerte bevat een totaalprijs voor de realiseren aanpassing.
De totaalprijs dient inclusief btw te zijn waarbij gerekend is met de juiste Btw-tarieven.
Bijlage 4 Vervoersbehoefte minderjarigen
De vervoersbehoefte van kinderen zal in beginsel anders zijn dan die van volwassenen.
Ook en speciaal voor kinderen zal de vervoersbehoefte altijd individueel vastgesteld moeten worden.
Ook kinderen met een handicap dienen zo veel mogelijk zelfredzaam te zijn en te participeren in de maatschappij zo veel mogelijk zoals hun leeftijdgenoten dat ook kunnen. Een vervoermiddel kan daarbij een belangrijk hulpmiddel zijn.
Het collectief taxivervoer zal meestal niet (geheel) voorzien in de beperkingen van minderjarigen bij zelfredzaamheid en participatie. De meeste leeftijdgenoten zonder beperkingen zullen eerder gebruik maken van een fiets om contacten met leeftijdgenoten te onderhouden, naar school te gaan, naar (sport)clubs te gaan enzovoort. Voor kinderen met beperkingen geldt daarom niet dat de taxipas in principe de goedkoopst adequate voorziening is. De goedkoopst adequate voorziening wordt bij het onderzoek onder andere bepaald aan de hand van de vervoersbehoefte, de leeftijd van het kind, zijn beperkingen en de noodzaak van ondersteuning.
Algemene uitgangspunten m.b.t. vervoersbehoefte bij kinderen:
Kinderen jonger dan 5 jaar hebben in beginsel geen beperking bij vervoer. Ouders kunnen hun kind meenemen dat daar een aparte voorziening voor nodig is. Voor deze leeftijdsgroep lijken de vervoersproblemen, voor zover ze betrekking hebben op begeleiding of gesloten vervoer, niet zodanig afwijkend van de vervoersproblemen van niet-gehandicapte leeftijdsgenoten dat er aanleiding is voor een individuele voorziening.
Kinderen van 5 tot en met 11 jaar hebben over het algemeen geen zelfstandige verplaatsingsbehoefte; deze worden bijna steeds bij het verplaatsen begeleid door de ouders.
Toch kan er ook bij deze kinderen al sprake zijn van wezenlijke sociale contacten en kan een individuele voorziening nodig zijn om hun te helpen bij beperkingen in de zelfredzaamheid en participatie. Een kind van 10 of 11 gaat in de regel zelfstandig naar school en zoekt zelfstandig leeftijdgenoten op. Dit hoort bij het normale gedragspatroon van kinderen, en zo mogelijk ook van gehandicapte kinderen. Een individuele voorziening kan nodig zijn om kinderen daartoe in staat te stellen.
Kinderen van 12 tot 15 jaar hebben een al enigszins ontwikkelde individuele vervoersbehoefte. Verplaatsingen vinden in de regel zelfstandig plaats zonder begeleiding van ouders. Dit geldt ook voor schoolbezoek. Een vervoermiddel kan een belangrijk hulpmiddel zijn om zelfredzaamheid en participatie te bevorderen.