Organisatie | Barneveld |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Huisvestingsverordening 2019-2023 gemeente Barneveld |
Citeertitel | Huisvestingsverordening 2019-2023 gemeente Barneveld |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | volkshuisvesting en woningbouw |
Eigen onderwerp |
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
14-07-2023 | 01-07-2023 | artikel 42, toelichting | 05-07-2023 | 2803 | |
17-07-2019 | 01-07-2019 | 14-07-2023 | Nieuwe regeling | 10-07-2019 | 1111168 |
HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN
In de verordening wordt verstaan onder:
HOOFDSTUK 2. DE VERGUNNINGPLICHTIGE VOORRAAD
Artikel 2. Aanwijzing vergunningplichtige woonruimte
De volgende categorie goedkope woonruimten mag enkel voor bewoning in gebruik worden gegeven als daarvoor een huisvestingsvergunning is verleend:
Zelfstandige woonruimten in eigendom van toegelaten instellingen met een huurprijs beneden de huurliberalisatiegrens zoals verwoord in de MG-Circulaire.
Artikel 3. Criteria voor verlening huisvestingsvergunning
Onverminderd het bepaalde in artikel 10, tweede lid, van de wet, komen voor een huisvestigingsvergunning huishoudens in aanmerking die aan de volgende voorwaarden voldoen:
HOOFDSTUK 3. WOONRUIMTEVERDELING
Artikel 5. Inschrijfsysteem van woningzoekenden
Een woningzoekende kan binnen één jaar maximaal twee maal een aangeboden woning weigeren. Onder weigeren wordt verstaan het niet accepteren van een aanbod van de woning waarvoor woningzoekende, door middel van reageren, blijk heeft gegeven van zijn belangstelling en redelijkerwijs als passend kan worden beschouwd. Indien een woningzoekende het maximum aantal weigeringen heeft bereikt wordt de volgende mogelijkheid om te reageren met 6 maanden opgeschort.
Artikel 7. Voorrang bij woonruimte van een bepaalde prijs
Bij de toewijzing van woonruimte van een bepaalde huurprijs hanteert de toegelaten instelling de wet- en regelgeving zoals die door het Rijk in dezen wordt opgelegd en jaarlijks geïndexeerd met bijpassende huur-inkomenstabel uit de MG-circulaire.
Artikel 8. Voorrang bij woonruimte van een bepaalde aard
Woningen waaraan voorzieningen zijn getroffen op grond van de Wmo met een hogere waarde dan € 15.000 worden niet eerder opnieuw verhuurd dan nadat de toegelaten instelling het vrijkomen van de woning heeft gemeld bij de gemeente en de gemeente heeft verklaard er geen bezwaar tegen te hebben dat de woning via de gebruikelijke wijze (via het digitale platform ‘Huiswaarts.nu) opnieuw aangeboden wordt voor verhuur.
Artikel 13. Regionale voorrang bij economische of maatschappelijke binding
Van de in artikel 2 aangewezen categorieën woonruimte kan maximaal 50% van het aanbod met voorrang worden toegewezen aan woningzoekenden die economisch of maatschappelijk gebonden zijn aan de regio FoodValley.
Artikel 16. Vruchteloze aanbieding
In overeenstemming met artikel 17 van de wet wordt in afwijking van het in artikel 12 van deze verordening bepaalde de huisvestingsvergunning verleend als de woonruimte door de eigenaar overeenkomstig de in het tweede en derde lid weergegeven procedure gedurende 1 week vruchteloos is aangeboden aan de woningzoekenden die ingevolge artikel 3 voor die woonruimte in aanmerking komen.
Zorgwoningen van toegelaten instellingen (niet opgenomen in bijlage 1) waar zorg complexgewijs wordt verstrekt, worden via de experimentbepaling verhuurd. Het in gebruik geven van deze woonruimten staat ten dienste van een rechtvaardige, doelmatige, evenwichtige en transparante verdeling van woonruimte en is niet in strijd met de Wet.
Artikel 19. Woonurgentiecategorieën
Artikel 21. Beslistermijn aanvraag
Het college beslist op een aanvraag binnen 8 weken na ontvangst daarvan.
Artikel 25. Aanvullende bepalingen urgentiecategorie artikel 19 lid 1 onder a (verblijf in een tijdelijke opvangvoorziening)
Artikel 27. Aanvullende bepalingen urgentiecategorie artikel 19 lid 2 onder a (vergunninghouders)
Artikel 29. Aanvullende bepalingen urgentiecategorie artikel 19 lid 2 onder c (financiële urgentie)
Er is sprake van een financiële urgentie in het geval de aanvrager aantoonbaar:
Artikel 30a. Aanvullende bepalingen bij relatie beëindiging indien de huidige woonsituatie een huurwoning betreft
In geval van co-ouderschap/ gedeelde zorg voor één of meer minderjarige kinderen, kan slechts één partij in aanmerking komen voor urgentie: wordt de huurwoning volledig overgenomen door de ex-partner dan wordt er geen urgentie afgegeven. Er is voor één of meer kinderen dan een plek beschikbaar bij één van de ouders. De ouder die de woning dient te verlaten, zal dan zelfstandig in huisvesting moeten voorzien
Artikel 30b. Aanvullende bepalingen bij relatie beëindiging indien de huidige woonsituatie een koopwoning betreft
Artikel 33. Inkomen en vermogen
Er geldt geen inkomens- en vermogensgrens voor de aanvraag van een urgentie.
Artikel 34. Procedure toewijzing woonruimte
Indien binnen 6 maanden geen woning is toegewezen die aan het zoekprofiel voldoet, of wanneer na 3 maanden al voorzienbaar is dat dit niet zal lukken, vindt overleg plaats tussen de aanvrager, de toegelaten instelling en het college om te komen tot een voorlopige oplossing dan wel dat gekozen wordt voor verlenging van de urgentie.
HOOFDSTUK 5. WIJZIGINGEN IN DE WOONRUIMTEVOORRAAD
Artikel 36. Aanwijzing vergunningplichtige woonruimte
Het verbod als bedoeld in artikel 21 van de wet, eerste volzin onder c (omzetting van zelfstandige woonruimte in onzelfstandige woonruimte(n)) en d (opdeling van een woonruimte in twee of meer woonruimten, ofwel splitsing) is van toepassing op alle gebouwen met een WOZ-waarde lager dan € 300.000 (prijspeil 2019) die woonruimten bevatten en die zijn gelegen in het buitengebied van de gemeente Barneveld.
Artikel 38. Voorwaarden en voorschriften voor splitsing of omzetting naar onzelfstandige woonruimten
Voor wat betreft onzelfstandige huisvesting ten behoeve van arbeidsmigranten wordt in beginsel aansluiting gezocht bij de normeringen van Stichting Normering Flexwonen, waarbij per persoon minimaal 12 m2 gebruiksoppervlakte (gbo) voor woon- en slaapkamer gewenst is, waarvan tenminste 3,5 m2 gbo ten behoeve van slapen.
In deze artikelsgewijze toelichting worden alleen die bepalingen behandeld, die om extra uitleg vragen.
HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN
Voor de definities is zoveel mogelijk aangesloten bij de in de Huisvestingswet en Huisvestingsverordening genoemde begrippen. De in Barneveld werkzame toegelaten instellingen zijn gemandateerd om de Huisvestingsverordening uit te voeren.
HOOFDSTUK 2. DE VERGUNNINGPLICHTIGE VOORRAAD
Artikel 2. Aanwijzing vergunningplichtige woonruimte
Deze bepaling is een uitwerking van artikel 7 van de wet, waarin is bepaald dat de gemeenteraad in de huisvestingsverordening categorieën goedkope woonruimte kan aanwijzen die niet voor bewoning in gebruik mogen worden genomen of gegeven als daarvoor geen huisvestingsvergunning is verleend.
In het eerste lid is aangegeven tot welke huurprijsgrens de huisvestingsvergunning verplicht is en dat deze vergunningplicht alleen van toepassing is op woningen van toegelaten instellingen. Hiermee wordt de werking van de verordening beperkt tot dat specifieke deel van de woningmarkt waarop de schaarste en verdringing zich vooral voordoet.
De gemeente Barneveld heeft de keuze gemaakt om woonruimten met een huur boven de sociale huurliberalisatiegrens en/of woonruimte in eigendom van particuliere verhuurders (niet zijnde toegelaten instellingen) zonder vergunningplicht te verhuren. Deze keuze is gemaakt omdat er redenen kunnen zijn (bijvoorbeeld echtscheiding of verandering van baan) dat personen die met spoed in aanmerking willen komen voor woonruimte, niet voldoen aan de urgentiecriteria, maar op basis van inschrijftijd geruime tijd moeten wachten om in aanmerking te komen voor een huurwoning onder de huurprijsgrens. Daarnaast kan het vergunningplichtig stellen van de huurwoningen tot de liberalisatiegrens invloed hebben op de investeringsbeslissingen en de hoogte van de te hanteren huurprijzen van deze particuliere verhuurders.
In 2018 heeft de raad de verordening ‘Doelgroepen sociale woningbouw en middenhuur gemeente Barneveld’ vastgesteld. Via deze verordening worden bij nieuwe bouwplannen waarin deze categorieën aan de orde zijn, regels opgelegd met betrekking tot de minimale instandhoudingstermijn, maximale huur- en koopprijzen en beoogde doelgroepen (inkomensgroepen). Op deze wijze wordt dit deel van de woningvoorraad bestemd om schaarste aan betaalbare woningen terug te dringen.
Artikel 3. Criteria voor verlening huisvestingsvergunning
Deze bepaling is in de eerste plaats een uitwerking van artikel 9 van de wet waarin dwingend is bepaald dat als de gemeenteraad toepassing heeft gegeven aan artikel 7 van de wet, hij in de huisvestingsverordening de criteria vastlegt voor de verlening van huisvestingsvergunningen. De gemeenteraad is vrij in het vaststellen van die criteria. Deze bepaling is in de tweede plaats een uitwerking van artikel 10, eerste lid, van de wet waarin in het belang van de transparantie van het huisvestingsvergunningstelsel is bepaald dat de gemeenteraad in de huisvestingsverordening vastlegt welke categorieën woningzoekenden in aanmerking komen voor het verkrijgen van een huisvestingsvergunning.
In het tweede lid van artikel 10 van de wet is bepaald dat voor een huisvestingsvergunning slechts in aanmerking komen woningzoekenden die de Nederlandse nationaliteit bezitten of op grond van een wettelijke bepaling als Nederlander worden behandeld, of vreemdeling zijn en rechtmatig verblijf in Nederland hebben als bedoeld in artikel 8, onderdelen a tot en met e en l, van de Vreemdelingenwet 2000.
Woningzoekenden die niet aan deze wettelijke criteria voldoen komen in geen geval in aanmerking voor een huisvestingsvergunning.
De gemeente Barneveld sluit aan op de toewijzingsregels zoals die door het rijk worden opgelegd aan toegelaten instellingen en zijn verwoord in de MG-circulaire van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties.
Aanvullend aan de bepalingen in de wet eist de gemeente Barneveld dat iemand, om in aanmerking te komen voor woonruimte, meerderjarig moet zijn. Hiermee wordt aangesloten bij de in het verleden gemaakte keuzes in dezen.
Artikel 4. Aanvraag en inhoud huisvestingsvergunning
Deze bepaling is een uitwerking van artikel 19 van de wet. Daarin is bepaald dat Burgemeester en wethouders gebruik kunnen maken van de bevoegdheden krachtens artikel 15 van de wet (dit artikel is in deze verordening uitgewerkt door middel van artikel 2) door mandaat te verlenen aan eigenaren van woonruimte voor zover het die woonruimte betreft.
De gemeente Barneveld mandateert, door vaststelling van deze verordening, de vergunningverlening aan de toegelaten instellingen die werkzaam zijn in de gemeente Barneveld.
Het niet voldoen aan de voorwaarden zoals verwoord in deze verordening leidt tot het weigeren van een Huisvestingvergunning door het college. Een dergelijk besluit moet altijd schriftelijk kenbaar worden gemaakt. Tegen dit besluit kan binnen zes weken na dagtekening bezwaar worden gemaakt. De bepalingen van de Algemene wet bestuursrecht zijn op deze besluiten van toepassing.
Een bezwaarschrift wordt mondeling behandeld in een zitting van de bezwaarschriftencommissie gemeente Barneveld. Deze commissie geeft vervolgens een advies aan het college en die neemt vervolgens een beslissing.
Er kunnen privaatrechtelijk ook redenen zijn op basis waarvan een toegelaten instelling de keuze maakt een aanbieding van de woning in te trekken. Redenen kunnen zijn (niet uitputtend): het hebben van een huurschuld of het exploiteren van een hennepkwekerij in de vorige woning. Een dergelijke keuze vindt geen grondslag in de Huisvestingswet en staat dus niet open voor bezwaar en beroep. Wél staat een rechtsgang open naar een civiele rechter.
HOOFDSTUK 3. WOONRUIMTEVERDELING
Artikel 5. Inschrijfsysteem van woningzoekenden
Deze bepaling is gegrond op artikel 4, eerste lid, onder a, van de wet. Het hanteren van eenzelfde woonruimteverdeelsysteem bevordert de transparantie en vermindert de administratieve lasten voor de burger.
De gemeente Barneveld sluit met deze formulering aan op de huidige werkwijze van de toegelaten instellingen in Barneveld. Dit is de werkwijze zoals deze door vrijwel alle toegelaten instellingen in FoodValley-verband wordt gehanteerd.
Om te bewaken dat woningzoekenden (zonder verhuisplannen) niet ongelimiteerd op huurwoningen reageren, deze bezichtigen en vervolgens weigeren, wordt de spelregel geïntroduceerd dat deze woningzoekende op jaarbasis maximaal twee maal een woning mag weigeren en dat daarna de volgende mogelijkheid om te reageren met 6 maanden wordt opgeschort. Op deze wijze worden serieuze woningzoekenden eerder aan een woning geholpen en geeft dit een zuiverder beeld van de daadwerkelijke schaarste aan woningen.
Artikel 6. Aanbod van huurwoningen
Deze bepaling is een uitwerking van artikel 20 van de wet, waarin is bepaald dat de gemeenteraad regels kan stellen over de wijze van bekendmaking van de beschikbaarheid van vergunningplichtige woonruimte. Transparantie in het woningaanbod draagt voor woningzoekenden bij aan het gericht vinden van voor hen beschikbare woonruimte. Om behalve inschrijftijd aan een huurwoning te komen dient volgens artikel 6 lid b, jaarlijks circa 10% volgens het lotingmodel te worden aangeboden.
De toegelaten instelling kan binnen deze verdeling zelf kiezen welke woningen volgens het aanbodmodel worden aangeboden en welke volgens het lotingmodel. In de laatste categorie zal het vooral gaan om woningen voor woningzoekenden die snel een woning nodig hebben en niet in aanmerking komen voor urgentie. Het gaat in het lotingmodel dus niet om het aanbieden van de minst courante woningen, maar om woningen die de beste match hebben met de beoogde categorie woningzoekenden. De bandbreedte rond 10% ligt op 2%. Halfjaarlijks wordt gemonitord hoeveel woningen via het lotingmodel worden aangeboden, wat voor woningen dit zijn en aan welke doelgroepen ze worden verhuurd. Mocht verhuur binnen het gekozen systeem niet tot verhuur leiden, dan is de toegelaten instelling vrij in het kiezen van de methode om tot verhuring van de woning te komen.
Artikel 7. Voorrang bij woonruimte van een bepaalde prijs
Deze bepaling is een uitwerking van artikel 11 van de wet, waarin is bepaald dat de gemeenteraad in de huisvestingsverordening kan bepalen dat voor een of meer daarbij aangewezen categorieën woonruimte in verband met de prijs van die woonruimte voorrang wordt gegeven aan een daarbij aangewezen gedeelte van de, overeenkomstig artikel 10, eerste lid, van de wet (artikel 3 van de verordening), aangewezen categorieën woningzoekenden.
De gemeente Barneveld verwijst in dezen naar artikel 3 van deze verordening waar aansluiting wordt gezocht op de toewijzingsregels zoals die door het rijk worden opgelegd aan toegelaten instellingen en zijn verwoord in de MG-Circulaire.
Artikel 8. Voorrang bij woonruimte van een bepaalde aard
Deze bepaling is een uitwerking van artikel 11 van de wet, waarin is bepaald dat de gemeenteraad in de huisvestingsverordening kan bepalen dat voor een of meer daarbij aangewezen categorieën woonruimte in verband met de aard van die woonruimte bij het verlenen van huisvestingsvergunningen voorrang wordt gegeven aan een daarbij aangewezen gedeelte van de overeenkomstig artikel 10, eerste lid, van de wet (artikel 3 van de verordening) aangewezen categorieën woningzoekenden.
Deze bepaling heeft de gemeente Barneveld overgenomen uit de “Samenwerkingsovereenkomst
Inzake Woonvoorzieningen Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo2015)” die de gemeente Barneveld en de Woningstichting Barneveld hebben gesloten. Met het in werking treden van de Huisvestingwet 2014 is het voor gemeente niet toegestaan om afspraken te maken in convenanten of in andere overeenkomsten over de toewijzing van woningen. De gemeente Barneveld heeft deze bepaling opgenomen om efficiënt gebruik te kunnen maken van de beschikbaar financiële middelen in het kader van de Wmo 2015 (of wet- en regelgeving die hiervoor in de plaats komt). Hierbij is door de gemeente Barneveld een grens gesteld van € 15.000,-. Desbetreffende woonruimte wordt voor een periode van maximaal 6 maanden niet aangeboden via het aanbodmodel op het digitale platform Huiswaarts.nu. Indien er zich binnen genoemde periode een inwoner meldt met een indicatie voor een dergelijke woningaanpassing kan deze door middel van directe bemiddeling worden toegewezen. Als genoemde periode is verstreken wordt de woning aangeboden via het digitale platform Huiswaarts.nu.
Deze bepaling is overgenomen uit de “Samenwerkingsovereenkomst Inzake Woonvoorzieningen Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo 2015)”. Hierbij moet gedacht worden aan situaties waarbij de geïndiceerde persoon is overleden of is verhuisd naar een verpleeghuis en de niet geïndiceerde partner/echtgenoot/ouder(s) in de aangepaste woning achterblijft (de in deze regel genoemde voorbeelden zijn niet limitatief). Gezien de inbreuk die een dergelijke bepaling kan opleveren voor het woongenot van de huurder(s) zal deze bepaling uitsluitend worden ingezet als er sprake is van ‘dringend eigen gebruik’ door de gemeente Barneveld. De huurder die op grond van deze bepaling de woning moet verlaten, krijgt in overleg met de woning via directe bemiddeling een woning aangeboden en komt in aanmerking voor een wettelijke vergoeding.
Artikel 10. Voorrang bij woonruimte van een bepaalde omvang
Een toegelaten instelling kan bij woonruimte met vier kamers de aanvullende eis opnemen dat huishoudens van minimaal twee personen voorrang krijgen. Bij woonruimten met minimaal vijf kamers kan de eis worden gesteld dat huishoudens van minimaal vijf personen voorrang krijgen. Dit leidt tot een betere bezettingsgraad van de schaarse huurwoningvoorraad en doet recht aan de grootte van het huishouden in relatie tot de woonruimte.
Artikel 11. Woonzorginstellingen – beschermd wonen – woongroepen
In het voorjaar van 2019 heeft het college de update van de foto ‘samen voor Wonen Zorg en Welzijn vastgesteld. Dit rapport geeft een overzicht hoe o.a. het wonen, welzijn en zorg anno 2018 in Barneveld georganiseerd is voor ouderen, de volwassenen met een lichamelijke of verstandelijke beperking en/of volwassenen met een psychiatrische beperking. Ook is een beeld geschetst hoe vraag en aanbod zich tot 2023 (en verder) ontwikkelt. Een deel van dit ‘zorgvastgoed’ is eigendom van de toegelaten instellingen in Barneveld (i.c. Woningstichting Barneveld en Mooiland).
Woningstichting Barneveld en Mooiland heeft met deze zorginstellingen privaatrechtelijke afspraken gemaakt over de verhuur van dit vastgoed. Er zijn zorginstellingen die een eigen wachtlijst hebben waarvoor de toegelaten instellingen woningen leveren volgens afspraak, met inachtneming van (qua inkomen) passend toewijzen. Deze instellingen zijn opgenomen in de bijlage bij deze verordening en zijn niet gehouden aan het bepaalde in deze verordening. Jaarlijks zullen deze instellingen verantwoording moeten afleggen aan wie de vrijkomende woonruimten zijn verhuurd.
Daarnaast is er in Barneveld een woongroep (De Gaffel in Voorthuizen) die zelf nieuwe bewoners kan kiezen (coöptatie). Die wens wordt ingegeven door de keuze van de (toekomstige) bewoners om een bepaalde mate van verantwoordelijkheid op maatschappelijk gebied te nemen. De mate van verantwoordelijkheid overstijgt de gangbare keuzes die in dezen in het maatschappelijk verkeer worden gemaakt. Omdat het aanbieden van woonruimte via Huiswaarts.nu ertoe zou leiden dat het concept van dergelijke initiatief verloren zou gaan, wordt hiervoor een uitzondering gemaakt via de eerder genoemde lijst.
Met de Molukse vereniging Stichting Batu Tjapeu zijn afspraken gemaakt over het met voorrang toewijzen van een 50-tal huurwoningen aan huishoudens met een Molukse afkomst (omgeving Columbusstraat). De vrijkomende huurwoningen worden wel (gelabeld) via Huiswaarts.nu aangeboden. Ook hier wordt jaarlijks achteraf verslag van gedaan.
De lijst met complexen/woonruimten wordt in overleg met de toegelaten instelling in Barneveld geactualiseerd en ter kennisname aangeboden aan de gemeenteraad.
Artikel 12. Voorrang op basis van herstructurering
Een toegelaten instelling kan bij sloop of ingrijpende renovatie van een woning of complex van woningen besluiten om de zittende huurders een herstructureringsindicatie toe te kennen. De betreffende toegelaten instelling draagt zorg voor registratie van de betreffende woningzoekende als herstructureringskandidaat. De rangorde van herstructureringskandidaten onderling wordt bepaald door de woonduur herstructureringsindicatie (oudste datum gaat voor). De herstructureringsindicatie vervalt bij definitieve huisvesting van de betreffende herstructureringskandidaat. Dit geldt dus niet voor het huisvesten in een wisselwoning.
Herstructureringskandidaten zijn zelf verantwoordelijk voor het vinden van geschikte woonruimte via het digitale platform Huiswaarts.nu. Indien deze zoektocht niet tot gewenste resultaten leidt, kan de toegelaten instelling de keuze maken voor directe bemiddeling. Dit is ter beoordeling van de toegelaten instelling. Als de toegelaten instelling kan aantonen dat de woningzoekende onvoldoende initiatieven heeft ontplooid om via het digitale platform Huiswaart.nu vervangende woonruimte te zoeken en geen medewerking wil verlenen het tijdig verhuizen (door onterecht woningen te weigeren bij de actieve bemiddeling) staat de toegelaten instelling een gang naar de rechter vrij.
Artikel 13. Regionale voorrang bij economische of maatschappelijke binding
Deze bepaling is een uitwerking van artikel 14 van de wet, waarin is bepaald dat de gemeenteraad in de huisvestingsverordening kan bepalen dat bij de verlening van huisvestingsvergunningen voorrang wordt gegeven aan woningzoekenden die economisch of maatschappelijk gebonden zijn aan de woningmarktregio FoodValley voor een of meer daarbij aangewezen categorieën woonruimte.
Deze voorrangsregel kan bijvoorbeeld ertoe leiden dat als er meer dan een gegadigde is voor een bepaalde woonruimte, degene die economisch of maatschappelijk gebonden is aan het in de verordening aangewezen deel van de gemeente als eerste in aanmerking komt voor de aangeboden woonruimte.
Deze voorrang kan niet onbeperkt worden verleend, maar tot het maximum van het in de verordening genoemde percentage van het aanbod (artikel 14, eerste en tweede lid, van de wet). Dit impliceert dat 50% van de woningen bij het aanbieden van de woonruimte ‘gelabeld’ kan worden voor het stellen van bindingseisen. Maximaal 25% van die 50% is beschikbaar voor personen met regionale binding. Het labelen van een woning geschiedt bij de aanbieding.
Artikel 14. Lokale voorrang bij economische of maatschappelijke binding
Deze bepaling is een uitwerking van artikel 14 van de wet, waarin is bepaald dat de gemeenteraad in de huisvestingsverordening kan bepalen dat bij de verlening van huisvestingsvergunningen voorrang wordt gegeven aan woningzoekenden die economisch of maatschappelijk gebonden zijn aan de gemeente Barneveld of een tot de gemeente behorende kern voor een of meer daarbij aangewezen categorieën woonruimte. Een woningzoekende is economisch gebonden aan het in de verordening aangewezen gebied als hij met het oog op de voorziening in het bestaan een redelijk belang heeft zich in dit gebied te vestigen; en hij is maatschappelijk gebonden als hij een redelijk, met de plaatselijke samenleving verband houdend belang heeft zich in dat gebied te vestigen, of ten minste zes jaar onafgebroken ingezetene is dan wel gedurende de voorafgaande tien jaar ten minste zes jaar onafgebroken ingezetene is geweest (artikel 14, derde lid, van de wet).
Deze voorrangsregel kan bijvoorbeeld ertoe leiden dat als er meer dan een gegadigde is voor een bepaalde woonruimte, degene die economisch of maatschappelijk gebonden is aan het in de verordening aangewezen deel van de gemeente als eerste in aanmerking komt voor de aangeboden woonruimte.
Deze voorrang kan niet onbeperkt worden verleend, maar tot het maximum van het in de verordening genoemde percentage van het aanbod (artikel 14, eerste en tweede lid, van de wet). Dit impliceert dat 50% van de woningen bij het aanbieden van de woonruimte ‘gelabeld’ kan worden voor het stellen van bindingseisen. Maximaal 25% van die 50% is beschikbaar voor personen met lokale binding aan Barneveld. Het labelen van een woning geschiedt bij de aanbieding.
Lokale binding moet gespecificeerd worden naar kern. Als er geen gegadigden zijn uit desbetreffende kern wordt de lokale kernbinding uitgebreid tot de andere kernen van Barneveld. Als dit niet tot het gewenste effect leidt, vervallen de voorrangscriteria. Het voorrangscriterium regionale binding vervangt niet automatisch die van lokale binding als die laatste niet succesvol is.
Artikel 15. Rangorde woningzoekenden
In deze bepaling wordt, in aansluiting op de voorrangsregels van deze verordening, een rangorde voor de toewijzing van woonruimte gegeven. Het artikel treedt in werking bij situaties waarin er meer dan één gegadigde is voor een bepaalde woning.
Het artikel dient als volgt gelezen te worden. Alle gegadigden (zowel de voorrangskandidaten als de personen die op basis van inschrijftijd in aanmerking zouden kunnen komen voor een woning) dienen te voldoen aan de bepalingen zoals die zijn verwoord met betrekking tot het inkomen in de artikelen 3 en 7. Het inkomen is dus in principe dus altijd leidend, tenzij het hier een situatie betreft als genoemd in de toelichting van artikel 2 (waar gesproken wordt over de rijksregels waaraan een toegelaten instelling is gehouden).
Daarnaast wordt opmerkt wordt dat de voorrangsbepalingen alleen gehanteerd kunnen worden als deze kenbaar zijn gemaakt bij aanbieding van de woning op het digitale platform ‘Huiswaarts.nu’. Uitzondering hierop is het criterium ‘herstructurering’. Er kunnen meerdere voorrangsbepalingen tegelijkertijd gehanteerd worden, waarbij de in dit artikel gekozen volgorde in principe leidend is. Opgemerkt wordt dat er zwaarwegende redenen kunnen zijn om hier incidenteel van af te wijken. Dit dient door de toegelaten instelling altijd gemotiveerd kunnen worden.
Lokale binding moet gespecificeerd worden naar kern. Als er geen gegadigden zijn uit desbetreffende kern wordt de lokale kernbinding uitgebreid tot de andere kernen van Barneveld. Als dit niet tot het gewenste effect leidt, vervallen de voorrangscriteria. Het voorrangscriterium regionale binding vervangt niet automatisch die van lokale binding als die laatste niet succesvol is.
Overigens is het de toegelaten instelling op privaatrechtelijke gronden toegestaan, als sprake is van een gerechtvaardigd onderscheid, bijvoorbeeld bij woonruimte specifiek geschikt voor jongeren dan wel ouderen, leeftijdscriteria te hanteren. Het is echter niet toegestaan leeftijd als volgordecriterium te hanteren (bijvoorbeeld voor starters). Dit laatste wordt aangemerkt als leeftijdsdiscriminatie.
Bij het hanteren van het leeftijdscriterium moet deze expliciet geduid zijn (er mag dus niet volstaan worden met een term als ‘jongeren’ of ‘ouderen’, maar bijvoorbeeld wel met een formulering als ‘maximaal 30 jaar’ of ‘vanaf ’65 jaar’).
Artikel 16. Vruchteloze aanbieding
Deze bepaling is een uitwerking van artikel 17 van de wet, waarin wordt bepaald dat als woningzoekenden met economische of maatschappelijke binding te lang stilzitten, hun aanspraak op voorrang verdwijnt. In dit artikel is de termijn gesteld waarna de huisvestingsvergunning aan een andere gegadigde (zonder economische of maatschappelijke binding) moet worden verstrekt, met de betreffende woonruimte binnen die termijn deugdelijk en tegen een realistische prijs is aangeboden. Om frictieleegstand (en daarmee huurderving) zo veel als mogelijk te voorkomen is er gekozen voor een termijn van maximaal 1 week. Deze termijn sluit aan bij de gewenste werkwijze van de toegelaten instellingen.
Toegelaten instellingen mogen maximaal 25% van het vrijkomende huuraanbod onder de liberalisatiegrens inzetten voor maatwerk. Deze 25% is berekend over het totaal aantal voor verhuur beschikbare woningen. Het maatwerk heeft in de eerste plaats betrekking op het via bemiddeling huisvesten van specifieke doelgroepen zoals:
Zorgwoningen van toegelaten instellingen (niet opgenomen in bijlage 1) waar zorg complexgewijs wordt verstrekt, worden via de experimentbepaling verhuurd. Het in gebruik geven van deze woonruimten staat ten dienste van een rechtvaardige, doelmatige, evenwichtige en transparante verdeling van woonruimte en is niet in strijd met de Wet.
De toegelaten instellingen verantwoorden (jaarlijks) achteraf de verhuringen die onder meer zijn gedaan in het kader van bemiddeling via voor het publiek toegankelijke media en in hun jaarlijkse verslaglegging.
Artikel 18. Vrije toewijzingsruimte door toegelaten instellingen
Bij deze vrije beleidsruimte gaat het bijvoorbeeld om toewijzingen in verband met calamiteiten- en beheerproblemen. De toegelaten instellingen leggen jaarlijks achteraf verantwoording af.
Artikel 19. Woonurgentiecategorieën
De Huisvestingswet 2014 biedt de mogelijkheid een urgentieregeling op te stellen. Gemeenten zijn vrij om urgentiecategorieën te bepalen. Echter, als een gemeente ervoor kiest een urgentieregeling te hanteren dan schrijft de wet, de in dit artikel genoemde verplichte urgentiecategorieën voor. Daarnaast zijn vijf lokale urgentie categorieën (in afstemming met regio FoodValley) bepaald.
De door de Huisvestingswet 2014 aangewezen urgentiecategorieën zijn vrijgesteld van het betalen van leges omdat het hier een wettelijke verplichting betreft.
Gezien de taakstelling van het Rijk met betrekking tot huisvesting vergunninghouders en hun financiële positie bij binnenkomst in Nederland, wordt ook deze groep van het betalen van leges ontheven.
Artikel 21. Beslistermijn aanvraag
Ingevolge artikel 4:5 lid 1 Awb stelt het college de aanvrager in de gelegenheid binnen een bepaalde termijn de aanvraag aan te vullen. Wanneer de aanvrager hieraan niet voldoet zal de aanvraag niet in behandeling worden genomen. Een besluit om de aanvraag niet te behandelen wordt aan de aanvrager bekendgemaakt binnen 4 weken nadat de aanvraag is aangevuld of nadat de daarvoor gestelde termijn ongebruikt is verstreken (artikel 4:5 lid 1 Awb).
Voor de lokale urgentiegroepen (met uitzondering van vergunninghouders) wordt, voordat een aanvraag voor urgentie wordt ingediend, een advies in het Multi Disciplinair Overleg (MDO) Wonen gevraagd.
Na ontvangst van de aanvraag wordt de aanvraag interdisciplinair besproken in het MDO Wonen, wanneer de problemen niet primair veroorzaakt worden door de weigeringsgronden uit artikel 32 en er wordt voldaan aan artikel 22 van deze huisvestingsverordening. Er wordt aan het MDO Wonen verzocht om te beoordelen of er sprake is van een dringende behoefte aan een andere woning op basis waarvan een medische, financiële, relatie beëindiging gerelateerde of sociale urgentie verleend kan worden. Het uitgebrachte advies wordt door college meegewogen in haar besluit.
Alleen aanvragen van meerderjarige inwoners van de gemeente Barneveld die tenminste 2 jaar aaneengesloten ingezetene zijn, of waarvan een maatschappelijke en/of economische binding aan regio Foodvalley is aangetoond, worden behandeld.
Ingezetenen zijn personen die staan ingeschreven in de Basisregistratie Personen (BRP) van Barneveld en feitelijk hoofdverblijf hebben in een voor legale, permanente bewoning aangewezen woonruimte.
Als er sprake is van twee of meer personen die een gemeenschappelijke huishouding voeren of willen voeren en waarvan tenminste één persoon de leeftijd van 18 jaar heeft bereikt, dan kan er een aanvraag worden ingediend. Als één van de meerderjarige inwoners korter dan twee jaar aaneengesloten ingezetene is, dan is dat geen belemmering.
De aanvrager moet ingeschreven zijn bij Huiswaarts.nu.
In dit artikel is opgenomen welke bewijsstukken de aanvrager moet meesturen bij de aanvraag. Deze bewijsstukken zijn nodig om te kunnen vaststellen hoe dringend de noodzaak is voor het verlenen van urgentie. Een vereiste is dat de aanvrager zelf actief zoekt naar een woning. De aanvrager is immers zelf verantwoordelijk voor zijn huisvesting. Een bewijs daarvan kan o.a. bestaan uit een overzicht van woningen waarop is gereageerd. Dit overzicht kan de woningzoekende zelf via internet uitdraaien of de toegelaten instelling kan daarvan een overzicht verstrekken. Een periode van maximaal 6 maanden voorafgaand aan het besluit op aanvraag wordt meegenomen in het onderzoek in hoeverre de aanvrager zelf actief heeft gezocht naar een woning.
Artikel 25. Aanvullende bepalingen urgentiecategorie verblijf in een tijdelijke opvangvoorziening (art. 19 lid 1 onder a)
Dit artikel geldt voor personen die verblijven in een tijdelijke opvangvoorziening.
Om in aanmerking te komen voor een urgentieverklaring dient de betrokkene gedurende een bepaalde tijd te zijn begeleid of behandeld door een in de regio werkzame hulp- en dienstverleningsinstelling. Bij de aanvraag om urgentie zal met een rechtsgeldig ondertekende verklaring van de directie van de opvangvoorziening, het verblijf in deze opvangvoorzieningen moeten worden aangetoond.
De aanvrager hoeft om deze reden niet twee jaar aaneengesloten ingezetene zijn en ingeschreven staan in het BRP van de gemeente Barneveld. Verder hoeft de aanvrager niet in een legale woonruimte in gemeente Barneveld woonachtig te zijn.
Artikel 26. Aanvullende bepalingen urgentiecategorie mantelzorg (art. 19 lid 1 onder b)
De Huisvestingswet 2014 schrijft voor dat mantelzorgverleners en -ontvangers in aanmerking kunnen komen voor een urgentieverklaring, ook als niet aan economische en/of maatschappelijke binding voldoen. Urgentie kan alleen aangevraagd worden door meerderjarige personen.
Indien de ontvanger van mantelzorg in een geschikte woning woont, een mantelzorgurgentie heeft, en verhuist naar een ongeschikte woning dan kan geen beroep worden gedaan op aanpassing van de nieuwe woning op basis van de Wmo.
De reisafstand tussen het huidige woonadres van de mantelzorgverlener en dat van de mantelzorgontvanger is meer dan 10 kilometer en wordt na verhuizing minder dan 10 kilometer.
Artikel 27. Aanvullende bepalingen urgentiecategorie vergunninghouders (art.19 lid 2 onder a)
Op basis van een taakstelling van het Rijk krijgen gemeenten een bepaald aantal vergunninghouders te huisvesten als bedoeld in artikel 28 van de wet. De gemeente heeft in deze een in de Wet vastgelegde plicht. Jaarlijks zal achteraf door de gemeente Barneveld inzichtelijk worden gemaakt hoeveel vergunninghouders zijn gehuisvest.
Artikel 28. Aanvullende bepalingen urgentiecategorie medische urgentie (art. 19 lid 2 onder b)
Centraal staat dat hier sprake is van een vastgestelde medische aandoening. Psychische- en/of psychiatrische aandoeningen kunnen ook leiden tot een medische urgentie. Dit wordt beoordeeld in het MDO Wonen overleg.
Artikel 29. Aanvullende bepalingen urgentiecategorie financiële urgentie (art. 19 lid 2 onder c)
Het kan zijn dat de aanvrager om financiële redenen in een noodsituatie verkeert. Er kan dan reden zijn om urgentie te verlenen. Sprake kan zijn van bijvoorbeeld werkeloosheid, arbeidsongeschiktheid of faillissement waardoor het inkomen structureel is gedaald. Veelal gaat dit gepaard met schuldsituaties op grond van de Wet schuldsanering natuurlijke personen (WSNP). Wel geldt hierbij dat niet vergeten moet worden dat de situatie eerst aan artikel 22 getoetst moet worden.
Wanneer de aanvrager een tijdelijke woonkostentoeslag op grond van de Wet werk en bijstand (WWB) ontvangt met de verplichting om te zoeken naar goedkopere woonruimte, wordt dit meegenomen in het advies met betrekking tot de verlening van een eventuele financiële urgentie.
Artikel 30. Aanvullende bepalingen urgentiecategorie relatie beëindiging (art. 19 lid 2 onder d)
Beëindiging van een samenwoningvorm is op zichzelf geen reden voor een woonurgentie. Als het huisvestingsprobleem primair is ontstaan door het beëindigen van een samenwoningvorm, is het in de eerste plaats de verantwoordelijkheid van de woningzoekende om zelf in andere huisvesting te voorzien. De aanvrager van een woonurgentie moet al het mogelijke hebben gedaan om het woonrecht in de oude woning te behouden, tenzij dit aantoonbaar op juridische- en/of financiële gronden niet haalbaar is gebleken. Iemand die zelf vrijwillig met de kinderen de woning verlaat, kan de ontstane huisvestingsproblematiek niet afwentelen op de gemeente/toegelaten instelling. Nadrukkelijk moet er eerst sprake zijn van een onhoudbare situatie. De aanvraag voor een urgentie moet binnen twee maanden na de gerechtelijke uitspraak of het verbreken van de samenleving worden ingediend.
Artikel 30a. Aanvullende bepalingen bij relatie beëindiging indien de huidige woonsituatie een huurwoning betreft
In geval van co-ouderschap bij relatie beëindiging, kan slechts één partij in aanmerking komen voor urgentie. Dit betekent dat in het geval beide ouders in gelijke mate de zorg voor een minderjarig kind hebben en beiden de gezamenlijke woning verlaten, door henzelf een aantoonbare keuze moet worden gemaakt wie de aanvraag indient. Zo nodig moet dit formeel worden vastgelegd in een convenant en/of ouderschapsplan. Hiermee wordt voorkomen dat beide ouders een woonruimte kunnen claimen.
Artikel 30b. Aanvullende bepalingen bij relatie beëindiging indien de huidige woonsituatie een koopwoning betreft
In geval van co-ouderschap bij relatie beëindiging, kan slechts één partij in aanmerking komen voor urgentie. Dit betekent dat in het geval beide ouders in gelijke mate de zorg voor een minderjarig kind hebben en beiden de gezamenlijke woning verlaten, door henzelf een aantoonbare keuze moet worden gemaakt wie de aanvraag indient. Zo nodig moet dit formeel worden vastgelegd in een convenant en/of ouderschapsplan. Hiermee wordt voorkomen dat beide ouders een woonruimte kunnen claimen.
Artikel 31. Aanvullende bepalingen urgentiecategorie sociale urgentie
De huisvestingssituatie moet onhoudbaar (noodsituatie) zijn en moet binnen een half jaar (acuut) worden opgelost. Daarbij wordt gekeken naar de situatie op het moment dat de aanvraag voor urgentie wordt behandeld. De sociale problematiek dient bekend te zijn bij een op dat gebied werkzame (maatschappelijke) instantie, die de problematiek onderschrijft.
Van levensbedreiging of levensontwrichting is sprake als het dagelijkse leven zo erg is verstoord dat er sprake is van levensgevaar voor één of meer leden van het gezin. De verstoring gaat dan om geestelijke, emotionele of lichamelijke belasting die niet zelf is op te lossen.
De sociale problematiek moet een duidelijke relatie hebben met de woonsituatie.
Ook uitstroom uit een erkende opvanginstelling of vorm van Beschermd Wonen behoort tot deze categorie. Bij de aanvraag om urgentie zal met een rechtsgeldig ondertekende verklaring van de directie van de opvangvoorziening, de gewenste uitstroom uit deze opvangvoorziening moeten worden aangetoond.
In dit artikel worden praktijksituaties gegeven waarvoor zondermeer geen urgentie wordt verleend. Een combinatie van factoren die hier genoemd worden, kan wel weer aanleiding zijn voor een urgentie. Het college kan hiervoor advies opvragen bij het adviesorgaan MDO Wonen.
In geval van een huurschuld wordt de uitsluitingsgrond onder h buiten toepassing gelaten. Dit betekent dat ondanks een huurschuld er toch urgentie verleend kan worden. De toegelaten instelling stelt echter als voorwaarde voor het feitelijk verstrekken van een woning dat er een betalingsregeling met de betreffende toegelaten instelling getroffen wordt. Om de betaling van de aflossingen te waarborgen zal de aanvrager zich moeten laten bijstaan door een hulpverlenende instantie. Daarnaast zal de toegelaten instelling van de aanvrager mogelijk vragen een aanvullende overeenkomst te tekenen, waarbij deze hulpverlenende instantie de bereidheid moet hebben om de overeenkomst mee te tekenen.
Indien de aanvrager niet bereid is aan deze voorwaarden mee te werken zal deze niet in staat zijn de urgentieverklaring te effectueren. Om de aanvrager hierover vooraf te informeren zal hierover informatie worden verstrekt in verschillende mediavormen (zoals folder, internetpagina en/of een informatiebijlage in de beschikking).
Artikel 33. Inkomen en vermogen
Er geldt geen inkomens- en/of vermogensgrens voor urgentieverlening.
De hoogte van het inkomen en vermogen zijn echter wel van belang bij de toewijzing omdat door de toegelaten instelling wordt gekeken naar hoe zich dit verhoudt tot de huur van de woning (passendheidstoets). Het inkomen en vermogen worden daarom wel gevraagd op het aanvraagformulier voor urgentie. Mogelijk leidt een hoog inkomen of vermogen tot het oordeel dat de aanvrager zelf in woonruimte kan voorzien.
Artikel 34. Procedure toewijzing woonruimte
Het ‘zoekprofiel woonruimte’ is de minimaal passende woning met de kortste wachttijden, rekening houdend met het passend toewijzen. Binnen zes maanden na besluitvorming vindt toewijzing van een woning plaats door de toegelaten instelling (of andere aanbieder van woonruimte). Als dit niet mogelijk is binnen deze periode, dan vindt er overleg plaats met de aanvrager.
Omdat men als urgent woningzoekende wordt aangemerkt, moet de aanvrager de eerst beschikbaar komende passende woning aanvaarden. Met de woonwensen wordt, waar mogelijk, rekening gehouden, door bij de adviesaanvraag een woonprofiel op te stellen.
De toegelaten instelling kan bij een bestaande huurschuld besluiten om een toegekende urgentieverklaring niet uit te voeren. Alvorens de urgente met huurschuld een woning aangeboden krijgt, dient de totale vordering te zijn betaald. Eventueel kan hiervan afgeweken worden, maar dat wordt op dat moment bekeken tenzij een substantieel deel van de huurschuld is betaald.
Als het gaat om een ontruiming wordt iemand, ondanks een eventuele urgentie, door de toegelaten instelling niet meer gehuisvest in een huurwoning van deze instelling. In zeer bijzondere gevallen wordt hierop, in overleg, een uitzondering gemaakt.
Artikel 35. Intrekken of vervallen van een urgentie
In dit artikel is bepaald wanneer een urgentie wordt ingetrokken of komt te vervallen. Intrekking van de urgentie in de situaties genoemd in het eerste lid wordt de aanvrager schriftelijk en met redenen omkleed medegedeeld.
Tegen dit besluit van het college kan binnen zes weken na dagtekening bezwaar worden gemaakt. De bepalingen van de Algemene wet bestuursrecht zijn op deze besluiten van toepassing.
Een bezwaarschrift wordt mondeling behandeld in een zitting van de bezwaarschriftencommissie gemeente Barneveld. Deze commissie geeft vervolgens een advies aan het college en die neemt vervolgens een beslissing.
Het vervallen van de urgentie in de situaties genoemd in het tweede lid gebeurt van rechtswege.
Het beëindigen van een woonurgentie leidt er toe, dat een nieuw verzoek tot urgentie niet op basis van dezelfde gronden kan worden aangevraagd.
HOOFDSTUK 5. WIJZIGINGEN IN DE WONINGVOORRAAD
Artikel 36. Aanwijzing vergunningplichtige woonruimte
Gezien de schaarste aan goedkope woonruimten wordt het mogelijk om legale woonruimten met een WOZ-waarde van € 300.000 of hoger te splitsen tot kleinere woonruimten of deze om te zetten naar onzelfstandige woonruimten. Dit wordt mogelijk gemaakt voor woongebouwen in de bebouwde kom van de verschillende kernen in gemeente Barneveld.
Bestaande woonruimten met een koopprijsgrens tot € 300.000 behoren tot de goedkope en middeldure woningvoorraad, waar binnen gemeente Barneveld veel vraag naar is. Deze worden beschermd tegen splitsing of omzetting. Dit past binnen het woonbeleid van gemeente Barneveld (o.a. vastgelegd in de in 2016 vastgestelde woonvisie ‘Samen werken aan Wonen’). Indexering van deze koopprijsgrens gebeurt aan de hand van de Consumenten Prijs Index (CPI) van het CBS, vanaf 1 januari 2020 (jaarmutatie).
Artikel 37. Aanvraag vergunning tot splitsing of omzetting naar onzelfstandige woonruimten
In de vergunningaanvraag zal moeten worden verduidelijkt om welk adres het gaat, welke eigenaar, de huidige en gewenste situatie, beoogde doelgroepen die hier gaan wonen en de eventuele instandhoudingstermijn (tijdelijk, permanent).
Artikel 38. Voorwaarden en voorschriften voor splitsing of omzetting naar onzelfstandige woonruimten
In geval van een tijdelijke splitsing of omzetting, kan een beperkte geldigheidsduur van toepassing worden verklaard.
De aanvraag zal getoetst worden aan de borging van een goed woon- en leefklimaat in de nieuwe situatie. Daarbij wordt onder andere gelet op het (fiets)parkeren, geluid, brandveiligheid, sociale veiligheid, aantasting inrichting openbare ruimte en het waarborgen van voldoende privacy ten opzichte van de huidige situatie in relatie tot omliggende panden.
In 2018 is de Verordening doelgroepen sociale woningbouw en middenhuur gemeente Barneveld vastgesteld. In deze verordening zijn spelregels opgenomen met betrekking tot de prijs-/kwaliteitsverhouding van onzelfstandige en zelfstandige woonruimten, in relatie tot beoogde doelgroepen. Ook zijn in deze verordening minimale instandhoudingstermijnen opgenomen conform Bro. Zo geldt voor omzetting naar onzelfstandige woonruimten een minimale oppervlakte van 18 m2 gebruiksoppervlakte (gbo).
Ingeval de omzetting naar onzelfstandige woonruimten ten behoeve van arbeidsmigranten is, worden in beginsel de bepalingen van Stichting Normering Flexwonen van toepassing verklaard. In alle gevallen (huisvesting op logies basis of met bestemming ‘wonen’) zal er een minimale gebruiksoppervlakte van 12 m2 gbo ten behoeve van verblijf (wonen en slapen) worden verlangd per bewoner, waarvan minimaal 3,5 m2 vloeroppervlakte in het slaapvertrek.
Separaat zullen aanvullende beleidsregels voor huisvesting arbeidsmigranten gelden.
Artikel 39. Weigeringsgronden voor splitsing of omzetting naar onzelfstandige woonruimten
Uitgangspunt is dat er een afweging moet plaatsvinden tussen het belang van het behoud of de samenstelling van de woonruimtevoorraad en het belang van de aanvrager. Onder het belang van het behoud of de samenstelling van de woonruimtevoorraad valt het belang van het tegengaan en verder voorkomen van schaarste en het belang van een geordend woon- en leefmilieu in de omgeving van het betreffende pand oftewel de leefbaarheid.
Eerder was voorzien in een vervaldatum van 1 juli 2023. Het is echter nodig de geldingsduur te verlengen. De huidige verwachting is dat de nieuwe huisvestingsverordening op 1 januari 2024 in werking zal treden. Per die datum zal dat ook de (verlengde) Huisvestingsverordening 2019-2023 gemeente Barneveld ingetrokken worden.