Organisatie | Molenlanden |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleid voor de toepassing van afwijkingen op grond van artikel 2.12 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht binnen het grondgebied van de gemeente Molenlanden 2019 |
Citeertitel | Afwijkingenbeleid bestemmingsplannen 2019 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | ruimtelijke ordening, verkeer en vervoer |
Eigen onderwerp | Afwijkingenbeleid bestemmingsplannen |
Geen
artikel 1:3, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
16-07-2019 | vervangt regelingen van Giessenlanden en Molenwaard | 09-07-2019 | 1024508 |
1. Inleiding en uitgangspunten
1.1 Doel van het afwijkingenbeleid
Met deze nota wordt beoogd inzicht te geven in welke gevallen en onder welke voorwaarden de gemeente in beginsel bereid is om medewerking te verlenen aan een afwijkingsprocedure zoals bedoeld in artikel 2.12, eerste lid, sub a onder 2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna te noemen Wabo) voor een (bouw)plan dat niet in overeenstemming is met het geldende bestemmingsplan. Door het formuleren van beleid wordt vooraf inzicht gegeven in de toetsing- en afwegingskaders die bij de afweging voor de verlening van een vergunning een rol spelen. Er is bewust gekozen voor het opstellen van beleidsregels voor de meest voorkomende (bouw-)activiteiten. Dit betekent dat niet alle afwijkingsmogelijkheden uit artikel 4, bijlage II Besluit Omgevingsrecht (hierna te noemen BOR) zijn uitgewerkt in algemene regels. Voor situaties die niet specifiek zijn voorzien zijn in deze beleidsregel algemene toetsingskaders opgenomen. Door middel van het afwegen van belangen en deze algemene toetsingskaders wordt bepaald of medewerking in de rede ligt.
De woorden in beginsel betekenen dat niet zonder meer vaststaat dat in het concrete geval altijd medewerking zal worden verleend. Aan een vergunning ligt altijd een belangenafweging ten grondslag. Het kan dus zijn dat op basis van deze nota de bereidheid om mee te werken aanwezig is, maar in een specifiek geval er een zwaarwegend argument is om dat in dat concrete geval juist niet te doen.
Op grond van de Wabo is een specifieke voorbereidingsprocedure van toepassing op de voorbereiding van besluiten tot vergunningverlening. In die procedure kunnen er argumenten van zwaarwegende aard naar voren komen, die het college kunnen doen besluiten tot het weigeren van de vergunning. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn indien blijkt dat privaatrechtelijke belemmeringen een rol spelen. Aanvragen Omgevingsvergunning moeten binnen een periode van acht weken worden verleend. Bij niet tijdig besluiten ontstaat een vergunning van rechtswege (Lex silencio positivo). In dat kader is het van belang om een helder en duidelijk beleid te hebben.
De grondslag voor het ruimtelijk beleid ligt in de Wet ruimtelijke ordening (Wro). Dit beleid wordt vastgelegd in bestemmingsplannen, waarin de bestemming en het gebruik van de gronden worden geregeld. Echter, een bestemmingsplan kan nooit zodanig actueel zijn, dat aan ieder gewenst (bouw)plan op basis van het bestemmingsplan medewerking kan worden verleend.
In artikel 2.12 Wabo is een afwijkingsmogelijkheid opgenomen waardoor onder bepaalde voorwaarden (uitgewerkt in artikel 4 bijlage II Bor) kan worden afgeweken van geldende bestemmingsplannen. In deze nota zijn voor artikel 2.12 Wabo beleidsregels neergelegd die bij iedere omgevingvergunningsaanvraag, gebaseerd op artikel 4 bijlage II Bor, betrokken moeten worden. Daartoe zijn in de vorm van percentages, afmetingen en oppervlakten concrete maxima aangegeven.
De Wabo biedt door middel van artikel 2.12 aan burgemeester en wethouders de mogelijkheid om omgevingsvergunning voor afwijking van de bepalingen uit een bestemmingsplan te verlenen. In artikel 4 bijlage II Bor is aangegeven in welke gevallen burgemeester en wethouders van deze bevoegdheid gebruik mogen maken.
Om planologisch ongewenste situaties te voorkomen c.q. tegen te gaan verdient het aanbeveling om deze vergunningsbevoegdheid in de vorm van beleidsregels in te kaderen. Bovendien wordt door middel van het stellen van een kader inzichtelijk in welke gevallen de gemeente meestal bereid is mee te werken aan het verlenen van de benodigde omgevingsvergunning.
Doordat het kader wordt vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders en vervolgens bekend wordt gemaakt zoals bedoeld in artikel 1:3 lid 4 van de Awb verkrijgt het kader de status van beleidsregels. Dit betekent dat de gemeente in eventueel latere juridische procedures zich zal kunnen beroepen op het op deze wijze algemeen bekend gemaakte en toegepaste beleid van het college en dat daarmee strijdige verzoeken kunnen worden afgewezen. Bij een eventuele afwijzing kunnen burgemeester en wethouders volstaan met de motivering dat het verzoek niet past binnen het beleid en dat er geen zwaarwegende redenen zijn om van deze beleidsregels af te wijken. (Deze beleidsregels worden gepubliceerd op wetten.overheid.nl)
Voor de begripsbepalingen die niet in de Bor of deze beleidsregels zijn voorzien, gelden de bepalingen van het van toepassing zijnde bestemmingsplan .
2.1.4 Bedrijf aan huis: Het bedrijfsmatig verlenen van diensten of het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid gericht op consumentenverzorging, of het geheel of overwegend door handwerk ter verrichten arbeid, die door de beperkte omvang en de aan het wonen ondergeschikte ruimtelijke uitstraling in een woning en de daarbij behorende gebouwen kan worden uitgeoefend.
2.1.6 Beroep aan huis: Het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, architectonisch, kunstzinnig, juridisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied, dan wel het uitoefenen van een beroep op medisch, paramedisch of therapeutisch gebied, welke door hun beperkte omvang in een gedeelte van een woning en de daarbij behorende bebouwing worden uitgeoefend.
2.1.10 Detailhandel: Het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder eventueel de uitstalling ten behoeve van die verkoop), verkopen en / of leveren van goederen, geen motorbrandstoffen zijnde, aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
2.1.11 Erf (Bor): Een al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover een bestemmingsplan of een beheersverordening van toepassing is, deze die inrichting niet verbieden.
2.1.15 Nutsvoorzieningen: Voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.
2.1.16 Ondergeschikte horeca: Het in verband met een andere hoofdactiviteit op een perceel verstrekken van eten en drinken tegen betaling, voor gebruik ter plaatse, in die mate dat duidelijk herkenbaar is dat de hoofdactiviteit de kernactiviteit is die op het perceel plaatsvindt en het verstrekken van dat eten en drinken alleen plaatsvindt als beperkt en ondergeschikt onderdeel van, en voortvloeiende uit de hoofdactiviteit.
Van het hoofdgebouw te onderscheiden aan- en uitbouwen (bijvoorbeeld een keuken, bijkeuken of serre), die onderdeel uitmaken van de vergunning (niet vergunningvrij gerealiseerd), die als functioneel onderdeel van het hoofdgebouw op basis van de vergunning tegelijkertijd met het hoofdgebouw zijn meegebouwd, worden geacht deel uit te maken van het oorspronkelijk hoofdgebouw. In bouwkundige zin van het hoofdgebouw te onderscheiden aangebouwde bouwwerken waarin slechts ondergeschikte functies plaatsvinden – zoals een aangebouwde garage/berging – maken geen deel uit van het oorspronkelijke hoofdgebouw.
2.1.18 Openbaar toegankelijk gebied (Bor): Een weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar vaarwater en ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen die uitsluitend bedoeld zijn voor de ontsluiting van percelen door langzaam verkeer.
Bij toepassing van deze beleidsregel wordt als volgt gemeten:
hoogten vanaf peil, waarbij plaatselijke, niet bij het verdere verloop van het terrein passende ophogingen of verdiepingen aan de voet van het bouwwerk, anders dan noodzakelijk voor de bouw daarvan, buiten beschouwing blijven. Bij de toepassing wordt een bouwwerk, voor zover zich dit bevindt op een erf- of perceelgrens, gemeten aan de kant waar het aansluitend afgewerkt terrein het hoogst is; en
3.1 Bijlage II Bor, artikel 4 sub 1
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij een woning zijn de volgende beleidsregels van toepassing:
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij een woning voor de voorgevel, aan het hoofdgebouw, zijn de volgende beleidsregels van toepassing:
Indien op een perceel reeds meer legale bebouwing aanwezig is dan is toegestaan, mogen bestaande bouwwerken worden vervangen door een nieuw bouwwerk waarbij de oppervlakte en inhoud van de te slopen bouwwerken als maximum wordt gehanteerd. Uitzondering hierop vormen bouwwerken waarvoor in het geldende bestemmingsplan een specifieke sloopregeling is opgenomen.
3.2 Bijlage II Bor, artikel 4 sub 2 3.3 Bouwwerk, geen gebouw zijnde Bijlage II Bor, artikel 4 sub 3
Voor de voorgevelrooilijn van bedrijfsgebouwen mogen geen bouwwerken, geen gebouw zijnde, worden gerealiseerd, met uitzondering van:
Achter de voorgevelrooilijn mogen geen bouwwerken, geen gebouw zijnde, worden gerealiseerd, met uitzondering van:
3.4 Bijlage II Bor, artikel 4 sub 4
Dakopbouwen zijn toegestaan wanneer er een precedent aanwezig is. Onder precedent wordt verstaan een gelijkvormige dakopbouw met gelijke afmetingen, die geplaatst is op een identieke of vergelijkbare woning.
3.5 Bijlage II Bor, artikel 4 sub 5 3.6 Bijlage II Bor, artikel 4 sub 6 3.7 Bijlage II Bor, artikel 4 sub 7 3.8 Bijlage II Bor, artikel 4 sub 8 3.9 Bijlage II Bor, artikel 4 sub 9
Voor het wijzigen van het gebruik van een deel van tot woning bestemd pand en/of bijbehorend bouwwerk voor een bed & breakfast zijn de volgende beleidsregels van toepassing:
Een wijziging van het gebruik van woningen in de bebouwde kom, ten behoeve van beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten aan huis is toegestaan, mits:
3.10 Bijlage II Bor, artikel 4 sub 10 3.11 Bijlage II Bor, artikel 4 sub 11
Voor het realiseren van tijdelijke woonvoorzieningen zijn de volgende beleidsregels van toepassing:
Voor het realiseren van tijdelijke woonvoorzieningen zijn de volgende beleidsregels van toepassing:
3.12 Indien op grond van de bovenstaande (beleids-)regels voor de aangevraagde activiteiten geen afwijking van de bepalingen van het bestemmingsplan kan worden verleend, dan kan alsnog gebruik worden gemaakt van de bevoegdheid om afwijking te verlenen indien het plan voldoet aan de onderstaande voorwaarden:
In overeenstemming met artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht handelen burgemeester en wethouders overeenkomstig deze beleidsregel, tenzij dat voor een of meer belanghebbenden gevolgen heeft die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot het met de beleidsregel te dienen doel. In bijzondere gevallen kunnen burgemeester en wethouders derhalve afwijken van de beleidsregel.
Wanneer op grond van een redelijke motivering in een eerdere, soortgelijke situatie vergunning is verleend, zal met verwijzing naar deze motivering vergunning worden verleend voor het verzoek dat in behandeling is genomen.
Het beleid ‘Beleid voor de toepassing van ontheffingen op grond van artikel 2.12 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht binnen het grondgebied van de gemeente Molenlanden wordt ingetrokken op de dag dat deze beleidsregel in werking treedt, zoals vermeld onder 4.4.
4.4 Inwerkingtreding en overgangsrecht
Het ‘Afwijkingenbeleid bestemmingsplan’ (beleid voor de toepassing van afwijkingen op grond van artikel 2.12 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht binnen het grondgebied van de gemeente Molenlanden) treedt in werking de dag na bekendmaking. Op omgevingsvergunningen die zijn aangevraagd voor de datum van inwerkingtreding van dit beleid blijft het oude recht van toepassing tenzij dit nieuwe beleid gunstiger is voor de aanvrager.
Toelichting bij het ‘Afwijkingenbeleid bestemmingsplan’ (beleid voor de toepassing van afwijkingen op grond van artikel 2.12 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht binnen het grondgebied van de gemeente Molenlanden)
Vastgesteld tijdens de collegevergadering op 9 juli 2019.
Burgemeester en wethouders van Molenlanden
De gemeentesecretaris,
drs. F. Jonker
De burgemeester,
D.R. van der Borg
De beleidsregels zijn gebaseerd op de verschillende mogelijkheden die de lijst in bijlage II, artikel 4 bij de Bor geeft. Per sub van dit artikel is aangegeven welke beleidsregels van toepassing zijn bij de behandeling van een aanvraag. Omdat er enkele sub-leden zijn waar in de afgelopen jaren geen of nauwelijks gebruik van is gemaakt om af te wijken van een bestemmingsplan, is er voor gekozen om voor deze sub-leden geen beleidsregels op te stellen. Belangrijk is dat de wettelijke mogelijkheden om af te wijken van het bestemmingsplan worden gezien als toevoegingen op de mogelijkheden die de geldende bestemmingsplannen geven.
Voor alle zaken waar de specifieke beleidsregels niet op van toepassing zijn, is wel een algemene richtlijn gegeven zodat inzichtelijk is waar aanvragen op getoetst worden.
De begripsomschrijving sluiten zo veel mogelijk aan bij de begripsomschrijvingen uit het Bor. Daarnaast zijn de veel gebruikte begrippen uit bestemmingsplannen overgenomen.
De beleidsregels voor bijbehorende bouwwerken zijn gesplitst in drie categorieën, afhankelijk van locatie van het bouwwerk en of sprake is van vervangende bouw. Omdat voor de voorgevel bijbehorende bouwwerken een grote impact hebben op de uitstraling van het hoofdgebouw, is gekozen voor beperkte mogelijkheden welke voldoende ruimte bieden om tot een vergroting van het woongenot te kunnen komen. Achter de voorgevel (1 meter achter het verlengde van de voorgevel) is de impact op de omgeving veel kleiner. Om het dichtbouwen van erven te voorkomen en voldoende openheid van het erf te borgen, is gekozen voor een staffel waarbij een groter erf meer bebouwingsmogelijkheden geeft. De hoogtematen zijn gekozen op basis van gangbare maten binnen de gemeente.
Voor bedrijven is het belangrijk om uitingsmogelijkheden voor de voorgevel te kunnen plaatsen. Daarnaast hebben bedrijven vaak behoefte aan hogere erfafscheidingen voor de voorgevel. Vanwege de functionaliteit zijn deze mogelijkheden opgenomen. Achter de voorgevelrooilijn zijn bouwwerken mogelijk die nuttig zijn voor bedrijven en sportinrichtingen.
Dakopbouwen hebben een grote impact op de omgeving. Daar waar deze impact al aanwezig is, is het vanwege precedentwerking niet redelijk om nieuwe dakopbouwen uit te sluiten.
De bed & breakfast mogelijkheid is in enkele bestemmingsplannen voor verschillende bestemmingen mogelijk gemaakt. Het is wenselijk om deze functie die steeds meer voorkomt in Molenlanden, in het algemeen mogelijk te maken wanneer deze past bij de woonfunctie en geen belemmeringen oplevert voor omliggende (agrarische)bedrijven.
In de meeste bestemmingsplannen zijn mogelijkheden opgenomen voor beroep en bedrijf aan huis. Omdat in de oudere bestemmingsplannen de regelingen anders uitpakken, is er voor gekozen om algemeen beleid op te nemen in het afwijkingenbeleid zodat aanvragen eenduidig behandeld kunnen worden in de hele gemeente.
Voor het realiseren van tijdelijke woningen tijdens een bouwperiode van de permanente woning en voor tijdelijke bouwwerken die noodzakelijk zijn voor bouwwerkzaamheden zijn geen eenduidige regels aanwezig. Om te zorgen voor een eenduidige afweging zijn regels gesteld die borgen dat de voorzieningen noodzakelijk zijn en dat de voorzieningen worden verwijderd zodra de noodzaak hiertoe wegvalt.
Om een agrarische bedrijfsovername goed te laten verlopen is het voor veel bedrijven wenselijk om tijdelijk voor enkele jaren met meerdere huishoudens bij het agrarisch bedrijf te kunnen wonen. De interne regels die hiertoe werden gehanteerd zijn overgenomen.
In de specifieke beleidsregels die zijn opgenomen is rekening gehouden met de meest voorkomende zaken. Omdat het wenselijk is inzichtelijk te maken waar verzoeken aan worden getoetst die niet met specifieke beleidsregels zijn verhelderd, is het kader opgenomen waaraan wordt getoetst.
De beleidsregels zijn bedoeld om de gangbare aanvragen te kunnen behandelen. In bijzondere gevallen kan aanleiding worden gevonden in bijzondere omstandigheden om toch medewerking te verlenen, hoewel de specifieke beleidsregels aangeven dat dit niet mogelijk is. Benadrukt moet worden dat de bijzondere omstandigheden moeten worden afgewogen tegen de (ruimtelijke) impact van het overschrijden van de specifieke beleidsregels.
Om te voorkomen dat in soortgelijke gevallen opnieuw een hele motivering gegeven moet worden, is het mogelijk om te verwijzen naar de eerdere motivering. Met soortgelijke gevallen wordt bedoeld: gevallen die naar aard, omvang, locatiekenmerken en omgeving gelijksoortig zijn op een zodanige wijze dat de eerder gegeven motivering ook daadwerkelijk voldoende is om de voorliggende zaak volledig te onderbouwen.
Om te voorkomen dat vergunningen die zijn aangevraagd onder eerder geldend beleid verleend konden worden, maar onder dit beleid niet verleend zouden worden, is overgangsrecht opgenomen.