Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Duiven

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Duiven houdende regels omtrent raadsleden, commissieleden en fractieassistenten (Verordening rechtspositie raadsleden, commissieleden en fractieassistenten gemeente Duiven 2019)

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieDuiven
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening van de gemeenteraad van de gemeente Duiven houdende regels omtrent raadsleden, commissieleden en fractieassistenten (Verordening rechtspositie raadsleden, commissieleden en fractieassistenten gemeente Duiven 2019)
CiteertitelVerordening rechtspositie raadsleden, commissieleden en fractieassistenten gemeente Duiven 2019
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling vervangt de Verordening rechtspositie wethouders, raadsleden, commissieleden en fractieassistenten gemeente Duiven 2018.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. artikel 95, eerste lid, van de Gemeentewet
  2. artikel 95, tweede lid, van de Gemeentewet
  3. artikel 96, eerste lid, van de Gemeentewet
  4. artikel 96, tweede lid, van de Gemeentewet
  5. artikel 97 van de Gemeentewet
  6. artikel 99 van de Gemeentewet
  7. hoofdstuk 3 van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

12-07-201901-01-2019nieuwe regeling

02-07-2019

gmb-2019-169155

Z/19/047017/201400207

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Duiven houdende regels omtrent raadsleden, commissieleden en fractieassistenten (Verordening rechtspositie raadsleden, commissieleden en fractieassistenten gemeente Duiven 2019)

De raad besluit

 

Gelet op de artikelen 95, eerste en tweede lid, 96, eerste en tweede lid, 97 en 99 van de Gemeentewet en het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdrager, hoofdstuk 3 (voor zover aan de orde):

 

De Verordening rechtspositie Raadsleden, commissieleden en fractieassistenten gemeente Duiven 2019 vast te stellen.

Artikel 1 Definitiebepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    commissielid: lid van een commissie als bedoeld in de artikelen 82, 83 en 84 van de Gemeentewet, dat niet tevens raadslid of fractieassistent is of ambtenaar die als zodanig tot lid van een commissie is benoemd.

  • b.

    griffier: de griffier, bedoeld in artikel 107 van de Gemeentewet.

  • c.

    raadslid: lid van de gemeenteraad.

  • d.

    Rechtspositiebesluit: Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers.

  • e.

    fractieassistent: een niet-raadslid, zoals bedoeld in artikel 5b van het Reglement van Orde gemeenteraad Duiven 2019, gelijk aan een lid van een commissie volgens artikel 82 van de Gemeentewet.

Artikel 2. Vergoeding voor de werkzaamheden van raadsleden

Aan de raadsleden wordt een vergoeding voor de werkzaamheden toegekend zoals bedoeld in artikel 3.1.1, eerste lid, van het Rechtspositiebesluit.

Artikel 3. Vergoeding voor de werkzaamheden van fractieassistenten

  • 1.

    Een fractieassistent ontvangt voor zijn werkzaamheden een vergoeding die gelijk is aan 16,3% van het bedrag van de vergoeding voor raadsleden als bedoeld in artikel 2 van deze verordening.

  • 2.

    De vergoeding als bedoeld in het eerste lid wordt maandelijks uitbetaald.

  • 3.

    In geval van zwangerschap en bevalling of ziekte kan de fractieassistent de raadsvoorzitter verzoeken tot tijdelijk ontslag. Aan dit tijdelijke ontslag worden dezelfde regels en voorwaarden verbonden als omschreven in artikel X10 en X11 van de Kieswet.

  • 4.

    Gedurende dit tijdelijke ontslag behoudt de fractieassistent zijn recht op vergoeding, vervanging is enkel mogelijk voor de duur van het tijdelijke ontslag.

  • 5.

    In geval dat een fractieassistent een uitkering in verband met gehele of gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid ontvangt, kan de vergoeding voor de werkzaamheden, als bedoeld in lid 1, op verzoek van de betreffende fractieassistent worden verlaagd.

Artikel 4. Toelage raadslid onderzoekscommissie en bijzondere commissie

  • 1.

    Indien de raad besluit om een onderzoekscommissie als bedoeld in artikel 155a, derde lid, van de Gemeentewet in te stellen, ontvangt het raadslid dat lid is van die commissie, voor de duur van de activiteiten van die commissie, ten laste van de gemeente een toelage. De hoogte van de toelage wordt bepaald bij de verordening tot instelling van de onderzoekscommissie en bedraagt per jaar maximaal driemaal de maandelijkse vergoeding voor de werkzaamheden, bedoeld in artikel 3.1.1, eerste lid, Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers.

  • 2.

    Indien de raad besluit tot het instellen van een bijzondere commissie als bedoeld in artikel 3.1.4, eerste lid, van het Rechtspositiebesluit, ontvangt het raadslid dat lid is van die commissie, voor de duur van de activiteiten van de commissie, een toelage. De hoogte van de toelage wordt bepaald bij de verordening tot instelling van de bijzondere commissie en bedraagt maximaal €120 per maand.

Artikel 5. Verhoging vergoeding commissieleden (niet raadslid) voor het bijwonen van commissievergaderingen i.v.m. bijzondere deskundigheid of zwaarte taak

  • 1.

    Een commissielid (niet raadslid) kan een verhoging van de vergoeding toegekend worden waarop hij overeenkomst artikel 3.4.1, eerste lid, van het Rechtspositiebesluit aanspraak op maakt als;

    • a.

      het commissielid op grond van zijn bijzondere beroepsmatige deskundigheid op het taakgebied van de commissie is aangetrokken en/of

    • b.

      het commissielid een vergoeding ontvangt die niet geacht kan worden in redelijke verhouding te staan tot de zwaarte van zijn taak en/of de door hem te verrichten arbeid.

  • 2.

    De hoogte van de vergoeding wordt bepaald bij de verordening tot instelling van de commissie en bedraagt maximaal 200% van de vergoeding als bedoeld in artikel 3.4.1, eerste lid, van het Rechtspositiebesluit.

Artikel 6. Reiskosten binnen de gemeente

  • 1.

    Raadsleden, commissieleden en fractieassistenten hebben op grond van artikel 3.1.7 en artikel 3.4.3 van het Rechtspositiebesluit recht op een vergoeding van:

    • a.

      reiskosten voor het bijwonen van vergaderingen van de gemeenteraad en commissies.

    • b.

      reis- en verblijfkosten voor reizen binnen de gemeente gemaakt voor de uitoefening van de functie.

  • 2.

    Onder vergaderingen zoals bedoeld in lid 1a worden verstaan de Raadsavonden en de Politieke Avonden. Onder reizen binnen de gemeenten bedoeld in lid 1b worden verstaan de reizen naar de Informele avonden, thema-avonden, bijeenkomsten van diverse werkgroepen en commissies van de raad en gezamenlijke avonden met de raad van Westervoort.

Artikel 7. Reis- en verblijfkosten raadsleden, commissieleden of fractieassistenten voor reizen buiten de gemeente

  • 1.

    Voor reizen buiten het grondgebied van de gemeente ter uitvoering van een beslissing van het gemeentebestuur als bedoeld in artikel 97 Gemeentewet, worden aan een raads- of commissielid of fractieassistent vergoed:

    • a.

      de kosten voor het gebruik van openbaar vervoer;

    • b.

      bij gebruik van een eigen auto: het maximumbedrag dat door een werkgever aan een werknemer per afgelegde kilometer onbelast kan worden verstrekt .

  • 2.

    Voor reizen buiten het grondgebied van de gemeente, ter uitvoering van een beslissing van het gemeentebestuur, worden aan een raads- of commissielid of fractieassistent bij gebruik van eigen auto tevens de parkeer-, veer- en tolkosten vergoed;

  • 3.

    Boetes en naheffingsaanslagen voor parkeren worden niet vergoed.

  • 4.

    Als een raadslid of commissielid of fractieassistent een tijdelijke functionele beperking heeft, kan voor reizen als bedoeld in het eerste lid, een voor de beperking geschikte vervoersvoorziening worden vergoed of ter beschikking gesteld.

  • 5.

    De noodzakelijke en redelijkerwijs gemaakte werkelijke verblijfkosten die een raadslid of commissielid of fractieassistent maakt in verband met reizen buiten het grondgebied ter uitvoering van een beslissing van het gemeentebestuur worden ten laste van de gemeente vergoed.

Artikel 8. Verzekering raadsleden voor arbeidsongeschiktheid, ouderdom en overlijden

  • 1.

    Een raadslid wordt eenmaal per jaar, in de maand december, een bedrag toegekend waarmee het raadslid voorzieningen kan treffen ter zake van arbeidsongeschiktheid, ouderdom en overlijden.

  • 2.

    De hoogte van dit bedrag is maximaal het bedrag van de vergoeding voor de werkzaamheden voor één maand, bedoeld in artikel 3.1.1, eerste lid, Rechtspositiebesluit, en wordt uitgekeerd evenredig aan het aantal maanden dat men raadslid was in het lopende kalenderjaar.

  • 3.

    Het eerste lid is niet van toepassing op een raadslid dat is benoemd in een plaats die is opengevallen als gevolg van tijdelijk ontslag van een raadslid wegens zwangerschap en bevalling of ziekte, op grond van artikel X12 van de Kieswet.

Artikel 9. Niet-partijpolitiek georiënteerde scholing

  • 1.

    Een raadslid, commissielid of fractieassistent dat wil deelnemen aan niet-partijpolitiek georiënteerde scholing in verband met de vervulling van zijn functie als bedoeld in artikel 3.3.3 van het Rechtspositiebesluit, dient daartoe vooraf een gemotiveerde aanvraag in bij de griffier.

  • 2.

    Deze aanvraag gaat vergezeld van stukken met inhoudelijke informatie en een kostenspecificatie.

  • 3.

    De gemeenteraad kan bij aparte verordening nadere regels stellen met betrekking tot de maximale vergoeding.

  • 4.

    In voorkomende gevallen beslist de vergadering van fractievoorzitters van alle in de raad vertegenwoordigde fracties op de in het eerste lid bedoelde aanvraag.

Artikel 10. Informatie- en communicatievoorzieningen raads- en commissieleden en fractieassistenten

  • 1.

    Een raadslid, commissielid of fractieassistent tekent een bruikleenovereenkomst wanneer hem ten laste van de gemeente voor de duur van de uitoefening van zijn functie informatie- en communicatievoorzieningen (iPad) ter beschikking worden gesteld zoals bedoeld in artikel 3.3.2 Rechtspositiebesluit. Het college van Duiven stelt het model van de bruikleenovereenkomst vast.

  • 2.

    Een raadslid, commissielid of fractieassistent levert na beëindiging van zijn functie de ter beschikking gestelde informatie- en communicatievoorzieningen (iPad) in bij de gemeente.

  • 3.

    Voor de duur van de raadsperiode 2018-2022 kunnen raadsleden, commissieleden en fractieassistenten, die benoemd zijn voor 1 januari 2019, en die gebruik maken van een eigen tablet een tegemoetkoming in de kosten ontvangen van €10 per maand, als zijn geen gebruik maken een ter beschikking gestelde iPad.

  • 4.

    Voor de duur van de raadsperiode 2018-2022 kunnen raadsleden, commissieleden en fractieassistenten, die benoemd zijn voor 1 januari 2019 een vergoeding voor abonnementskosten voor een internetverbinding ontvangen van €10 per maand, indien de aan hen ter beschikking gestelde iPad niet voorzien is van een abonnement.

  • 5.

    Aanvragen als bedoeld in dit artikel worden gedaan bij de griffier.

Artikel 11. Aanwijzing als eindheffingsbestanddeel

  • 1.

    Als eindheffingsbestanddeel als bedoeld in artikel 31, eerste lid, onderdeel f, van de Wet op de loonbelasting 1964 worden aangewezen de vergoedingen, tegemoetkomingen en verstrekkingen, genoemd in artikel 3.3.8 van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers.

  • 2.

    Als eindheffingsbestanddeel als bedoeld in artikel 31, eerste lid, onderdeel f, van de Wet op de loonbelasting 1964 worden verder aangewezen de vergoedingen, tegemoetkomingen en verstrekkingen, genoemd in deze verordening, voor zover deze worden gerekend tot een vergoeding, tegemoetkoming of verstrekking als bedoeld in artikel 31a, tweede lid, onderdelen a tot en met h, van de Wet op de Loonbelasting 1964.

Artikel 12. Betaling en declaratie van onkosten

  • 1.

    Tenzij het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers of de Rechtspositieregeling decentrale politieke ambtsdragers anders bepalen, vindt de betaling van kosten die op grond van deze verordening voor vergoeding of tegemoetkoming in aanmerking komen plaats door:

    • a.

      betaling uit gemeentelijke middelen, op basis van een rechtstreeks aan de gemeente toegezonden factuur,

    • b.

      betaling vooruit uit eigen middelen of

    • c.

      betaling ten laste van de gemeentelijke creditcard.

  • 2.

    Een aanvraag om een vergoeding van de onkosten als bedoeld in dit artikel gaat vergezeld van een declaratieformulier en bewijsstukken.

  • 3.

    et declaratieformulier en de bewijsstukken worden binnen 30 dagen na factuurdatum of betaling door raads- of commissieleden of fractieassistenten ingediend bij de griffier. Declaraties voor reiskosten als bedoeld in artikel 5 dienen per kwartaal ingediend te worden.

  • 4.

    In voorkomende gevallen beslist de vergadering van fractievoorzitters van alle in de raad vertegenwoordigde fracties.

  • 5.

    Voor zover van toepassing draagt de gemeente er zorg voor dat de betaling aan raads- of commissieleden of fractieassistenten binnen 30 dagen na het indienen van de aanvraag wordt overgemaakt.

Artikel 13. Intrekking oude verordening

De Verordening rechtspositie wethouders, raadsleden, commissieleden en fractieassistenten gemeente Duiven 2018 wordt ingetrokken.

Artikel 14. Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag na de datum van bekendmaking in het Gemeenteblad en werkt terug tot en met 1 januari 2019.

Artikel 15. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening rechtspositie raadsleden, commissieleden en fractieassistenten gemeente Duiven 2019.

 

Duiven, 2 juli 2019.

de griffier,

G.J. (Josien) van Buren-van den Berg

de voorzitter,

drs. H.B.I (Rik) de Lange 

Toelichting Verordening rechtspositie raads- en commissieleden 2019

 

Wettelijke regelingen

In de Gemeentewet is aangegeven dat de nadere invulling van de rechtspositie van raads- en commissieleden alsmede de financiële voorzieningen moeten worden geregeld bij of krachtens de wet (AMvB en ministeriële regeling). Deze nader regeling is vastgelegd in het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers (hierna: Rechtspositiebesluit). In de Regeling rechtspositie decentrale politieke ambtsdragers (hierna: Rechtspositieregeling) zijn de (onkosten)vergoedingen nader uitgewerkt.

 

Hoofdlijnen gemeentelijke verordening

In deze verordening zijn bepalingen opgenomen inzake de rechtspositie van raadsleden en leden van gemeentelijke commissies voor zover die niet dwingend geregeld zijn in hogere wet- en regelgeving. De grondslag hiervoor is te vinden in de Gemeentewet en het Rechtspositiebesluit en de Rechtspositieregeling. Bij de laatste moderniserings- en harmoniseringsoperatie (Staatsblad 15 oktober 2018), betreffende de rechtspositiebesluiten voor decentrale politieke ambtsdragers zijn er wederom een aantal bepalingen imperatief in hogere wet- en regelgeving vastgelegd. De overweging hierbij is dat het bestuurlijk wenselijk is om de voorzieningen zoals vergoedingen, tegemoetkomingen en andere rechtspositionele aanspraken voor decentrale politieke ambtsdragers dwingendrechtelijk in hogere wet- en regelgeving vast te leggen om politieke discussies te voorkomen. Dit betekent dat er voor gemeenten minder ruimte is om lokaal bij verordening van wettelijke regelingen af te wijken.

Indien een gemeente besluit om bij verordening voorzieningen voor politieke ambtsdragers te regelen, is een aantal regels van belang.

 

In artikel 99 Gemeentewet is bepaald dat ’buiten hetgeen hun bij of krachtens de wet is toegekend’, de leden van de raad en/of door de raad ingestelde commissie (in de zin van artikel 82, 83 of 84 Gemeentewet) als zodanig geen andere vergoedingen en tegemoetkomingen ten laste van de gemeente ontvangen. Deze verordening vormt een (nadere) uitwerking van de bij of krachtens de wet toegekende vergoedingen en tegemoetkomingen.

 

De arbeidsverhoudingen en fiscale positie

Raadsleden en commissieleden hebben geen dienstbetrekking bij de gemeente. De gemeente is dus niet de werkgever. Dat betekent bijvoorbeeld dat zij, voor zover het betreft het raadslidmaatschap, niet vallen onder de werknemersverzekeringen zoals de Werkloosheidswet (WW), Ziektewet (ZW) en de Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen (WIA). Omdat er geen sprake is van een dienstbetrekking vallen raads- en commissieleden niet onder de Wet op de loonbelasting 1964 maar worden hun inkomsten belast in de Wet inkomstenbelasting 2001. Wel kunnen raads- en commissieleden opteren voor de loonbelasting als voorheffing door samen met de gemeente te kiezen voor het fictief werknemerschap, het zogenaamde opting-in. Het fictief werknemerschap kan worden aangevraagd met behulp van een opting-in verklaring bij de Belastingdienst.

 

Als de raads- en commissieleden en gemeente niet kiezen voor het fictief werknemerschap, dan geldt dat de onkostenvergoedingen en raadsvergoeding als inkomsten moeten worden verantwoord en mogen de (beroeps)kosten die worden gemaakt worden afgetrokken. Het resultaat zal het raads- of commissielid moeten verantwoorden in de aangifte inkomstenbelasting, onder de post inkomsten uit overige werkzaamheden. De gemeente dient jaarlijks alle betalingen en verstrekkingen voor de raads- en commissieleden, die niet als fictief werknemerschap te kwalificeren zijn, op grond van deze verordening aan de Belastingdienst door te geven middels een formulier IB-47. Omdat raads- en commissieleden op persoonlijke titel worden gekozen, zijn zij niet aan te merken als (fiscaal) ondernemer. Er hoeft dan ook geen VAR-verklaring / Modelovereenkomst ZZP overgelegd te worden aan de gemeente.

De Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers (Appa) is niet van toepassing op raads- en commissieleden.

 

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

Artikel 2. Vergoeding voor de werkzaamheden van raadsleden

De hoogte van de raadsvergoeding is verplichtend bepaald op een vast bedrag per inwonersklasse. Vanaf de dag van beëdiging hebben de raadsleden recht op de vergoedingen die verbonden zijn aan hun functie. Wat betreft de vergoeding voor de werkzaamheden is dit geregeld in artikel 3.1.1, eerste lid. De gemeenteraad kan op grond van het vierde lid van artikel 3.1.1 bij verordening bepalen dat een deel van de vergoeding voor de werkzaamheden wordt uitbetaald als presentiegeld. Het gaat om maximaal 20% van de vergoeding. In een dergelijke verordening mag geen onderscheid worden gemaakt tussen de raadsleden: een presentievergoeding geldt dan voor alle raadsleden. Deze bepaling kan bijvoorbeeld worden benut bij spookleden. Spookleden zijn volksvertegenwoordigers die wel zijn gekozen, maar die niet of nauwelijks aanwezig zijn bij de vergaderingen of activiteiten van de desbetreffende gemeenteraad.

Er is gekozen om geen gebruik te maken van de optie om 20% van de vergoeding voor werkzaamheden uit te betalen als presentiegeld. Dit omdat het niet kosten efficiënt is gezien de administratieve last die dit tot gevolg heeft .

Het raadslid kan de vergoeding niet weigeren en de gemeente is verplicht de raadsvergoeding aan het raadslid over te maken op zijn of haar bankrekeningnummer. Het raadslid mag zelf (een deel) van de raadsvergoeding afdragen aan de politieke partij, maar is in beginsel juridisch niet verplicht mee te werken aan een overdracht van (een deel) van zijn of haar raadsvergoeding. Een akte van cessie waarbij de raadsvergoeding direct aan een politieke groepering wordt overgemaakt is juridisch niet toegestaan. De reden hiervoor is dat het raadslid een onafhankelijke positie heeft en niet financieel afhankelijk mag zijn van de politieke groepering.

 

Artikel 3. Vergoeding voor de werkzaamheden van fractieassistenten

Omdat fractieassistenten niet alleen aanwezig zijn bij Politieke Avonden en Raadsavonden, maar vol meedraaien in het raadswerk is er in Duiven gekozen voor een vaste maandelijkse vergoeding in plaats van een presentievergoeding zoals deze geldt bij commissieleden. Daarnaast is in dit artikel vervanging van fractieassistenten bij ziekte of zwangerschap geregeld. Hier is aansluiting gezocht bij de vervangingsregeling voor raadsleden.

 

Artikel 4. Toelage lid onderzoekscommissie [en bijzondere commissie] van raadsleden

In dit artikel stellen we enkel dat als er zware commissies zijn, zoals een onderzoekscommissie of een bijzondere commissie, de raadsleden die er lid van zijn een toelage ontvangen. De hoogte van de toelage wordt bepaald in de verordening waarmee een dergelijke commissie wordt ingesteld.

De vaststelling dat er sprake is van een dergelijke bijzondere commissie, met deze financiële gevolgen, moet bij verordening plaatsvinden. Een bijzondere commissie als bedoeld in artikel 3.1.4 van het Rechtspositiebesluit is een commissie die bij verordening is ingesteld ter uitvoering van de taken en verantwoordelijkheden van de gemeenteraad. Daarbij moet gemotiveerd worden dat het lidmaatschap van deze commissies duidelijk meerwerk is (in belasting en tijdsbeslag) naast het reguliere lidmaatschap van de gemeenteraad.

Voor de hoogte van de toelage voor het werk in de zware commissies wordt onderscheid gemaakt tussen enerzijds de vertrouwenscommissie en de rekenkamerfunctie, en anderzijds de onderzoekscommissie.

Wat betreft de hoogte van de toelagen voor het lidmaatschap van de vertrouwenscommissie en de rekenkamerfunctie geldt een vast (belast) bedrag van € 120 per maand. Het bedrag wordt naar rato van de duur van de activiteiten toegepast. Zolang een commissie «slapend» is, althans niet actief, ontvangen de leden geen toelage: niet de duur van het lidmaatschap is van belang, maar de duur van de activiteiten. Bij de vertrouwenscommissie is hier wettelijk ook alleen sprake van als er een benoemingsprocedure doorlopen wordt (artikel 61, lid 3 Gemeentewet en artikel 3.1.2. Rechtspositiebesluit).

 

Artikel 5. Verhoging vergoeding commissieleden voor het bijwonen van commissievergadering i.v.m. bijzondere deskundigheid of zwaarte taak.

In dit artikel stellen we enkel dat als er commissieleden, zijnde niet raadsleden, op basis van hun deskundigheid zijn aangetrokken voor een specifieke commissie eventueel een verhoogde vergoeding kunnen ontvangen. Dit geldt ook voor commissieleden wiens taak dusdanig zwaar is dat de standaard vergoeding niet in redelijke verhouding is. In dit artikel is enkel aangegeven dat de verhoging maximaal 200% is. Hoe hoog de verhoging is wordt besloten in de verordening die ten grondslag ligt aan een dergelijke commissie. Van dergelijke commissies is op dit moment (april 2019) geen sprake.

 

Artikel 6. Reis en verblijfkosten binnen de gemeente

Nadere specificatie van wat er in het rechtspositie besluit en bijhorende regeling staat. Met het tweede lid van dit artikel wordt aangegeven voor welke bijeenkomsten reiskosten gedeclareerd kunnen worden. Dit is een aanvulling op datgene wat in het Rechtspositiebesluit staat. De hoogte van deze reiskosten en een vervoersvoorziening bij tijdelijke functionele beperking zoals dat omschreven is in artikel 7 is niet opgenomen in dit artikel, aangezien dat al omschreven is in de Rechtspositieregeling.

 

Artikel 7. Reis- en verblijfkosten raads- en commissieleden voor reizen buiten de gemeente

Ingevolge artikel 96, in samenhang met artikel 97, van de Gemeentewet kunnen kosten voor (dienst)reizen buiten het grondgebied van de gemeente alleen op basis van een verordening van de gemeenteraad worden vergoed. In deze bepaling is bij verordening geregeld dat raads- en commissieleden een vergoeding van de reis- en verblijfkosten voor reizen buiten het grondgebied van de gemeente kunnen krijgen ter uitvoering van een beslissing van het gemeentebestuur. Onder reizen “buiten de gemeentegrenzen” kunnen ook de buitenlandse dienstreizen worden geschaard. De naar redelijkheid gemaakte reis- en verblijfkosten voor dienstreizen in het buitenland, die door of vanwege de gemeente zijn georganiseerd komen ook voor vergoeding in aanmerking. De vergoeding voor noodzakelijke en redelijkerwijs gemaakte verblijfkosten is niet nader ingevuld en is een lokale aangelegenheid.

 

Artikel 8. Verzekering raadsleden voor arbeidsongeschiktheid, ouderdom en overlijden

Raadsleden zijn vaak een significant deel van de werkweek voor de gemeenteraad bezig en kunnen daardoor vaak in hun hoofdfunctie minder pensioen opbouwen. Raadsleden hebben bovendien niet allemaal een hoofdfunctie in loondienst. In artikel 3.1.9 is daarom de grondslag gecreëerd om bij verordening te bepalen dat de raadsleden een bedrag per jaar ontvangen ter hoogte van maximaal één maandbedrag van hun vergoeding voor de werkzaamheden, waarmee zij voorzieningen kunnen treffen ter zake van arbeidsongeschiktheid, ouderdom en overlijden.

De uitkering van deze aanvullende vergoeding gebeurd in de maand december. De hoogte van de aanvullende vergoeding is maximaal één maandvergoeding en is afhankelijk van het aantal maanden dat men raadslid was in het lopende kalenderjaar. Bijvoorbeeld: was men het gehele jaar raadslid dan ontvangt men één maandvergoeding als aanvullende uitkering, was men vanaf de maand mei raadslid dan ontvangt men ¾ van één maandvergoeding.

 

Artikel 9. Nadere regels niet-partijpolitiek georiënteerde scholing raads- en commissieleden

Voor raads- en commissieleden is expliciet bepaald dat de kosten voor niet-partijpolitiek georiënteerde functionele scholing, zoals deelname aan congressen en opleidingen, ten laste kunnen worden gebracht van de gemeente. Partijpolitieke scholing komt niet voor vergoeding door de gemeente in aanmerking. De inhoud van de scholing is bepalend bij de beoordeling of deze al dan niet partijpolitiek georiënteerd is. Wanneer scholing verzorgd wordt door een politieke partij betekent dat niet automatisch dat die scholing partijpolitiek georiënteerd is.

Om in aanmerking te komen voor een vergoeding van de scholingskosten, moet gemotiveerd worden dat het gaat om functiegerichte scholing. Scholing is functiegericht als zij beoogt de voor de functie benodigde vakkennis en vaardigheden te verwerven dan wel actueel te houden. Scholing is partijpolitiek georiënteerd als zij geheel of gedeeltelijk tot doel heeft betrokkene op te leiden in het gedachtegoed van de desbetreffende partij.

Overigens kan de gemeente ook zelf dit soort scholing (laten) verzorgen. Ook die lasten komen ten laste van de gemeente. Kosten van scholing in verband met de vervulling van de functie van raadslid, commissielid of fractieassistent, georganiseerd door de VNG of door een beroeps vereniging voor raadsleden, komen altijd in aanmerking voor vergoeding door de gemeente .

 

Artikel 10 Informatie- en communicatievoorzieningen

Het college van burgemeester en wethouders stelt ten laste van de gemeente aan een raadslid of fractieassistent voor de duur van de uitoefening van zijn functie de noodzakelijke informatie- en communicatievoorzieningen ter beschikking. Ook commissieleden kunnen aanspraak maken op ICT-middelen op grond van art. 3.4.4 Rechtspositiebesluit. Onder informatie- en communicatievoorzieningen wordt ook verstaan een smartphone, tablet, een computer en de daarbij behorende (internet)abonnementen. Er mag slechts één voorziening verstrekt worden, in Duiven is de laatste jaren een iPad gebruikelijk. Er wordt verstrekt op basis van een bruikleenovereenkomst. Het Rechtspositiebesluit staat niet meer toe dat na afloop van de zittingsperiode of het raadslidmaatschap dan wel fractieassistentschap de device overgenomen wordt.

Er is sprake van een overgangsregeling, aan het begin van de raadsperiode zijn er nieuwe iPads verstrekt en krijgen de leden en assistenten daarnaast een internetvergoeding. Op basis van het Rechtspositiebesluit moeten de iPads verstrekt worden inclusief abonnement. Aangezien de iPads die verstrekt zijn in Duiven technisch niet voorzien kunnen worden van een 4G kaartje zou dit een nieuwe investering vergen. Dit speelt bij meer gemeenten. De wetgever heeft daarom aangegeven dat er voor de reeds benoemde raadsleden en assistenten een overgangsregeling mogelijk is. Dit staat omschreven in het derde en vierde lid van dit artikel.

 

Artikel 11 Aanwijzing als eindheffingsbestanddeel

In het kader van de werkkostenregeling op grond van artikel 31 Wet op de Loonbelasting 1964 is een aantal vergoedingen in het Rechtspositiebesluit en de verordening aangewezen als eindheffingsbestanddeel. De gemeente draagt in dat geval de loonbelasting, waardoor de vergoeding belastingvrij (netto) aan de politieke ambtsdrager kan worden overgemaakt. Anders worden deze door de Belastingdienst als loon gezien en moet hierover bij de politieke ambtsdragers loonbelasting worden ingehouden. In het kader van de werkkostenregeling kan in de financiële administratie worden aangegeven of een verstrekking of vergoeding onder de gerichte vrijstellingen, intermediaire kosten of onder de nihil-waarderingen valt.

Gemeenten mogen daarnaast een verstrekking of vergoeding in de vrije ruimte - tot 1,2% fiscale loonsom - onderbrengen zonder fiscale consequenties. Indien de grens van 1,2% wordt overschreden, zal de gemeente 80% eindheffing moeten betalen.

 

Artikel 12 Betaling en declaratie van onkosten

Het Rechtspositiebesluit en de Rechtspositieregeling regelen wanneer de vergoedingen en onkosten betaald moeten worden aan raads- en commissieleden. De betaling van onkosten kan worden voorgeschoten uit eigen middelen, later gedeclareerd worden of de factuur wordt rechtstreeks naar de gemeente verstuurd. De ambtelijke organisatie verzorgt een formulier waarmee raads- en commissieleden en fractieassistenten gemaakte onkosten kunnen verantwoorden. Raads- en commissieleden en fractieassistenten declareren in beginsel hun kosten bij de griffier.