Organisatie | Pijnacker-Nootdorp |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Pijnacker-Nootdorp houdende regels omtrent urgentieverklaringen (Beleidsregel urgentieverklaringen Pijnacker-Nootdorp 2019) |
Citeertitel | Beleidsregel urgentieverklaringen Pijnacker-Nootdorp 2019 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | volkshuisvesting en woningbouw |
Eigen onderwerp |
Deze regeling vervangt de Uitvoeringsregels voorrangsbepaling gemeente Pijnacker-Nootdorp 2016.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
12-07-2019 | nieuwe regeling | 02-07-2019 | 1001928 |
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Artikel 1.1.1 Begripsomschrijvingen
In aanvulling op artikel 1:1 van de Huisvestingsverordening wordt in deze beleidsregel verstaan onder:
gezagsregister: het register als bedoeld in artikel 244 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek;
Paragraaf 1.2 Nadere regels voor het verlenen van een urgentieverklaring als bedoeld in artikel 4:2, zesde lid, van de verordening
Artikel 1.2.1 Huishouden urgentieverklaringen
Om vast te stellen of de aanvrager in staat is om in zijn bestaan of in de kosten van bewoning van een zelfstandige woonruimte te voorzien, dient de aanvrager die schulden heeft aan te tonen onderstaande maatregelen te hebben getroffen. Hiervoor dient de aanvrager:
Artikel 1.2.3 Benodigde gegevens en stukken voor de aanvraag
De aanvrager dient bij de aanvraag in ieder geval de volgende stukken in te dienen:
Artikel 1.2.4 Gegevens inkomen
In afwijking van het tweede lid kan een verklaring geregistreerd inkomen over het voorgaande jaar of een definitief belastingaanslag over de inkomstenbelasting van het voorgaande jaar worden overlegd, indien een lid van het huishouden niet in staat is om de in het tweede lid genoemde documenten te overleggen.
Artikel 1.2.6 Behandeling aanvraag
Het college controleert de gegevens en stukken die de aanvrager bij de ingediende aanvraag heeft aangeleverd en maakt daarbij óók gebruik van inzage in de BRP en andere relevante gegevens, zoals de geregistreerde gegevens op het inschrijfnummer van de aanvrager op www.woonnet-haaglanden.nl.
Artikel 1.2.8 Besluit aanvraag urgentie
Het college beslist binnen acht weken na de datum van ontvangst van de aanvraag. Zij kunnen deze termijn eenmaal verlengen met ten hoogste zes weken en communiceren hun besluit schriftelijk binnen deze periode aan de aanvrager. Over het besluit wordt tussentijds niet op andere wijze gecommuniceerd.
Hoofdstuk 2 Voorwaarden urgentiecategorie
Paragraaf 2.1 Nadere regels als bedoeld in artikel 4:5 van de verordening
Artikel 2.1.1 Nadere uitwerking artikel 4:5, onder a, van de verordening
De aanvraag voldoet niet aan algemene criteria voor een huisvestingsvergunning vastgelegd in artikel 2:3 van de verordening en wordt afgewezen, indien de aanvrager:
Artikel 2.1.2 Nadere uitwerking afwijzingsgrond artikel 4:5, onder b, van de verordening
Er is geen sprake van een urgent huisvestingsprobleem waarvoor indeling in een urgentiecategorie mogelijk is, bij de volgende op zichzelf staande situaties:
Artikel 2.1.3 Nadere uitwerking afwijzingsgrond artikel 4:5, onder c, van de verordening
Er is in ieder geval sprake van een huisvestingsprobleem dat redelijkerwijs te voorkomen is of op andere wijze op te lossen is, indien de aanvrager:
Artikel 2.1.4 Nadere uitwerking afwijzingsgrond artikel 4:5, onder d, van de verordening
Er is in ieder geval sprake van een huisvestingsprobleem dat redelijkerwijs kon worden voorkomen of te voorzien was, indien de aanvrager:
Artikel 2.1.5 Nadere uitwerking afwijzingsgrond artikel 4:5, onder e, van de verordening
Er is in ieder geval sprake van een huisvestingsprobleem dat kan worden opgelost met behulp van een voorliggende voorziening. Dit is het geval indien de aanvrager gebruik kan maken van publieke voorzieningen op het gebied van zorg, hulp en ondersteuning, zoals de aanleg van een traplift of andere woningaanpassingen die de gemeente in het kader van de WMO mogelijk maakt, hulp bij het huishouden of vervoersvoorzieningen, wijkverpleging, thuiszorg, maatschappelijk werk, schuldhulpverlening, geestelijke gezondheidszorg of jeugdhulp.
Artikel 2.1.6 Nadere uitwerking afwijzingsgrond artikel 4:5, onder f, van de verordening
Er is in ieder geval sprake van een huisvestingsprobleem dat is ontstaan als gevolg van een aan de aanvrager of lid van diens huishouden toe te rekenen handelen of nalaten, indien:
Artikel 2.1.7 Nadere uitwerking afwijzingsgrond artikel 4:5, onder g, van de verordening
Er is in ieder geval sprake van een huisvestingsprobleem dat niet of in onvoldoende mate opgelost kan worden met verhuizing naar een zelfstandige woonruimte óf naar een andere zelfstandige woonruimte, indien;
Artikel 2.1.8 Nadere uitwerking afwijzingsgrond artikel 4:5, onder h, van de verordening
Een woningzoekende kan niet in een urgentiecategorie worden ingedeeld, wanneer de aanvraag binnen twee jaar nadat een eerder aan de aanvrager of een lid van diens huishouden verstrekte urgentieverklaring is vervallen of ingetrokken met de toepassing van artikel 4:8 of 4:9 van de verordening, dit betekent onder andere:
Artikel 2.1.9 Nadere uitwerking afwijzingsgrond artikel 4:5, onder i, van de verordening
Een woningzoekende kan niet worden ingedeeld in een urgentiecategorie, indien de aanvrager niet in staat is om in zijn bestaan of in de kosten van bewoning van zelfstandige woonruimte te voorzien. Hiervan is sprake als:
Artikel 2.1.10 Nadere uitwerking afwijzingsgrond artikel 4:5, onder j, van de verordening
Een woningzoekende kan niet in een urgentiecategorie worden ingedeeld, indien het huishoudinkomen hoger is dan anderhalf maal het norminkomen van artikel 14 van de Wet op de huurtoeslag. Dit betekent dat:
Artikel 2.1.11 Nadere uitwerking afwijzingsgrond artikel 4:5, onder k, van de verordening
Een woningzoekende kan niet in een urgentiecategorie worden ingedeeld indien de aanvrager naar verwachting bij toepassing van de in artikel 3:5, eerste lid, van de verordening binnen drie maanden een andere woonruimte kan krijgen. Het college gaat ervanuit dat de aanvrager in staat is om zonder een urgentieverklaring een woonruimte toegewezen te krijgen, indien:
Artikel 2.1.12 Nadere uitwerking afwijzingsgrond artikel 4:5, onder l, van de verordening
Een woningzoekende kan niet in een urgentiecategorie worden ingedeeld, indien de aanvrager woont in een onderkomen dat formeel geen zelfstandige woonruimte (met uitzondering van mantelzorg en aanvragers die verblijven in een blijf-van-mijn-lijfhuis of opvang wegens (dreigend) geweld). Dit geldt in ieder geval voor:
Artikel 2.1.13 Nadere uitwerking afwijzingsgrond artikel 4:5, onder m, van de verordening
Een woningzoekende kan niet in een urgentiecategorie worden ingedeeld, indien de aanvrager niet eerst zelf, direct voorafgaand aan de aanvraag, gedurende minstens drie maanden aantoonbaar heeft gereageerd op beschikbaar en passend woningaanbod, met uitzondering van een aanvraag die wordt gedaan op grond van artikel 4:6 van de verordening (mantelzorg en blijf-van-mijn-lijf-huis). De aanvrager heeft niet optimaal gereageerd op het beschikbare woningaanbod op woonnet-haaglanden, indien:
Artikel 2.1.14 Nadere uitwerking afwijzingsgrond artikel 4:5, onder n, van de verordening
Een woningzoekende kan niet worden ingedeeld in een urgentiecategorie, indien de aanvrager niet ten minste al twee jaar voorafgaand aan de aanvraag aansluitend als bewoner staat ingeschreven in de Basisregistratie Personen (BRP) een van de gemeenten in de regio Haaglanden, tenzij de aanvraag wordt gedaan op grond van artikel 4:6 van de verordening (mantelzorg en blijf-van-mijn-lijf-huis). De aanvrager wordt niet gezien als een bewoner, die staat ingeschreven in de BRP van één van de regiogemeenten, wanneer:
Paragraaf 2.2 Nadere uitwerking urgentie categorieën
Artikel 2.2.1 Nadere uitwerking artikel 4:6, eerste lid, onder a van de verordening
Het gaat in dit artikel om de aanvragers die verblijven in een blijf-van-mijn-lijfhuis of opvang wegens (dreigend) geweld. Het college kan een woningzoekende in deze urgentiecategorie op grond van artikel 12, derde lid, van de Huisvestingswet 2014 indelen, indien er geen sprake is van een afwijzingsgrond zoals vastgelegd in artikel 4:5, onder a tot en met k van de verordening en de aanvrager:
Artikel 2.2.2 Nadere uitwerking artikel 4:6, eerste lid, onder b, van de verordening
Het gaat in dit artikel om de urgentiecategorie mantelzorgontvanger of -verlener. Het college kan een woningzoekende in deze urgentiecategorie op grond van artikel 12, derde lid, van de wet indelen, indien er geen sprake is van een afwijzingsgrond zoals vastgelegd in artikel 4:5, onder a tot en met l en de aanvrager:
Artikel 2.2.4 Nadere uitwerking artikel 4:7, tweede lid, van de verordening
Het gaat in dit artikel om woningzoekenden die woonkostentoeslag ontvangen en in het kader daarvan de verplichting hebben om op korte termijn te verhuizen. Het college kan een woningzoekende in deze urgentiecategorie indelen, indien er geen sprake is van een afwijzingsgrond zoals vastgelegd in artikel 4:5, onder a tot en met l en de aanvrager een afschrift van de beschikking (van het college) heeft waaruit blijkt:
Hoofdstuk 3 Inhoud en geldigheid van een urgentieverklaring
Paragraaf 3.1 Nadere uitwerking van artikel 4:3 en 4:4 van de verordening
De voorrangspositie die een urgentieverklaring biedt is uitsluitend van toepassing op aangewezen categorieën woonruimten die minimaal noodzakelijk zijn om de noodsituatie van de aanvrager op te lossen. Een urgentieverklaring is bedoeld als uiterste redmiddel bij een acuut woonprobleem en niet bedoeld voor het maken van een wooncarrière of het verwezenlijken van woonwensen. Op welke categorieën woonruimten de urgentieverklaring toeziet is vastgelegd in een zoekprofiel. Het door het college af te geven zoekprofiel is afgestemd op de omstandigheden van de aanvrager en diens woonbehoefte, maar wordt beperkt tot minder schaarse woningtype van de lokale woningvoorraad.
Artikel 3.1.1 Inhoud zoekprofiel
Paragraaf 3.2 Nadere uitwerking van artikel 4:8 en 4:9 van de verordening
Artikel 3.2.3 Bemiddeling op advies van de toetsingscommissie
De in het eerste lid genoemde bevoegdheid wordt in ieder geval benut indien het een woningzoekende betreft die als gevolg van bijzondere, persoonlijke omstandigheden met een specifieke maatwerkoplossing aan woonruimte gematcht moeten worden. Bijvoorbeeld mensen met een bijzondere zorgvraag en daarmee samenhangende specifieke woonbehoeften.
In artikel 7:3 van de Huisvestingsverordening is bepaald dat het college bevoegd is om in gevallen waarin de toepassing van de verordening naar hun oordeel leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard, ten gunste van de aanvrager af te wijken van deze verordening. Deze hardheidsclausule is ook van toepassing op de beleidsregels urgentieverklaring.
Het advies tot het al dan niet toepassen van de hardheidsclausule wordt gemotiveerd in het advies van de toetsingscommissie. De motivering voor de toepassing van de hardheidsclausule wordt in de beschikking opgenomen.
Vastgesteld in de vergadering van 2 juli 2019.
Het college van Pijnacker-Nootdorp,
drs. J.P.R. Woudstra
secretaris
mw. F. Ravestein
burgemeester
De Huisvestingswet 2014 biedt de gemeente de mogelijkheid om onevenwichtige en onrechtvaardige effecten van schaarste aan woonruimte te bestrijden. In de Huisvestingsverordening Pijnacker-Nootdorp 2019 heeft de gemeenteraad alle normerende criteria ten behoeve van woonruimteverdeling vastgesteld. De Beleidsregel urgentieverklaringen Pijnacker-Nootdorp 2019 is een nadere uitwerking van de verordening en bevat de regels die tot de bevoegdheid van het college behoren, samen met de door de raad aan het college gedelegeerde bevoegdheden. De beleidsregel vormt tevens de meer praktische uitvoerende toelichting op de artikelen van de verordening en verwoordt daarnaast de visie van het college op de uitvoering van de Huisvestingswet 2014.
De beleidsregels hebben als doel om per urgentiebepaling een overzicht te geven van de belangrijke toepassingscriteria waarmee een woningzoekende kan verzoeken om indeling in een urgentiecategorie. Hiermee ontstaat samen met de Huisvestingsverordening Pijnacker-Nootdorp 2019 een compleet kader voor de uitvoering van artikelen 12 en 13 van de Huisvestingswet 2014.
In artikel 4:2 lid 6 van de van de Huisvestingsverordening 2019 van de gemeente Pijnacker-Nootdorp is bepaald dat het College van burgemeester en wethouders nadere regels kan stellen. Omdat de woningmarktregio Haaglanden een regionale woningmarkt vormt, welke benut wordt om deze urgentiecategorieën woningzoekenden te huisvesten, is afstemming over de toepassing van deze bepalingen noodzakelijk.
In deze regionaal afgestemde beleidsregels staat een nadere uitwerking van de bepalingen in de huisvestingsverordening om een uniforme beoordeling van de aanvragen voor een voorrangsverklaring binnen de regio Haaglanden mogelijk te maken.