Organisatie | Brunssum |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Brunssum houdende regels omtrent Uitvoeringsbeleid toezicht en handhaving Wabo-taken |
Citeertitel | Uitvoeringsbeleid toezicht en handhaving Wabotaken Gemeente Brunssum |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | openbare orde en veiligheid |
Eigen onderwerp |
Geen
Onbekend
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
11-07-2019 | nieuwe regeling | 11-06-2019 | 907804 |
De gemeente heeft de taak om de fysieke leefomgeving veilig, gezond, aantrekkelijk en duurzaam te houden. Om dit te realiseren zijn er wetten en lokale regelingen opgesteld waaraan gebruikers van de leefomgeving (burgers, bedrijven, passanten) zich dienen te houden. Daarnaast heeft de gemeente eigen beleidskaders vastgesteld, die ook richtlijnen geven over hoe de leefomgeving wel en niet mag worden belast en gebruikt.
De gebruikers van de leefomgeving worden geacht de regels die in deze wetten en regelgeving zijn vastgelegd, na te leven. Dit gaat niet altijd vanzelf. Regels vragen soms extra inspanningen en/of investeringen, die men niet altijd genegen is om te doen. De gemeente heeft als (mede)uitvoerder van de wetten en maker van het beleid tot taak om de naleving van de regels te stimuleren en zo nodig af te dwingen. Ze kan echter nooit alles controleren en zo alle risico's van niet-naleving neutraliseren. Daarom maakt de gemeente keuzes over hoe de beperkt beschikbare mensen en middelen het beste in te zetten om het naleefgedrag te bevorderen. Dat doet ze door de risico’s van niet-naleving tegen elkaar af te wegen. Deze risicoanalyse vormt de basis voor het stellen van prioriteiten voor het uitvoeren van toezicht en handhaving. Dit plan beschrijft hoe die bestuurlijke keuzes worden gemaakt en hoe die er uitzien.
Dit plan beschrijft ook hoe toezicht en handhaving in de praktijk kunnen uitzien, en waar in de uitvoering rekening mee moet worden gehouden. Welke toezichtactiviteiten concreet worden uitgevoerd, wordt in het uitvoeringsprogramma vast gelegd. Voor de wijze waarop invulling wordt gegeven aan handhaving is de landelijke handhavingsstrategie leidend.
Het beleidsplan geldt voor de periode 2019-2022. Elk jaar wordt een uitvoeringsprogramma vastgesteld, waarin de uit te voeren activiteiten voor dat jaar worden beschreven. Bij deze jaarlijkse programmering wordt rekening gehouden met een evaluatie van de (effecten van de) uitvoering van het voorafgaande programma en met nieuwe ontwikkelingen. Dit kan in sommige gevallen ook aanleiding zijn om het beleid tussentijds aan te passen.
Met het plan wordt voldaan aan de eisen die de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en daarop gebaseerde regelingen aan (het beleid voor) toezicht en handhaving van de Wabo-taken stellen.
Separaat is eerder beleid voor vergunningverlening vastgesteld. Voor de volgende beleidsperiode zullen beide beleidsplannen in elkaar worden geschoven tot één plan voor vergunningverlening, toezicht en handhaving van de Wabo-taken.
In de inleiding wordt ingegaan op doel en reikwijdte van het plan en de wettelijke eisen die aan toezicht en handhaving worden gesteld.
Na een beschrijving van gewijzigde en nieuwe regelgeving sinds de opstelling van het vorige beleidsplan in hoofdstuk 2, worden in hoofdstuk 3 de beleidskaders en uitgangspunten voor handhaving beschreven.
In hoofdstuk 4 volgt een opsomming van de handhavingsopgaven. Hoe we in de uitvoering van die opgaven prioriteiten stellen, wordt beschreven in hoofdstuk 5. Belangrijk daarvoor is de risicoanalyse.
In hoofdstuk 6 wordt beschreven hoe naleving van de regels wordt bevorderd en afgedwongen. Aan de orde komen de handhavingsmix, en de strategieën voor toezicht, handhaving en gedogen.
In hoofdstuk 7 en 8 beschrijven we aan welke eisen de uitvoeringsorganisatie moet voldoen en hoe we de uitvoering monitoren en daarover verslag uit brengen.
1.2 Doel van het plan: kaders voor toezicht en handhaving van regels fysieke leefomgeving
Deze nota beschrijft het uitvoeringsbeleid met de (strategische en tactische) beleidskaders die Brunssum hanteert voor bestuursrechtelijk toezicht en handhaving van de regels op het gebied van de fysieke leefomgeving. Het plan beschrijft hoe de gemeente wil sturen op de naleving van die regels. Daarbij gaat het niet om de naleving van regels op zich, maar om het realiseren van de doelen die we met die regels en het naleven daarvan willen bereiken namelijk veiligheid, gezondheid, duurzaamheid, een prettige leefomgeving en ruimtelijke kwaliteit.
1.2 Reikwijdte: omgevingsrecht/Wet algemene bepalingen omgevingsrecht
Dit beleid heeft betrekking op de regelgeving met betrekking tot de fysieke leefomgeving inclusief openbare ruimte: Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo), Algemene Plaatselijke Verordening (APV) voor het deel openbare ruimte, en bijzondere verordeningen die daar betrekking op hebben, zoals de afvalstoffenverordening en de bomenverordening. Het beleid geldt niet direct voor de regels op het gebied van openbare orde en veiligheid of bijzondere wetgeving als de Drank- en horecawet, hoewel het organisatieonderdeel dat met toezicht en handhaving van omgevingsrecht is belast, het team Veiligheid Toezicht en Handhaving, ook daarop handhaaft.
1.3 Waarom een -geactualiseerd- beleidsplan
Dit plan is nodig om verschillende redenen:
Dit plan is niet geheel nieuw. Het is een actualisering van het huidige beleid, dat in 2013 in het Beleidsplan Integrale Handhaving Fysieke Leefomgeving 2013-2016 is beschreven. Sinds de opstelling van dat plan zijn regelingen en beleid op diverse terreinen gewijzigd en er hebben zich maatschappelijke ontwikkelingen voorgedaan, die het noodzakelijk maken om de visie op en kaders voor toezicht en handhaving te heroverwegen en op punten te actualiseren.
1.4 Nog even de begrippen toezicht en handhaving in het kort
Handhaving vatten we ruim op en definiëren we als volgt: het bevorderen en bewerkstelligen van de naleving van regelgeving. We onderscheiden daarbij 2 specifieke zaken:
1.5 Wettelijke kwaliteitseisen aan toezicht en handhaving
In de Wabo, het Besluit omgevingsrecht (BOR), en de Ministeriële Regeling Omgevingsrecht (MOR) en de landelijke kwaliteitscriteria 2.1 zijn de eisen beschreven, die aan toezicht en handhaving en de organisatie daarvan worden gesteld, om professionaliteit en kwaliteit te bevorderen. Het betreft eisen aan de beleidscyclus, die worden gekoppeld aan de zogenaamde Big Eight, én eisen aan de uitvoerders van toezicht en handhaving.
Er moet programmatisch en strategisch toezicht worden gehouden en gehandhaafd: de dubbele regelkring of Big Eight.
De bovenste regelkring betreft beleidskeuzen, strategie, het opstellen van een programma en beleidsevaluatie. De onderste regelkring betreft het uitvoeringsprogramma en de professionele werkwijze, uitvoering en monitoring. Werken volgens de Big Eight levert een strategische en operationele cyclus, en gezamenlijk een sluitende beleidscyclus.
Hierna wordt dit verbeeld en toegelicht.
Strategisch beleidskader met prioriteiten en doelen op basis van een probleemanalyse
In het handhavingsbeleid moeten ambities en handhavingsdoelen worden opgenomen, én er moet worden aangegeven welke activiteiten ondernomen worden om die doelen te behalen. De handhavingsdoelen moeten gebaseerd zijn op een probleemanalyse, waarbij in kaart is gebracht wat de kans op overtredingen van de voorschriften van de relevante regelgeving is, en wat het effect van de overtreding voor de fysieke leefomgeving is, het zogenaamde risico. Op basis van de probleemanalyse worden prioriteiten gesteld. (Hoofdstuk 3, 4 en 5 van dit plan)
Het operationele beleidskader bevat uitvoeringsbeleid dat nodig is om te kunnen bepalen hoe naleving wordt bevorderd, en toezicht en handhaving in voorkomende gevallen worden uitgevoerd om de doelen te realiseren. Hierin komen aan de orde de basiswerkwijzen bij toezicht en handhaving. (Hoofdstuk 6).
Planning en control/ Programma
Dit vormt het middelpunt c.q. de gemene deler van beide kringen uit de Big-8. De strategie, de probleemanalyse en de daaruit voortvloeiende prioriteiten vormen input voor een jaarlijks op te stellen uitvoeringsprogramma. Het bevat een concrete planning van de activiteiten van toezicht en handhaving, waarbij ook is aangegeven met welke inzet van mensen en middelen dat gebeurt.
De financiële en personele middelen die nodig zijn voor het uitvoeren van het programma en het behalen van de handhavingsdoelen zijn inzichtelijk en worden geborgd in de begroting.
Of en in welke mate de voorgenomen activiteiten worden uitgevoerd en geformuleerde doelen worden gehaald, moet periodiek worden gevolgd.
In het programma worden de voorgenomen activiteiten voor dat programmajaar opgenomen. De wijze waarop de activiteiten worden uitgevoerd, is vastgelegd in protocollen en geautomatiseerde werkprocessen. Op deze manier wordt enerzijds de uniformiteit en anderzijds de kwaliteit geborgd.
Het programma wordt afgestemd met de relevante partners.
De activiteiten worden volgens de daarvoor opgestelde protocollen en werkprocessen uitgevoerd.
Van belang daarvoor is dat voldoende hulpmiddelen beschikbaar zijn zoals ICT, budgetten, meetapparatuur etc.
De uitvoeringsorganisatie moet zodanig worden ingericht dat een adequate en behoorlijke uitvoering van het handhavingsbeleid gewaarborgd is. Dit houdt onder meer in dat er een functiescheiding is tussen vergunningverlening en toezicht/handhaving, dat de personeelsformatie wordt vastgelegd, dat roulatie van personeel is geregeld, en dat de organisatie ook buiten kantooruren bereikbaar en beschikbaar is. (Hoofdstuk 7)
Met monitoring volgen we de uitvoering van het programma en ook of en in welke mate de doelstellingen worden gehaald, zodat (tussentijds) bijsturen mogelijk is. Om goed te kunnen monitoren is een goed werkend geautomatiseerd monitorings- en registratiesysteem nodig voor alle taakvelden die onder de Wabo vallen.
Er wordt periodiek gerapporteerd over het bereiken van de gestelde doelen, over de uitvoering van de activiteiten en over de uitvoering van de afspraken met partners. Ook moet jaarlijks het programma worden geëvalueerd, op basis waarvan bekeken wordt of het beleid moet worden aangepast. De evaluatie kan reden zijn om prioriteiten of doelen en werkwijzen bij te stellen. Het nieuwe programma wordt daarop aangepast en zo begint de nieuwe cyclus. (Hoofdstuk 8)
Met dit beleidsplan en het jaarlijks door het team VTH op te stellen uitvoeringsprogramma/ afdelingsplan wordt aan de beleidscyclus invulling gegeven.
1.5.2 Kwaliteitscriteria 2.1: eisen aan uitvoerders
Om de kwaliteit van de uitvoering van de taken op het gebied van het omgevingsrecht te verbeteren zijn niet alleen procescriteria geformuleerd, maar ook eisen met betrekking tot deskundigheid en beschikbaarheid van de uitvoerende medewerkers. Het gaat om het vereiste opleidings-, kennis- en ervaringsniveau en de minimaal vereiste beschikbaarheid van deskundigen.
De eisen zijn niet vastgelegd in de wet. De gemeente moet in beginsel een verordening vaststellen, waarin staat hoe ze de kwaliteit van de Wabo-taakuitoefening - zowel binnen de eigen organisatie als van de aan de omgevingsdienst en veiligheidsregio c.q. brandweer overgedragen taken - van plan is te borgen. In de standaard verordening die het IPO en de VNG daarvoor hebben ontwikkeld wordt ervan uit gegaan dat de zogenaamde Kwaliteitscriteria 2.1 van toepassing worden verklaard. Vanuit haar eigen beleidsverantwoordelijkheid heeft de gemeente de vrijheid om hierin – beargumenteerd – plaats afhankelijke keuzes te maken. In een beleidsnota moet dan worden vastgelegd in hoeverre de gemeentelijke organisatie volgens de kwaliteitscriteria werkt en worden beargumenteerd wanneer men daarbij afwijkt: comply or explain.
In 2018 zijn de betreffende 18 “Wabo”-medewerkers van de gemeentelijke organisatie door een extern bureau getoetst aan de mate waarin zij voldoen aan de Kwaliteitscriteria 2.1. Geconcludeerd is, dat de ambtenaren vanuit de verschillende disciplines in totaal voldoen: comply.
Daar waar dat niet zo is op sommige specialistische gebieden, zoals expertise op luchtkwaliteit, wordt deze ingehuurd: explain.
1.6 Rollen en verantwoordelijkheden
College van Burgemeester en Wethouders en Raad
Het gemeentebestuur van Brunssum wil op een transparante en herkenbare manier de verantwoordelijkheid nemen voor de uitvoering en verdere ontwikkeling van het handhavingsbeleid.
Het bestuur stelt niet alleen het beleid vast, maar volgt ook de uitvoering en stelt het beleid waar nodig bij.
De Wabo verplicht het college het handhavingsbeleid uit te (laten) werken in een handhavingsprogramma waarin staat welke activiteiten het komend jaar worden uitgevoerd. Jaarlijks wordt gekeken of dat programma is uitgevoerd en de doelen zijn gehaald. Het college informeert de raad hierover.
Regionale uitvoeringsdienst Zuid-Limburg
Het rijk heeft de gemeente verplicht om de zogenaamde basistaken op het gebied van milieutoezicht en -handhaving over te dragen aan een omgevingsdienst. De gemeenten van Zuid-Limburg hebben hiervoor gezamenlijk de RUD Zuid-Limburg opgericht. Brunssum heeft in 2013 de uitvoering van de basistaken bij deze RUD belegd.
De rol van de provincie is om toe te zien op een doelmatige handhaving. In het kader van de handhaving omgevingsrecht houdt de provincie interbestuurlijk toezicht (IBT). Zij kijkt of de gemeente zich houdt aan wat zij zich in het beleid heeft voorgenomen. De provincie toetst hierbij het programma, het verslag en de uitvoering van de in het beleid vastgestelde nalevingsstrategie.
2. Gewijzigde en nieuwe regelgeving
__________________________________________________________________________________
Sinds de vaststelling van het vorige beleidsplan is relevante regelgeving gewijzigd, en er is nieuwe in ontwikkeling. Hieronder een korte opsomming.
2.1 Enkele belangrijke wijzigingen in regelgeving sinds 2013
Op 14 april 2016 is de Wet verbetering Vergunningverlening, Toezicht en Handhaving (Wet VTH) inwerking getreden, die is opgenomen in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. De wet bevat de randvoorwaarden om de kwaliteit van uitvoering en handhaving van het omgevingsrecht te verbeteren. Doel van de regels is om de vergunningverlening, het toezicht en de handhaving van het omgevingsrecht beter te organiseren. In hoofdstuk 1.5 is hier al over geschreven.
Afgelopen jaren is enkele keren het Activiteitenbesluit aangepast, waardoor milieu-inrichtingen niet langer vergunning plichtig zijn, maar melding plichtig. Voor toezicht en handhaving door de gemeentelijke organisatie had dit overigens geen consequenties, omdat ze bleven behoren tot de basistaken en de RUD ZL de feitelijke uitvoerder is.
Met de komst van de Omgevingswet, die volgens planning in 2021 van kracht wordt, verandert veel. De wet vereenvoudigt het omgevingsrecht en bundelt bestaande wetgeving voor bouwen, milieu, water, ruimtelijke ordening en natuur. De wijze waarop prioriteiten worden gesteld en toezicht en handhaving plaats vinden, lijkt niet te wijzigen. Wel zal de prioriteitstelling anders zijn en zal de behoefte aan toezicht en handhaving naar verwachting toenemen.
In de toekomstige Wet private kwaliteitsborging in de bouw gaat de wetgever ervan uit, dat projectontwikkelaars/aannemers, die de beschikking hebben over een bepaalde certificering volgens wet- en regelgeving zullen werken. Dit betekent niet, dat zij dan niet meer gecontroleerd worden, maar de controles zullen in frequentie afnemen.
__________________________________________________________________________________
In dit hoofdstuk beschrijven we de kaders voor en uitgangspunten van gemeentelijke handhaving.
3.1 Visie op toezicht en handhaving
Waarom bevorderen we de naleving van regels, waarom houden we er toezicht op en handhaven we ze? We doen dat, omdat
We willen dat onze inwoners in een veilige, gezonde, aantrekkelijke en duurzame omgeving wonen, werken en leven. |
Soms kan het gedrag van individuele burgers of bedrijven dit streven bedreigen en risico’s opleveren voor bewoners en leefomgeving. De gemeente heeft in beginsel een eerste zorgplicht om die risico’s te beperken c.q. beheersbaar te houden. Er is echter altijd een grens aan de middelen die we daarvoor kunnen en willen inzetten. Deze grens bepaalt daarmee ook de mate van risico en overlast, waarvan we acceptabel vinden, dat de lokale samenleving, die moet dragen (restrisico). Kern van het gemeentelijk handhavingsbeleid is daarom risicogericht optreden:
De inschatting van de risico’s voor de leefomgeving is doorslaggevend voor de prioriteiten die wij stellen bij het stimuleren en/of afdwingen van het naleefgedrag. Omdat we de beschikbare capaciteit niet op alles kunnen inzetten, geven we prioriteit aan de onderwerpen en gevallen waarin de risico’s van niet-naleving het grootst zijn.
Deze benadering taken, heeft echter ook nadelen, die we met het vaststellen van dit beleidsplan bewust aanvaarden:
3.2 Uitgangspunten voor handhaving
Het beheersen van risico’s en het beperken van overlast zien we als gedragssturing. Binnen het beleid staan diverse instrumenten ter beschikking om gedrag te beïnvloeden en naleving af te dwingen. Het gaat niet alleen om toezicht of controle en handhaving, maar ook om preventie en voorlichting. En daaraan vooraf gaat een goede inrichting van de omgeving, maar ook regelgeving die duidelijk en adequaat is om situaties van overlast of ongewenst of illegaal gedrag te voorkomen.
Hieruit volgen de volgende beleidsuitgangspunten
We nemen de gebruikers en hun bedoelingen serieus, maar verwachten ook een eigen verantwoordelijkheid. Daarbij geldt dat, hoe professioneler de gebruiker is, hoe meer er mag worden verwacht van die professionaliteit en verantwoordelijkheid voor de naleving van de regels, des te strikter de gemeente zal optreden bij een overtreding.
3.3 Doelstellingen voor toezicht en handhaving
In dit beleidsplan hebben we in 3.1 en 3.2 onze kaders en uitgangspunten van het gemeentelijk handhavingsbeleid beschreven, ook wel strategische en tactische doelstellingen te noemen.
In het uitvoeringsprogramma zal de nadruk op operationele doelstellingen liggen.
We zetten de in dit verband te onderscheiden doelstellingen op een rij:
Effectdoelstellingen ofwel leefomgevingsdoelstellingen: doestellingen voor de kwaliteit van de fysieke leefomgeving, aan het bereiken waarvan toezicht en handhaving een bijdrage kunnen leveren. Denk aan normen voor luchtkwaliteit of bodemkwaliteit, voor de veiligheid van bouwwerken of voor het terugdringen van de hoeveelheid afval. Deze doelstellingen worden niet binnen het handhavingsbeleid geformuleerd, maar in het omgevingsbeleid, bodembeleid, geluidbeleid en afvalbeleid enz.
Met het bevorderen van het naleefgedrag van de relevante regels wordt een bijdrage aan het realiseren van die doelstellingen geleverd. Maar er zijn ook andere aspecten, die het realiseren van de gewenste effecten beïnvloeden.
Naleefdoelstellingen: mate waarin regels worden nageleefd.
Deze doelstellingen beschrijven de mate (%) waarin regels worden nageleefd.
Dit komt bijvoorbeeld tot uitdrukking in het aantal overtredingen dat is geconstateerd of het aantal sanctietrajecten dat is gevoerd, of het aantal klachten met betrekking tot een bepaald soort overtreding.
Prestatiedoelstellingen: te leveren prestaties
Deze hebben betrekking op de te leveren prestaties van de organisatie in termen van het aantal uit te voeren inspecties of controles binnen een bepaalde periode.
Deze doelstellingen zijn met name relevant als het gaat om de efficiency van de organisatie in relatie tot de uitvoering van het programma.
Inputdoelstellingen: inzet organisatie, uitgedrukt in aantal uren en geld.
Hierbij gaat het om de inzet van middelen door de organisatie in termen van tijd of geld. De doelstelling geeft het aantal mensuren (fte’s) of de financiële middelen weer, dat gedurende een bepaalde periode zal worden besteed. Bijv. het aantal uren voor inspectie van een vergunning of het aantal uren wijkgericht toezicht.
Elke doelstelling draagt bij aan een hoger gelegen doelstelling. De resultaten op de input- en prestatiedoelstellingen dragen bij aan de naleefdoelstellingen en aan de effectdoelstellingen. Resultaten van de naleefdoelstelling dragen op hun beurt ook weer bij aan de uiteindelijke effectdoelstellingen.
We streven ernaar om doelstellingen zo specifiek en duidelijk mogelijk te maken. Dat gebeurt in het uitvoeringsprogramma.
_________________________________________________________________________________
Dit beleidsplan heeft betrekking op alle handhavingstaken op het gebied van de fysieke leefomgeving ofwel Wabo plus. We onderscheiden 3 domeinen: Bouwen en Ruimtelijke Ordening, Milieu, en Openbare Ruimte. Hierbij gaat het om handhaving van regelgeving op het gebied van bouwen en slopen, ruimtelijke ordening/kwaliteit, brandveiligheid, milieu en duurzaamheid, en de openbare ruimte. Over welke taken hebben we het? En op welke regelgeving zijn die gebaseerd? Hieronder een overzicht.
4.1 Relevante wet- en regelgeving
De wettelijke basis voor handhaving wordt gegeven in ruimtelijke en bouwregelgeving, milieuregelgeving, de Algemene Plaatselijke Verordening en andere verordeningen:
De taken die voortvloeien uit de hierboven opgesomde wet- en regelgeving zijn:
Toezicht en handhaving van bouw- en ruimtelijke regelgeving
Omgevingsvergunning aspect rijksmonumenten: gehele of gedeeltelijke sloop, verstoring (vooral aan de orde bij archeologische waarden in de ondergrond), verplaatsing of wijziging (zoals restauratie waarbij materiaal vervangen wordt en reconstructie) van een monument, het monument in gevaar brengend of ontsierend herstel of gebruik
Toezicht en handhaving regelgeving openbare ruimte
Dumpen van afval/illegale stort: controle en toezicht van vergunning inzamelen afval; verbod aanbieden huishoudelijk afval; verbod niet gescheiden aanbieden van huishoudelijk afval; afval niet via het aangewezen inzamelmiddel aanbieden; afval buiten de aangewezen dag/tijdstip ter inzameling aanbieden; zwerfafval
5. Omgevingsanalyse. Risicoanalyse en prioriteiten
__________________________________________________________________________________
Goede handhaving begint met een goed besef van de problemen die we ermee willen voorkomen. De risico’s die de veiligheid, gezondheid, leefbaarheid, duurzaamheid en aantrekkelijkheid van de woonomgeving bedreigen vormen de kern van beleid en uitvoering.
Voordat we ingaan op de risico’s en het prioriteren van taken eerst een korte schets van de fysieke kenmerken van Brunssum en de ontwikkelingen die zich voordoen.
5.1 Een korte schets van de fysieke leefomgeving en de ontwikkelingen daarin
Hieronder volgt een korte schets van de gemeente en de ontwikkelingen op het gebied van de fysieke leefomgeving, die relevant zijn voor de taken op gebied van toezicht en handhaving.
Er zijn ongeveer 400 bedrijven, die onder de Wet milieubeheer vallen. Ze zijn melding plichtig of vergunningplichting. De gemeente oefent het toezicht uit op ongeveer 375 daarvan. De overige worden door de RUD gecontroleerd (basistaken). In dit bedrijvenbestand vindt qua potentiële milieubelasting weinig verschuiving plaats. Op de oostflank ligt een aantal afvalverwerkende bedrijven, waarvoor de provincie bevoegd gezag is.
Brunssum heeft een mijnverleden, hetgeen grote gevolgen heeft gehad voor de bodemkwaliteit. Het gemeentelijke mijnsteen- en grondbeleid is erop gericht dat het hergebruik van grond en mijnsteen geen belemmering is, als de kwaliteit van de her te gebruiken mijnsteen voldoet aan de lokale functiegerichte normen voor duurzaam bodemgebruik. De landelijke bodemregelgeving wordt straks opgenomen in de Omgevingswet. Bevoegd gezag taken (saneringen) die nu nog bij de provincie liggen, komen dan over naar de gemeente.
De regio heeft te maken met vergrijzing en bevolkingsdaling ofwel krimp hetgeen gevolgen heeft voor de woningvoorraad. De volkshuisvestelijke opgave is steeds meer gericht op vervanging van en vernieuwing in de bestaande woningvoorraad en herbestemming in plaats van uitbreiding. Dat betekent sloop en (vervangende) nieuwbouw op diverse locaties. En realisatie van levensloopbestendige, duurzame en betaalbare woningen, verspreid over de wijken.
5.2 Risicoanalyse: risico = effect x kans
Beheersing van de risico’s is de basis voor prioritering van het toezicht.
In beginsel moet de gemeente alle (wettelijke) taken op het gebied van toezicht en handhaving uitvoeren. Maar dat is niet mogelijk, omdat er nooit voldoende middelen zijn om alle taken 100% uit te voeren. Daarom moeten er keuzes worden gemaakt. Bij de keuzes die we maken en de prioriteiten die we stellen, staat de inschatting van de negatieve effecten ofwel risico’s voor de leefomgeving centraal.
De gemeente bepaalt haar toezichts- en handhavingsprioriteiten daarom in belangrijke mate op de inschatting van 2 factoren:
Per effect wordt bepaald hoe hoog het risico is, van geen effect oplopend tot groot effect.
Voor wat betreft het naleefgedrag wordt een indeling gebruikt van de kans van niet-naleving, van klein tot groot.
De medewerkers van het team toezicht en handhaving -toezichthouders bouwen, milieu, Boa’s en toezichthouders openbare ruimte- hebben voor hun domein de risicoanalyse uitgevoerd. Er is een onderverdeling gemaakt naar hoog, middel en laag risico. Voor de drie domeinen geeft dat het volgende -globale- beeld.
Er is nog een diepgaander analyse gemaakt op de technische aspecten van het Bouwbesluit 2012
Hoog scoren achtereenvolgens constructieve veiligheid, brandveiligheid, geluid, ventilatie en duurzaamheid.
We maken onderscheid in inrichting gebonden taken en niet-inrichting gebonden taken
De risicoanalyse leidt tot een indeling van bedrijven in 7 milieucategorieën en subcategorieën. Categorie 1 heeft de kleinste risico’s, categorie 4 de grootste. De categorie bepaalt de frequentie waarmee een bedrijf wordt gecontroleerd: hoe hoger het risico, des te hoger de controlefrequentie.
Categorie 1, deze hebben een controle frequentie van 1 x 10 jaar.
Categorie 2, deze hebben een controle frequentie van 1 x 5 jaar.
Categorie 2 licht, controle frequentie 1 x 6 jaar.
Categorie 2 zwaar, controle frequentie 1 x 4 jaar.
Categorie 3, controle frequentie 1 x 2 jaar.
Categorie 3 licht, controle frequentie 1 x 3 jaar.
Categorie 4, controle frequentie 1 x 1 jaar.
Het bedrijvenbestand is een dynamisch bestand, inrichtingen veranderen van activiteiten of sluiten. Daarnaast starten er met regelmaat nieuwe bedrijven. De categorie wordt bij de eerste controle bepaald.
Niet inrichting-gebonden milieutaken
Vergelijken we de uitkomsten van deze analyse met die uit 2013 dan zien we dat de uitkomsten nagenoeg gelijk zijn.
Bij de toedeling van de beschikbare toezichtcapaciteit aan de verschillende taakonderdelen in het uitvoeringsprogramma zijn de uitkomsten van de risicoanalyse leidend. Hoe groter het risico des te hoger wordt de activiteit geprioriteerd en des te meer (frequent) en diepgaander is het toezicht.
In hoofdstuk 6 wordt verder ingegaan op de diverse vormen van toezicht en handhaving.
Andere factoren voor prioritering
Behalve de uitkomsten van de risicoanalyse spelen ook andere factoren een rol bij de uiteindelijke prioritering.
_______________________________________________________________________________
Doel van het gemeentelijk handelen is het bevorderen van de naleving van regels en voorschriften die betrekking hebben op de fysieke leefomgeving. Binnen het toezichts- en handhavingsbeleid staan diverse instrumenten ter beschikking om gedrag te beïnvloeden en naleving af te dwingen. Het gaat niet alleen om toezicht of controle en bestuursrechtelijk handhaving, maar ook om preventie. En daaraan vooraf gaat een goede inrichting van de fysieke omgeving, en ook adequate, duidelijke en passende regelgeving.
Op grond van het Bor moet de gemeente een nalevingsstrategie hebben met een toezichts-, sanctie- en gedoogstrategie. Als er sprake is van een overtreding of deze dreigt, is er een aantal middelen om deze te voorkomen of te beëindigen, of om de overtreder te straffen.
In 2014 is de landelijke handhavingsstrategie (LHS) verschenen. Deze strategie brengt één lijn in hoe de handhavingsinstanties reageren op tijdens het toezicht geconstateerde overtredingen. Het doel van de strategie is: uitvoering geven aan de beginselplicht tot handhaven, passend interveniëren bij iedere bevinding, in vergelijkbare situaties vergelijkbare keuzes maken en interventies op vergelijkbare wijze kiezen en toepassen, landsbreed, door het bestuurlijk bevoegd gezag, landelijke inspecties, politie en Openbaar Ministerie.
De visie op handhaving volgens de LHS en de geïnstrumenteerde aanpak, waarin ook de rol van het strafrecht expliciet is beschreven, nemen wij over als gemeentelijk beleid.
In sommige gevallen kan een specifieke toezichts-, en handhavingsstrategie worden opgesteld. Dat gebeurt dan in aanvulling op het algemeen beleid.
Figuur: positionering landelijke handhavingsstrategie
6.2 Vormen van toezicht, toezichtstrategie
Een adequate handhaving van de regelgeving op de onderscheiden domeinen Bouwen en Ruimte, Milieu, en Openbare Ruimte vraagt om verschillende vormen van toezicht. Het controleren van een vergunning voor het bouwen van een woning is heel wat anders dan toezicht ter voorkoming van hondenpoep in de openbare ruimte.
Belangrijk daarbij is de mogelijkheid om gecoördineerd en integraal toezicht te houden.
Onder toezicht verstaan we het observeren en constateren van het wel of niet naleven van de regels. In feite is toezicht het hart van de handhaving. Toezicht houden gebeurt overal en op elk moment door iedereen die een rol in de handhaving vervult. In de toezichtsstrategie is vastgelegd welke vormen van toezicht er zijn en wat de basiswerkwijze daarbij is. Welke vorm van toezicht het meest geschikt is, wordt bepaald door de prioritering en het gewenste en reeds bereikte individuele naleefgedrag.
Proactief en reactief toezicht
Een eerste onderscheid in toezicht is dat tussen proactief toezicht en reactief toezicht. Proactief toezicht vindt planmatig plaats en komt tot uiting in routinematig of projectmatig toezicht. Reactief toezicht wordt ook wel ad hoc toezicht genoemd en gebeurt naar aanleiding van klachten, meldingen, calamiteiten en handhavingsverzoeken.
Proactief toezicht kan gedifferentieerd en gecombineerd worden uitgevoerd. Bijvoorbeeld op grond van kenmerken van de onder toezicht staande en de handhavingshistorie. Er is vaak sprake van maatwerk. Controlebezoeken kunnen zowel aangekondigd als onaangekondigd plaatsvinden.
Toezicht op locatie gebonden objecten en activiteiten, en gebiedsgericht toezicht
Er bestaan wezenlijke verschillen in het toezicht op locatie gebonden objecten en activiteiten (omgevingsvergunning bouwen of milieu-inrichting) en gebiedsgericht toezicht. Het kenmerkende van toezicht op locatie gebonden objecten en activiteiten is, dat deze bij de gemeente bekend zijn en er gerichte inspecties kunnen worden uitgevoerd. Afhankelijk van de uitkomsten van de risicoanalyse en de problematiek rondom de naleving van de regelgeving wordt bepaald in welke fasen van de uitvoering (tijdens de bouwactiviteiten) of hoe vaak (bedrijf) wordt geïnspecteerd (= inspectiefrequentie) en op welke aspecten met welke diepgang.
Bij gebiedsgericht toezicht zijn de activiteiten minder locatie gebonden en zijn surveillances en schouwen de meest geschikte toezichtvorm. Afhankelijk van de omvang van de problematiek of het klachtenpatroon wordt bepaald hoe vaak en op welke thema’s een gebied wordt gecontroleerd.
In onderstaand schema zijn de verschillende soorten van toezicht weergegeven.
6.3 Toezicht houden voor en met elkaar
Het toezicht wordt zo veel mogelijk gecoördineerd en integraal uitgevoerd. Het gegeven, dat alle toezichthouders voor milieu, bouwen, slopen, ruimtelijke ordening, brandveiligheid en toezicht openbare ruimte zijn onder gebracht in één organisatieonderdeel team Veiligheid Toezicht en Handhaving vergemakkelijkt dit ook. Natuurlijk speelt dit alleen daar, waar sprake is van samenloop en waarbij het efficiënt en zinvol is om toezicht af te stemmen.
Verschillende toezichthouders voeren, afhankelijk van de fase van het project (sloop, realisatie, oplevering, ingebruikname, exploitatie) een inspectie uit. Het zijn dus hoofdzakelijk geen gezamenlijke controles (behalve bij exploitatie). Daar waar mogelijk wordt ‘over de grenzen van de fasen heen’ gekeken.
Een toezichthouder voert een aspectcontrole uit, maar kijkt daarbij op hoofdpunten ook naar andere aspecten en bijzonderheden en meldt deze aan een collega. Dit komt voor in situaties waar specialistische kennis wordt gevraagd en waar de overige aspecten op basis van meer generieke kennis en vaardigheden kunnen worden gecontroleerd.
Bij toezicht in de openbare ruimte vervult de oog- en oorfunctie een belangrijke rol.
Welke vorm passend is, is afhankelijk van te controleren activiteit, object of gebied.
Als bij toezicht wordt geconstateerd, dat regels en voorschriften niet worden nageleefd dan is er een mix van instrumenten om naleving te bevorderen en zo nodig af te dwingen.
Informeren: vertellen welke regels er zijn, voor wie en waarom
Informeren kan met folders, via internet of onze social media, voorlichtingsavonden en publiciteitscampagnes. Informeren gebeurt ook tijdens inspecties en controles.
Ook uitleggen wat het effect is (geweest) van handhaving valt onder deze aanpak, bijvoorbeeld via het jaarverslag.
Verleiden: mensen proberen te bewegen om zich aan de regels te houden
Verleiden kan door goed gedrag te belonen. Ook het vertellen van succesverhalen over mensen die zich aan de regels hebben gehouden valt onder deze handelingsstrategie.
Afspreken: afspraken maken met (individuele) partijen om sanctioneren te voorkomen.
Afspraken kunnen worden gemaakt zonder dat daar directe consequenties aan verbonden worden. Er kan een vooraankondiging worden gedaan over de sanctie, die staat op het niet nakomen van de afspraken. De afspraken kunnen ook een formeler karakter krijgen door een overeenkomst te sluiten met partijen om uiteindelijk het sanctioneren te voorkomen. Denk aan een horeca-convenant.
Sanctioneren: alle juridische maatregelen die de gemeente heeft om ongewenst gedrag te beëindigen en/of bestraffen.
6.5.1 Een passende interventie bij iedere bevinding
Bij handhaving willen we komen tot een passende interventie bij iedere bevinding/overtreding met gebruikmaking van de in de landelijke handhavingsstrategie genoemde instrumenten.
Een passende interventie wil zeggen dat de interventie, gegeven de verzamelde feiten en de beoordeling van de aard en/of omstandigheden van de overtreding en de overtreder, zo effectief en efficiënt mogelijk
In het handhavingsproces zijn er twee beslispunten:
Ad 1. Bestuursrechtelijk optreden is vooral gericht op het herstellen van de situatie, dat wil zeggen op het in overeenstemming brengen met de wet- en regelgeving. Strafrechtelijk optreden is vooral gericht op het straffen van de overtreder en het wegnemen van het voordeel dat hij met de overtreding heeft genoten. Bestuurs- en strafrechtelijk optreden dienen daarnaast allebei tot ontmoediging, ofwel tot individuele en algemene preventie. Omdat deze aspecten vaak tegelijk aan de orde zijn, is een weloverwogen inzet van het bestuursrecht en/of het strafrecht nodig.
Ad. 2 De keuze van de in te zetten interventie(s) vindt plaats aan de hand van de in de landelijke handhavingsstrategie opgenomen interventieladder en interventiematrix, waarbij het snel herstellen van de situatie van voor de overtreding de eerste prioriteit is.
6.5.2 De interventiematrix toegepast
Op de horizontale as van de matrix is er een rangschikking naar het soort overtreder en op de verticale as een rangschikking naar de ernst van het effect van de overtreding.
Stap 1. Positionering bevinding/overtreding in de matrix
De handhaver bepaalt in welk segment van de interventiematrix hij de bevinding positioneert door
Er kan sprake zijn van verzachtende of verzwarende argumenten. Bij verzachtende argumenten wordt de in de matrix geplaatste bevinding één segment naar links en één segment naar onder verplaatst. Bij verzwarende argumenten, waaronder recidive, is de verplaatsing één segment naar rechts en naar boven. Legalisatie kan een verzachtende omstandigheid zijn.
Stap 2. Bepalen verzwarende aspecten
De handhaver bepaalt of er verzwarende aspecten zijn, die moeten worden betrokken bij de afweging om het bestuursrecht en/of strafrecht toe te passen. Hoe meer verzwarende aspecten des te groter de reden om naast bestuursrechtelijk ook strafrechtelijk te handhaven.
Verzwarende aspecten zijn o.a.
Stap 3 Bepalen of overleg met politie en OM nodig is.
Als een situatie niet onder algemene afspraken valt, kan het nodig zijn om afzonderlijke afspraken te maken.
Stap. 4 Optreden met de interventiematrix.
De landelijke handhavingsstrategie gaat uit van het in principe zo licht mogelijk starten met interveniëren gericht op herstel, en het vervolgens snel inzetten van zwaardere interventies als naleving uitblijft. De handhaver gebruikt de interventiematrix zo:
Hij kiest voor de minst zware (combinatie) van de in het betreffende segment opgenomen interventies, tenzij er redenen zijn om te concluderen dat een andere (combinatie van) interventie(s) in de betreffende situatie passender is. De interventies in de (segmenten van de) matrix lopen van beneden naar boven op in zwaarte.
De doorlopen stappen en genomen beslissingen worden verifieerbaar en transparant vastgelegd volgens de binnen de gemeente geldende administratieprocedures en –systemen
6.5.3 De interventies/sancties nader beschouwd.
Aanspreken/informeren is een informele interventie (geen wettelijke basis), die ertoe moet leiden dat de overtreder naleeft of in staat is na te leven. Het kan mondeling, door het verstrekken van schriftelijke informatie of door verwijzing naar websites. De interventie is effectief bij goedwillende overtreders die onbedoeld niet naleven en die gemotiveerd zijn de overtreding zo snel mogelijk te beëindigen.
Waarschuwen – brief met hersteltermijn
Waarschuwen betekent dat de overtreder een waarschuwingsbrief krijgt. Daarin staat welke maatregelen of voorzieningen hij moet treffen om de regels na te leven en binnen welke (redelijke) termijn dat moet gebeuren. In de brief staat ook dat de gemeente verdergaande bestuursrechtelijke interventies zal nemen (last onder dwangsom of bestuursdwang), als blijkt dat hij de maatregelen of voorzieningen na het verstrijken van de termijn niet heeft getroffen.
Bij een last onder dwangsom krijgt de overtreder de verplichting (een last) opgelegd om binnen een gegeven termijn de overtreding te beëindigen. Als hij dat niet doet, verbeurt hij een dwangsom. De dwangsom moet voldoende hoog zijn om de overtreding te beëindigen.
Het opleggen van een last onder dwangsom gebeurt in 3 stappen:
Net zoals voor handhaving zelf, geldt voor de invordering van verbeurde dwangsommen een beginselplicht. De rechter heeft uitgesproken, dat aan het belang van de invordering van een verschuldigde dwangsom een zwaarwegend gewicht moet worden toegekend. Alleen in bijzondere omstandigheden mag geheel of gedeeltelijk van invordering worden afgezien. Deze lijn wordt (uiteraard) door ons gevolgd.
Last onder bestuursdwang – LOB
Ook bij een last onder bestuursdwang krijgt de overtreder de verplichting een overtreding binnen een bepaalde termijn ongedaan te maken of beëindigen. Als hij dat niet doet, zal de gemeente dat doen op zijn kosten.
Voor de last onder bestuursdwang gelden dezelfde 3 stappen als voor de last onder dwangsom.
In spoedeisende situaties en bij ernstige overtredingen is de last onder bestuursdwang de meest geschikte bestuursrechtelijke interventie, omdat de gemeente tot snelle of onmiddellijke beëindiging van de overtreding kan verplichten. In zeer bijzonder gevallen kan de gemeente zelfs zonder voorafgaande last feitelijk optreden. Wel moet dan zo snel mogelijk daarna alsnog een formele sanctiebeschikking worden gegeven.
De gemeente kan tegen veel voorkomende en lichte overlast gevende overtredingen uit APV of andere lokale verordeningen, zoals de afvalstoffenverordening, op treden met een bestuurlijke boete. De boete kan zonder tussenkomst van het OM of een rechter worden opgelegd. Er ontstaat een onvoorwaardelijke verplichting tot betaling van een geldsom. De boete kan naast een last onder dwangsom of een last onder bestuursdwang worden opgelegd.
Tegen het besluit tot opleggen van de boete kan bezwaar en beroep worden aangetekend.
Schorsen of intrekken van vergunning, certificaat of erkenning
Als de overtreder een begunstigend besluit (vergunning of ontheffing) heeft, dan kan het geheel of gedeeltelijk intrekken van dat besluit een passende interventie zijn. Deze interventie is met name passend als de overtreder niet in actie komt naar aanleiding van eerdere corrigerende interventies, zoals een last onder dwangsom.
Net als de bestuurlijke boete geeft de bestuurlijke strafbeschikking de mogelijkheid om overlast in de openbare ruimte aan te pakken. De Boa’s kunnen een “bon” uitschrijven op grond van constatering van een strafbaar feit. De boete wordt geïnd door het Centraal Justitieel Incasso Bureau. Tegen de boete kan in verzet worden gekomen bij het OM.
Politie of Boa’s die een strafbaar feit vermoeden of constateren, kunnen een PV opmaken. Dit optreden valt onder het strafrecht. Een PV is de basis voor het verdere optreden van het OM, dat kan leiden tot een rechterlijke veroordeling en sancties als: een geldboete, een werkstraf, een gevangenisstraf, ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, publicatie van het vonnis, stillegging van de onderneming en verbeurdverklaring.
Privaatrechtelijke handhaving wordt in dit plan niet besproken, maar kan in uitzonderlijke gevallen uitkomst bieden.
6.6 Optreden tegen overtredingen door de eigen organisatie
Het kan voorkomen dat de gemeente (een organisatieonderdeel) als vergunninghouder of anderszins zich niet aan de regels houdt. Zeker omdat van de gemeente mag worden verwacht, dat zij geen handelingen verricht in strijd met wet- en regelgeving wordt hiertegen opgetreden. De reguliere sanctiestrategie is dan niet passend. Het bestuur kan zichzelf geen bestuursrechtelijke maatregel opleggen. Daarom zal, als intern overleg niet resulteert in beëindiging van de overtreding, aan de directeur van het organisatieonderdeel dat de overtreding heeft begaan, een brief worden gestuurd. De brief heeft het karakter van een bestuurlijke maatregel. Het DT krijgt een afschrift van de brief.
In de gedoogstrategie wordt toegelicht welke situaties in aanmerking komen voor het afzien van bestuursrechtelijk handhaven en welke voorwaarden daaraan worden verbonden.
Uitgangspunt is dat alle overtredingen van wet- en regelgeving door middel van handhaving tot beëindiging worden gebracht. Er wordt in Brunssum niet gedoogd. Er kunnen zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen, waarbij het noodzakelijk en gerechtvaardigd kan zijn, dat van bestuursrechtelijk handhavend optreden wordt afgezien.
In de volgende situaties kan dat:
Als een dergelijk bijzonder geval zich voordoet, gelden de volgende randvoorwaarden:
7. Organisatie van toezicht en handhaving
__________________________________________________________________________________
Een professionele organisatie is nodig om het beleid en het uitvoeringsprogramma te kunnen uitvoeren. In dit hoofdstuk worden de organisatorische aspecten beschreven, die nodig zijn en ook wettelijk worden voorgeschreven om het beleid zoals in de voorgaande hoofdstukken is beschreven ook daadwerkelijk adequaat te kunnen uitvoeren.
7.1 De uitvoeringsorganisatie, de functies
Binnen de afdeling Bestuurszaken is het team Veiligheid, Toezicht en Handhaving belast met taken op het gebied van toezicht en handhaving van de fysieke regelgeving.
Om goed toezicht te houden op het gebied van milieu, bouwen en ruimtelijke ordening is er een aantal medewerkers met specialistische achtergrond op die terreinen.
Voor toezicht en handhaving in de openbare ruimte zijn buitengewone opsporingsambtenaren opgeleid. Daarnaast zijn er stadswachten, die vaak de rol van oog- en oorfunctie in de openbare ruimte vervullen. Zij signaleren en noteren zaken, die zowel voor politie als voor gemeente van belang zijn.
Voor juridische expertise is er een jurist handhaving.
Het team VTH wordt aangestuurd door een coördinator met hiërarchische verantwoordelijkheden.
7.2 Scheiding vergunningverlening en handhaving
Objectieve handhaving is gebaat bij een functiescheiding tussen vergunningverlening en handhaving. We moeten voorkomen dat een medewerker, die een rol heeft gespeeld bij het verlenen van een specifieke vergunning, ook een oordeel moet geven over een eventuele overtreding van de vergunningsvoorschriften. Bovendien zijn vergunningverlening en handhaving twee aparte gebieden, die elk specifieke eisen stellen aan de kwaliteit van de personen die zich hiermee bezighouden.
De scheiding tussen vergunningverlening en toezicht en handhaving is op organisatorisch niveau gerealiseerd: toezicht en handhaving zijn onder gebracht bij de afdeling Bestuurszaken, cluster VTH. Vergunningverlening wordt uitgevoerd binnen de afdeling Publieksdiensten.
Binnen het cluster VTH bestaat er een roulatiesysteem bij objecten en bedrijven waar frequent en intensief controles worden uitgevoerd. Dit is nodig om te voorkomen dat er een te nauwe band ontstaat tussen toezichthouder en personen die werkzaam zijn bij de te controleren objecten of bedrijven. Dit speelt bij de planmatige controles van bedrijven en gebruiksvergunningen. Met betrekking tot de milieucontroles is bepaald, dat een toezichthouder binnen een periode van 4 jaar niet meer dan twee opeenvolgende keren bij eenzelfde bedrijf een controle mag uitvoeren.
7.4 Bereikbaarheids- en beschikbaarheidsregeling
Eén van de kwaliteitscriteria uit het Besluit omgevingsrecht heeft betrekking op gemeentelijk toezicht buiten de gebruikelijke kantooruren. Een situatie die vraagt om een directe actie, moet direct bij de gemeente kunnen worden gemeld. En dan zal er iemand beschikbaar moeten zijn om direct actie te ondernemen, als dat nodigt mocht zijn.
Buiten kantoortijd kunnen meldingen/klachten zowel digitaal alsook via telefoon worden gedaan bij het Meldpunt Overlast. Daar waar er enorme spoed mee gemoeid is, wordt men via een telefoon(keuze)menu doorgeschakeld naar Intergarde (achterwacht). Deze centralisten bepalen de ernst van de melding en besluiten over al dan niet inschakeling van de Wachtdienst van de Gemeente. Soms is de gemeente niet de aangewezen instantie om een melding verder af te handelen, maar zijn dat andere instanties, zoals RUD Zuid-Limburg, politie of woningcorporatie. Wij zorgen ervoor dat de melding bij de juiste instantie terechtkomt.
7.5 Bevoegdheden, taken en verantwoordelijkheden
Bevoegdheden, taken en verantwoordelijkheden moeten op schrift zijn vastgelegd. De toezichthouders milieu en bouwen zijn als zodanig aangewezen. Bij de aanwijzing zijn ook hun bevoegdheden vastgelegd. Voor de Boa’s is dat gebeurd door het Openbaar Ministerie. Voor alle medewerkers zijn de taken en verantwoordelijkheden vastgelegd in een toepasselijke functiebeschrijving en in het competentieboek.
In de gemeentelijke mandaatregeling is geregeld, welke zaken door het College van burgemeester en wethouders zijn gemandateerd aan het afdelingshoofd of door gemandateerd aan de teamcoördinator VTH of medewerkers. De inspecteurs voor de omgevingsvergunning activiteit bouwen zijn bijvoorbeeld gemandateerd om illegale bouwactiviteiten stil te leggen. De RUD (en of brandweer) kunnen toezichthoudende taken uitvoeren, maar de bevoegdheid tot het opleggen van sancties is bij de gemeente gebleven.
Om de taken adequaat te kunnen uitvoeren moeten we afspraken maken met onze interne en externe partners.
Intern heeft het team VTH vooral van doen met:
Belangrijke externe partners in toezicht en handhaving zijn:
De brandweer. Deze houdt toezicht op het brandveilig gebruik van panden. Controles vinden zoveel mogelijk gezamenlijk c.q. gelijktijdig met of zelfs in plaats van milieucontroleurs plaats. We stemmen onze uitvoeringsprogramma’s op elkaar af. Afstemming vindt bovendien regulier plaats aan de hand van casuïstiek. 4 maal per jaar hebben de portefeuillehouder en de leiding van de brandweer overleg over problematiek en voortgang van de programma’s.
7.7 Regelingen voor uitbesteden van toezicht en handhaving
Volgens de landelijke kwaliteitscriteria moet de gemeente een regeling vaststellen indien zij externe ondersteuning inhuurt. Degene die ingehuurd wordt, moet aan dezelfde kwaliteitseisen voldoen als de eigen medewerkers. We voeren die regeling in op hetzelfde moment dat we dit ook voor de gemeentelijke organisatie regelen.
7.8 Personele en financiële borging
In het uitvoeringsprogramma wordt jaarlijks berekend hoeveel capaciteit nodig is om de beschreven activiteiten uit te voeren en de doelstellingen te realiseren. Borging van de personele en financiële middelen gebeurt door vastlegging hiervan in de gemeentelijke begroting.
7.9 Beschrijving werkprocessen/protocollen
Om de kwaliteit van toezicht en handhaving te borgen zijn de werkwijzen vastgelegd. We beschrijven hoe we toezicht voorbereiden en uitvoeren, en welke stappen we zetten in een handhavingstraject.
Het afdelingshoofd toetst of conform de protocollen wordt gewerkt. Indien nodig worden de protocollen bijgesteld.
8. Monitoring, evaluatie en verslaglegging
Monitoring is een wezenlijk onderdeel van de beleidscyclus: beleidsplan, programma, uitvoering en rapportage. Onder monitoring verstaan we het stelselmatig en systematisch verzamelen, bewerken en verstrekken van gegevens om na te gaan of en in hoeverre het gevoerde beleid effect heeft en/of de gestelde doel- en taakstellingen zijn of worden gehaald. We benoemen hiervoor indicatoren.
Het periodiek meten van de voortgang met behulp van indicatoren geeft:
De Ministeriële regeling omgevingsrecht (Mor, artikel 10.6) geeft aan dat minstens de volgende gegevens vastgelegd moeten worden:
Om de gewenste bestuurlijke en managementinformatie te krijgen, leggen we het volgende vast.
Bij locatie gebonden toezicht, tijdelijke activiteiten (met name vergunning voor bouwen)
Ook voor wat betreft projectmatig uitgevoerde handhaving worden gegevens vastgelegd over aantallen controles en aantal en soorten acties.
De klachten en meldingen worden geregistreerd via het klachtenmeldpunt.
8.3 Automatisering en gegevensuitwisseling
De resultaten en de voortgang van de uitvoering van het uitvoeringsprogramma en het bereiken van de doelstellingen worden bewaakt via een geautomatiseerd systeem. In dit systeem worden verder ook de in het kader van de handhaving verkregen gegevens (de hierboven genoemde) geregistreerd.
Voor de toezichtstaken worden de programma’s MPM en BWT van Centric gebruikt. Via deze systemen wordt ook de voortgang bewaakt.
De voortgang van handhavingsacties wordt gemonitord met Excel.
De informatie die is vastgelegd in deze systemen wordt gebruikt voor de gegevensuitwisseling met de handhavingspartners zoals deze zijn opgesomd in 7.6. Gegevensuitwisseling vindt periodiek plaats binnen de geldende regels voor privacy
8.4 Periodieke rapportage en evaluatie
In het Besluit omgevingsrecht is de plicht opgenomen dat periodiek gerapporteerd wordt:
Daarnaast moet jaarlijks geëvalueerd worden of de activiteiten, die zijn opgenomen in het uitvoeringsprogramma, zijn uitgevoerd en in hoeverre de uitvoering hiervan heeft bijgedragen aan het bereiken van de geformuleerde doelstellingen.
Het College van burgemeester en wethouders brengt het jaarverslag ter kennis van de gemeenteraad. Hiervoor sluiten we aan bij de gemeentelijke planning- en controlecyclus. Jaarlijks wordt aan de Raad -gelijktijdig met de presentatie van de jaarrekening- verantwoording afgelegd met behulp van een jaarverslag. Tussentijds wordt in het kader van de bestuursrapportages (tweemaal per jaar) aan het College van burgemeester en wethouders verslag gedaan over de uitvoering.
Op basis van de rapportage en de evaluatie wordt jaarlijks bekeken of er aanleiding is het beleidskader voor handhaving van de fysieke leefomgeving aan te passen. Dit kan neerkomen op het bijstellen van doelstellingen, prioriteiten, gehanteerde strategieën, instrumenten of de in te zetten capaciteit.