Organisatie | Heerlen |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregels van burgemeester en wethouders van Heerlen houdende bepalingen met berekking tot de Re-integratie Participatiewet, Ioaw en Ioaz. (Beleidsregels re-integratie participatiewet, ioaw en ioaz 2019) |
Citeertitel | |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Geen
artikel 7 van de Participatiewet
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-07-2019 | nieuwe regeling, oude regeling vervalt OBM-1500154 | 25-06-2019 | OBM-19001211 |
HOOFDSTUK 1 Algemene bepalingen
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
Alle begrippen die in deze beleidsregels worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Participatiewet, de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werknemers (Ioaw), de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen werknemers (Ioaz), de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en de Gemeentewet.
Artikel 3 Re-integratietraject
Het college kan aan personen uit de doelgroep een re-integratietraject aanbieden. Een dergelijk traject kan bestaan uit activiteiten en voorzieningen als bedoeld in de deze paragraaf, dan wel uit een combinatie daarvan.
Aan een persoon die behoort tot de doelgroep kan scholing worden aangeboden. Geen scholing of opleiding wordt aangeboden als dit naar het oordeel van het college de krachten of bekwaamheden van de belang hebbende te boven gaat of niet bijdraagt aan vergroting van de kans op inschakeling in het arbeidsproces.
Als een persoon additionele werkzaamheden verricht zoals bedoeld in artikel 7 van deze beleidsregels en niet beschikt over een startkwalificatie, bekijkt het college na een periode van zes maanden na aanvang van die werkzaamheden in hoeverre scholing of opleiding de toegang tot de arbeidsmarkt kan bevorderen. Geen scholing of opleiding wordt aangeboden als dit naar het oordeel van het college de krachten of bekwaamheden van belanghebbende te boven gaat of niet bijdraagt aan vergroting van de kans op inschakeling in het arbeidsproces.
Artikel 7 Participatieplaats op grond van de Wet stimulering arbeidsparticipatie (Wet stap)
Het college draagt er zorg voor dat de participatieplaats wordt vastgelegd in een schriftelijke overeenkomst die zowel door het college, de werkgever als de persoon wordt getekend. In deze overeenkomst wordt minimaal vastgelegd dat de werkgever ten behoeve van deze persoon de noodzakelijke verzekeringen afsluit.
Het college kan in het kader van de arbeidsinschakeling kosten vergoeden die verband houden met deelname aan een door het college aangeboden voorziening in het kader van deze verordening en die buiten het bereik van de andere voorzieningen liggen. Er dient daarbij sprake te zijn van kosten die naar het oordeel van het college in redelijkheid niet voor rekening van betrokkene behoren te komen.
Aldus besloten tijdens de vergadering van het college van burgemeester en wethouders der gemeente Heerlen van 25 juni 2019.
de secretaris,
A.J.G. Bex MLD
de wnd. burgemeester,
E.G.M. Roemer
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
In dit artikel wordt bij de begripsomschrijvingen aansluiting gezocht bij de Participatiewet, de Ioaw en de Ioaz, alsmede bij de algemene bestuursrechtelijke wetten Awb en Gemeentewet.
Artikel 2 Weigeren en beëindigen van voorzieningen
In het eerste lid van dit artikel wordt een aantal situaties geschetst, waarin het college verplicht is om de eerder aangeboden voorziening te beëindigen. In het tweede lid gaat het om situaties, waarin het college hiertoe weliswaar bevoegd maar niet verplicht is.
Artikel 3 Re-integratietraject
Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.
In dit artikel zijn de twee voormalige instrumenten ‘werkstage’ en ‘werken met behoud van uitkering’ samengevoegd. Deze instrumenten hadden weliswaar een andere achtergrond, in de praktijk bleken ze erg veel op elkaar te lijken. Daarom is besloten ze in deze beleidsregels in één gezamenlijke bepaling onder te brengen. In alle gevallen gaat het erom te pogen de belanghebbende via daadwerkelijke werkzaamheden dichter bij de arbeidsmarkt te brengen. Daarvoor gelden wel bepaalde randvoorwaarden die eveneens in dit artikel zijn verwoord, waarvan het verbod op verdringing van regulier werk, alsmede het verbod op verstoring van de concurrentieverhoudingen, de belangrijkste zijn. In beginsel is het de bedoeling dat een werkervaringsplaats bij één werkgever gedurende maximaal drie maanden wordt ingezet, zo nodig te verlengen met nog eens drie maanden. In uitzonderlijke situaties mag bij een andere werkgever nog eens drie plus drie maanden worden ingezet. Er dient voor elke verlenging individueel bekeken te worden hoe noodzakelijk deze wordt geacht. Uitgangspunt hierbij is de inschatting van de voortgang die door belanghebbende gemaakt wordt met betrekking tot de vooraf afgesproken doelen (en niet de belangen van de werkgever).
Aan het begrip ‘sociale activering’ is in feite niets veranderd. Wel wordt erop gewezen dat intussen ook de zogenaamde ‘tegenprestatie’ in de wet is opgenomen. Beide zaken kunnen in de praktijk erg dicht bij elkaar liggen. In theorie gaat het echter om andere zaken. Sociale activering dient een eerste stap in de benadering van de arbeidsmarkt te zijn voor personen die daarvan zeer ver afstaan. Dat geldt niet voor de tegenprestatie. Dat is nadrukkelijk een verplichting die op de belanghebbende rust vanwege het enkele feit dat hij een uitkering ontvangt.
Dit artikel dient te worden gezien als een optie in situaties, waarin het college van mening is dat scholing een goede optie voor een belanghebbende zou kunnen zijn, terwijl WSF-gefinancierde opleidingen niet openstaan. Het instrument zal vermoedelijk echter maar weinig worden ingezet.
Artikel 7 Participatieplaats op grond van de Wet stimulering arbeidsparticipatie (Wet stap)
Het gaat hier om specifieke participatieplaatsen, waarvan de rechtsgrond is gelegen in de Wet Stap. In de praktijk is dit instrument tot op heden niet van groot belang gebleken. Vooralsnog wordt dit instrument echter niet afgeschaft.
Indien een belanghebbende kosten dient te maken voor de deelname aan een voorziening, dan wel voor de deelname aan werk, welke kosten aan de belanghebbende niet anderszins worden, dan kan hiervoor langs deze weg een oplossing worden gevonden. Het is immers niet de bedoeling dat iemand met een uitkering die zich actief opstelt om onafhankelijk van die uitkering te worden materieel achterblijft bij iemand die een uitkering geniet die dergelijke activiteiten niet verricht. Gedacht dient te worden aan vergoeding van dagelijks noodzakelijke zaken als schoeisel en kleding, een fiets of reiskosten.
Om sturing op de kosten te houden kan het zinvol zijn om een budgetplafond te hanteren. Verplicht is dit niet. Wel dient een dergelijk plafond vroegtijdig openbaargemaakt te worden. Hier is gekozen voor vaststelling en publicatie uiterlijk in de eerste maand van het jaar, waarop het plafond betrekking heeft.