Organisatie | Nijmegen |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregels Wet Bibob 2019 |
Citeertitel | Beleidsregels Wet Bibob |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | openbare orde en veiligheid |
Eigen onderwerp | Beleidsregels Wet Bibob |
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
05-07-2019 | 11-12-2020 | Vervangende regeling | 02-07-2019 | Collegevergadering 2 juli 2019, nr. 3.5 |
Het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Nijmegen en de Burgemeester van de gemeente Nijmegen, ieder voor zover het zijn bevoegdheden betreft,
• het bepaalde in de Wet Bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (Wet Bibob);
• artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht;
• de Wet Bibob per 1 juli 2013 gewijzigd is en de Nijmeegse Beleidsregels Wet Bibob geactualiseerd dienen te worden;
• de Wet Bibob verschaft beleidsruimte bij de besluitvorming en toepassing van de uit deze wet toekomende bevoegdheden;
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
betrokkene: de aanvrager van een beschikking, de subsidie-ontvanger, de vergunninghouder, de gegadigde inzake een aanbestedingsprocedure, de natuurlijke persoon of rechtspersoon aan wie een overheidsopdracht is of zal worden gegund, de onderaannemer, de natuurlijke persoon of rechtspersoon met wie een vastgoedtransactie is of zal worden aangegaan;
integriteitsrisico: feiten en omstandigheden die erop wijzen of redelijkerwijs doen vermoeden dat betrokkene in relatie staat tot strafbare feiten en/of dat een gevaar bestaat voor aantasting van de reputatie van de gemeente door het verlenen van een beschikking dan wel het sluiten van een privaatrechtelijke overeenkomst;
de uitvoering dan wel het ontwerp alsmede de uitvoering van werken in het kader van beroepswerkzaamheden die zijn gebaseerd op de algemene systematische bedrijfsindeling, dan wel op het laten uitvoeren met welke middelen dan ook van een werk dat aan de door de rechtspersoon met een overheidstaak vastgestelde eisen voldoet,
2°. het geheel van afspraken dat vastgelegd is in een schriftelijke overeenkomst tussen enerzijds een rechtspersoon met een overheidstaak en anderzijds een of meer private partijen, over de uitvoering van werken of diensten geheel of ten dele voor rekening en risico van een of meer van die private partijen;
seksbedrijf: de activiteit, bestaande uit het bedrijfsmatig gelegenheid geven tot prostitutie of tot het verrichten van seksuele handelingen voor een ander tegen betaling of uit het bedrijfsmatig aanbieden van vertoningen van erotisch-pornografische aard in een seksinrichting tegen betaling conform de definitie in het huidige artikel 3.1.2;
Artikel 2 Reikwijdte Wet Bibob
De Wet Bibob is van toepassing op alle in de wet genoemde beschikkingen (publiekrechtelijk) en overheidsopdrachten en vastgoedtransacties waarbij de overheid partij is (privaatrechtelijk) en biedt de mogelijkheid deze beschikkingen te weigeren dan wel in te trekken en overheidsopdrachten en vastgoedtransacties niet aan te gaan dan wel te ontbinden, opzeggen of vernietigen wegens mogelijk crimineel misbruik ervan.
Artikel 4 Uitsluitingsmogelijkheid
Het bestuursorgaan kan bepalen de Wet Bibob niet toe te passen, indien het bestuursorgaan een Bibob-toets heeft gedaan ten aanzien van een betrokkene in de periode van twee jaar voorafgaand aan een aanvraag of een voornemen tot het aangaan van een privaatrechtelijke overeenkomst, waarbij diezelfde betrokkene weer betrokkene is.
Artikel 5 Bijzondere situaties
Naast de toepassing ten aanzien van beschikkingen en privaatrechtelijke overeenkomsten, zoals hierna in dit hoofdstuk benoemd, zal het bestuursorgaan de Wet Bibob toepassen:
Artikel 6 Intrekken en ontbinden, opzeggen of vernietigen
Het bestuursorgaan kan de Wet Bibob ook toepassen bij een onderzoek naar de mogelijkheid tot het intrekken van een reeds verleende beschikking dan wel het ontbinden, opzeggen of vernietigen van een reeds gesloten privaatrechtelijke overeenkomst overeenkomstig hetgeen gesteld in deze Beleidsregels. Bij privaatrechtelijke overeenkomsten dient daarbij rekening gehouden te worden met hetgeen is opgenomen in de overeenkomst zelf en de daarop van toepassing zijnde wet- en regelgeving.
Het bestuursorgaan kan in iedere fase van een aanbestedingsprocedure voor een overheidsopdracht een Bibob-toets doen. Dus zowel diegene(n) die het bestuursorgaan voornemens is te selecteren voor een volgende fase als diegene(n) aan wie het bestuursorgaan voornemens is de betreffende overheidsopdracht te gunnen.
Een toetsing aan de Wet Bibob geldt in beginsel als een uiterst middel om de integriteit van een betrokkene te controleren. Er zal eerst een eigen onderzoek plaatsvinden voordat eventueel aanvullend een advies bij het Bureau wordt aangevraagd.
Artikel 13 Bibob-Vragenformulier
Indien op grond van deze Beleidsregels een Bibob-toets wordt gedaan, zal betrokkene één van de bij ministeriële regeling vastgestelde Bibob-Vragenformulieren moeten invullen en moeten inleveren bij het bestuursorgaan. Hierbij moeten ook de in het Bibob-Vragenformulier gevraagde bijlagen worden toegevoegd en de door het bestuursorgaan gevraagde bijlagen.
Indien uit het Bibob-Vragenformulier of uit de toegevoegde bijlagen blijkt dat aan het bestuursorgaan opzettelijk onjuiste informatie is verschaft en/of weggelaten en/of informatie valselijk is opgemaakt, kan de aanvraag worden geweigerd dan wel de privaatrechtelijke overeenkomst niet worden aangegaan en zal overwogen worden aangifte te doen.
Artikel 14 Conclusie Bibob-toets en gevolgen
In afwijking van het tweede en derde lid kan bij een privaatrechtelijke overeenkomst het bestuursorgaan van mening zijn dat sprake is van een integriteitsrisico op grond waarvan de onderhandelingen worden afgebroken, de privaatrechtelijke overeenkomst niet wordt aangegaan of een reeds gesloten privaatrechtelijke overeenkomst wordt ontbonden, opgezegd of vernietigd.
Aldus vastgesteld in de vergadering van 2 juli 2019.
de gemeentesecretaris,
mr. drs. A.H. van Hout
de Burgemeester,
drs. H.M.F. Bruls
respectievelijk
de Burgemeester,
drs. H.M.F. Bruls
Op 1 juni 2003 is de Wet Bibob in werking getreden. Met de Wet Bibob wordt het openbaar bestuur in staat gesteld zich te beschermen tegen het risico dat criminele activiteiten worden gefaciliteerd bij het verlenen van vergunningen en subsidies en het gunnen van opdrachten in het kader van aanbestedingen in de sectoren bouw, ICT en milieu.
Op 1 juli 2013 is de Wet Bibob gewijzigd door de inwerkingtreding van de Evaluatie- en Uitbreidingswet Bibob. Het openbaar bestuur is met deze wetswijziging in staat gesteld de Wet Bibob toe te passen tegen het risico dat criminele activiteiten worden gefaciliteerd bij onder meer het aangaan van vastgoedtransacties.
Het is de eigen beslissing en verantwoordelijkheid van de gemeente om het Bibob-instrument toe te passen. Vanwege de grote mate van bestuurlijke keuzevrijheid bij de toepassing van de Wet Bibob verdient het de voorkeur dat de toepassing plaatsvindt op basis van beleidsregels, waarin de gemeente als rechtspersoon met een overheidstaak aangeeft op welke wijze de Wet Bibob door de gemeente toegepast zal worden. Dit schept duidelijkheid naar de burgers en ondernemingen die mogelijkerwijs aan een Bibob-toets kunnen worden onderworpen. Met name de afweging om al dan niet tot een Bibob-toets over te gaan, dient -juist met het oog op het ingrijpende karakter van het instrument- weloverwogen en met inachtneming van de algemene beginselen van behoorlijk bestuur te worden genomen.
Voorts acht de gemeente het van belang om middels deze Beleidsregels van tevoren kenbaar te maken dat zij het uitermate van belang vindt dat haar eventuele zakenrelaties en contractspartijen integer handelen en dat daarover geen twijfels mogen bestaan of ontstaan. Zij wil uitsluitend zaken doen met partijen die geen integriteitsrisico met zich meebrengen.
Of sprake is van een integriteitsrisico, op grond waarvan de gemeente niet tot vergunningverlening over gaat, een privaatrechtelijke overeenkomst niet kan aangaan en/of de onderhandelingen daarover in de precontractuele fase kan afbreken, onderzoekt de gemeente in beginsel zelf door middel van een Bibob-toets. De gemeente maakt daarbij gebruik van openbare bronnen en informatie van haar ketenpartners. Uit de Bibob-toets mag niet blijken dat betrokkene strafbare feiten heeft gepleegd en/of een vermoeden daarvan bestaat.
Evenmin mag sprake zijn van een sterke verwevenheid en/of samenwerking tussen de potentiele betrokkene en derden die in relatie staan tot strafbare feiten en/of daarvan verdacht worden.
Is sprake van een integriteitsrisico dan kan de gemeente op grond daarvan afzien van vergunningverlening, afzien van het aangaan van een privaatrechtelijke overeenkomst en/of het beëindigen van de onderhandelingen daarover zonder gehouden te zijn tot vergoeding van eventuele schade en zonder daarbij een termijn in acht te nemen.
Als de resultaten van het eigen onderzoek van de gemeente daartoe aanleiding geven, kan de gemeente een uitgebreidere screening uitvoeren en/of het Bureau om een advies vragen.
In de Wet Bibob wordt door middel van een aantal procedurele en inhoudelijke waarborgen getracht de juiste balans te vinden tussen de inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van betrokkene en de bescherming van het openbaar belang. De beginselen van subsidiariteit en proportionaliteit zijn hierbij belangrijke uitgangspunten.
Het Bibob instrumentarium moet worden gezien als een ultimum remedium. De toepassing van de Wet Bibob is een aanvullend middel op bestaande mogelijkheden om bijvoorbeeld een vergunning te weigeren of geen vastgoedtransactie aan te gaan. De gemeente dient nadrukkelijk eerst andere mogelijkheden te benutten die de reguliere wetgeving biedt (subsidiariteitsbeginsel). Van deze aanvullende mogelijkheden wordt in beginsel uitsluitend gebruik gemaakt als bijvoorbeeld een vergunning niet op andere gronden en met gebruik van minder in de persoonlijke levenssfeer binnendringende instrumenten kan worden geweigerd of ingetrokken.
Het proportionaliteitsbeginsel houdt in dat de resultaten van de Bibob-toets evenredig moeten zijn aan de mate van gevaar. Bij de conclusie ernstig gevaar zal in beginsel altijd een voornemen tot het weigeren van de aangevraagde beschikking worden verzonden. Op grond van de ingediende zienswijze zal een nieuwe proportionaliteitstoets plaatsvinden, welke kan leiden tot het oordeel dat een weigering proportioneel is of tot het oordeel dat een weigering niet proportioneel is en dat de conclusie moet worden aangepast naar mindere mate van gevaar.
Feiten en omstandigheden die een geringe betekenis hebben op het totaalplaatje van de nieuwe aanvraag. Hierbij kan gedacht worden aan een wisseling van posities van bestuurders of leidinggevenden, een omzetting van de exploitatie waarbij weinig tot geen investeringen nodig zijn, bijvoorbeeld van eetcafé naar café, een naamwisseling, een kleine uitbreiding/verbouwing van het pand of een verhuizing naar een nieuwe locatie waarbij weinig tot geen investeringen nodig zijn.
In deze Beleidsregels wordt onderscheid gemaakt tussen de verschillende beleidsdomeinen van de Wet Bibob en in welke gevallen een Bibob-toets wordt uitgevoerd. Een onderscheid is van belang, omdat niet op alle gevallen binnen de beleidsdomeinen een Bibob-toets wordt toegepast. Dit wordt tot uitdrukking gebracht door het gebruik van ‘zal worden toegepast’, waarbij een verplichte Bibob-toets wordt gedaan, en ‘kan worden toegepast’, waarbij een Bibob-toets wordt gedaan wanneer daartoe aanleiding bestaat.
In deze Beleidsregels wordt bij een aantal artikelen het doen van een Bibob-toets mogelijk gemaakt als de verkregen informatie daartoe aanleiding geeft. Bij de verkregen informatie gaat het niet alleen om concrete feiten, maar ook om signalen en vermoedens.
Uitgangspunt is dat een Bibob-toets niet bij elke aanvraag of voorgenomen privaatrechtelijke overeenkomst wordt gedaan en dat de toepassing beperkt blijft tot de gevallen waarin sprake is van een financiële investering van redelijke omvang dan wel de gevallen waarbij de beschikking of privaatrechtelijke overeenkomst op enigerlei wijze een faciliterende rol kan vervullen in bedrijfsmatige activiteiten die een vergroot risico in zich hebben voor criminele invloeden. Dit laatste is ingegeven door branche- en omgevingskenmerken. Gelet hierop is een aantal risicocategorieën benoemd. Deze lijst is niet uitputtend en kan, indien nieuwe ontwikkelingen daar aanleiding toe geven, door het bestuursorgaan worden aangepast.
De publiekrechtelijke onderdelen van de Wet Bibob zijn de beschikkingen. Deze vallen uiteen in (het verlenen of intrekken van) vergunningen en subsidies. De privaatrechtelijke overeenkomsten van de Wet Bibob zijn overheidsopdrachten (aanbestedingen) en vastgoedtransacties, waarbij de gemeente partij kan zijn. De gemeente handelt bij deze onderdelen in een andere hoedanigheid.
De gevolgen van een Bibob-toets voor de publiekrechtelijke onderdelen zijn geregeld in artikel 3 van de Wet Bibob, echter, de gevolgen voor de privaatrechtelijke onderdelen zijn niet geregeld in de Wet Bibob. De gemeente kan de onderhandelingen afbreken of voorwaarden opnemen in de overeenkomst. Anders dan het weigeren of intrekken van een beschikking, is het niet aangaan of ontbinden, opzeggen of vernietigen van een overeenkomst ten aanzien van een overheidsopdracht dan wel een vastgoedtransactie geen besluit in de zin van de Awb.
De betrokkene kan daardoor geen bezwaar of beroep bij het bestuursorgaan instellen, maar kan zich tot de civiele rechter wenden.
Bij privaatrechtelijke overeenkomsten staat het uitgangspunt van contractsvrijheid voorop. Enerzijds betekent dit dat partijen vrij zijn met elkaar in onderhandeling te treden en ook om die onderhandelingen weer af te breken. Die vrijheid is echter niet onbeperkt. Niet alleen moet zuiver taalkundig gelet worden op de bepalingen van een overeenkomst, maar ook moet gekeken worden naar wat betrokkene(n) in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan die bepalingen mochten toekennen en hetgeen zij ten aanzien van elkaar redelijkerwijs mochten verwachten. De gemeente is hierbij gebonden aan de algemene beginselen van behoorlijk bestuur. Het afbreken van de onderhandelingen kan bijvoorbeeld als onaanvaardbaar worden beschouwd indien de wederpartij het gerechtvaardigd vertrouwen mocht hebben dat de overeenkomst inzake een overheidsopdracht dan wel een vastgoedtransactie tot stand zou komen. In hoeverre onderhandelingen als gevolg van een Bibob-toets kunnen worden afgebroken, hangt af van de concrete omstandigheden van het geval waarbij onder meer van belang is of de wederpartij ervan op de hoogte is gesteld dat de Wet Bibob zou worden toegepast.
Anderzijds brengt de contractsvrijheid met zich mee dat onderhandelingen ook kunnen worden afgebroken indien geen sprake is van een ernstig gevaar, zoals bedoeld in de Wet Bibob, maar er naar het oordeel van de gemeente wel sprake is van een integriteitsrisico.