Organisatie | Werkzaak Rivierenland |
---|---|
Organisatietype | Regionaal samenwerkingsorgaan |
Officiële naam regeling | Beleidsregel van het dagelijks bestuur van de gemeenschappelijke regeling Werkzaak Rivierenland houdende regels omtrent bijzondere bijstand voor levensonderhoud (beleidsregels bijzondere bijstand voor levensonderhoud Werkzaak Rivierenland) |
Citeertitel | beleidsregels bijzondere bijstand voor levensonderhoud Werkzaak Rivierenland |
Vastgesteld door | dagelijks bestuur |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Deze regeling bevat de vroegst mogelijke datum van inwerkingtreding.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
10-07-2019 | nieuwe regeling | 17-06-2019 |
Het dagelijks bestuur van Werkzaak Rivierenland;
Gelet op artikel 1 onder f, artikel 12, artikel 13 lid 3, artikel 20 en artikel 23 van de Participatiewet,
Overwegende dat in het kader van de uitvoering van de Participatiewet het belangrijk is regels te stellen over de verstrekking van bijzondere bijstand voor levensonderhoud,
Besluit vast te stellen de Beleidsregels bijzondere bijstand voor levensonderhoud Werkzaak Rivierenland,
Artikel 1 - Jongeren van 18 tot 21 jaar in inrichting
Indien en voor zover een jongere van 18, 19 of 20 jaar hogere bestaanskosten heeft dan waarin wordt voorzien en de middelen van zijn ouders hiertoe ontoereikend zijn of hij redelijkerwijs zijn onderhoudsrecht jegens zijn ouders niet te gelde kan maken, komt deze jongere in aanmerking voor bijzondere bijstand voor de kosten van levensonderhoud.
Artikel 2 - Jongeren van 18 tot 21 jaar niet in inrichting
Indien en voor zover een jongere van 18, 19 of 20 jaar hogere bestaanskosten heeft dan waarin wordt voorzien en de middelen van zijn ouders hiertoe ontoereikend zijn of hij redelijkerwijs zijn onderhoudsrecht jegens zijn ouders niet te gelde kan maken, komt deze jongere in aanmerking voor bijzondere bijstand voor de kosten van levensonderhoud.
Aan een jongere van 18, 19 of 20 jaar die niet in een inrichting verblijft, kan aanvullend op de bijstandsnorm bedoeld in artikel 20 van de Participatiewet bijzondere bijstand worden verleend tot maximaal de bijstandsnorm die van toepassing is die voor iemand zou gelden indien hij in dezelfde situatie 21 jaar of ouder zou zijn geweest.
Artikel 3 - Bijzondere bijstand levensonderhoud bij dwangopname AWBZ-instelling/ Penitentiaire inrichting
Voor het vaststellen van het recht op bijzondere bijstand aan een belanghebbende die gedwongen is opgenomen, dient er bij de aanvraag een verklaring van de (geneesheer)-directeur van de instelling bijgevoegd te zijn, waaruit blijkt op grond van welke wettelijke grondslag belanghebbende is opgenomen. In deze ‘opnameverklaring’ dient eveneens de opnamedatum, de eventuele verlofdata en indien bekend, de ontslagdatum vermeld te staan.
De hoogte van de periodieke bijzondere bijstand voor belanghebbenden die onder de categorie, vermeldt onder punt 2c vallen, is gelijk aan de uitkeringsnorm bij verblijf in een inrichting inclusief vakantiegeld (artikel 23 lid 1 van de Participatiewet). Deze categorie belanghebbenden heeft echter geen recht op de verhoging uit artikel 23 lid 2 van de Participatiewet, omdat de geneeskundige zorg voor deze categorie door het Ministerie van Justitie wordt betaald.
Aldus vastgesteld door het dagelijks bestuur van Werkzaak Rivierenland op 17 juni 2019.
De secretaris,
mevrouw E. Boer MBA
de voorzitter,
dhr. C. Stolwijk
De wettelijke definitie van een inrichting is geregeld in art. 1 onderdeel f van de Participatiewet.
Het gaat hier om de klassieke verpleging en verzorging.
Een instelling is een inrichting in de zin van artikel 1 onderdeel f onder 2 Participatiewet als:
De instelling moet zich blijkens haar doelstelling en feitelijke werkzaamheden richten op het bieden van slaapgelegenheid. Het moet gaan om voorzieningen waarbij slaapgelegenheid wordt geboden in opvangcentra en opvanghuizen, anders dan in de vorm van zelfstandige huisvesting. Aan de hand van de feitelijke situatie moet worden bepaald of de instelling het bieden van een slaap- of woongelegenheid als zelfstandig doel heeft.
De mogelijkheid van hulpverlening of begeleiding gedurende meer dan de helft van ieder etmaal
Als aan bovenstaande voorwaarde wordt voldaan, moet bekeken worden of de mogelijkheid van hulpverlening of begeleiding door beroepskrachten gedurende meer dan de helft van ieder etmaal aanwezig is. De hulpverlening of begeleiding moet worden verzorgd door beroepskrachten. Het aanwezig zijn van de mogelijkheid van hulpverlening of begeleiding is op zichzelf voldoende. Als een belanghebbende geen gebruik maakt van de hulpverlening of begeleiding, dan kan toch sprake zijn van een inrichting. Ook als het dichtstbijzijnde kantoor van de zorgverlener zich op circa 10 kilometer afstand van de woning van een belanghebbende bevindt, kan sprake zijn van een inrichting omdat dit op zichzelf niet betekent dat er niet gedurende meer dan de helft van ieder etmaal de mogelijkheid van hulpverlening of begeleiding door beroepskrachten aanwezig is. Betwist een belanghebbende de mogelijkheid van hulpverlening en begeleiding gedurende meer dan 12 uur per dag, dan dient het dagelijks bestuur nader onderzoek te doen naar de feitelijke invulling van de begeleiding en hulpverlening aan belanghebbende door de instelling.