Organisatie | Gennep |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Besluit nadere regels maatschappelijke ondersteuning 2019 |
Citeertitel | nadere regels maatschappelijke ondersteuning 2019 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Deze regeling vervangt het Besluit nadere regels maatschappelijke ondersteuning gemeente Gennep 2017.
Onbekend
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
20-06-2019 | 01-06-2019 | 01-12-2019 | nieuwe regeling | 23-04-2019 | 325530 |
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Gennep,
- Gelet op Wet maatschappelijke ondersteuning 2015, het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 en gelet op artikel 147 van de Gemeentewet;
- Gelet op de Verordening maatschappelijke ondersteuning 2019;
- Overwegende dat het noodzakelijk is om voor het verlenen van voorzieningen op het gebied van maatschappelijke ondersteuning nadere regels te stellen;
de volgende nadere regels maatschappelijke ondersteuning 2019 vast te stellen.
HOOFDSTUK 1. Begripsbepalingen
In dit Besluit wordt verstaan onder:
Alle begrippen die in dit Besluit worden gebruikt en die niet nader worden omschreven, hebben dezelfde betekenis als in de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015, het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015, de Verordening maatschappelijke ondersteuning en de Algemene wet bestuursrecht.
Hoofdstuk 2 Algemene uitgangspunten
Artikel 2. Algemene uitgangspunten onderzoek
Bij het onderzoek gaan we er van uit dat zelfredzaamheid en participatie in de samenleving een verantwoordelijkheid is dat elk individu heeft. Vanuit de gedachte dat de cliënt een inspanningsverplichting heeft om de eigen situatie te verbeteren, wordt beoordeeld wat de cliënt zelf nog kan, zo nodig met hulp van zijn sociale netwerk, mantelzorg, algemeen gebruikelijke dan wel algemene voorzieningen.
Mocht dit alles niet leiden tot compensatie van de beperkingen in de zelfredzaamheid of participatie, dan wordt tenslotte beoordeeld in hoeverre een maatwerkvoorziening een zodanig passende bijdrage kan leveren dat de cliënt in staat wordt gesteld tot zelfredzaamheid en participatie en zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kan blijven.
‘Gebruikelijke hulp is per definitie hulp waarop gèèn aanspraak bestaat vanuit de Wmo. Het is de normale dagelijkse zorg die partners of ouders en inwonende kinderen elkaar geacht worden elkaar onderling te bieden omdat ze als leefeenheid een gezamenlijk huishouden voeren en op die grond een gezamenlijke verantwoordelijkheid hebben voor het functioneren van dat huishouden. Gebruikelijke hulp is ook alleen aan de orde als er een leefeenheid is die een gezamenlijk huishouden voert. Uitwonende kinderen vallen hier dus buiten.
‘Mantelzorg is zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een persoon met beperkingen. De hulp wordt geboden door personen uit diens directe omgeving waarbij de zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie. Bij mantelzorg wordt de normale (gebruikelijke) hulp in zwaarte, duur en/of intensiteit aanmerkelijk overschreden. Mantelzorg vindt plaats op basis van vrijwilligheid, dat wil zeggen dat de mantelzorger bereid en in staat geacht mag worden deze zorg te leveren.’
HOOFDSTUK 3 MAATWERKVOORZIENINGEN
3.2. Woonvoorzieningen en hulpmiddelen
Artikel 6. Vervoershulpmiddelen
Het stallen van vervoersvoorzieningen dient op adequate wijze te geschieden. Van client de mag worden verwacht dat hiervoor ruimte wordt gecreerd, ook als deze ruimte op dat moment voor andere doeleinden wordt gebruikt. Indien een adequate stallingsmogelijkheid ontbreekt, kan de gemeente een financiële tegemoetkoming voor de realisatie van een eenvoudige stalling of andere voorziening van bouwkundige of woontechnische aard verschaffen. De vergoeding bedraagt nooit meer dan de goedkoopst adequate voorziening.
Artikel 7. Gehandicaptenparkeerkaart
Criteria voor de afgifte van gehandicaptenparkeerkaarten
bestuurders van motorvoertuigen op meer dan twee wielen en van brommobielen, die ten gevolge van een aandoening of gebrek een aantoonbare loopbeperking hebben van langdurige aard, waardoor zij - met de gebruikelijke loophulpmiddelen - in redelijkheid niet in staat zijn zelfstandig een afstand van meer dan 100 meter aan een stuk te voet te overbruggen;
passagiers van motorvoertuigen op meer dan twee wielen en van brommobielen, die ten gevolge van een aandoening of gebrek een aantoonbare loopbeperking hebben van langdurige aard, waardoor zij - met de gebruikelijke loophulpmiddelen - in redelijkheid niet in staat zijn zelfstandig een afstand van meer dan 100 meter aan een stuk te voet te overbruggen en die voor het vervoer van deur tot deur continu afhankelijk zijn van de hulp van de bestuurder;
Op de gehandicaptenparkeerkaart wordt met een hoofdletter B aangegeven of het een gehandicapte bestuurder betreft en een hoofdletter P of het een gehandicapte passagier betreft. Een combinatie van beide is mogelijk. Een gehandicaptenparkeerkaart, bestemd voor een instelling als bedoeld in het eerste lid, onderdeel e, wordt aangeduid met een hoofdletter I.
De gemeente is bevoegd een onderzoek en een medische keuring te laten uitvoeren bij een eerste aanvraag. Als de gehandicaptenparkeerkaart wordt goedgekeurd, worden de kosten van het medisch onderzoek door de gemeente vergoed.
Artikel 9. Richtlijnen omvang individuele begeleiding
Individuele begeleiding vindt plaats in de vorm van trajecten. De omvang van de begeleiding is gebaseerd op de complexiteit en intensiteit. De geldigheidsduur van de indicatie is afhankelijk van het resultaat dat bereikt dient te worden om een passende bijdrage aan zelfredzaamheid en participatie te kunnen leveren en de doelen die in dat verband gesteld worden.
Artikel 10. Persoonlijke verzorging
Persoonlijke verzorging is gericht op het ondersteunen bij, of overnemen van activiteiten op het gebied van persoonlijke verzorging (met inbegrip van enige begeleiding bij die activiteiten), gericht op het opheffen van een tekort aan zelfredzaamheid. De aard van de hulpvraag ligt hier nadrukkelijk niet op een behoefte aan geneeskundige zorg of een hoog risico hierop.
Artikel 11. Richtlijnen omvang persoonlijke verzorging
Persoonlijke verzorging wordt vastgesteld in uren per week. De geldigheidsduur van de indicatie is afhankelijke van het resultaat dat bereikt dient te worden om een passende bijdrage aan het opheffen van het tekort aan zelfredzaamheid en participatie te kunnen leveren en de doelen die in dat verband gesteld worden.
Artikel 13. Ondersteuning bij vervoer in het kader van de maatwerkvoorziening dagbesteding
Artikel 14. Richtlijn omvang dagbesteding
Groepsbegeleiding wordt vastgesteld in dagdelen. Een dagdeel staat gelijk aan maximaal drie aaneengesloten uren. De geldigheidsduur van de indicatie is afhankelijk van het resultaat dat bereikt dient te worden om een passende bijdrage aan de zelfredzaamheid en participatie te kunnen leveren en de doelen die in dat verband gesteld worden.
Logeren voor volwassenen is een vorm van respijtzorg die gericht is op het ontlasten van de mantelzorger/verzorger van iemand die behoort tot de doelgroep van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) en thuis woont. Doel is om te voorkomen dat de mantelzorger/verzorger overbelast raakt. Bij logeren verblijft degene die mantelzorg ontvangt tijdelijk elders, waar toezicht en de noodzakelijke ondersteuning en begeleiding geboden wordt.
In gevallen waarin de burger aanspraak kan maken op tijdelijk verblijf ingevolge de Zorgverzekeringswet (Zvw) of de Wet langdurige zorg (Wlz) is dit altijd voorliggend ten opzichte van logeren ingevolge de Wmo.
Artikel 16. Richtlijn omvang logeren
Het is denkbaar dat op lid 2 in specifieke situaties een uitzondering kan worden gemaakt om bijvoorbeeld een verblijf van een week mogelijk te maken, zodat een mantelzorger op vakantie kan. Dan moet wel vaststaan dat andere oplossingen, zoals bijvoorbeeld respijtzorg vergoed door de ziektekostenverzekeraar geen optie is.
HOOFDSTUK 4 PERSOONSGEBONDEN BUDGET
Artikel 18. Bijzondere bepalingen over het persoonsgebonden budget
Degene die wordt ingeschakeld voor hulp is verantwoordelijk voor het doorgeven van loongegevens aan de belastingdienst.
Indien er sprake is van een maatwerkvoorziening in de vorm van hulp bij het huishouden, wordt er geacht sprake te zijn van professionele ondersteuning indien de dienstverlening geboden wordt door een thuiszorgorganisatie of door een zzp-er die als eenmanszaak staat ingeschreven bij de Kamer van Koophandel en tevens voldoet aan de voorwaarden van het urencriterium vereist voor de zelfstandigenaftrek voor de inkomstenbelasting (te weten minimaal 1225 uur per jaar wordt besteed aan het feitelijk drijven van de onderneming en er wordt meer tijd besteed aan de onderneming dan aan andere werkzaamheden).
De met een pgb te realiseren maatwerkvoorziening ten behoeve van het wonen in de vorm van een (niet-)bouwkundige of (niet-)woontechnische woonvoorziening, een uitraasruimte of onderhouds-, keurings- of reparatiekosten kan slechts plaatsvinden door een erkend bedrijf. Hiervan is sprake indien het bedrijf is ingeschreven bij de Kamer van Koophandel en voorzien is van een BTW-nummer. Het zelf uitvoeren van werkzaamheden is niet toegestaan, tenzij hiervoor vooraf schriftelijke toestemming is verleend door het college.
Het verstrijken van de toepasselijke afschrijvingstermijn betekent niet automatisch dat recht bestaat op een nieuwe voorziening. In zulke situaties zal altijd beoordeeld dienen te worden of de oude voorziening nog gebruikt kan worden. Belangrijk is of de oude voorziening nog in voldoende mate een passende bijdrage kan leveren aan de zelfredzaamheid en participatie van de budgethouder.
Artikel 22. De hoogte van het persoonsgebonden budget voor verhuizing en huurderving
De hoogte van een door het college te verlenen persoonsgebonden budget voor de kosten van huurderving is gelijk aan de kale huur van de woonruimte, met een maximum van het bedrag genoemd in artikel 13 lid 1 onder a van de Wet op de Huurtoeslag. De periode waarvoor een vergoeding wordt verstrekt, bedraagt maximaal zes maanden. Onder voorwaarden is verlenging van deze termijn met maximaal drie maanden mogelijk.
Artikel 23. Besteding en verantwoording van het persoonsgebonden budget
De schriftelijke overeenkomst die de budgethouder sluit met iedere persoon of instantie bij wie hij een maatwerkvoorziening inkoopt, moet in overeenstemming zijn met de door het college afgegeven beschikking (inclusief leefzorgplan). Indien het college van mening is dat de zorgovereenkomst hier niet aan voldoet, wordt de budgethouder in de gelegenheid gesteld om de overeenkomst in de gewenste zin aan te passen. De goedkeuring door het college is een voorwaarde voor de Sociale Verzekeringsbank om tot uitbetaling over te kunnen gaan. Zonder een goedgekeurde overeenkomst vindt namelijk geen uitbetaling plaats. Indien het college wel akkoord is met de overeenkomst, wordt dit doorgegeven aan de Sociale Verzekeringsbank en tevens wordt dan aangegeven wat het maximumtarief is per zorgovereenkomst.
Het is mogelijk een eenmalige uitkering te verstrekken uit het persoonsgebonden budget. Na het einde van een persoonsgebonden budget buiten de schuld om van de budgethouder wordt maximaal één volledig maandsalaris uitbetaald ter compensatie van het verlies van inkomsten van de particuliere zorgverlener.
De hoogte van het toegekende persoonsgebonden budget is gebaseerd op een maximumtarief. Bij de besteding van het persoonsgebonden budget voor dienstverlening moet in beginsel het aantal toegekende uren worden ingekocht, al of niet tegen het maximumtarief. Het is niet toegestaan om meer uren (tegen een lager tarief) in te kopen door middel van het toegekende persoonsgebonden budget. Indien een lager tarief dan het toegekende maximumtarief wordt betaald, dan wordt het restant van het persoonsgebonden budget bij afname van het aantal geïndiceerde uren teruggevorderd. Dit is ook het geval indien minder dan het aantal toegekende uren is ingekocht. Dit laatste kan overigens aanleiding zijn om tot bijstelling van de indicatie over te gaan.
Artikel 25. Eigen bijdrage maatwerkvoorzieningen
De bedragen per vier weken, de inkomensbedragen en de percentages die gelden voor de berekening van de eigen bijdrage zijn gelijk aan die genoemd in artikel 3.1, eerste lid van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015.
De hoogte van de eigen bijdrage is afhankelijk van: