Organisatie | Rotterdam |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam houdende regels omtrent de subsidie voor basisvaardigheden als taal, rekenen of digitale vaardigheden (Subsidieregeling taal, rekenen en digitale vaardigheden Rotterdam 2019-2022) |
Citeertitel | Subsidieregeling taal, rekenen en digitale vaardigheden Rotterdam 2019-2022 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | onderwijs |
Eigen onderwerp |
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2021 | artikel 6, 7, toelichting | 24-11-2020 | Gemeenteblad 2020, nummer 202 | ||
01-01-2020 | 01-01-2021 | artt. 1, 3, 7, 11 en toelichting | 03-12-2019 | 2019-169 | |
01-07-2019 | 01-01-2020 | Nieuwe regeling | 18-06-2019 | Rotterdams GBL nummer: 2019, nummer 80 |
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam,
gelezen het voorstel van de concerndirecteur Maatschappelijke Ontwikkeling van 18 juni 2019; 19MO02731;
gelet op de artikelen 3, derde lid, 4, tweede lid, 5, tweede lid, 6, vierde lid, 8 aanhef en onder l en artikel 12a van de Subsidieverordening Rotterdam 2014;
overwegende, dat het voor de uitvoering van het Beleidskader 2019-2022 ‘De Taalspiraal’ wenselijk is om een regeling vast te stellen voor de beoordeling van subsidieaanvragen;
Het bepaalde in deze subsidieregeling is alleen van toepassing op de verstrekking van éénmalige subsidies door burgemeester en wethouders voor de in artikel 3 bedoelde activiteiten die plaatsvinden in het kalenderjaar waarvoor de subsidie is aangevraagd.
Subsidie wordt alleen verstrekt aan rechtspersonen, die laaggeletterde Rotterdammers vanaf 18 jaar, die moeite hebben met taal, rekenen en digitale vaardigheden ondersteunen en activeren.
Artikel 5 Kosten die voor subsidie in aanmerking komen
De subsidie wordt alleen verleend voor de redelijke kosten die direct verband houden met de uitvoering van de activiteiten als bedoeld in artikel 3 en niet voor structurele kosten en omzetbelasting.
Honorering van volledige aanvragen die in aanmerking komen voor subsidie gebeurt in volgorde van indiening bij het college totdat het vastgestelde subsidieplafond in het desbetreffende jaar is bereikt.
Artikel 13 Subsidievaststelling
Bij de aanvraag tot subsidievaststelling toont de subsidieontvanger aan dat de activiteiten een bijdrage hebben geleverd aan de doelstellingen zoals genoemd in artikel 3.
Deze subsidieregeling treedt in werking, na bekendmaking in het gemeenteblad, met ingang van 1 juli 2019 en vervalt op 31 december 2022.
Deze subsidieregeling blijft van toepassing op subsidies verstrekt op grond van deze regeling en op volledige aanvragen die zijn ingediend voor de vervaldatum van deze subsidieregeling.
Deze regeling heeft tot doel rechtspersonen te subsidiëren die Rotterdammers die moeite hebben met taal, rekenen en digitale vaardigheden op een laagdrempelige wijze en in de buurt te ondersteunen en te activeren.
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
De begrippen die zijn gedefinieerd in de Subsidieverordening Rotterdam 2014 en de daarop berustende bepalingen gelden ook voor deze subsidieregeling. De definities in dit artikel sluiten aan bij begrippen en definities uit de WEB en het beleidskader ‘De Taalspiraal’.
De deelaspecten van de eindtermen van de WEB op het gebied van taal, rekenen en digitale vaardigheden in het Nederlands kunt u inzien bij de Regeling eindtermen educatie 2013.
Op het gebied van taal bevatten de eindtermen per niveau vaardigheden zoals lezen, schrijven, spreken, luisteren. Per vaardigheid wordt beschreven wat de deelnemer moet beheersen. Bijvoorbeeld op het gebied van spreken:
De deelnemer kan in korte zinnen verslag uitbrengen en een verhaal houden over concrete onderwerpen binnen de alledaagse leef-, werk- en leeromgeving. De deelnemer kan een monoloog houden, beschrijft mensen, plaatsen en zaken en kan over gebeurtenissen, activiteiten en persoonlijke ervaringen vertellen.
Bovenstaande zijn voorbeelden uit de Regeling eindtermen educatie 2013.
Per niveau en vaardigheid kent de regeling andere eisen.
In dit artikel worden de soorten activiteiten met bijbehorende doelstellingen genoemd die voor subsidie in aanmerking komen.
Ieder traject richt zich op de basisvaardigheden en biedt daarnaast een korte basisoriëntatie gericht op de sporen ontwikkeling, gezondheid, werk en geld.
Het doel hiervan is deelnemers inzicht te geven hoe het vergroten van basisvaardigheden kan leiden tot verbetering van hun dagelijks leven.
De voorlichting door de aanbieders van de ‘Toegankelijke taaltrajecten’ (Alsare voor de Noordoever en NL Educatie voor de Zuidoever) maakt onderdeel uit van deze basisoriëntatie.
Het resultaat van een traject is tweeledig:
Een aantoonbare verbetering van de basisvaardigheden moet inzichtelijk worden gemaakt met een begin- en eindtoets (zie deelaspecten Regeling eindtermen educatie 2013). Dit is belangrijk om inzicht te krijgen in het bereikte taalniveau. De subsidie wordt hier niet op afgerekend. De reden hiervoor is dat taal een instrument is om een doel te bereiken, zie verder onder punt 2 hieronder.
Deelnemers hebben na afloop van het traject meer kennis over het effect dat het verbeteren van basisvaardigheden heeft op hun dagelijks leven in relatie tot ontwikkeling, gezondheid, werk en geld. Dit wordt inzichtelijk gemaakt door middel van een begin- en eindmeting. Hier wordt de subsidie op afgerekend.
De afrekeningssystematiek wordt verder toegelicht bij artikel 13.
In het traject moet een professionele docent in combinatie met een taalvrijwilliger worden ingezet. Deze docent beschikt over:
De taalvrijwilliger biedt ondersteuning aan de professionele docent en de deelnemers en heeft een training tot taalvrijwilliger gevolgd.
De innovatieve projecten zoals genoemd in het eerste lid, onder c zijn bijvoorbeeld:
Deze voorbeelden zijn richtinggevend en niet limitatief. Van belang is dat er sprake is van een beargumenteerde vernieuwende aanpak gericht op de gebieden.
Met de doorlopende leerlijn wordt een vervolgactiviteit gericht op taal, rekenen of digitale vaardigheden gestimuleerd. Bijvoorbeeld via doorstroom naar informele taalactiviteiten, non-formele en/of formele educatie of via andere activiteiten waarbij centraal staat dat deelnemers blijven oefenen met taal, rekenen of digitale vaardigheden
Artikel 5 Kosten die voor subsidie in aanmerking komen
De aanvrager is zelf verantwoordelijk om te onderzoeken of de activiteiten omzetbelastingplichtig zijn. Structurele kosten die niet voor subsidie in aanmerking komen zijn algemene exploitatiekosten zoals huur en kosten die voorafgaand aan de subsidieaanvraag zijn gemaakt.
Voorbeelden van rechtspersonen die een subsidieaanvraag kunnen indienen zijn taalaanbieders, vrijwilligersorganisaties, wijkgerichte bewoners- of belangenorganisaties, sociaal ondernemers, maatschappelijke organisaties en professionele organisaties, waaronder bedrijven en instellingen.
De subsidie wordt niet verleend voor formele en informele educatie.
Formele educatie is educatie gericht op de in de WEB opgenomen eindtermen en die opleidt tot een diploma. Informele taalactiviteiten zijn zeer laagdrempelige activiteiten gericht op taal die niet leiden tot een diploma en geen relatie hebben met de WEB.
Als vergelijkbare activiteiten al afdoende zijn ingekocht of gesubsidieerd door de gemeente, kunnen subsidieaanvragen niet worden gehonoreerd.
Artikel 12 Subsidieverplichtingen
De activiteiten dienen te beginnen en eindigen in het kalenderjaar waarvoor de aanvraag is gedaan. Bij een aanvraag voor 2021 moeten de activiteiten ook in 2021 afgerond zijn. Overloop van activiteiten naar 2022 is dan niet mogelijk.
Wel kan vanaf 1 oktober subsidie aangevraagd worden voor het daaropvolgende jaar. Verlening gebeurt onder begrotingsvoorbehoud.
De subsidieaanvrager neemt gedurende de looptijd van de subsidie deel aan de taalnetwerkbijeenkomsten die in het eigen gebied of stedelijk worden georganiseerd.
Deze taalnetwerkbijeenkomsten worden georganiseerd door de welzijnsinstellingen en zijn bedoeld om kennis te delen en de doorlopende leerlijn te stimuleren.
Artikel 13 Subsidievaststelling
Voor de activiteiten genoemd onder artikel 3 wordt de volgende afrekeningssystematiek toegepast.
Bij artikel 3, eerste lid onder a. het beoogde resultaat:
Deelnemers zijn zich meer bewust welk effect het verbeteren van basisvaardigheden heeft op hun dagelijks leven. Het vergroten van deze basisvaardigheden kan hen verder helpen op het gebied van ontwikkeling, gezondheid, werk en geld. Zij weten waar zij hun vaardigheden gericht op deze sporen kunnen verbeteren na afloop van het traject.
Dit wordt inzichtelijk gemaakt door middel van een begin- en eindmeting.
Het verschil tussen de begin- en eindmeting moet een meetbare vooruitgang aantonen.
Bijvoorbeeld een meting met een vragenlijst waarbij de deelnemer bij de eindmeting een x-aantal punten beter scoort.
Bij artikel 3, eerste lid onder b. is het beoogde resultaat dat een deelnemer een training voor taalvrijwilliger met goed gevolg afrondt, een vrijwilligersovereenkomst tekent en aan de slag gaat als taalvrijwilliger.
Voor deze activiteiten geldt dat er wordt afgerekend per traject. De trajectprijs per deelnemer is het verleende subsidiebedrag gedeeld door het aantal deelnemers.
Bij de afrekening van de vaststelling ontvangt de aanvrager 50% van de trajectprijs bij iedere gestarte deelnemer. Als een deelnemer de beoogde doelstelling behaalt aan het eind van het traject, ontvangt de subsidieontvanger de aanvulling tot 100% van de trajectprijs.
Op basis van deze rekenmethodiek vindt de afrekening na vaststelling plaats.
Als de resultaten niet worden behaald (minder deelnemers gestart en/of minder deelnemers die een resultaat hebben behaald), wordt naar rato afgerekend. Bij een eventuele overbesteding wordt het toegekende bedrag niet verhoogd.
Bij artikel 3, eerste lid onder c. is het beoogde resultaat dat er een impuls wordt gegeven aan taal, rekenen en digitale vaardigheden in de gebieden. Hier geldt een andere afrekensystematiek. Bij aanvang van het project wordt een deel van het subsidiebedrag uitgekeerd en het resterende bedrag wanneer het beoogde resultaat is behaald.
Op basis van deze rekenmethodiek vindt de afrekening na vaststelling plaats. Als het resultaat niet wordt behaald, wordt naar rato afgerekend. Bij een eventuele overbesteding wordt het toegekende bedrag niet verhoogd.
Voor alle activiteiten genoemd onder artikel 3 geldt de volgende betalingssystematiek.
Bij verlening van de subsidie ontvangt de aanvrager 80% van het verleende bedrag en de resterende 20% na vaststelling van de subsidie.
Indien nodig kan er een afwijkende betalingssystematiek worden toegepast waarbij een tussenrapportage wordt opgevraagd. In dat geval ontvangt de aanvrager 50% van het subsidiebedrag bij verlening van het project en 30% van het subsidiebedrag wordt uitgekeerd na een goedgekeurde tussenrapportage. De resterende 20% ontvangt de aanvrager na vaststelling.