Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Lingewaard

Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Lingewaard houdende regels omtrent maatwerkvoorzieningen (Nadere regels maatwerkvoorzieningen maatschappelijke ondersteuning Lingewaard)

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieLingewaard
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBesluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Lingewaard houdende regels omtrent maatwerkvoorzieningen (Nadere regels maatwerkvoorzieningen maatschappelijke ondersteuning Lingewaard)
CiteertitelNadere regels maatwerkvoorzieningen maatschappelijke ondersteuning Lingewaard
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling vervangt de Nadere regels wordt het Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Lingewaard 2014.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. artikel 2.1.3 van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015
  2. http://decentrale.regelgeving.overheid.nl/cvdr/xhtmloutput/Historie/Lingewaard/CVDR613062/CVDR613062_1.html
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

28-06-2019nieuwe regeling

03-06-2019

gmb-2019-158424

Tekst van de regeling

Intitulé

Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Lingewaard houdende regels omtrent maatwerkvoorzieningen (Nadere regels maatwerkvoorzieningen maatschappelijke ondersteuning Lingewaard)

Burgemeester en wethouders van de gemeente Lingewaard;

 

gelet op artikel 2.1.3 van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 en artikel 26 van de Verordening maatschappelijke ondersteuning Lingewaard 2018;

 

besluiten vast te stellen de Nadere regels maatwerkvoorzieningen maatschappelijke ondersteuning Lingewaard.

 

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • Verordening: Verordening maatschappelijke ondersteuning Lingewaard 2018.

  • Nadere regels:Nadere regels maatwerkvoorzieningen maatschappelijke ondersteuning Lingewaard.

  • College: college van burgemeester en wethouders van de gemeente Lingewaard.

  • ADL-woning: Woning voor zelfstandig wonende bewoners die zijn aangewezen op persoonlijke assistentie bij algemene dagelijkse levensverrichtingen.

  • Voorziening in natura: een voorziening die in eigendom, in bruikleen, in huur of in de vorm van persoonlijke dienstverlening wordt verstrekt.

Artikel 2 Criteria toekenning maatwerkvoorziening

De criteria die gehanteerd worden bij de toekenning van een maatwerkvoorziening zijn de volgende:

 

Voorziening in natura

Het uitgangspunt van een maatwerkvoorziening in natura is, dat deze als een zaak of dienst(verlening) wordt verstrekt.

 

Bij bruikleen komt de voorziening na gebruik terug bij de gemeente en kan deze hergebruikt worden.

 

In beginsel worden alle voorzieningen die voor hergebruik in aanmerking komen, in natura verstrekt.

 

Persoonsgebonden budget (pgb)

Een pgb is een geldsom waarmee de belanghebbende de aanschaf van een voorziening kan betalen dan wel een dienst(verlening) inkopen.

 

Financiële tegemoetkoming

Bij een financiële tegemoetkoming heeft de vergoeding voor een voorziening bijna altijd betrekking op een deel van de meerkosten (zie ook artikel 21 van de Verordening maatschappelijke ondersteuning Lingewaard 2018). Voorbeelden van een financiële tegemoetkoming zijn:

  • verhuiskosten;

  • sportvoorziening;

  • tijdelijke huisvesting;

  • huurderving.

Hoofdstuk 2 Nadere regels over het persoonsgebonden budget

Artikel 3 Regels rond pgb

  • 1.

    De hoogte van het pgb wordt bepaald aan de hand van de kostprijs.

  • 2.

    Bij een zaak moet rekening gehouden worden met onderhoud, reparatie en verzekering.

  • 3.

    De duur van het pgb wordt bij een zaak gekoppeld aan de economische levensduur van de zaak.

  • 4.

    De hoogte van de kosten van onderhoud en reparatie uit lid 2 wordt gesteld op maximaal 4% van de kostprijs. Dit wordt gedurende de maximale economische levensduur van de zaak jaarlijks uitbetaald na ontvangst van een factuur dat de kosten gemaakt zijn.

  • 5.

    Bij die zaken waarbij er sprake is van een verzekering voor een zaak worden de verzekeringskosten meegenomen bij de vaststelling van het pgb. Dit wordt gedurende de maximale economische levensduur van de zaak jaarlijks uitbetaald na ontvangst van een factuur dat de kosten gemaakt zijn.

    Omdat verzekeringstarieven nogal kunnen variëren en afhankelijk zijn van de aanschafwaarde wordt aangeraden om een kort onderzoek op internet te doen, bijvoorbeeld via de site van de ANWB.

  • 6.

    Verstrekking van een toegekende individuele voorziening in de vorm van een pgb vindt plaats op verzoek van de aanvrager.

  • 7.

    Verstrekking als pgb vindt niet plaats indien:

    • er een algemene passende voorziening is, die een goede en snelle oplossing biedt;

    • er sprake is van overwegende bezwaren. Deze zijn er in ieder geval indien op grond van aanwijzingen, die tijdens het onderzoek duidelijk zijn geworden, blijkt, dat de aanvrager problemen zal hebben bij het op een verantwoorde wijze omgaan met een pgb.

 

Hoofdstuk 3 Nadere regels voor maatwerkvoorzieningen

Paragraaf 1 Hulp bij het huishouden/Thuisondersteuning

Artikel 4 Omvang hulp bij het huishouden/Thuisondersteuning

  • 1

    De omvang van de hulp bij het huishouden wordt bepaald aan de hand van de noodzakelijk te verrichten activiteiten.

  • 2

    De tijdsnormering van de noodzakelijk te verrichten activiteiten is opgenomen in de Indicatierichtlijn Hulp bij het Huishouden.

Artikel 5 Wijzigen keus hulp bij het huishouden/Thuisondersteuning

  • 1

    Gedurende het kalenderjaar kan degene die hulp bij het huishouden ontvangt éénmaal de vorm van de verstrekking wijzigen van of naar pgb of in natura.

  • 2

    Het vorige lid kan buiten toepassing gelaten worden als naar het oordeel van het college een dwingende reden daartoe aanleiding geeft.

Paragraaf 2 Woonvoorzieningen

Artikel 6 Individuele woonvoorziening

Een individuele woonvoorziening bestaat uit:

  • a.

    een tegemoetkoming in de verhuiskosten bestemd voor verhuis- en herinrichtingskosten, zoals bedoeld in artikel 21 lid 5 van de verordening;

  • b.

    een bouwkundige of woontechnische woonvoorziening, en wordt verstrekt in natura of een persoonsgebonden budget;

  • c.

    een niet bouwkundige of niet woontechnische woonvoorziening, en wordt verstrekt in natura, een persoonsgebonden budget of in bruikleen.

Artikel 7 Primaat van verhuizing

Indien de kosten van een bouwkundige- of woontechnische aanpassing het bedrag van € 20.000,- te boven gaan, dient de aanvrager te verhuizen naar een geschikte of geschikt te maken woning, tenzij dringende redenen nopen tot een directe aanpassing.

Artikel 8 In aanmerking komende kosten

Kosten worden vergoed voor zover deze betrekking hebben op de volgende limitatieve lijst:

  • 1

    de aanneemsom (hierin begrepen de loon- en materiaalkosten) voor het treffen van de voorziening;

  • 2

    de risicoverrekening van loon- en materiaalkosten, met inachtneming van het bepaalde in de risicoregeling woning- en utiliteitsbouw 1991;

    Ad 1 en 2: Indien de voorziening in zelfwerkzaamheid wordt getroffen, dan vervalt de post loonkosten en worden alleen de materiaalkosten als subsidiabel aangemerkt;

  • 3

    het architectenhonorarium tot ten hoogste 10% van de aanneemsom met dien verstande dat dit niet hoger is dan het maximale honorarium als bepaald in SR 1988 van de BNA. Alleen in die gevallen dat het noodzakelijk is dat een architect voor de woning-aanpassing moet worden ingeschakeld worden deze kosten subsidiabel geacht. Het betreft dan veelal de ingrijpender woning-aanpassingen;

  • 4

    de kosten voor het toezicht op de uitvoering, indien dit noodzakelijk is, tot een maximum van 2% van de aanneemsom;

  • 5

    de leges voor zover deze betrekking hebben op het treffen van de voorziening;

  • 6

    de verschuldigde en niet verrekenbare- of terugvorderbare omzet¬belasting;

  • 7

    renteverlies, in verband met het verrichten van noodzakelijke betaling aan derden voordat de bijdrage is uitbetaald, voor zover deze verband houdt met de bouw dan wel het treffen van voorzieningen;

  • 8

    de prijs van bouwrijpe grond indien noodzakelijk als niet binnen het oorspronkelijke kavel gebouwd kan worden, gemaximeerd aan hetgeen gesteld is in artikel 7.4;

  • 9

    de door het college (schriftelijk) goedgekeurde kosten¬verhogingen, die ten tijde van de raming van de kosten redelijkerwijs niet voorzien hadden kunnen zijn;

  • 10

    de kosten in verband met noodzakelijk technisch onderzoek en adviezen met betrekking tot het verrichten van de aanpassing;

  • 11

    de kosten van aansluiting op de openbare nutsvoorziening;

  • 12

    de administratiekosten die verhuurder maakt ten behoeve van het treffen van een voorziening voor de aanvrager, voor zover de kosten onder 1 tot en met 11 meer dan € 1000,-- bedragen, 10% van die kosten, met een maximum van € 350,--.

Artikel 9 Maximale vergoeding woonunit

Als het plaatsen van een losse woonunit tot de mogelijkheden behoort en de aanvrager wil deze oplossing niet, dan bedraagt de hoogte van een eventueel persoonsgebonden budget maximaal de kosten van het plaatsen van de woonunit.

Artikel 10 Afschrijving

Bij het berekenen van de vergoeding voor een woningaanpassing zal rekening gehouden worden met de normale afschrijving zoals die geldt bij reguliere vervangingen.

Artikel 11 Terugbetaling bij verkoop

  • 1

    De eigenaar-bewoner, die een woonvoorziening heeft ontvangen, dient bij verkoop van deze woning binnen een periode van 10 jaar na gereedmelding van de voorziening, deze verkoop van de woning onverwijld aan het college te melden. De door de gemeente gemaakte kosten voor de woonvoorziening dienen te worden terugbetaald met een jaarlijkse waardevermindering van 10%, gerekend vanaf het eerste jaar van het gerealiseerd zijn van de voorziening.

  • 2

    Terugbetaling door de verkopende eigenaar is niet aan de orde wanneer de nieuwe eigenaar een indicatie voor een woonvoorziening heeft en de nieuwe woning als compenserend aangemerkt kan worden.

Artikel 12 Persoonsgebonden budget voor kosten voor het verwerven van grond

Voor zover het voorzieningen betreft ten behoeve van het uitbreiden van bestaande woningen, dan wel het groter bouwen van een nieuw te bouwen woning dan zonder die voorzieningen nodig zou zijn, kan het college een pgb verstrekken voor de extra te verwerven grond dat ten hoogste overeenkomt met het aantal vierkante meters per vertrek en een gedeelte van de buitenruimte bij de woning, zoals vermeld in bijlage 2.

Artikel 13 Overige woonvoorzieningen

Indien de technische levensduur van een woonwagen of woonschip bij de indiening van de aanvraag minder dan vijf jaar is, bedragen de maximale aanpassingskosten € 2.500,--.

Het zelfde geldt als de standplaats van de woonwagen binnen vijf jaar voor opheffing in aanmerking komt of het woonschip niet tenminste nog vijf jaar op de ligplaats mag liggen.

Paragraaf 3 Zich verplaatsen

Artikel 14 Individuele voorziening

Een individuele voorziening voor het verplaatsen kan bestaan uit:

  • a.

    een rolstoel voor verplaatsing binnen, dan wel voor verplaatsing binnen en buiten de woonruimte, dan wel een aanpassing daaraan;

  • b.

    een verplaatsingsmiddel dat in natura of als pgb en/of

  • c.

    een vergoeding voor vervoerskosten, die als financiële tegemoetkoming wordt verstrekt;

  • d.

    accessoires, die voor doelmatig gebruik noodzakelijk zijn.

Artikel 15 Collectieve vervoersvoorziening

  • 1.

    Degene die in aanmerking komt voor een collectieve vervoersvoorziening ontvangt een vervoerspas voor het lokaal verplaatsen. Deze vervoerspas op basis van een Wmo-indicatie biedt de mogelijkheid binnen de directe leefomgeving tot 25 kilometer per rit voor een aangepast tarief te reizen.

  • 2.

    Voor de aanvrager die naast de vervoerspas over een andere vervoersvoorziening beschikt bedraagt het maximaal te gebruiken aantal kilometers 750 dan wel 375 indien sprake is van een verminderde individuele vervoersbehoefte.

Hoofdstuk 4 Nadere regels financiële tegemoetkomingen

Artikel 16 Tegemoetkoming verhuiskosten

  • 1

    Het college kan een tegemoetkoming in de verhuiskosten verstrekken aan:

    • a.

      de aanvrager;

    • b.

      of een persoon die op verzoek van de gemeente, ten behoeve van een aanvrager de woonruimte bestemd voor permanente bewoning heeft ontruimd.

  • 2

    Het college verleent slechts een financiële tegemoetkoming, bedoeld in het eerste lid, onder a, indien:

    • verhuizen naar een geschikte of geschikt te maken woning goedkoper is dan het aanpassen van de te verlaten woning;

    • er sprake is van toepassen van het primaat van verhuizen;

    • de aanvrager niet voor het eerst zelfstandig gaat wonen;

    • de aanvrager niet verhuisd is vanuit of naar een woonruimte die niet geschikt is om het

    • hele jaar door bewoond te worden;

    • de aanvrager niet verhuisd is naar een AWBZ-inrichting;

    • in de te verlaten woonruimte ergonomische belemmeringen zijn ondervonden, tenzij het

    • een verhuizing naar een ADL-woning betreft.

  • 3

    Het bedrag aan verhuiskostenvergoeding wordt betaald, indien de gemeente de nieuwe woning als adequaat heeft aangemerkt en de verhuizing binnen 12 maanden na verzending van de beschikking heeft plaatsgevonden.

  • 4

    Voor de tegemoetkoming komen uitsluitend de kosten in aanmerking die direct voortvloeien uit de verhuizing.

Artikel 17 Financiële tegemoetkoming in verband met tijdelijke huisvesting

  • 1

    Het college kan een financiële tegemoetkoming verstrekken in de kosten van tijdelijke huisvesting die door de aanvrager moeten worden gemaakt in verband met het aanpassen van:

    • a

      zijn huidige woonruimte;

    • b

      de door de aanvrager nog te betrekken woonruimte.

  • 2

    De financiële tegemoetkoming als bedoeld onder lid 1 a en b wordt verleend uitsluitend voor de periode dat de aan te passen woonruimte ten gevolge van het realiseren van de woningaanpassing niet bewoond kan worden en de aanvrager als gevolg daarvan voor dubbele woonlasten komt te staan.

  • 3

    De maximale termijn waarvoor een financiële tegemoetkoming als bedoeld in het eerste lid wordt toegekend, bedraagt zes maanden.

  • 4

    Het college verleent uitsluitend een financiële tegemoetkoming in de kosten van tijdelijke huisvesting als bedoeld in het eerste lid indien deze kosten gemaakt zijn voor:

    • a.

      het tijdelijk betrekken van een zelfstandige woonruimte;

    • b.

      het tijdelijk betrekken van een niet-zelfstandige woonruimte of

    • c.

      het langer aanhouden van de te verlaten woonruimte.

Artikel 18 Financiële tegemoetkoming in verband met huurderving

  • 1

    In geval van huurbeëindiging van een aangepaste woonruimte, die voor meer dan € 4.750,- is aangepast, kan het college een financiële tegemoetkoming verlenen aan de eigenaar van de aangepaste woning in verband met derving van huurinkomsten voor de duur van maximaal zes maanden, waarbij de eerste maand huurderving niet voor een financiële tegemoetkoming in aanmerking komt.

  • 2

    De leegstand van de desbetreffende woning dient binnen 4 weken bij de gemeente te worden gemeld.

  • 3

    Er wordt geen vergoeding verstrekt, indien de termijn van het vorige lid is verstreken.

Artikel 19 Vergoeding in verband met het verwijderen van voorzieningen

Het college verleent slechts een vergoeding voor het verwijderen van voorzieningen indien:

  • a

    de kosten van de aanpassing van de woonruimte meer hebben bedragen dan €. 4.750,-;

  • b

    de woning langer dan zes maanden leeg staat;

  • c

    de aanpassingen zo specifiek zijn, dat het door de aanwezigheid van de voorzieningen niet mogelijk is om de woning aan een niet-gehandicapte te verhuren.

Artikel 20 Financiële tegemoetkoming individuele vervoersvoorziening

  • 1

    Aan degene die om medische redenen geen gebruik kan maken van het cvv wordt een financiële tegemoetkoming toegekend.

  • 2

    Voor de aanvrager die in het kader van een geïndiceerde vervoersvoorziening tevens beschikt over een ander vervoersmiddel in natura bedraagt de vergoeding de helft van de onder het eerste lid vermelde en toepasselijke bedrag dan wel een kwart daarvan indien sprake is van een verminderde individuele vervoersbehoefte.

  • 3

    Wanneer het toegekende bedrag uit het eerste lid van dit artikel aantoonbaar ontoereikend is, kan op basis van declaratie het meerdere vergoed worden tot maximaal € 425,-.

  • 4

    Voor zover de behoeften van twee gehandicapte echtgenoten niet samenvallen wordt niet meer dan anderhalf maal een enkele tegemoetkoming toegekend.

Artikel 21 Financiële tegemoetkoming voor een sportvoorziening

De financiële tegemoetkoming, zoals bedoeld in artikel 21 van de Verordening, in aanschaf en onderhoud van een sportvoorziening wordt voor een periode van drie jaar toegekend.

Hoofdstuk 5 Terugvordering en verrekening

Artikel 22 Terugvordering van een voorziening

Indien een belanghebbende met een pgb een voorziening heeft aangeschaft, en hij de voorziening op de door de gemeente bedoelde wijze niet meer gebruikt of niet meer kan gebruiken, moet de belanghebbende of de nabestaande(n) de waarde van de desbetreffende voorziening volgens de in artikel 23 beschreven afschrijvingssystematiek terug betalen aan de gemeente dan wel de voorziening binnen een redelijke termijn aan de gemeente retourneren.

Artikel 23 Afschrijvingssystematiek

  • 1

    Bij de terugvordering van de in artikel 22 bedoelde waarde, wordt uitgegaan van een gemiddelde afschrijvingstermijn van zeven jaar.

  • 2

    De restwaarde is als volgt: de aanschafkosten minus het aantal maanden dat de voorziening gebruikt is.

  • 3

    Indien voorzieningen zeer intensief worden gebruikt, kan worden afgeweken van de gemiddelde afschrijvingsduur van 7 jaar, als de budgethouder aannemelijk maakt, dat in verband met bijzondere omstandigheden door intensief gebruik een eerdere afschrijving noodzakelijk is.

Artikel 24 Verrekening van een voorziening

  • 1

    Indien een belanghebbende met een pgb een voorziening heeft aangeschaft, en hij de voorziening binnen de afschrijvingstermijn van zeven jaar niet meer gebruikt, omdat deze niet meer adequaat is, wordt de waarde van de desbetreffende voorziening verrekend met een eventueel nieuw toe te kennen pgb. De waarde van de voorziening is gebaseerd op de afschrijvingssystematiek, zoals bedoeld in artikel 24.

  • 2

    Verrekening zoals bedoeld in het eerste lid vindt niet plaats, indien de belanghebbende de desbetreffende voorziening binnen een termijn van maximaal 2 maanden aan de gemeente schenkt.

Artikel 25 Terugvordering van een persoonsgebonden budget

Indien de belanghebbende een pgb ontvangt en met de geldsom hulp bij het huishouden of begeleiding inkoopt en het verschil tussen het pgb en de feitelijke kosten van de voorziening bedraagt € 250,- of minder op jaarbasis, vindt geen terugvordering plaats.

 

Hoofdstuk 6 Slotbepalingen

Artikel 26 Intrekking

Met de inwerkingtreding van deze Nadere regels wordt het Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Lingewaard 2014 gelijktijdig ingetrokken.

Artikel 27 Inwerkingtreding

Deze Nadere regels treden in werking op de dag van bekendmaking.

Artikel 28 Citeertitel

Deze nadere regels kunnen worden aangehaald als: Nadere regels maatwerkvoorzieningen maatschappelijke ondersteuning Lingewaard.

Aldus vastgesteld in de vergadering van 03-06-2019.

de secretaris,

J. Wijnia

de voorzitter,

M.H.F. Schuurmans-Wijdeven

BIJLAGE 1: Indicatierichtlijn Hulp bij het Huishouden

 

 

Wettelijke grondslag:Titel 4.3 Awb.

Datum vaststelling: 18 december 2012

Datum inwerkingtreding: 1 januari 2013

 

Normtijden

Ten behoeve van de normtijden wordt niet uitgegaan van de werkelijke grootte van de woning maar alleen van de dagelijks in gebruik zijnde kamers. Het betreft de woonkamer, slaapkamer(s) en hobby-/werkkamer(s). Er wordt daarbij vanuit gegaan dat een badkamer altijd aanwezig is .

 

Per huishoudelijke taak geldt de onderstaande normtijd (per week).

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

BIJLAGE 2: aantal m2 financiële tegemoetkoming

 

AANTAL M2 WAARVOOR EEN FINANCIËLE TEGEMOETKOMING KAN WORDEN GEGEVEN INGEVOLGE ARTIKEL 7.4. HET VERWERVEN VAN GROND

 

 

Ingevolge artikel 7.4 is het mogelijk om een tegemoetkoming te krijgen voor het verwerven van extra grond ten behoeve van een aanbouw of uitbreiding van een bepaald vertrek indien dit op grond van ergonomische beperkingen noodzakelijk zou zijn. Het aantal m2 dat voor een financiële tegemoetkoming in aanmerking komt is per vertrek (zie onderstaande tabel) gemaximaliseerd.

 

 

1 a Aantal m2 waarvoor ten hoogste een financiële tegemoetkoming kan worden verleend, aangegeven per vertrek in een zelfstandige woning

 

 

1 b Het aantal m2 verhard pad tussen de openbare weg en de hoofdingang tot een woonruimte, dan wel tussen een tweede ingang en een berging en/of tuinpoort dat bij het nieuw aanleggen van paden, dan wel bij het aanpassen van bestaande paden ten hoogste voor financiële tegemoetkoming in aanmerking komt bedraagt 20 m2.

 

Afkortingenlijst

 

ADL : Algemeen dagelijkse levensverrichtingen

AWBZ : Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten

BNA : Bond van Nederlandse Architekten

CAK : Centraal Administratie Kantoor

PGB : persoonsgebonden budget

SR 1988 : Stand voorwaarden Rechtsverhouding opdrachtgever – architect 1988 van BNA

 

Toelichting per artikel van de nadere regels

 

Inleiding

 

In de “Nadere regels maatwerkvoorzieningen maatschappelijke ondersteuning Lingewaard”

(hierna: de nadere regels) zijn alle regels bij elkaar gebracht, die op basis van de “Verordening maatschappelijke ondersteuning Lingewaard 2018" (hierna: verordening) moeten worden uitgewerkt. Daarnaast zijn ook uitvoeringsregels in de nadere regels ingevuld.

 

De verordening is opgesteld volgens het proces van ‘de kanteling’. Kort gezegd komt het er op neer, dat eerst in een keukentafelgesprek alle andere mogelijkheden om te komen tot een bepaald resultaat voor het participatieprobleem dat iemand ondervindt, bekeken worden. Pas als al die opties niet tot het gewenste resultaat leiden, kan als laatste optie overgegaan worden tot het verstrekken van een individuele voorziening. Deze maatwerkvoorziening wordt daarmee het sluitstuk van de (individuele) ondersteuning.

 

Het eerste hoofdstuk regelt algemene zaken als begrippen en toekenningscriteria.

 

Het tweede hoofdstuk noemt een aantal bijzondere regels over het persoonsgebonden budget (pgb).

 

In het derde hoofdstuk komen de regels voor maatwerkvoorzieningen aan bod.

 

Hoofdstuk vier gaat over de financiële tegemoetkomingen.

 

In de hoofdstukken vijf en zes worden de terugvordering en enkele slotbepalingen zoals de inwerkingtreding en citeertitel aangehaald.

 

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

 

Artikel 1 Begripsbepalingen

In dit artikel wordt een aantal begrippen verklaard.

 

De begrippen Verordening, Nadere regels en College spreken voor zich en behoeven geen nadere verklaring.

 

ADL-woning

Dit is een begrip dat uit de AWBZ stamt. Het betreft woningen die geheel en al (in)gericht zijn op bewoners die beperkingen ondervinden. In dat kader bezien zullen eventuele door de bewoner ondervonden beperkingen op ergonomisch gebied niet snel onder de Wmo geacht worden te vallen.

 

Voorziening in natura

Naturavoorzieningen zijn voorzieningen die niet in de vorm van een pgb of financiële tegemoetkoming worden verstrekt. Daarbij kan worden gedacht aan verstrekking in huur, in bruikleen, in eigendom of in de vorm van dienstverlening.

 

Artikel 2 Criteria toekenning individuele voorziening

In dit artikel worden de criteria benoemd in welke situaties een voorziening in natura, een pgb of een financiële tegemoetkoming wordt verstrekt.

 

Er bestaat in beginsel een keuzevrijheid voor de belanghebbende om bij een individuele voorziening te kiezen tussen een voorziening in natura en een pgb. Slechts indien er sprake is van overwegende bezwaren wordt geen persoonsgebonden budget toegekend.

 

Hoofdstuk 2 Nadere regels over het persoonsgebonden budget.

 

Algemeen

Het pgb is een geldbedrag waarmee iemand zelf verschillende verstrekkingen of vormen van hulp en begeleiding kan inkopen. Met het pgb kunnen individuele verstrekkingen, hulpverleners, bedrijven, instellingen en organisaties worden ingeschakeld, maar ook gezinsleden, familieleden, vrienden of bekenden.

 

De omvang van het pgb is afhankelijk van de gevraagde voorziening.

 

De systematiek van de Verordening is dat bij het beoordelen van het te bereiken resultaat eerst de eigen kracht en het sociale netwerk worden bekeken. Leidt dat niet tot het gewenste resultaat, dan zal er gekeken worden naar algemene voorzieningen. Bij algemene voorzieningen is geen persoonsgebonden budget mogelijk. Daar staat tegenover dat de algemene voorziening een snel te realiseren oplossing biedt, er een eenvoudige en lichte toelatingstoets geldt en er bij de verstrekking nooit een eigen bijdrage wordt gevraagd.

 

Voor alle andere voorzieningen geldt dat er een persoonsgebonden budget kan worden gevraagd, waarbij dan de volgende bijzondere regels gelden.

 

Artikel 3 Bestanddelen pgb

3.1hoogte pgb

In dit lid wordt (nogmaals) bepaald dat de hoogte van een pgb afhankelijk is van de kostprijs van de voorziening in natura. In de verordening is dat verder uitgewerkt in artikel 11.

 

3.2Onderhoud, reparatie en verzekering

Aanvullend op de verordening wordt in dit lid bepaald dat ook rekening gehouden moet worden met verzekeringskosten wanneer het pgb vastgesteld wordt. Denk bijvoorbeeld aan een pgb voor een scootmobiel.

 

3.3Duur pgb

Een pgb wordt verstrekt voor de duur van de gemiddelde economische levensduur van de voorziening in natura. Voor de duur wordt aansluiting gezocht bij artikel 23 van de andere regels over de afschrijvingssystematiek: daarbij wordt uitgegaan van maximaal 7 jaar.

 

3.4Kosten onderhoud en reparatie

In dit artikel is geregeld op welke wijze het pgb voor onderhoud en reparatie wordt vastgesteld en uitbetaald.

 

3.5Verzekering

Bij een aantal voorzieningen dient bij het vaststellen van het pgb ook rekening gehouden te worden met verzekeringskosten. De voorzieningen waarvoor dat in ieder geval geldt zijn de scootmobiel, elektrische rolstoel en elektrische fiets.

Richtinggevende tarieven zijn:

  • -

    scootmobiel, aanschafwaarde € 2.500: € 10,00 per maand of € 120,00 per jaar;

  • -

    elektrische rolstoel, aanschafwaarde € 5.000: € 200 - € 225 per jaar;

  • -

    elektrische fiets, aanschafwaarde € 2.000: € 6,00 per maand.

 

Omdat de tarieven nogal kunnen variëren wordt aangeraden om bij het vaststellen van het verzekeringsbedrag een kort onderzoek op internet te doen. De site van de ANWB is gebruikt om de tarieven van hierboven te vermelden (peildatum december 2018).

 

Hoofdstuk 3 Nadere regels voor maatwerkvoorzieningen

 

Artikel 4 Omvang hulp bij het huishouden

In dit artikel is bepaald, dat de omvang van de hulp bij het huishouden in het aantal uren per week wordt vastgesteld volgens een bepaalde tijdsnormering. In bijlage 1 is de tijdsnormering opgenomen.

De tijdsnormering is een algemeen hulpmiddel. In het individuele geval zal er, met behulp van de tijdsnormering, maatwerk geleverd moeten worden.

 

Artikel 5 Wijzigen keus

Omdat voor het opleggen van een eigen bijdrage het nodige geregeld moet worden in de uitvoeringsadministratie van de aanbieders van de hulp, de gemeente en het CAK wat de nodige tijdsinvestering kost, is hier bepaald dat slechts éénmaal per kalenderjaar gewisseld mag worden van pgb naar natura of andersom. Dit om de uitvoeringsadministratie niet onnodig te belasten met mutaties.

 

In het tweede lid van dit artikel wordt een dwingende reden genoemd om af te wijken van artikel 1. Een voorbeeld daarvan kan zijn dat betrokkene gewisseld is van natura naar pgb en zich vrij snel omstandigheden voordoen die nopen tot een terugdraaien hiervan. Bijvoorbeeld omdat betrokkene niet goed in staat blijkt met het pgb om te gaan.

 

Artikel 6 Individuele voorziening

Hier worden de verschillende vormen van een maatwerkvoorziening voor het wonen in een geschikt huis opgenoemd. Dat zijn:

 

verhuis- en inrichtingskosten

Het college kan besluiten om een tegemoetkoming te verstrekken in de verhuis- en (her)inrichtingskosten, indien verhuisd wordt naar een aangepaste of een goedkoper dan de reeds bewoonde woonruimte aan te passen woning. Daarbij wordt de afweging gemaakt of het college een tegemoetkoming in de verhuiskosten wil geven of dat de woning van de aanvrager aangepast moet worden. Indien aangepaste of aanpasbare woningen beschikbaar zijn, kan uit doelmatigheidsoverwegingen de voorkeur gegeven worden aan verhuizen boven aanpassen van de huidige woonruimte van de aanvrager. Bij de uiteindelijke keuze van de te verstrekken voorziening wordt een afweging gemaakt tussen de kosten van het verhuizen versus het aanpassen van de huidige woonruimte. Tevens moet bij de afweging verhuizen of aanpassen rekening gehouden worden met de sociale omstandigheden waarin de aanvrager zich bevindt zoals de aanwezigheid van mantelzorg (zie voor dit onderwerp ook de toelichting bij het artikel over het primaat van verhuizen, artikel 7).

Om zo doelmatig mogelijk met de aangepaste voorraad woningen om te kunnen gaan kan het wenselijk zijn dat, indien de band tussen aanvrager en woning is verbroken (bijvoorbeeld door overlijden van de aanvrager), deze woning opnieuw aan een andere aanvrager wordt toegewezen. In dat geval kan aan de achterblijvende huurders verzocht worden naar een andere woonruimte te verhuizen.

Het verlenen van een verhuiskostenvergoeding kan als stimuleringsmaatregel gezien worden. Burgemeester en wethouders kunnen besluiten om een financiële tegemoetkoming te verstrekken ten behoeve van het vrijmaken van een aangepaste woning. Als burgemeester en wethouders de achterblijvende gezinsleden verzoeken om de woning vrij te maken kunnen zij in aanmerking komen voor een tegemoetkoming in de verhuiskosten. (Zie ook artikel 16 van de nadere regels!)

 

bouwkundige of woontechnische aanpassing

Een bouwkundige of woontechnische woningaanpassing is een aanpassing van de woning zelf, ter compensatie van de problemen die in de woning spelen ten aanzien van de bewoner met een beperking. Onder een woonvoorziening waarbij geen sprake is van een ingreep van bouw- of woontechnische aard zal in de praktijk met name een persoonsgebonden budget voor woningsanering i.v.m. CARA verstaan worden.

 

niet bouwkundige of niet woontechnische aanpassing

Onder deze categorie kunnen worden begrepen hulpmiddelen voor baden, wassen en douchen welke niet nagelvast aan de woning zijn bevestigd, alsmede mobiele patiëntenliften. Deze laatste twee categorieën roerende woonvoorzieningen kunnen ook in de vorm van een voorziening in natura worden verstrekt, bijvoorbeeld in bruikleen of huur, zodat hergebruik mogelijk is. Het gaat hier niet om inrichtingselementen. De losse woonvoorziening moet voorzien in een oplossing voor een elementaire woonfunctie, die eventueel ook geboden kan worden middels een bouwkundige voorziening.

 

Woonunit

Onder de individuele woonvoorziening valt ook de zogeheten ‘losse woonunit’. Om hier gebruik van te kunnen maken moet uiteraard de mogelijkheid tot het plaatsen van een losse unit bestaan, bijvoorbeeld doordat er voldoende ruimte is. Daarbij zal het meestal zo zijn dat, als er voldoende ruimte is voor het plaatsen van een losse unit, er ook ruimte is voor het plaatsen van een aanbouw. Ook op dit punt geldt dat de wens van betrokkene een aanbouw te realiseren niet doorslaggevend is: een aanbouw is niet herbruikbaar, een losse unit wel.

Het program van eisen zoals dat geldt voor een aanbouw kan gebruikt worden voor een losse woonunit. Het is daarbij van belang in de beschikking vast te leggen dat – als de unit niet meer nodig is – dit aan de gemeente gemeld dient te worden. De gemeente zal er dan zorg voor dragen dat de unit verwijderd wordt en de woning in de oude staat wordt teruggebracht. Deze kosten maken onderdeel uit van de verstrekking van een losse woonunit.

 

Is een losse unit niet mogelijk, of is de aanpassing niet zodanig dat deze afweging gemaakt moet worden, dan kan de stap naar de al dan niet bouwkundige aanpassing worden gemaakt.

 

Artikel 7 Primaat van verhuizing

Primair zal gekeken worden of verhuizing mogelijk en zinvol is. Dat wil zeggen dat een geschikte of geschikt te maken woning beschikbaar is of op korte termijn beschikbaar komt. Onder geschikt te maken woning dient hier begrepen te worden een woning die tegen lagere investeringen dan ten opzichte van de te verlaten woning volledig aangepast kan worden.

Indien het college, nadat alle factoren in de overweging zijn meegenomen (zoals de bereidheid van de aanvrager te verhuizen, opgebouwde mantelzorg, etc.), tot de conclusie komt dat verhuizing de meest compenserende oplossing is, dan heeft bij het verstrekken van de woonvoorziening de vergoeding voor verhuis- en (her)inrichtingskosten het primaat.

Het hanteren van dit "primaat van de verhuizing" kan efficiënt worden benut als voldoende aangepaste woningen zijn opgenomen in een goed registratiesysteem en er ook een beroep gedaan kan worden op een voorraad aanpasbare woningen.

 

Er is voor gekozen om de grens voor de woningaanpassing vast te stellen op €. 20.000,--. Hiermede is een psychologische belemmering weggenomen om de vertrouwde woning en woonomgeving te moeten verruilen voor een woning in een andere woonomgeving.

Daarbij wordt opgemerkt dat van de aanvrager een actieve houding wordt verwacht met betrekking tot het reageren op het woningaanbod. Indien blijkt dat er geschikte woningen aangeboden zijn, maar de aanvrager maakt daar om onduidelijke of onredelijke gronden geen gebruik van, kan dit als consequentie hebben dat de gevraagde voorziening geen doorgang vindt.

 

Een uitweg wordt geboden door de dringende redenen, bijvoorbeeld omdat vanwege de in de persoon ondervonden belemmeringen geen (al te lang) uitstel van aanpassing (= compensatie) geboden is.

 

Gelabelde woning

In de praktijk komt het geregeld voor dat gevraagd wordt om een zogenaamde ‘brief gelabelde woning’. Met die brief kan diegene voorrang krijgen bij de toewijzing van een woning door de woningstichtingen. Zo’n brief wordt afgegeven als de kans groot is dat een bewoner in de toekomst te maken krijgt met bepekringen in het gebruik van de huidige woning.

Dat houdt in dat er geen acute noodzaak is om te verhuizen of de woning aan te passen in het kader van de Wmo. Het gevolg daarvan is dat bij een dergelijke brief er dus ook geen sprake kan zijn van een verhuiskostenvergoeding zoals omschreven is in deze nadere regels.

 

Artikel 8 In aanmerking komende kosten

In dit artikel zijn de kosten opgenomen die vergoed kunnen worden. Onder de aanneemsom zijn ook de werkzaamheden begrepen die de woonstichtingen door de eigen technische dienst laten uitvoeren.

Het gaat daarbij om de kosten van de door het college goedgekeurde offerte. Daarin kan een aantal kosten teruggevonden worden. Te denken valt hierbij aan de kosten van bouw, maar ook aan eventuele kosten architect, kosten van vergunningen en kosten van toezicht.

Door uit te gaan van de kosten van de goedgekeurde offerte is het mogelijk per offerte andere kosten mee te nemen. Zo zullen toezichtkosten bij een kleine verbouwing geen rol spelen.

 

Artikel 9 Maximale vergoeding

Bij de toelichting van artikel 6 is aangegeven, dat indien een (dure) woningaanpassing vereist is bij een woning een woonunit verstrekt zal worden. In dit artikel wordt geregeld dat, indien de eigenaar geen woonunit wil, de maximale vergoeding de hoogte van de kosten van de woonunit zullen bedragen. Dit is immers een compenserende oplossing die de eigenaar om andere redenen niet accepteert. Dat de eigenaar een aan- of verbouwing liever heeft, is begrijpelijk, maar niet strikt noodzakelijk om de beperkingen te compenseren. Daarom wordt de vergoeding voor de aan- of verbouwing beperkt tot de kosten van de woonunit.

 

Artikel 10 Afschrijving

Bij het vaststellen van de hoogte van de vergoeding moet rekening gehouden worden met de normale afschrijving. In principe dient bij elke woningaanpassing hiermee rekening gehouden te worden, maar vooral bij badkamers en keukens. Een badkamer en keuken die al op leeftijd is en toe is aan vervanging hoeft niet geheel op kosten van de Wmo aangepast te worden. Bij de vergoeding kan rekening gehouden worden met een afschrijvingsbedrag.

 

Artikel 11 Terugbetaling bij verkoop

Dit artikel regelt de terugbetaling van vooral de dure woningaanpassing als de woning binnen 10 jaar na de aanpassing verkocht gaat worden. Er hoeft niet terugbetaald te worden indien de nieuwe eigenaar een indicatie heeft en de woning als voldoende compenserend beschouwd kan worden.

 

Artikel 12 Persoonsgebonden budget voor kosten voor het verwerven van grond

Als de woningaanpassing een uitbreiding van een bestaande woning of het groter bouwen van een nieuwe woning tot gevolg heeft kan de gemeente een financiële tegemoetkoming verlenen in de kosten van het verwerven van extra grond die noodzakelijk is om de woningaan¬passing te realiseren. Geen financiële tegemoetkoming wordt verstrekt indien de extra te verwerven grond als tuin of iets dergelijks wordt benut. Alleen de grond die noodzakelijk is voor de woningaanpassing zelf kan in aanmerking komen voor een financiële tegemoet¬koming, waarbij een maximum aantal m² wordt gehanteerd voor de verschillende vertrekken (zie bijlage 2).

Bij het vergroten van de woning wordt er van uitgegaan dat de eigenaar van de woning zijn opstalverzekering aan de hogere herbouwwaarde van de woning aanpast.

 

Artikel 13 Overige woonvoorzieningen

De tegemoetkoming of pgb voor het aanpassen van gemeenschappelijke ruimten wordt alleen dan verstrekt wanneer zonder deze woningaanpassing de woning onbereikbaar is voor de gehandicapte. De gemeenschappelijke ruimten zullen voornamelijk entrees en portieken van woongebouwen betreffen. Daarbij kan het gaan om het aanbrengen van elektrische deuropeners, de aanleg van een hellingbaan van de openbare weg naar de toegang tot de woning en het aanbrengen van een extra trapleuning.

 

Het aanpassen van hobby- en recreatieruimten komt niet in aanmerking voor een financiële tegemoetkoming, tenzij uitsluitend via deze ruimte(n) de woning bereikt kan worden.

 

Het Bouwbesluit gaat niet zo ver, dat de hierboven genoemde voorzieningen reeds automatisch in de bouw meegenomen moeten worden. De in het Bouwbesluit genoemde toegankelijkheid strekt zich slechts uit tot het algemeen toegankelijk maken voor de aanvrager, dat wil zeggen een brede toegangsdeur of een hellingbaan. Deuropeners horen daar bijvoorbeeld niet bij.

 

De uitgangspunten en de omstandigheden waarin een voorziening aan een woonwagen, woonschip of aan het verblijf van een binnenschip kan worden aangebracht zijn in principe gelijk aan die bij woningen. Toch kunnen er voor het college redenen zijn om, gezien de kenmerken van deze woonruimten, nadere voorwaarden te stellen.

 

Om de beschikbare middelen zo doelmatig mogelijk aan te wenden wordt er, naast de levensduur, een bovengrens vastgesteld voor de hoogte van de in deze gevallen te verlenen financiële tegemoetkoming.

 

Artikel 14 Individuele voorziening

Een rolstoel die uitsluitend geschikt is voor buitenvervoer, is per definitie een vervoersvoorziening. Onder het begrip 'rolstoel' valt alleen een handbewogen of elektrische rolstoel en geen andere voorzieningen voor het verplaatsen binnenshuis, zoals een trippelstoel.

Onder handbewogen rolstoelen kan ook verstaan worden een duwwandelwagen of een zelfbeweger.

Ook individuele aanpassingen aan rolstoelen vallen onder de rolstoelverstrekking. Vaak zullen aanpassingen tegelijkertijd met de rolstoel worden gerealiseerd. Het kan echter ook voorkomen dat aanpassingen aan rolstoelen afzonderlijk van de rolstoel worden aangevraagd en worden verleend.

 

Er wordt een onderscheid gemaakt tussen een verplaatsingsmiddel en een tegemoetkoming in de kosten van vervoer. Het is het ook mogelijk een combinatie van deze vervoersvoorzieningen te verstrekken. Een uitzondering hierop wordt gemaakt voor wat betreft de al dan niet aangepaste bruikleenauto en een tegemoetkoming in de kosten van een al dan niet aangepaste bruikleenauto. Deze vervoersvoorziening kan niet in combinatie met het gebruik van een collectief vervoerssysteem worden verstrekt.

 

Een vervoersvoorziening in natura in de vorm van een verplaatsingsmiddel

Voorbeelden hiervan zijn:

  • 1.

    een (aangepaste) bruikleenauto. Dit kan zowel een personenauto zijn als een aangepaste bus. Deze voorziening kan gecombineerd worden met een vergoeding voor het gebruik van dit vervoermiddel. Bedoeling van een voorziening als deze is dat hiermee alle vervoersbehoeften kunnen worden ingevuld, omdat het openbaar vervoer en een aanvullend systeem geen of onvoldoende mogelijkheden biedt.

    Het (aanvullend) openbaar vervoer, dan wel gebruik van een (rolstoel)taxi wordt normaliter als toereikend beschouwd.

    In principe wordt een (aangepaste) auto slechts dan verstrekt als het verstrekken hiervan adequater en goedkoper is dan een financiële tegemoetkoming eventueel gecombineerd met een andere vervoersvoorziening.

    Het mag duidelijk zijn dat het hier om zeer uitzonderlijke situaties handelt.

  • 2.

    een (aangepaste) gesloten buitenwagen. Het gaat hier om vervoersmiddelen die voorzien in de vervoersbehoefte op de korte afstand, in de directe omgeving van de eigen woning. Deze voorziening kan in aanvulling verstrekt worden op een andere voorziening voor de langere afstand (uitgezonderd de al dan niet aangepaste auto in bruikleen). Voor het verstrekken van de gesloten buitenwagen geldt net als de auto, dat deze slechts dan verstrekt wordt, als het verstrekken hiervan adequater en goedkoper is dan een financiële tegemoetkoming eventueel gecombineerd met een andere voorziening. Hoewel het verstrekken van een voorziening in alle gevallen medisch noodzakelijk moet zijn om de beperkingen op te heffen of te verminderen, wordt bij deze voorziening met nadruk beoordeeld of het noodzakelijk is dat de aanvrager een gesloten buitenwagen verstrekt krijgt in plaats van de meer gebruikelijke open elektrische buitenwagen (scootmobiel).

  • 3.

    een (aangepaste) open elektrische buitenwagen. Ook dit is een vervoermiddel voor de korte afstand, dat in aanvulling op het gebruik van een andere voorziening voor de langere afstand (uitgezonderd de al dan niet aangepaste auto in bruikleen) verstrekt kan worden. Hier vallen ook de zogenaamde snelle scootermobielen (meer dan 10 km per uur) met een actieradius tot circa 20 kilometer onder. Overigens gaat het dan om scootermobielen uitsluitend voor buitengebruik. Scootermobielen voor uitsluitend binnengebruik dan wel binnen - en buitengebruik vallen onder de categorie rolstoelen.

  • 4.

    een ander al dan niet aangepast verplaatsingsmiddel. Hier vallen alle andere verplaatsingsmiddelen onder welke op grond van het gemeentelijk beleid op basis van de Wmo in natura kunnen worden verstrekt. Daarbij valt te denken aan open buitenwagens, driewielfietsen en dergelijke.

  • 5.

    accessoires die voor doelmatig gebruik noodzakelijk zijn. Het gaat hierbij om mogelijke accessoires als stokhouder, beenbeschermer, afdekhoezen. Het moet hierbij wel gaan om accessoires die voor doelmatig gebruik noodzakelijk zijn (dus niet wenselijk) en als zodanig moeten de accessoires meegenomen worden bij de medische indicatie. Alleen bij een medische indicatie kan dus overgegaan worden tot verstrekking.

 

Een vergoeding voor de (vervoers)kosten van:

Het gaat hierbij telkens om financiële tegemoetkomingen in de kosten van de voorziening.

Deze categorie vervoersvoorzieningen is onder te verdelen in tegemoetkomingen in de kosten van:

  • 1.

    aanpassingen van een eigen auto. Wanneer de aanvrager een eigen auto bezit, bestaat de mogelijkheid financieel tegemoet te komen in de kosten van aanpassing van de eigen auto;

  • 2.

    gebruik van een bruikleenauto. Het betreft hier een vergoeding voor het gebruik van een bruikleenauto. Zoals hierboven is omschreven zal een bruikleenauto slechts bij hoge uitzondering worden verstrekt;

  • 3.

    gebruik van (rolstoel)taxi of een eigen auto. Wanneer de aanvrager (gelet op zijn persoonlijke niet-medische omstandigheden) beter geholpen is met een forfaitaire vergoeding voor het gebruik van een taxi of eigen auto, dan is deze voorziening van toepassing;

  • 4.

    aanschaf of gebruik van een ander al dan niet aangepast verplaatsingsmiddel. Hierbij kan gedacht worden aan dezelfde vervoersvoorzieningen als hierboven genoemd onder 4. Hier wordt echter de voorziening niet in natura geleverd, maar in de vorm van een financiële tegemoetkoming.

  • 5.

    medisch noodzakelijke begeleiding tijdens het vervoer. In uitzonderlijke gevallen kan het voorkomen dat de aanvrager begeleid dient te worden tijdens het vervoer. In een aantal gevallen kan de begeleider dan gratis mee vervoerd worden. In die gevallen dat dit niet gratis is, kan daar via een tegemoetkoming in voorzien worden, mits de medische noodzakelijkheid van de begeleiding vast staat.

 

Een (volledige) vervoersvoorziening kan bestaan uit een combinatie van een financiële tegemoetkoming en scootermobiel.

 

Tevens kan het gaan om aanpassingen van diverse vervoermiddelen, zoals aanpassingen van een standaardfiets.

 

Artikel 15 Collectieve vervoersvoorziening

Door een hoogwaardig systeem van aanvullend openbaar vervoer kan een gemeente in belangrijke mate aan haar zorgplicht voldoen ten aanzien van het vervoer buitenshuis. De collectieve vervoersvoorziening in de vorm van de regiotaxi is als algemene voorziening voorliggend op de individuele voorziening. Uitzonderingen zijn bijvoorbeeld het vanwege een medische noodzaak geen gebruik kunnen maken van de stadsregiotaxi.

Het gaat er om in beeld te brengen wat iemand nog wél allemaal zelf kan. Pas als dit allemaal beoordeeld is en blijkt dat er geen alternatief is voor een individuele voorziening, kan een kortingspas verstrekt worden.

Dit artikel regelt de voorwaarden waaronder een kortingspas voor het collectief vraagafhankelijk vervoer wordt verstrekt.

 

Als een inwoner een andere vervoersvoorziening heeft, bijvoorbeeld een scootmobiel, dan regelt dit lid dat er met de regiotaxi jaarlijks minder km gereisd kan worden. Deze inwoner heeft namelijk een andere vervoersbehoefte dan iemand met een vervoersvraag die geen scootmobiel heeft.

 

Hoofdstuk 4 Nadere regels financiële tegemoetkomingen

 

Artikel 16 Tegemoetkoming verhuiskosten

De belanghebbende aanvrager heeft de vrijheid om binnen de financiële begrenzing te kiezen voor aanpassing van de bestaande woning dan wel te verhuizen naar een geschikte (aangepaste) woning of goedkoper dan de huidige woning aan te passen woonruimte. Indien gekozen wordt voor verhuizing kan de aanvrager tegemoet worden gekomen in de verhuis- en (her)inrichtingskosten.

 

Het college kan ook aan een persoon anders dan de aanvrager een financiële tegemoetkoming in verhuis- en (her)inrichtingskosten verstrekken indien op deze wijze een aangepaste of geschikte woonruimte vrij komt voor hergebruik door een aanvrager. De financiële tegemoetkoming dient ter stimulering van het vrijmaken van een woning.

Het moet echter gaan om woonruimte waaraan (meervoudige) bouw - en / of woontechnische voorzieningen zijn getroffen.

 

In lid 2 staat opgenoemd wanneer een verhuiskostenvergoeding wordt toegekend. Er wordt een uitzondering gemaakt voor het verhuizen naar een ADL-woning. Gehandicapten staan soms jaren op een wachtlijst, voordat zij een woning in een ADL-cluster toegewezen krijgen. De aanvrager woont in dat geval gedurende langere tijd in een geschikte, adequate woning. Teneinde de drempel om naar een ADL-woning te verhuizen niet te groot te maken, wordt voor deze situatie een uitzondering in de verordening gemaakt.

 

De tegemoetkoming in de verhuis – en herinrichtingskosten is gemaximeerd en wordt op declaratiebasis en onder overlegging van nota’s vergoed.

Voor de tegemoetkoming komen uitsluitend in aanmerking de kosten die direct voortvloeien uit de verhuizing. Hiertoe kunnen worden gerekend:

  • verhuistransport / verhuiswagen;

  • stoffering te weten; vitrage, (over)gordijnen, lamellen, luxaflex en ander zon -en blinderende voorzieningen, rail en andersoortige ophangmechanismen, het daarmee samenhangend maakloon en dergelijke;

  • vloerbedekking, parket, plavuizen, en daarmee samenhangend legloon;

  • (her)aansluitingskosten apparatuur waaronder (her)gebruik inbraakpreventie aanpassingen;

  • behang, verf, schoonmaak en schilderwerk.

 

Het derde lid bepaalt, dat binnen een termijn van 12 maanden na het toekennen van de vergoeding verhuisd moet zijn naar een adequate (compenserende) woning. Deze beperking in tijd is opgenomen om te voorkomen dat jaren na dato nog een aanspraak gedaan kan worden. Uiteraard kan men, indien de verhuizing niet binnen de termijn heeft kunnen plaatsvinden, altijd een nieuwe aanvraag indienen voor de verhuiskosten.

 

Artikel 17 Financiële tegemoetkoming in verband met tijdelijke huisvesting

In die gevallen waarin de aanvrager tijdens het aanbrengen van de voor¬zieningen niet in de woonruimte kan blijven wonen en om die reden tijdelijk naar een andere woonruimte moet uitwijken, kan voor de periode dat dit noodzakelijk is een tegemoetkoming in de dubbele woonlasten worden verstrekt.

Alleen in die gevallen dat het redelijkerwijs buiten de mogelijkheden van de aanvrager ligt om te voorkomen dat er dubbele woonlasten opgebracht moeten worden, kan tot vergoeding van extra woonlasten in verband met tijdelijke huisvesting worden overgegaan.

De tegemoetkoming heeft betrekking op de kosten die gemaakt worden in verband met het tijdelijk betrekken van zelfstandige woonruimte, het tijdelijk betrekken van een niet-zelfstandige woonruimte of het langer moeten aanhouden van de te verlaten woonruimte.

Indien de termijn van 6 maanden niet toereikend zou zijn en de oorzaak is niet te wijten aan de aanvrager kan in bijzondere gevallen de hardheidsclausule toegepast worden (artikel 26 van de Verordening).

 

Artikel 18 Financiële tegemoetkoming in verband met huurderving

Het vinden van een geschikte huurder voor een aangepaste woning kan langer duren dan de gebruikelijke termijnen. Om deze reden is een grens getrokken bij een investeringsbedrag van € 4.750,-. Woningen die voor een lager bedrag aangepast zijn, zullen in veel gevallen niet zo specifiek zijn aangepast dat het vinden van een geschikte kandidaat door de woningaanpassingen belemmerd wordt. Door de eigenaar van de woning een financiële tegemoetkoming in de gederfde huurinkomsten te verlenen, kan bevorderd worden dat de aangepaste woonruimte beschikbaar blijft. De duur van de tegemoetkoming kan afhankelijk gesteld worden van de situatie ter plekke. Een algemene termijn die redelijk geacht kan worden is zes maanden. In bepaalde gevallen kan echter ook geconcludeerd worden dat een kortere periode ook redelijk is. Dit is afhankelijk van de situatie op de woning¬markt.

In de exploitatie van een woning wordt rekening gehouden met een bepaald percentage huurderving. Om deze reden is het te verantwoorden dat de verhuurder het normale risico van leegstand loopt. De eerste maand dat de woning leeg staat mag dit als normaal beschouwd worden. Het is daarentegen niet onredelijk dat de gemeente enigszins tegemoet komt in de extra risico's die een verhuurder loopt als gevolg van het feit dat er sprake van een aangepaste woning is.

Het is niet onredelijk om ook de eerste maand huurderving aan de eigenaar te vergoeden, wanneer de woning op nadrukkelijk verzoek van het college wordt vrijgehouden. En wanneer de tijd van leegstand noodzakelijk is om de woning te kunnen verhuren aan een gehandicapte.

 

In de leden 2 en 3 worden de voorwaarden aangegeven om in aanmerking te komen voor deze tegemoetkoming.

 

Artikel 19 Vergoeding in verband met het verwijderen van voorzieningen

Uitgangspunt voor het gemeentelijk beleid is om zo weinig mogelijk voorzieningen uit de woning verwijderen, en aangepaste woningen zo veel mogelijk aan andere kandidaten toe te wijzen. In uitzonderlijke gevallen kan de gemeente er toe overgaan om tegemoet te komen aan de risico's die een verhuurder loopt indien de band tussen de woning en de aanvrager verbroken wordt en er niet binnen een bepaalde termijn (zes maanden) een geschikte kandidaat kan worden gevonden voor de woning. Een derde voorwaarde is dat door de aanwezigheid van specifieke voorzieningen de woning niet verhuurd kan worden.

Als aan alle drie de voorwaarden is voldaan, kan een bijdrage in de kosten van het verwijderen van de voorzieningen worden gegeven. Als deze mogelijkheid in uitzonderlijke gevallen wordt geboden, zal eerder medewerking van de verhuurder verkregen worden, maar wordt tegelijkertijd door het stellen van een termijn voorkomen, dat voorzieningen te snel uit een woning worden verwijderd zonder dat men voldoende tijd heeft gehad een geschikte kandidaat voor de woning te vinden. Onder kosten als bedoeld in dit artikel worden niet bedoeld reparaties aan muren of trappen of het vernieuwen van vloerbedekking en dergelijke.

 

Artikel 20 Financiële tegemoetkoming individuele vervoersvoorziening

In lid 1 is geregeld dat degene die om medische redenen geen gebruik kan maken van het collectieve vervoer in aanmerking kan komen voor een financiële tegemoetkoming.

 

Lid 2 sluit aan bij artikel 15 waarin bepaald is dat bij een verminderde vervoersbehoefte het recht op de maatwerkvoorziening wordt aangepast.

 

Lid 3: het kan voorkomen dat het toegekende bedrag uit het eerste lid ontoereikend is gezien de werkelijke vervoersbehoefte van de aanvrager. In dat geval kan er aanvullend op het toegekende bedrag tot maximaal € 425,- extra vergoed worden. De extra vergoeding geschiedt uitsluitend op declaratiebasis. Bewijsstukken dienen dus overhandigd te worden.

 

In lid 4 is geregeld dat, bij het bepalen van de vervoersbehoefte het doel van het vervoer meegewogen dient te worden. In beginsel wordt alleen het sociaal vervoer in de eigen- of leefomgeving meegenomen. Hieronder vallen bijvoorbeeld het vervoer om boodschappen te doen, vrienden en familie te bezoeken, vervoer naar clubs en sociaal-culturele activiteiten.

Wanneer echtgenoten beiden gehandicapt zijn en een vervoersvoorziening behoeven, kan, in het geval dat de vervoersbehoeften van beide echtgenoten samenvallen, volstaan worden met een enkele voorziening. Dit om te voorkomen dat men een financiële tegemoetkoming krijgt die niet in relatie staat tot de tegemoetkoming die anderen ontvangen. Vallen de behoeften niet samen, of slechts ten dele, dan kan een financiële tegemoetkoming worden verstrekt tot maximaal anderhalf maal het normbedrag.

Indien de behoeften in het geheel niet samenvallen, wat naar verwachting niet vaak zal voorkomen, kan middels de individuele afweging, en eventueel de hardheidsclausule van artikel 26 van de Verordening, afgeweken worden van dit artikel en maatwerk geleverd worden.

 

Artikel 21 Financiële tegemoetkoming voor een sportvoorziening

De financiële tegemoetkoming voor een sportvoorziening is niet kostendekkend en dient beschouwd te worden als tegemoetkoming in de kosten van aanschaf en onderhoud voor een periode van drie jaar.

Na drie jaar kan opnieuw een financiële tegemoetkoming worden toegekend, indien uit onderzoek van de gemeente blijkt, dat de sportvoorziening niet meer bruikbaar is.

 

Hoofdstuk 5 Terugvordering en verrekening

 

Artikel 22 Terugvordering van een voorziening

Dit artikel bepaalt dat bij het niet (langer) gebruiken van een voorziening de op basis van die voorziening reeds uitbetaalde financiële tegemoetkoming, een vergoeding of een reeds in bruikleen verstrekt middel kan worden teruggevorderd.

 

Artikel 23 Afschrijvingssystematiek

In dit artikel wordt aangegeven welke afschrijvingsmethode en afschrijvingstermijn gehanteerd worden, indien een voorziening wordt teruggevorderd.

De afschrijvingssystematiek wordt ook toegepast om de waarde van een tweedehands voorziening te bepalen.

Bij zeer intensief gebruik van een rolstoel kan afgeweken worden van de afschrijvingstermijn van zeven jaren. De gemeente beoordeelt of er sprake is van intensief gebruik.

 

Artikel 24 Verrekening van een voorziening

In dit artikel wordt aangegeven, dat de waarde van een bepaalde voorziening wordt verrekend met een voorziening, die opnieuw wordt toegekend. Verrekening vindt niet plaats, indien de belanghebbende de voorziening aan de gemeente schenkt. Deze teruggave zou plaats moeten vinden binnen een termijn van één tot twee maanden.

 

Artikel 25 Terugvordering van een pgb bij hulp bij het huishouden

In dit artikel wordt vermeld, dat geen terugvordering plaatsvindt, indien de belanghebbende met het pgb ondersteuning inkoopt en het verschil tussen het pgb en de feitelijke uitgave € 250,- of minder bedraagt.

Indien een belanghebbende geen ondersteuning heeft ingekocht of een substantieel deel van het pgb niet besteed heeft aan de inkoop van ondersteuning, wordt het ten onrechte genoten bedrag in zijn geheel verrekend en/of teruggevorderd.

 

Hoofdstuk 6 Slotbepalingen

 

In dit hoofdstuk wordt het overgangsrecht, de inwerkingtreding en de intrekking van het oude besluit geregeld.