Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Papendrecht

Huisvestingsverordening Gemeente Papendrecht 2019

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatiePapendrecht
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingHuisvestingsverordening Gemeente Papendrecht 2019
CiteertitelHuisvestingsverordening Papendrecht 2019
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpvolkshuisvesting en woningbouw
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

https://wetten.overheid.nl/BWBR0035303/2017-07-01

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

14-03-20223e wijz. (art. 1.1, art. 2.1.1 t/m art. 2.1.5, art. 2.1.7, art. 2.1.9 t/m art. 2.1.20)

24-02-2022

gmb-2022-107655

15-07-202114-03-2022Intrekking Hoofdstuk 3 Samenstelling van de woonruimtevoorraad

01-07-2021

gmb-2021-209314

Zaaknr. 2021-0059660
03-10-201915-07-2021wijziging ( art.1.1, 3.14 t/m 3.1.9, art. 3.3.3 , 4.1,4.2 en art. 5.1

26-09-2019

gmb-2019-238233

01-07-201903-10-2019Nieuwe regeling

28-05-2019

gmb-2019-155562

Tekst van de regeling

Intitulé

Huisvestingsverordening Gemeente Papendrecht 2019

De raad van de gemeente Papendrecht,

 

Gelezen het voorstel van het college van 23 april 2019,

 

Gelet op

• paragraaf 3, artikel 12 en hoofdstuk 4 van de Huisvestingswet 2014

 

Besluit:

 

vast te stellen Huisvestingsverordening Gemeente Papendrecht 2019.

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1.1 Begripsbepalingen

  • a.

    Basis Registratie Personen: de basisregistratie zoals bedoeld in artikel 1.2 van de Wet basisregistratie personen;

  • b.

    calamiteit: een van binnen of van buiten komend onheil, dat onvoorzienbaar is en niet door verwijtbaar handelen van de bewoner(s) is veroorzaakt;

  • c.

    DG&J: het openbaar lichaam Dienst Gezondheid & Jeugd Zuid-Holland Zuid;

  • d.

    het college: het college van burgemeester en wethouders;

  • e.

    huishouden: een alleenstaande, dan wel twee of meer personen die een duurzame gemeenschappelijke huishouding voeren of willen gaan voeren;

  • f.

    huishoudinkomen: huishoudinkomen zoals bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Woningwet;

  • g.

    huisvestingsprofiel: de omschrijving van het type huisvesting waarvoor een woningzoekende met een voorrangsverklaring in aanmerking komt;

  • h.

    ingezetene: degene die volgens de inschrijving in de Basis Registratie Personen woonachtig is in een gemeente in de regio en feitelijk diens hoofdverblijf heeft in een voor bewoning aangewezen woonruimte;

  • i.

    inkomensgrens: de maximale inkomensgrens bedoeld in artikel 48, eerste lid, van de Woningwet;

  • j.

    lijst van opvang- en begeleidingsinstellingen: lijst van opvang- en begeleidingsinstellingen van door de gemeente gecontracteerde aanbieders die ondersteuning leveren met een verblijfscomponent waarvan de cliënten op basis van art. 2.1.11 in aanmerking kunnen komen voor voorrang;

  • k.

    maatschappelijke binding: er is sprake van maatschappelijke binding als de aanvrager ten minste drie jaar onafgebroken ingezetene is dan wel gedurende de voorafgaande tien jaar ten minste zes jaar onafgebroken ingezetene is geweest van de regio.

  • l.

    mantelzorg: zorg zoals omschreven in artikel 1.1.1, eerste lid, van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015;

  • m.

    onzelfstandige woonruimte: woonruimte die geen eigen toegang heeft en die niet door een huishouden kan worden bewoond, zonder wezenlijke voorzieningen buiten die woonruimte;

  • n.

    Prestatieafspraken: lokale afspraken tussen de gemeente en de woningcorporatie die in de gemeente actief is;

  • o.

    PUV (Platform Uitvoering Voorrangsregeling): overlegorgaan voor toedeling van voorrangskandidaten aan woningcorporaties. In het PUV zijn vertegenwoordigd: de woningcorporaties, de ambtenaar die door het college gemandateerd kan worden te beslissen op aanvragen voor voorrang, de Dienst Gezondheid & Jeugd Zuid Holland Zuid / Specialistisch Team Wonen (DG&J Specialistisch Team Wonen) en de Sociale Dienst Drechtsteden;

  • p.

    regio: gebied bestaande uit het grondgebied van de gemeenten Alblasserdam, Dordrecht, Hendrik-Ido-Ambacht, Papendrecht, Sliedrecht en Zwijndrecht;

  • q.

    register van woningzoekenden: gegevens van woningzoekenden zoals vastgelegd door de woningcorporaties in de Drechtsteden;

  • r.

    standplaats: het daaromtrent in artikel 1 lid f van de Huisvestingswet bepaalde;

  • s.

    standplaatszoekende: degene die is ingeschreven op de wachtlijst genoemd in artikel 2.2.3 van de verordening;

  • t.

    voorrangsverklaring: verklaring op grond waarvan een woningzoekende met een ernstig huisvestingsprobleem met voorrang in aanmerking kan komen voor de toewijzing van een woonruimte;

  • u.

    woningcorporatie: een toegelaten instelling, als bedoeld in artikel 19 van de Woningwet, die sociale huurwoningen exploiteert;

  • v.

    woningzoekende: volwassene (18 jaar en ouder) in het bezit van de Nederlandse nationaliteit of een geldige verblijfstitel, die is ingeschreven in het register van woningzoekenden;

  • w.

    woonprofiel: het woonprofiel geeft aan welke woonruimte voor de aanvraag passend wordt geacht;

  • x.

    woonruimte: het daaromtrent in artikel 1, lid 1, sub l van de Huisvestingswet bepaalde;

  • y.

    woonruimtevoorraad: gebouwen of delen van gebouwen die op enig moment bestemd zijn voor bewoning zonder dat hiervoor afgeweken hoeft te worden van het bestemmingsplan/omgevingsplan;

  • z.

    woonwagen: een voor bewoning bestemd gebouw, dat is geplaatst op een standplaats, in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst en waarvoor een omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is verleend.

 

Hoofdstuk 2 Verdeling van woonruimte

Paragraaf 2.1 Voorrangsregeling bij woningtoewijzing

 

Artikel 2.1.1 Voorrangsverklaring

  • 1.

    Het college kan een voorrangsverklaring verstrekken op grond waarvan een woningzoekende met een ernstig huisvestingsprobleem met voorrang in aanmerking komt voor de toewijzing van een woonruimte.

  • 2.

    Tot de in lid 1 genoemde categorieën woningzoekende behoren:

    • a.

      woningzoekenden met een medische indicatie;

    • b.

      woningzoekenden met een mantelzorg indicatie;

    • c.

      woningzoekenden met een sociale indicatie;

    • d.

      daklozen als gevolg van een calamiteit;

    • e.

      personen die een opvang- of begeleidingsinstelling moeten verlaten;

    • f.

      vergunninghouders die een verblijfsvergunning hebben ontvangen als bedoeld in artikel 8, onder a,b, c of d van de Vreemdelingenwet 2000;

    • g.

      huishoudens die als gevolg van een sloop- of herstructureringsplan hun woning moeten verlaten;

    • h.

      huishoudens die een zeer schaarse sociale huurwoning achterlaten.

  • 3.

    Het college kan zijn bevoegdheid als bedoeld in lid 1 mandateren aan de voorzitter van het PUV.

 

Artikel 2.1.2 Toegang tot de voorrangsregeling

Het college kan een voorrangsverklaring verstrekken indien voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • 1.

    Voor een voorrangsregeling komen in aanmerking de woningzoekenden die:

    • a.

      een inkomen hebben onder de inkomensgrens met uitzondering van de categorie woningzoekenden zoals genoemd in artikel 2.1.1 lid 2 onder f en g en

    • b.

      maatschappelijk binding hebben, met uitzondering van de categorieën woningzoekenden zoals genoemd in artikel 2.1.1 lid 2 onder b en f en

    • c.

      beschikken over zelfstandige woonruimte in de regio, met uitzondering van de categorieën woningzoekenden zoals genoemd in artikel 2.1.1 lid 2 onder b en f. Voor woningzoekenden zoals genoemd in artikel 2.1.1 lid 2 onder e geldt dat zij vóór hun opname in een instelling over zelfstandige woonruimte in de regio hebben beschikt met uitzondering van jongeren tot 27 jaar of indien terugkeer naar de plaats van herkomst aantoonbaar tot een (levens)bedreigende situatie leidt.

  • 2.

    Voor de categorieën woningzoekenden zoals genoemd in artikel 2.1.1 lid 2 onder a en c geldt dat aanvrager aantoonbaar zelf al het mogelijke heeft gedaan om een oplossing te vinden voor zijn huisvestingsprobleem.

 

Artikel 2.1.3 Aanvragen van een voorrangsverklaring

  • 1.

    Een aanvraag voor een voorrangsverklaring wordt ingediend bij het college, via een daartoe door het college beschikbaar te stellen aanvraagformulier.

  • 2.

    De woningzoekende die een voorrangsverklaring aanvraagt, is verplicht het door het college beschikbaar gestelde aanvraagformulier volledig en naar waarheid in te vullen en alle daarin gevraagde bewijsstukken te overleggen.

 

Artikel 2.1.4 Beoordeling van aanvraag voorrangsverklaring

Bij de beoordeling van de aanvraag voor een voorrangsverklaring kan het college zich laten adviseren door een door het college aan te wijzen instantie.

 

Artikel 2.1.5 Weigeringsgronden voorrangsverklaring

De voorrangsverklaring wordt geweigerd in de volgende gevallen:

  • a.

    de woningzoekende heeft op grond van artikel 2.1.1 van de verordening geen toegang tot de voorrangsregeling;

  • b.

    de aanleiding om voorrang bij de woningtoewijzing te vragen, is door eigen handelen veroorzaakt en was voorzienbaar. Uitzonderingen kunnen worden gemaakt in situaties waarin sprake is van een verstandelijke stoornis of beperking;

  • c.

    de woningzoekende wordt in staat geacht het huisvestingsprobleem zelf op te lossen;

  • d.

    de aanvrager wordt in staat geacht zonder voorrang binnen een redelijke termijn aan geschikte woonruimte te komen.

  • e.

    de aanvrager heeft in de periode van 3 jaar voorafgaand aan de aanvraag, om dezelfde reden, al een aanvraag ingediend;

  • f.

    de aanvrager woont in een onderkomen dat formeel geen zelfstandige woonruimte is, tenzij de aanvraag wordt gedaan op grond van artikel 2.1.11;

  • g.

    de aanvrager heeft geen vaste woon- of verblijfplaats, tenzij de aanvraag wordt gedaan op grond van artikel 2.1.10 of artikel 2.1.14;

  • h.

    de woningzoekende heeft na het ontstaan van de noodsituatie die de aanleiding vormt voor de urgentieaanvraag een sociale huurwoning geweigerd.

 

Artikel 2.1.6 Eigen initiatieven

Een woningzoekende kan pas een beroep doen op de voorrangsregeling nadat hij, zodra het huisvestingsprobleem zich openbaarde, aantoonbaar zelf al het mogelijk heeft gedaan om daar een oplossing voor te vinden. Bovendien dient de aanvrager daarvoor:

  • a.

    aan te tonen dat hij gedurende acht achtereenvolgende weken zonder resultaat meegedongen heeft naar iedere woning die via de woonruimteverdelingssystemen in de regio is aangeboden, voor zover die woning een bij zijn omstandigheden passende oplossing kon bieden of zou kunnen bieden voor zijn huisvestingsprobleem, of

  • b.

    aan te tonen dat er gedurende acht achtereenvolgende weken geen bij zijn omstandigheden passend woningaanbod is geweest.

  • c.

    Afwijking van het bepaalde in het vorige lid is mogelijk, indien de aanvrager aantoonbaar bij voorbaat geen kans heeft op de toewijzing van een woning binnen de aangegeven termijn.

 

Artikel 2.1.7 Voorrangsgronden: Medische indicatie

  • 1.

    De aanvrager, of een lid van zijn huishouden, komt op medische indicatie in aanmerking voor een voorrangsverklaring, indien hij een medisch probleem heeft waardoor de huidige zelfstandige woning niet langer geschikt is.

  • 2.

    Een aanvraag om voorrang bij woningtoewijzing van medische aard wordt voor gemotiveerd advies voorgelegd aan het PUV.

  • 3.

    Het PUV kan zich op medisch terrein laten adviseren door een medisch adviesbureau of door de DG&J.

  • 4.

    De aanvrager komt niet in aanmerking voor een voorrangsverklaring op medische indicatie, indien hij op het moment van het betrekken van de huidige woning al een medisch probleem had als genoemd in lid 1 van dit artikel.

 

Artikel 2.1.8 Voorrangsgronden: Mantelzorg indicatie

  • 1.

    De aanvrager, of een lid van zijn huishouden, komt voor mantelzorgindicatie in aanmerking voor een voorrangsverklaring, indien:

    • a.

      hij aannemelijk maakt dat hij in Papendrecht zorg gaat verlenen aan of ontvangen van een naaste gedurende meer dan 8 uur per week, en

    • b.

      de reistijd in verband met de te verlenen mantelzorg meer dan 2 uur per dag is.

  • 2.

    Een aanvraag om voorrang in verband met het verlenen / ontvangen van mantelzorg wordt voor een gemotiveerd advies voorgelegd aan het PUV.

  • 3.

    Het PUV kan zich op medisch terrein laten adviseren door het aangewezen medisch adviesbureau of door de DG&J.

 

Artikel 2.1.9 Voorrangsgronden: Sociale indicatie

  • 1.

    De aanvrager, of een lid van zijn huishouden, komt op sociale indicatie in aanmerking voor een voorrangsverklaring, indien hij een probleem heeft van sociale en/of maatschappelijke aard dat past binnen de criteria genoemd in lid 5 onder a, b of c van dit artikel en waardoor de huidige zelfstandige woning niet langer geschikt is.

  • 2.

    Een aanvraag om voorrang bij de woningtoewijzing van sociale en/of maatschappelijke aard wordt voor een gemotiveerd advies voorgelegd aan het PUV.

  • 3.

    Het PUV kan zich laten adviseren door de DG&J.

  • 4.

    De aanvrager komt niet in aanmerking voor een voorrangsverklaring op sociale indicatie, indien hij op het moment van het betrekken van de huidige woning al een sociaal en/of maatschappelijk probleem had als genoemd in lid 1 van dit artikel.

  • 5.

    Voorrangscriteria sociale indicatie

     

    Voorrangscriterium

    Omschrijving

    a. leefbaarheid

    aanvrager ondervindt ernstige, structurele problemen van sociale/maatschappelijke aard in de directe woonomgeving en is geen medeveroorzaker

    b. financiële nood

    door een onvoorziene, niet verwijtbare daling van het huishoudinkomen dreigt aanvrager dakloos te worden.

    c. dreigende dakloosheid van (een) minderjarig(e) kind(eren)

    er is sprake van acute dreiging van dakloosheid van (een) minderjarig(e) kind(eren), waarbij de aanvrager aantoonbaar de volledige zorg draagt en aantoonbaar gedwongen is de woning te verlaten. Zodra één van de ouders van het kind/de kinderen in woonruimte kan voorzien kan geen aanspraak worden gemaakt op voorrang.

 

Artikel 2.1.10 Voorrangsgronden: Dakloos buiten schuld door calamiteiten

  • 1.

    Indien de woning als gevolg van een calamiteit onbewoonbaar is geworden en niet hersteld kan worden, ontstaat er een directe noodzaak tot herhuisvesting van de dakloos geworden bewoner(s). Het college stelt vast of en in hoeverre de woning nog bewoonbaar is. Indien de woning niet meer te bewonen is, wordt/ worden de dakloos geworden bewoner(s) geherhuisvest indien niet via een verzekering huisvesting elders kan worden verkregen.

  • 2.

    Het criterium "dakloos buiten schuld" is alleen van toepassing op dakloosheid van materiële aard. Dakloosheid vanwege persoonlijke redenen valt hier niet onder. Dakloosheid als gevolg van een vrijwillig zwervend bestaan is geen reden voor een voorrangsverklaring.

 

Artikel 2.1.11 Voorrangsgronden: Verlaten instelling

  • 1.

    De aanvrager komt voor een voorrangsverklaring op basis van het verlaten van een opvang- en begeleidingsinstelling in aanmerking indien aan de volgende voorwaarden is voldaan:

    • a.

      de aanvrager is opgenomen geweest in een opvang- en begeleidingsinstelling, die vermeld is op de lijst van opvang- en begeleidingsinstellingen en;

    • b.

      de aanvrager is minimaal 6 maanden aaneengesloten opgenomen geweest, tenzij sprake is van opname in een instelling gericht op begeleiding van slachtoffers van huiselijk geweld en;

    • c.

      de aanvrager beschikte vóór zijn opname aantoonbaar over zelfstandige huisvesting in de regio, met uitzondering van jongeren tot 27 jaar en;

    • d.

      de voorrangsverklaring wordt aangevraagd door de opvang- en begeleidingsinstelling en;

    • e.

      de opvang- en begeleidingsinstelling overlegt bij de aanvraag een verklaring dat de cliënt, al dan niet onder begeleiding, in staat is zelfstandig een huishouding te voeren.

  • 2.

    Van de voorwaarde van maatschappelijke binding aan de regio is ontheffing mogelijk indien terugkeer naar de plaats van herkomst aantoonbaar tot een (levens)bedreigende situatie zou leiden of kunnen leiden, of indien terugkeer aantoonbaar niet haalbaar is;

  • 3.

    De aanvrager komt voor een voorrangsverklaring op basis van het verlaten van een penitentiaire instelling in aanmerking onder de volgende voorwaarden:

    • a.

      de aanvrager heeft wegens terugkeer uit detentie zelfstandige woonruimte nodig, en

    • b.

      de aanvrager beschikte vóór zijn detentie aantoonbaar over zelfstandige woonruimte in de regio, en

    • c.

      de voorrangsverklaring wordt aangevraagd door het 'Platform nazorg ex-gedetineerden'.

  • 4.

    Een aanvraag om voorrang bij de woningtoewijzing in verband met het verlaten van een instelling wordt voor een gemotiveerd advies voorgelegd aan het PUV.

  • 5.

    Het PUV kan zich laten adviseren door de DG&J.

 

Artikel 2.1.12 Voorrangsgronden: herstructurering

Degene die gedwongen is zijn woning voorgoed te verlaten in verband met een concreet herstructureringsplan of een plan om verstrekkende maatregelen te treffen dat is opgenomen in de prestatieafspraken voor een bepaald jaar, komt in aanmerking voor voorrang bij de toewijzing van een woning.

 

Artikel 2.1.13 Voorrangsgronden: sloop

De bewoner van een woning die gesloopt wordt komt in aanmerking voor voorrang bij de toewijzing van een woning die in het bezit is van de corporatie van wie hij de te slopen woning huurt op moment dat een vergunning verstrekt is voor de sloop.

 

Artikel 2.1.14 Voorrangsgronden: verblijfsgerechtigden

Een aanvrager komt in aanmerking voor een voorrangsverklaring indien de aanvraag voortvloeit uit de taakstelling die de gemeente is opgelegd op grond van de artikelen 28, 29 en 30 van de Huisvestingswet.

 

Artikel 2.1.15 Voorrangsgronden: beschikbaar krijgen zeer schaarse woningen

Een bewoner die bij verhuizing een sociale huurwoning achterlaat, die vanwege de omvang en/of uitrusting zeer schaars is en tegelijk gewenst is voor de huisvesting van urgent woningzoekenden, kan voorrang worden toegekend om de betreffende woningen voor verhuur beschikbaar te krijgen.

 

Artikel 2.1.16 Inhoud van de voorrangverkaring

Het college vermeldt in een voorrangsverklaring de volgende zaken:

  • a.

    de naam en de contactgegevens van de aanvrager;

  • b.

    de datum van de aanvraag zoals bedoeld in artikel 2.1.3;

  • c.

    het huisvestingsprofiel dat voor de desbetreffende woningzoekende van toepassing is, onder de mededeling dat de voorrang beperkt is tot woonruimte die past binnen het huisvestingsprofiel;

  • d.

    de termijn waarbinnen van de voorrangsverklaring gebruik kan worden gemaakt;

  • e.

    voor welke gemeenten de voorrangsverklaring geldt.

 

Artikel 2.1.17 Bemiddeling

  • 1.

    Het college bemiddelt bij eigenaren van woonruimte om te bewerkstelligen dat woningzoekenden met een voorrangsverklaring een woonruimte verkrijgen overeenkomstig het bepaalde in artikel 2.1.16, onder c, d, en e.

  • 2.

    Het college kan deze bemiddeling nader vorm geven in overeenkomsten.

 

Artikel 2.1.18 Wijziging, intrekking, vervallen voorrangsverklaring

  • 1.

    Bij gewijzigde omstandigheden kan het college, al dan niet op verzoek van de woningzoekende, besluiten de inhoud van een voorrangsverklaring te wijzigen. De woningzoekende ontvangt in dat geval een nieuwe voorrangsverklaring onder intrekking van de eerder afgegeven verklaring.

  • 2.

    Het college kan een voorrangsverklaring intrekken, indien:

    • a.

      aan de vereisten voor het verkrijgen van een voorrangsverklaring niet meer wordt voldaan;

    • b.

      de voorrangsverklaring is afgegeven op grond van gegevens waarvan de woningzoekende wist of redelijkerwijs kon vermoeden dat zij onjuist of onvolledig waren;

    • c.

      de aanvrager niet in staat blijkt om in zijn bestaan of in de kosten van bewoning van zelfstandige woonruimte te voorzien.

  • 3.

    De voorrangsverklaring vervalt van rechtswege indien de woningzoekende:

    • a.

      een hem aangeboden woning die past binnen het in artikel 2.1.16, onder c genoemde huisvestingsprofiel heeft geweigerd;

    • b.

      of indien de woningzoekenden, indien hij zelf mag reageren op de aangeboden woningvoorraad, niet binnen een termijn van 3 maanden heeft gereageerd op een woning die past binnen het woningprofiel dat aan zijn voorrangsverklaring is gekoppeld.

  • 4.

    Het college kan besluiten tot verlenging van de in artikel 2.1.16, onder e genoemde termijn, indien daar naar hun oordeel gegronde redenen voor zijn.

  • 5.

    Het college kan zijn bevoegdheid als bedoeld in lid 1, 2 en 4 mandateren aan de voorzitter van het PUV.

 

Artikel 2.1.19 Huisvesten zorg-doelgroepen middels contingentafspraken

  • 1.

    Het college maakt jaarlijks contingentafspraken, met onder andere de woningcorporaties, over de hoeveelheid van de voor verhuur vrijkomende woonruimte, die in het kader van de uitstroom uit instellingen voor maatschappelijke opvang, residentiële instellingen voor verslavingszorg, geestelijke gezondheidszorg, Jeugdzorg (met verblijf) en de huisvesting van ex-gedetineerden en van zorg-doelgroepen die geen aanspraak kunnen maken op de voorrangsregeling, gericht wordt toegewezen.

  • 2.

    Woningcorporaties verantwoorden jaarlijks aan het college over de wijze waarop het eerste lid wordt ingevuld. Deze verantwoordingsrapportage wordt binnen 3 maanden na afsluiting van het jaar aan het college aangeboden.

  • 3.

    Borging van de afspraken als bedoeld in de leden 1 en 2 vindt plaats in de lokale prestatieafspraken.

 

Artikel 2.1.20 Behoud inschrijfduur

  • 1.

    Woningcorporaties dragen in het kader van deze verordening zorg voor het aanleggen en bijhouden van een uniform registratiesysteem van woningzoekenden.

  • 2.

    Indien een jongere als bedoeld in artikel 7:274c, tweede lid, van het Burgerlijk Wetboek een huurovereenkomst op grond van dat artikel is aangegaan, vervalt de inschrijving van die jongere om in aanmerking te komen voor een woonruimte niet.

  • 3.

    Indien een huurder een huurovereenkomst voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 7:271, eerste lid, tweede volzin, van het Burgerlijk Wetboek is aangegaan, vervalt de inschrijving van die huurder om in aanmerking te komen voor een woonruimte niet.

 

Paragraaf 2.2 Woonwagenstandplaatsen

 

Artikel 2.2.1 Werkingsgebied

Deze paragraaf is van toepassing op de in de gemeente gerealiseerde standplaatsen voor woonwagens.

 

Artikel 2.2.2 Verbodsbepaling

Het is verboden zonder toewijzing van het college met een woonwagen een standplaats als aangewezen in artikel 2.2.1 in te nemen of bezet te houden.

 

Artikel 2.2.3 Wachtlijst van standplaatszoekenden

Het college registreert degenen die hen daarom overeenkomstig artikel 2.2.4 verzoekt op een wachtlijst van standplaatszoekenden, op volgorde van de datum van inschrijving.

 

Artikel 2.2.4 Inschrijving

Een ieder kan met gebruikmaking van een door Burgemeester en Wethouders beschikbaar te stellen aanvraagformulier verzoeken om te worden ingeschreven op de in artikel 2.2.3 genoemde wachtlijst. Op of bij het aanvraagformulier geeft het college aan welke gegevens de aanvrager moet verstrekken en welke bewijsstukken hij moet overleggen. Om te kunnen worden ingeschreven op de wachtlijst gelden de voorwaarden genoemd in artikel 2.2.5. Als datum van inschrijving geldt de datum van ontvangst van het aanvraagformulier. Indien meerdere aanvragen op dezelfde dag worden ontvangen, dan wordt de rangschikking ten aanzien van deze aanvragen bepaald door loting. Het college verstrekt de als standplaatszoekende ingeschrevene een bewijs van inschrijving.

 

Artikel 2.2.5 Voorwaarden voor inschrijving

Inschrijving op de wachtlijst genoemd in artikel 2.2.3 vindt plaats indien de aanvrager:

  • a.

    18 jaar of ouder is, en;

  • b.

    de Nederlandse nationaliteit bezit, of op grond van een wettelijke bepaling als Nederlander wordt behandeld, of vreemdeling is en rechtmatig verblijf houdt in Nederland en;

  • c.

    een inschrijving is persoonsgebonden en dus niet overdraagbaar op iemand anders.

 

Artikel 2.2.6 Vervallen van de inschrijving

De inschrijving als standplaatszoekende op de wachtlijst als bedoeld in artikel 2.2.3 vervalt, indien de standplaatszoekende:

  • a.

    een hem toegewezen standplaats heeft aanvaard, of;

  • b.

    is overleden, met dien verstande dat de inschrijving gehandhaafd blijft voor de achterblijvende partner die als zodanig in de bevolkingsadministratie van de gemeente Papendrecht geregistreerd staat. Artikel 2.2.5 is hierbij van overeenkomstige toepassing.

  • c.

    De standplaatszoekende wordt onderaan de wachtlijst geplaatst indien hij een aanbod voor een standplaats heeft afgewezen.

 

Artikel 2.2.7 Toewijzing van standplaatsen

Het college wijst een standplaats toe aan een standplaatszoekende die staat ingeschreven op de in artikel 2.2.3 genoemde wachtlijst. Het college legt in beleidsregels vast welke uitgangspunten worden gehanteerd bij de toewijzing van standplaatsen.

 

Artikel 2.2.8 Schending van het recht en inschrijving voor standplaats

De hoofdbewoner of medebewoner die wegens schending van het recht een standplaats heeft moeten verlaten, wordt geen nieuwe standplaats toegewezen binnen drie jaar nadat hij de oude standplaats heeft verlaten.

 

Artikel 2.2.9 Vervallen van toewijzing

Indien een standplaats niet binnen twee maanden na oplevering van die standplaats wordt bewoond, vervalt de toewijzing, tenzij in de huur/koop overeenkomst een langere termijn is vastgelegd.

 

Hoofdstuk 3 [Gereserveerd]

Hoofdstuk 4 Verdere bepalingen

Artikel 4.1 Strafbepaling

Degene die handelt in strijd met het bepaalde in artikel 2.2.2 wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste vier maanden of geldboete van de derde categorie. De genoemde strafbaar gestelde feiten zijn overtredingen.

 

Artikel 4.2 Handhaving

Met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens deze verordening bepaalde zijn belast de daartoe door burgemeester en wethouders aangewezen personen.

De opsporing van de in artikel 5.1 strafbaar gestelde feiten is, behalve aan de in artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering genoemde opsporingsambtenaren en de in artikel 75, lid 2 van de wet aangewezen ambtenaren opgedragen aan hen die door burgemeester en wethouders met het toezicht op de naleving zijn belast, voor zover zij tevens buitengewoon opsporingsambtenaar zijn.

 

Artikel 4.3 Hardheidsclausule

Het college van burgemeester en wethouders beslist naar eigen, redelijk oordeel in gevallen waarin deze verordening niet voorziet en in gevallen waarin de toepassing van de verordening leidt tot onbillijkheden van overwegende aard.

 

Artikel 4.4 Overleg bij wijziging

Bij de voorbereiding van een besluit tot wijziging van deze verordening overlegt het college van burgemeester en wethouders met de in de gemeente werkzame, ingevolge artikel 19 eerste lid, van de Woningwet toegelaten instellingen en met andere daarvoor naar hun oordeel in aanmerking komende organisaties die binnen de gemeente op het gebied van de woonruimteverdeling werkzaam zijn.

 

 

Hoofdstuk 5 Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 5.1 Overgangsbepaling

  • 1.

    Een aanvraag om een voorrangsverklaring, die vóór of op de dag van inwerkingtreding van deze verordening is ingediend, wordt behandeld volgens het voordien geldende recht, indien dit voor de aanvrager gunstiger is

 

Artikel 5.2 Intrekking oude verordening

De Huisvestingverordening gemeente Papendrecht 2015 wordt ingetrokken.

 

Artikel 5.3 Citeertitel en datum inwerkingtreding

  • 1.

    Deze verordening kan worden aangehaald als "Huisvestingsverordening gemeente Papendrecht 2019".

  • 2.

    Deze verordening treedt in werking op 1 juli 2019.

 

 

Aldus vastgesteld in de vergadering van 28 mei 2019,

de griffier, de burgemeester,

C.G.M. Bus A.J. Moerkerke