Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Papendrecht

Huisvestingsverordening Gemeente Papendrecht 2019

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatiePapendrecht
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingHuisvestingsverordening Gemeente Papendrecht 2019
CiteertitelWijziging Huisvestingsverordening Papendrecht 2019'
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpvolkshuisvesting en woningbouw
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

https://wetten.overheid.nl/BWBR0035303/2017-07-01

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

15-07-2021Intrekking Hoofdstuk 3 Samenstelling van de woonruimtevoorraad

01-07-2021

gmb-2021-209314

Zaaknr. 2021-0059660
03-10-201915-07-2021wijziging ( art.1.1, 3.14 t/m 3.1.9, art. 3.3.3 , 4.1,4.2 en art. 5.1

26-09-2019

gmb-2019-238233

01-07-201903-10-2019Nieuwe regeling

28-05-2019

gmb-2019-155562

Tekst van de regeling

Intitulé

Huisvestingsverordening Gemeente Papendrecht 2019

De raad van de gemeente Papendrecht,

 

Gelezen het voorstel van het college van 23 april 2019,

 

Gelet op

• paragraaf 3, artikel 12 en hoofdstuk 4 van de Huisvestingswet 2014

 

Besluit:

 

vast te stellen Huisvestingsverordening Gemeente Papendrecht 2019.

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1.1 Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    Centrale toegang: samenwerkingsverband van gemeenten in Zuid-Holland zuid, Veiligheidshuis en Taskforce overlast, de DG&J / Specialistisch Team Wonen, dat gericht is op herstel van autonomie, re-integratie en participatie van cliënten, die op 3 of meer leefgebieden aantoonbaar problemen ondervinden;

  • b.

    DG&J: Dienst Gezondheid en Jeugd;

  • c.

    GO: Gebruiksoppervlakte als bedoeld in het Bouwbesluit;

  • d.

    huishouden: een alleenstaande, dan wel twee of meer personen die een duurzame gemeenschappelijke huishouding voeren of willen gaan voeren;

  • e.

    huisvestingsprofiel: de omschrijving van het type huisvesting waarvoor een woningzoekende met een voorrangsverklaring in aanmerking komt;

  • f.

    inkomen: het rekeninkomen zoals bedoeld in Artikel 1, onder j van de Wet op de huurtoeslag;

  • g.

    inwoning: het bewonen van een woonruimte die onderdeel uitmaakt van een woonruimte, die door een ander huishouden in gebruik wordt genomen;

  • h.

    lijst van opvang- en begeleidingsinstellingen: door de colleges van burgemeester en wethouders vastgestelde lijst van opvang- en begeleidingsinstellingen waarvan de cliënten op basis van art. 2.11 in aanmerking kunnen komen voor voorrang;

  • i.

    onzelfstandige woonruimte: woonruimte, niet zijnde woonruimte bestemd voor inwoning, die geen eigen toegang heeft en die niet door een huishouden kan worden bewoond, zonder dat dit daarbij afhankelijk is van wezenlijke voorzieningen buiten die woonruimte;

  • j.

    omzettingsvergunning: een vergunning als bedoeld in artikel 21 van de Huisvestingswet;

  • k.

    PALT-afspraken: afspraken tussen de Drechtstedengemeenten en de woningbouwcorporaties die actief zijn in de Drechtstedengemeenten;

  • l.

    PUV (Platform Uitvoering Voorrangsregeling): overlegorgaan voor toedeling van voorrangskandidaten aan woningcorporaties. In het PUV zijn vertegenwoordigd: de woningcorporaties, de ambtenaar, die door de colleges van burgemeester en wethouders is gemandateerd te beslissen op aanvragen voor voorrang, de Dienst Gezondheid & Jeugd Zuid-Holland zuid / Specialistisch Team Wonen (DG&J Specialistisch Team Wonen) en de Sociale Dienst Drechtsteden;

  • m.

    regio: gebied bestaande uit het grondgebied van de gemeenten Alblasserdam, Dordrecht, Hendrik-Ido-Ambacht, Papendrecht, Sliedrecht en Zwijndrecht;

  • n.

    splitsingsvergunning: de vergunning om een gebouw als bedoeld in artikel 22 van de Huisvestingswet te splitsen in appartementsrechten;

  • o.

    standplaats: een kavel, bestemd voor het plaatsen van een woonwagen;

  • p.

    standplaatszoekende: degene die is ingeschreven op de wachtlijst genoemd in artikel 2.2.2 van de verordening;

  • q.

    voorrangsverklaring: verklaring op grond waarvan een woningzoekende met een ernstig huisvestingsprobleem met voorrang in aanmerking kan komen voor de toewijzing van een woonruimte;

  • r.

    Wachtlijst: wachtlijst als bedoeld in artikel 2.2.2 van de verordening;

  • s.

    wet: de Huisvestingswet 2014;

  • t.

    woningcorporatie: een toegelaten instelling, als bedoeld in artikel 19 van de Woningwet, die sociale huurwoningen exploiteert;

  • u.

    woningvorming: het verbouwen van een woonruimte tot twee of meer woonruimten; als bedoeld in artikel 21 van de Huisvestingwet;

  • v.

    woonruimte: het daaromtrent in artikel 1, lid 1, sub i van de Huisvestingswet bepaalde;

  • w.

    woonwagen: een voor bewoning bestemd gebouw, dat is geplaatst op een standplaats, in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst en waarvoor een omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is verleend;

 

Hoofdstuk 2 Verdeling van woonruimte

Paragraaf 2.1 Voorrangsregeling bij woningtoewijzing

 

Artikel 2.1.1 Toegang tot de voorrangsregeling

  • 1.

    Toegang tot de voorrangsregeling hebben de woningzoekenden, die op grond van de normen als geformuleerd in de Wet op de huurtoeslag wat het inkomen en het vermogen betreft, horen tot de doelgroep van het volkshuisvestingsbeleid en een maatschappelijke binding hebben met de regio in de zin dat zij op het moment van de aanvraag blijkens de Basisregistratie Personen minstens twee jaar onafgebroken ingezetene zijn van de regio, dan wel daar gedurende de voorafgaande tien jaar minstens zes jaar onafgebroken ingezetene van zijn geweest.

  • 2.

    In afwijking van het bepaalde in lid 1, hebben geen toegang tot de voorrangsregeling woningzoekenden, die inwonend zijn en bewoners van onzelfstandige woonruimte, anders dan in een opvang- en begeleidingsinstelling in de regio.

  • 3.

    Het college van burgemeester en wethouders kan in afwijking van het bepaalde in lid 1 en 2, na voorafgaande afstemming met het Drechtstedenbestuur bij nadere regels andere normen stellen wat het inkomen en het vermogen betreft indien de situatie op de woningmarkt in de regio Drechtsteden daar aanleiding voor geeft.

  • 4.

    Het college van burgemeester en wethouders kan vrijstelling verlenen van het in lid 1 genoemde vereiste van maatschappelijke binding met de regio.

 

Artikel 2.1.2 Voorrangsverklaring

  • 1.

    Het college van burgemeester en wethouders kan een voorrangsverklaring verlenen op grond waarvan een woningzoekende met een ernstig huisvestingsprobleem met voorrang in aanmerking kan komen voor de toewijzing van een woonruimte.

  • 2.

    Tot de in lid 1 genoemde woningzoekende die in aanmerking kan komen voor een voorrangsverklaring behoort de woningzoekende die zijn woning in de regio heeft of zal moeten verlaten in verband met:

    • a.

      een medische indicatie;

    • b.

      een mantelzorg indicatie;

    • c.

      een sociale indicatie;

    • d.

      een calamiteit;

    • e.

      een herstructureringsplan;

    • f.

      een sloopindicatie.

  • 3.

    Tot de in lid 1 genoemde woningzoekende die in aanmerking kan komen voor een voorrangsverklaring behoort tevens de woningzoekende die:

    • a.

      een opvanginstelling moet verlaten;

    • b.

      vergunninghouder is, die een verblijfsvergunning heeft ontvangen als bedoeld in artikel 8, onder a,b,c of d van de Vreemdelingenwet 2000;

    • c.

      mantelzorg gaat verlenen;

    • d.

      een zeer schaarse woning achterlaat.

 

Artikel 2.1.3 Aanvragen van een voorrangsverklaring

  • 1.

    Een aanvraag voor een voorrangsverklaring wordt ingediend bij het college van burgemeester en wethouders, via een daartoe door het college beschikbaar te stellen aanvraagformulier.

  • 2.

    De woningzoekende die een voorrangsverklaring aanvraagt, is verplicht het door het college van burgemeester en wethouders beschikbaar gestelde aanvraagformulier volledig in te vullen en alle daarin gevraagde bewijsstukken te overleggen.

 

Artikel 2.1.4 Beoordeling van aanvraag voorrangsverklaring

Bij de beoordeling van de aanvraag voor een voorrangsverklaring kan het college van burgemeester en wethouders zich laten adviseren door een door het college aan te wijzen instantie.

 

Artikel 2.1.5 Weigeringsgronden van aanvraag voorrangsverklaring

De aanvraag om een voorrangsverklaring wordt geweigerd in de volgende gevallen:

  • a.

    De woningzoekende heeft op grond van artikel 2.1.1 van de verordening geen toegang tot de voorrangsregeling.

  • b.

    De aanleiding om voorrang bij de woningtoewijzing te vragen, is door eigen handelen veroorzaakt en was voorzienbaar. Uitzonderingen kunnen worden gemaakt in situaties waarin sprake is van een verstandelijke stoornis of beperking.

  • c.

    De woningzoekende moet in staat worden geacht om het huisvestingsprobleem zelf op te lossen.

  • d.

    De aanvrager moet op grond van zijn/haar aantal woonduurpunten in staat worden geacht om zonder voorrang binnen een redelijke termijn aan geschikte woonruimte te komen. Dit is het geval als het aantal van zijn/haar woonduurpunten gelijk of groter is dan het gemiddeld aantal punten dat vereist is om voor een meergezinswoning zonder lift in aanmerking te komen.

  • e.

    De aanvrager heeft in de periode van 3 jaar voorafgaand aan de aanvraag, om dezelfde reden, al een aanvraag ingediend.

 

Artikel 2.1.6 Eigen initiatieven

Een woningzoekende kan pas een beroep doen op de voorrangsregeling nadat hij, zodra het huisvestingsprobleem zich openbaarde, aantoonbaar zelf al het mogelijk heeft gedaan om daar een oplossing voor te vinden. Bovendien dient de aanvrager daarvoor:

  • a.

    aan te tonen dat hij gedurende acht achtereenvolgende weken zonder resultaat meegedongen heeft naar iedere woning die via de woonruimteverdelingssystemen in de regio is aangeboden, voor zover die woning een bij zijn omstandigheden passende oplossing kon bieden of zou kunnen bieden voor zijn huisvestingsprobleem, of

  • b.

    aan te tonen dat er gedurende acht achtereenvolgende weken geen bij zijn omstandigheden passend woningaanbod is geweest.

  • c.

    Afwijking van het bepaalde in het vorige lid is mogelijk, indien de aanvrager aantoonbaar bij voorbaat geen kans heeft op de toewijzing van een woning binnen de aangegeven termijn.

 

Artikel 2.1.7 Voorrangsgronden: Medische indicatie

  • 1.

    De aanvrager, of een lid van zijn huishouden, komt op medische indicatie in aanmerking voor een voorrangsverklaring, indien hij een medisch probleem heeft waardoor de huidige zelfstandige woning niet langer geschikt is.

  • 2.

    Een aanvraag om voorrang bij de woningtoewijzing van medische aard wordt voor gemotiveerd advies voorgelegd aan het PUV.

  • 3.

    Het PUV kan zich op medisch terrein laten adviseren door een medisch adviesbureau of door de DG&J.

  • 4.

    De aanvrager komt niet in aanmerking voor een voorrangsverklaring op medische indicatie, indien hij op het moment van het betrekken van de huidige woning al een medisch probleem had als genoemd in lid 1.

 

Artikel 2.1.8 Voorrangsgronden: Mantelzorg indicatie

  • 1.

    De aanvrager, of een lid van zijn huishouden, komt voor mantelzorgindicatie in aanmerking voor een voorrangsverklaring, indien:

    • a.

      hij aannemelijk maakt dat hij in Papendrecht zorg gaat verlenen aan of ontvangen van een naaste gedurende meer dan 8 uur per week, en

    • b.

      de reistijd in verband met de te verlenen mantelzorg meer dan 2 uur per dag is.

  • 2.

    Een aanvraag om voorrang in verband met het verlenen / ontvangen van mantelzorg wordt voor een gemotiveerd advies voorgelegd aan het PUV.

  • 3.

    Het PUV kan zich op medisch terrein laten adviseren door het aangewezen medisch adviesbureau of door de DG&J.

 

Artikel 2.1.9 Voorrangsgronden: Sociale indicatie

  • 1.

    De aanvrager, of een lid van zijn huishouden, komt op sociale indicatie in aanmerking voor een voorrangsverklaring, indien hij een probleem heeft van sociale en/of maatschappelijke aard dat past binnen de criteria genoemd in lid 5 onder a, b of c van dit artikel en waardoor de huidige zelfstandige woning niet langer geschikt is.

  • 2.

    Een aanvraag om voorrang bij de woningtoewijzing van sociale en/of maatschappelijke aard wordt voor een gemotiveerd advies voorgelegd aan het PUV.

  • 3.

    Het PUV kan zich laten adviseren door de DG&J.

  • 4.

    De aanvrager komt niet in aanmerking voor een voorrangsverklaring op sociale indicatie, indien hij op het moment van het betrekken van de huidige woning al een sociaal en/of maatschappelijk probleem had als genoemd in lid 1 van dit artikel.

  • 5.

     

    Voorrangscriterium

    Omschrijving

    a. leefbaarheid

    aanvrager ondervindt ernstige, structurele problemen van sociale/maatschappelijke aard in de directe woonomgeving en is geen medeveroorzaker

    b. financiële nood

    aanvrager dreigt door een onvoorziene, niet verwijtbare daling van het inkomen dakloos dreigt te worden

    c. einde duurzame relatie

    het beëindigen van een relatie, waarbij de partners met kinderen duurzaam hebben samengewoond is geen reden voor een voorrangsverklaring, behalve als er

    minderjarige kinderen bij betrokken zijn.

    Vanuit maatschappelijk oogpunt is het niet aanvaardbaar dat minderjarige kinderen dakloos worden als ouders uit elkaar gaan.

    Van duurzame samenwoning is sprake als de partners minstens twee jaar onafgebroken hebben samengewoond, blijkend uit de inschrijving in de Basisregistratie Personen.

    Slechts één van de ouders kan aanspraak maken op een voorrangsverklaring onder de volgende voorwaarden:

     

    • a.

      er moet sprake zijn van dagelijkse zorg door de aanvrager (dus geen bezoekregeling of gedeelde zorg)

    • b.

      de aanvrager moet de kinderbijslag van de SVB ontvangen op de eigen bankrekening;

    • c.

      de aanvrager moet aantoonbaar gedwongen zijn de gezamenlijke woning te verlaten.

     

    Bij co-ouderschap en gedeelde zorg wordt geen voorrang toegekend als de andere co-ouder (dan de aanvrager) over woonruimte blijft beschikken.

    Het bepaalde onder artikel 2.1.5 en 2.1.6 is hierbij onverkort van toepassing.

 

Artikel 2.1.10 Voorrangsgronden: Dakloos buiten schuld door calamiteiten

  • 1.

    Indien de woning als gevolg van een calamiteit onbewoonbaar is geworden, ontstaat er een directe noodzaak tot herhuisvesting van de dakloos geworden bewoner(s). Onder calamiteit wordt in dit geval verstaan ‘een van binnen of van buiten komend onheil, dat onvoorzienbaar is en niet door verwijtbaar handelen van de bewoner(s) is veroorzaakt'. Het college van burgemeester en wethouders stelt vast of en in hoeverre de woning nog bewoonbaar is. Indien de woning niet meer te bewonen is, wordt/ worden de dakloos geworden bewoner(s) geherhuisvest indien niet via een verzekering huisvesting kan worden verkregen.

  • 2.

    Het criterium "dakloos buiten schuld" is alleen van toepassing op dakloosheid van materiele aard. Dakloosheid vanwege persoonlijke redenen valt hier niet onder. Dakloosheid als gevolg van een vrijwillig zwervend bestaan is geen reden voor een voorrangsverklaring.

 

Artikel 2.1.11 Voorrangsgronden: Verlaten opvang- en begeleidingsinstellingen

  • 1.

    De aanvrager komt voor een voorrangsverklaring op basis van het verlaten van een opvang- en begeleidingsinstelling in aanmerking op de volgende voorwaarden:

    • a.

      de aanvrager is opgenomen geweest in een opvang- en begeleidingsinstelling, die vermeld is op de lijst van opvang- en begeleidingsinstellingen;

    • b.

      de aanvrager beschikte vόόr zijn opname aantoonbaar over zelfstandige huisvesting in de regio. Van de eis van maatschappelijke binding aan de regio is ontheffing mogelijk indien terugkeer naar de plaats van herkomst aantoonbaar tot een (levens)bedreigende situatie zou leiden of kunnen leiden, of indien terugkeer aantoonbaar niet haalbaar is.

    • c.

      van de eis van het beschikken in het verleden over zelfstandige huisvesting is ontheffing mogelijk indien terugkeer naar de vroegere huisvesting niet mogelijk is;

    • d.

      de voorrangsverklaring wordt aangevraagd door tussenkomst van de opvang- en begeleidingsinstelling. Aanvragers die op eigen initiatief een voorrangsverklaring aanvragen, worden terugverwezen naar de opvang- of begeleidingsinstelling;

    • e.

      de opvang- en begeleidingsinstelling overlegt bij de aanvraag een verklaring dat de cliënt in staat is om zelfstandig een huishouding te voeren.

  • 2.

    De aanvrager komt voor een voorrangsverklaring op basis van het verlaten van een opvang- en begeleidingsinstelling in aanmerking onder de volgende voorwaarden:

    • a.

      de aanvrager heeft wegens terugkeer uit detentie zelfstandige woonruimte nodig, en

    • b.

      de aanvrager beschikte vόόr zijn detentie aantoonbaar over zelfstandige woonruimte in de regio, en

    • c.

      de voorrangsverklaring wordt aangevraagd door tussenkomst van de ketenregisseur van de Centrale Toegang.

  • 3.

    Een aanvraag om voorrang bij de woningtoewijzing in verband met het verlaten van een opvang- of begeleidingsinstelling wordt voor een gemotiveerd besluit voorgelegd aan het PUV.

  • 4.

    Het PUV kan zich laten adviseren door de DG&J.

 

Artikel 2.1.12 Voorrangsgronden: Herstructurering

  • 1.

    Degene die gedwongen is zijn woning voorgoed te verlaten in verband met een concreet herstructureringsplan of een plan om verstrekkende maatregelen te treffen dat is opgenomen in de prestatieafspraken voor een bepaald jaar, komt in aanmerking voor voorrang bij de toewijzing van een woning. Hierbij geldt bij het verlaten van een meergezinswoning als woonprofiel een meergezinswoning en bij het verlaten van een eengezinswoning als woonprofiel een eengezinswoning of meergezinswoning.

  • 2.

    De voorrangsverklaring bestaat uit een vermelding in het woonruimteverdeelsysteem van Woningnet/Stichting Woonkeus en geldt voor alle te huur aangeboden sociale huurwoningen in de regio Drechtsteden die qua type woonruimte gelijkwaardig zijn aan de te verlaten woning, inclusief woningen met de label "voorrang niet van toepassing".

 

Artikel 2.1.13 Voorrangsgronden: Sloopindicatie

  • 1.

    De bewoner van een woning met een slooplabel komt in aanmerking voor voorrang bij de toewijzing van een woning binnen het bezit van de woningcorporaties in de regio.

  • 2.

    Een woning heeft een slooplabel als de woning in de rapportage Wonen als "te slopen" staat vermeld of als er een vergunning is verstrekt voor de sloop.

  • 3.

    De voorrangsverklaring bestaat uit een vermelding in het woonruimteverdelingsysteem waar de desbetreffende corporatie gebruik van maakt.

 

Artikel 2.1.14 Voorrangsgronden: Taakstelling verblijfsgerechtigden

  • 1.

    De aanvrager komt in aanmerking voor een voorrangsverklaring indien de aanvraag voortvloeit uit de taakstelling die de gemeente is opgelegd op grond van de artikelen 28, 29 en 30 van de Huisvestingswet.

  • 2.

    Als de aanvraag betrekking heeft op een door de IND geaccordeerde gezinshereniging en de woning van het al gevestigde gezinslid te klein is, wordt voorrang toegekend.

 

Artikel 2.1.15 Voorrangsgronden: Beschikbaar krijgen zeer schaarse woningen.

Een bewoner die bij verhuizing een sociale huurwoning achterlaat, die vanwege de omvang en/of uitrusting zeer schaars is en tegelijk gewenst is voor de huisvesting van urgent woningzoekenden, kan voorrang worden toegekend om de betreffende woningen voor verhuur beschikbaar te krijgen.

 

Artikel 2.1.16 Toewijzing van woonruimte

De huisvestende corporatie of het PUV bepaalt of een voorrangskandidaat zelf in het aanbod naar een woning zoekt, of rechtstreeks een woning krijgt toegewezen.

 

Artikel 2.1.17 Inhoud van de voorrangsregeling

Het college van burgemeester en wethouders vermeldt in een voorrangsverklaring de volgende zaken:

  • a.

    de naam en de contactgegevens van de woningzoekende;

  • b.

    de datum van de aanvraag zoals bedoeld in artikel 2.1.3;

  • c.

    de erkenning dat de woningzoekende aan wie de voorrangsverklaring is verleend dringend behoefte heeft aan woonruimte binnen de door het college van burgemeester en wethouders aangegeven termijn;

  • d.

    het huisvestingsprofiel dat voor de desbetreffende woningzoekende van toepassing is, onder de mededeling dat de voorrang beperkt is tot woonruimte die past binnen het huisvestingsprofiel;

  • e.

    de termijn waarbinnen van de voorrangsverklaring gebruik kan worden gemaakt;

  • f.

    of de voorrangsverklaring lokaal of regionaal geldt, dan wel

  • g.

    of de huisvestende corporatie een woning zal aanbieden.

 

Artikel 2.1.18 Huisvestingsprofiel

Het huisvestingsprofiel genoemd in artikel 2.1.17. onder d. van de verordening omvat in beginsel geen eengezinswoning maar een meergezinswoning. Indien op basis van de situatie van de woningzoekende in het woningprofiel bepaalde kenmerken zijn vermeld, kan de woningzoekende hieraan rechten ontlenen.

 

Artikel 2.1.19 Bemiddeling

  • 1.

    Het college van burgemeester en wethouders bemiddelt bij eigenaren van woonruimte om te bewerkstelligen dat woningzoekenden met een voorrangsverklaring een woonruimte verkrijgen overeenkomstig het bepaalde in artikel 2.1.17, onder d, e, f en g.

  • 2.

    Het college van burgemeester en wethouders kan deze bemiddeling nader vorm geven in overeenkomsten.

 

Artikel 2.1.20 Wijziging, intrekking, vervallen voorrangsverklaring

  • 1.

    Bij gewijzigde omstandigheden kan het college van burgemeester en wethouders, al dan niet op verzoek van de woningzoekende, besluiten de inhoud van een voorrangsverklaring te wijzigen. De woningzoekende ontvangt in dat geval een nieuwe voorrangsverklaring onder intrekking van de eerder afgegeven verklaring.

  • 2.

    Het college van burgemeester en wethouders kan een voorrangsverklaring intrekken, indien:

    • a.

      aan de vereisten voor het verkrijgen van een voorrangsverklaring niet meer wordt voldaan;

    • b.

      de voorrangsverklaring is afgegeven op grond van gegevens waarvan de woningzoekende wist of redelijkerwijs kon vermoeden dat zij onjuist of onvolledig waren.

  • 3.

    De voorrangsverklaring vervalt van rechtswege indien de woningzoekende:

    • a.

      een hem aangeboden woning die past binnen het in artikel 2.1.17, onder d genoemde huisvestingsprofiel heeft geweigerd;

    • b.

      of indien de woningzoekenden, indien hij zelf mag reageren op de aangeboden woningvoorraad, niet binnen een termijn van 3 maanden heeft gereageerd op een woning die past binnen het woningprofiel dat aan zijn voorrangsverklaring is gekoppeld.

  • 4.

    Het college van burgemeester en wethouders kan besluiten tot verlenging van de in artikel 2.1.17, onder e genoemde termijn, indien daar naar hun oordeel gegronde redenen voor zijn.

 

Paragraaf 2.2 Woonwagenstandplaatsen

 

Artikel 2.2.1 Werkingsgebied

Deze paragraaf is van toepassing op de in de gemeente gerealiseerde standplaatsen voor woonwagens.

 

Artikel 2.2.2 Verbodsbepaling

Het is verboden zonder toewijzing van het college met een woonwagen een standplaats als aangewezen in artikel 2.2.1 in te nemen of bezet te houden.

 

Artikel 2.2.3 Wachtlijst van standplaatszoekenden

Het college registreert degenen die hen daarom overeenkomstig artikel 2.2.4 verzoekt op een wachtlijst van standplaatszoekenden, op volgorde van de datum van inschrijving.

 

Artikel 2.2.4 Inschrijving

Een ieder kan met gebruikmaking van een door Burgemeester en Wethouders beschikbaar te stellen aanvraagformulier verzoeken om te worden ingeschreven op de in artikel 2.2.3 genoemde wachtlijst. Op of bij het aanvraagformulier geeft het college aan welke gegevens de aanvrager moet verstrekken en welke bewijsstukken hij moet overleggen. Om te kunnen worden ingeschreven op de wachtlijst gelden de voorwaarden genoemd in artikel 2.2.5. Als datum van inschrijving geldt de datum van ontvangst van het aanvraagformulier. Indien meerdere aanvragen op dezelfde dag worden ontvangen, dan wordt de rangschikking ten aanzien van deze aanvragen bepaald door loting. Het college verstrekt de als standplaatszoekende ingeschrevene een bewijs van inschrijving.

 

Artikel 2.2.5 Voorwaarden voor inschrijving

Inschrijving op de wachtlijst genoemd in artikel 2.2.3 vindt plaats indien de aanvrager:

  • a.

    18 jaar of ouder is, en;

  • b.

    de Nederlandse nationaliteit bezit, of op grond van een wettelijke bepaling als Nederlander wordt behandeld, of vreemdeling is en rechtmatig verblijf houdt in Nederland en;

  • c.

    een inschrijving is persoonsgebonden en dus niet overdraagbaar op iemand anders.

 

Artikel 2.2.6 Vervallen van de inschrijving

De inschrijving als standplaatszoekende op de wachtlijst als bedoeld in artikel 2.2.3 vervalt, indien de standplaatszoekende:

  • a.

    een hem toegewezen standplaats heeft aanvaard, of;

  • b.

    is overleden, met dien verstande dat de inschrijving gehandhaafd blijft voor de achterblijvende partner die als zodanig in de bevolkingsadministratie van de gemeente Papendrecht geregistreerd staat. Artikel 2.2.5 is hierbij van overeenkomstige toepassing.

  • c.

    De standplaatszoekende wordt onderaan de wachtlijst geplaatst indien hij een aanbod voor een standplaats heeft afgewezen.

 

Artikel 2.2.7 Toewijzing van standplaatsen

Het college wijst een standplaats toe aan een standplaatszoekende die staat ingeschreven op de in artikel 2.2.3 genoemde wachtlijst. Het college legt in beleidsregels vast welke uitgangspunten worden gehanteerd bij de toewijzing van standplaatsen.

 

Artikel 2.2.8 Schending van het recht en inschrijving voor standplaats

De hoofdbewoner of medebewoner die wegens schending van het recht een standplaats heeft moeten verlaten, wordt geen nieuwe standplaats toegewezen binnen drie jaar nadat hij de oude standplaats heeft verlaten.

 

Artikel 2.2.9 Vervallen van toewijzing

Indien een standplaats niet binnen twee maanden na oplevering van die standplaats wordt bewoond, vervalt de toewijzing, tenzij in de huur/koop overeenkomst een langere termijn is vastgelegd.

 

Hoofdstuk 3 [Gereserveerd]

Hoofdstuk 4 Verdere bepalingen

Artikel 4.1 Strafbepaling

Degene die handelt in strijd met het bepaalde in artikel 2.2.2 wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste vier maanden of geldboete van de derde categorie. De genoemde strafbaar gestelde feiten zijn overtredingen.

 

Artikel 4.2 Handhaving

Met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens deze verordening bepaalde zijn belast de daartoe door burgemeester en wethouders aangewezen personen.

De opsporing van de in artikel 5.1 strafbaar gestelde feiten is, behalve aan de in artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering genoemde opsporingsambtenaren en de in artikel 75, lid 2 van de wet aangewezen ambtenaren opgedragen aan hen die door burgemeester en wethouders met het toezicht op de naleving zijn belast, voor zover zij tevens buitengewoon opsporingsambtenaar zijn.

 

Artikel 4.3 Hardheidsclausule

Het college van burgemeester en wethouders beslist naar eigen, redelijk oordeel in gevallen waarin deze verordening niet voorziet en in gevallen waarin de toepassing van de verordening leidt tot onbillijkheden van overwegende aard.

 

Artikel 4.4 Overleg bij wijziging

Bij de voorbereiding van een besluit tot wijziging van deze verordening overlegt het college van burgemeester en wethouders met de in de gemeente werkzame, ingevolge artikel 19 eerste lid, van de Woningwet toegelaten instellingen en met andere daarvoor naar hun oordeel in aanmerking komende organisaties die binnen de gemeente op het gebied van de woonruimteverdeling werkzaam zijn.

 

 

Hoofdstuk 5 Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 5.1 Overgangsbepaling

  • 1.

    Een aanvraag om een voorrangsverklaring, die vóór of op de dag van inwerkingtreding van deze verordening is ingediend, wordt behandeld volgens het voordien geldende recht, indien dit voor de aanvrager gunstiger is

 

Artikel 5.2 Intrekking oude verordening

De Huisvestingverordening gemeente Papendrecht 2015 wordt ingetrokken.

 

Artikel 5.3 Citeertitel en datum inwerkingtreding

  • 1.

    Deze verordening kan worden aangehaald als "Huisvestingsverordening gemeente Papendrecht 2019".

  • 2.

    Deze verordening treedt in werking op 1 juli 2019.

 

 

Aldus vastgesteld in de vergadering van 28 mei 2019,

de griffier, de burgemeester,

C.G.M. Bus A.J. Moerkerke