Organisatie | Papendrecht |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Huisvestingsverordening Gemeente Papendrecht 2019 |
Citeertitel | Wijziging Huisvestingsverordening Papendrecht 2019' |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | volkshuisvesting en woningbouw |
Eigen onderwerp |
Geen
https://wetten.overheid.nl/BWBR0035303/2017-07-01
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
15-07-2021 | Intrekking Hoofdstuk 3 Samenstelling van de woonruimtevoorraad | 01-07-2021 | Zaaknr. 2021-0059660 | ||
03-10-2019 | 15-07-2021 | wijziging ( art.1.1, 3.14 t/m 3.1.9, art. 3.3.3 , 4.1,4.2 en art. 5.1 | 26-09-2019 | ||
01-07-2019 | 03-10-2019 | Nieuwe regeling | 28-05-2019 |
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
In deze verordening wordt verstaan onder:
Centrale toegang: samenwerkingsverband van gemeenten in Zuid-Holland zuid, Veiligheidshuis en Taskforce overlast, de DG&J / Specialistisch Team Wonen, dat gericht is op herstel van autonomie, re-integratie en participatie van cliënten, die op 3 of meer leefgebieden aantoonbaar problemen ondervinden;
PUV (Platform Uitvoering Voorrangsregeling): overlegorgaan voor toedeling van voorrangskandidaten aan woningcorporaties. In het PUV zijn vertegenwoordigd: de woningcorporaties, de ambtenaar, die door de colleges van burgemeester en wethouders is gemandateerd te beslissen op aanvragen voor voorrang, de Dienst Gezondheid & Jeugd Zuid-Holland zuid / Specialistisch Team Wonen (DG&J Specialistisch Team Wonen) en de Sociale Dienst Drechtsteden;
Hoofdstuk 2 Verdeling van woonruimte
Paragraaf 2.1 Voorrangsregeling bij woningtoewijzing
Artikel 2.1.1 Toegang tot de voorrangsregeling
Toegang tot de voorrangsregeling hebben de woningzoekenden, die op grond van de normen als geformuleerd in de Wet op de huurtoeslag wat het inkomen en het vermogen betreft, horen tot de doelgroep van het volkshuisvestingsbeleid en een maatschappelijke binding hebben met de regio in de zin dat zij op het moment van de aanvraag blijkens de Basisregistratie Personen minstens twee jaar onafgebroken ingezetene zijn van de regio, dan wel daar gedurende de voorafgaande tien jaar minstens zes jaar onafgebroken ingezetene van zijn geweest.
Het college van burgemeester en wethouders kan in afwijking van het bepaalde in lid 1 en 2, na voorafgaande afstemming met het Drechtstedenbestuur bij nadere regels andere normen stellen wat het inkomen en het vermogen betreft indien de situatie op de woningmarkt in de regio Drechtsteden daar aanleiding voor geeft.
Artikel 2.1.2 Voorrangsverklaring
Artikel 2.1.4 Beoordeling van aanvraag voorrangsverklaring
Bij de beoordeling van de aanvraag voor een voorrangsverklaring kan het college van burgemeester en wethouders zich laten adviseren door een door het college aan te wijzen instantie.
Artikel 2.1.5 Weigeringsgronden van aanvraag voorrangsverklaring
De aanvraag om een voorrangsverklaring wordt geweigerd in de volgende gevallen:
De aanvrager moet op grond van zijn/haar aantal woonduurpunten in staat worden geacht om zonder voorrang binnen een redelijke termijn aan geschikte woonruimte te komen. Dit is het geval als het aantal van zijn/haar woonduurpunten gelijk of groter is dan het gemiddeld aantal punten dat vereist is om voor een meergezinswoning zonder lift in aanmerking te komen.
Artikel 2.1.6 Eigen initiatieven
Een woningzoekende kan pas een beroep doen op de voorrangsregeling nadat hij, zodra het huisvestingsprobleem zich openbaarde, aantoonbaar zelf al het mogelijk heeft gedaan om daar een oplossing voor te vinden. Bovendien dient de aanvrager daarvoor:
aan te tonen dat hij gedurende acht achtereenvolgende weken zonder resultaat meegedongen heeft naar iedere woning die via de woonruimteverdelingssystemen in de regio is aangeboden, voor zover die woning een bij zijn omstandigheden passende oplossing kon bieden of zou kunnen bieden voor zijn huisvestingsprobleem, of
Artikel 2.1.8 Voorrangsgronden: Mantelzorg indicatie
Artikel 2.1.9 Voorrangsgronden: Sociale indicatie
De aanvrager, of een lid van zijn huishouden, komt op sociale indicatie in aanmerking voor een voorrangsverklaring, indien hij een probleem heeft van sociale en/of maatschappelijke aard dat past binnen de criteria genoemd in lid 5 onder a, b of c van dit artikel en waardoor de huidige zelfstandige woning niet langer geschikt is.
Artikel 2.1.10 Voorrangsgronden: Dakloos buiten schuld door calamiteiten
Indien de woning als gevolg van een calamiteit onbewoonbaar is geworden, ontstaat er een directe noodzaak tot herhuisvesting van de dakloos geworden bewoner(s). Onder calamiteit wordt in dit geval verstaan ‘een van binnen of van buiten komend onheil, dat onvoorzienbaar is en niet door verwijtbaar handelen van de bewoner(s) is veroorzaakt'. Het college van burgemeester en wethouders stelt vast of en in hoeverre de woning nog bewoonbaar is. Indien de woning niet meer te bewonen is, wordt/ worden de dakloos geworden bewoner(s) geherhuisvest indien niet via een verzekering huisvesting kan worden verkregen.
Artikel 2.1.11 Voorrangsgronden: Verlaten opvang- en begeleidingsinstellingen
De aanvrager komt voor een voorrangsverklaring op basis van het verlaten van een opvang- en begeleidingsinstelling in aanmerking op de volgende voorwaarden:
de aanvrager beschikte vόόr zijn opname aantoonbaar over zelfstandige huisvesting in de regio. Van de eis van maatschappelijke binding aan de regio is ontheffing mogelijk indien terugkeer naar de plaats van herkomst aantoonbaar tot een (levens)bedreigende situatie zou leiden of kunnen leiden, of indien terugkeer aantoonbaar niet haalbaar is.
Artikel 2.1.12 Voorrangsgronden: Herstructurering
Degene die gedwongen is zijn woning voorgoed te verlaten in verband met een concreet herstructureringsplan of een plan om verstrekkende maatregelen te treffen dat is opgenomen in de prestatieafspraken voor een bepaald jaar, komt in aanmerking voor voorrang bij de toewijzing van een woning. Hierbij geldt bij het verlaten van een meergezinswoning als woonprofiel een meergezinswoning en bij het verlaten van een eengezinswoning als woonprofiel een eengezinswoning of meergezinswoning.
De voorrangsverklaring bestaat uit een vermelding in het woonruimteverdeelsysteem van Woningnet/Stichting Woonkeus en geldt voor alle te huur aangeboden sociale huurwoningen in de regio Drechtsteden die qua type woonruimte gelijkwaardig zijn aan de te verlaten woning, inclusief woningen met de label "voorrang niet van toepassing".
Artikel 2.1.15 Voorrangsgronden: Beschikbaar krijgen zeer schaarse woningen.
Een bewoner die bij verhuizing een sociale huurwoning achterlaat, die vanwege de omvang en/of uitrusting zeer schaars is en tegelijk gewenst is voor de huisvesting van urgent woningzoekenden, kan voorrang worden toegekend om de betreffende woningen voor verhuur beschikbaar te krijgen.
Artikel 2.1.16 Toewijzing van woonruimte
De huisvestende corporatie of het PUV bepaalt of een voorrangskandidaat zelf in het aanbod naar een woning zoekt, of rechtstreeks een woning krijgt toegewezen.
Artikel 2.1.17 Inhoud van de voorrangsregeling
Het college van burgemeester en wethouders vermeldt in een voorrangsverklaring de volgende zaken:
Artikel 2.1.18 Huisvestingsprofiel
Het huisvestingsprofiel genoemd in artikel 2.1.17. onder d. van de verordening omvat in beginsel geen eengezinswoning maar een meergezinswoning. Indien op basis van de situatie van de woningzoekende in het woningprofiel bepaalde kenmerken zijn vermeld, kan de woningzoekende hieraan rechten ontlenen.
Artikel 2.1.20 Wijziging, intrekking, vervallen voorrangsverklaring
Bij gewijzigde omstandigheden kan het college van burgemeester en wethouders, al dan niet op verzoek van de woningzoekende, besluiten de inhoud van een voorrangsverklaring te wijzigen. De woningzoekende ontvangt in dat geval een nieuwe voorrangsverklaring onder intrekking van de eerder afgegeven verklaring.
Paragraaf 2.2 Woonwagenstandplaatsen
Het is verboden zonder toewijzing van het college met een woonwagen een standplaats als aangewezen in artikel 2.2.1 in te nemen of bezet te houden.
Artikel 2.2.3 Wachtlijst van standplaatszoekenden
Het college registreert degenen die hen daarom overeenkomstig artikel 2.2.4 verzoekt op een wachtlijst van standplaatszoekenden, op volgorde van de datum van inschrijving.
Een ieder kan met gebruikmaking van een door Burgemeester en Wethouders beschikbaar te stellen aanvraagformulier verzoeken om te worden ingeschreven op de in artikel 2.2.3 genoemde wachtlijst. Op of bij het aanvraagformulier geeft het college aan welke gegevens de aanvrager moet verstrekken en welke bewijsstukken hij moet overleggen. Om te kunnen worden ingeschreven op de wachtlijst gelden de voorwaarden genoemd in artikel 2.2.5. Als datum van inschrijving geldt de datum van ontvangst van het aanvraagformulier. Indien meerdere aanvragen op dezelfde dag worden ontvangen, dan wordt de rangschikking ten aanzien van deze aanvragen bepaald door loting. Het college verstrekt de als standplaatszoekende ingeschrevene een bewijs van inschrijving.
Artikel 2.2.5 Voorwaarden voor inschrijving
Inschrijving op de wachtlijst genoemd in artikel 2.2.3 vindt plaats indien de aanvrager:
Artikel 2.2.6 Vervallen van de inschrijving
De inschrijving als standplaatszoekende op de wachtlijst als bedoeld in artikel 2.2.3 vervalt, indien de standplaatszoekende:
Artikel 2.2.7 Toewijzing van standplaatsen
Het college wijst een standplaats toe aan een standplaatszoekende die staat ingeschreven op de in artikel 2.2.3 genoemde wachtlijst. Het college legt in beleidsregels vast welke uitgangspunten worden gehanteerd bij de toewijzing van standplaatsen.
Hoofdstuk 4 Verdere bepalingen
Degene die handelt in strijd met het bepaalde in artikel 2.2.2 wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste vier maanden of geldboete van de derde categorie. De genoemde strafbaar gestelde feiten zijn overtredingen.
Met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens deze verordening bepaalde zijn belast de daartoe door burgemeester en wethouders aangewezen personen.
De opsporing van de in artikel 5.1 strafbaar gestelde feiten is, behalve aan de in artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering genoemde opsporingsambtenaren en de in artikel 75, lid 2 van de wet aangewezen ambtenaren opgedragen aan hen die door burgemeester en wethouders met het toezicht op de naleving zijn belast, voor zover zij tevens buitengewoon opsporingsambtenaar zijn.
Het college van burgemeester en wethouders beslist naar eigen, redelijk oordeel in gevallen waarin deze verordening niet voorziet en in gevallen waarin de toepassing van de verordening leidt tot onbillijkheden van overwegende aard.
Bij de voorbereiding van een besluit tot wijziging van deze verordening overlegt het college van burgemeester en wethouders met de in de gemeente werkzame, ingevolge artikel 19 eerste lid, van de Woningwet toegelaten instellingen en met andere daarvoor naar hun oordeel in aanmerking komende organisaties die binnen de gemeente op het gebied van de woonruimteverdeling werkzaam zijn.