Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Oldebroek

Beleidsregel Plussenbeleid gemeente Oldebroek

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieOldebroek
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsregel Plussenbeleid gemeente Oldebroek
CiteertitelBeleidsregel Plussenbeleid gemeente Oldebroek
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpruimtelijke ordening, verkeer en vervoer
Eigen onderwerp
Externe bijlageBeleidsregel Plussenbeleid gemeente Oldebroek

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

In de bijlage treft u de beleidsregel aan in de originele opmaak.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

22-06-2019nieuwe regeling

29-05-2019

gmb-2019-153450

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregel Plussenbeleid gemeente Oldebroek

Inleiding

 

 

Met het z.g. Plussenbeleid geeft de provincie Gelderland inhoud aan haar beleid voor de niet-grondgebonden veehouderij (de z.g. intensieve veehouderij, zie uitleg begrip hieronder- noot1). Het plussenbeleid is verankerd in de Omgevingsvisie en Omgevingsverordening en is in maart 2017 in werking getreden.

 

Het ‘Plussenbeleid’ is gericht op een duurzame ontwikkeling in de veehouderij zonder dat dit ten koste gaat van de natuur. Met het Plussenbeleid wordt extra ruimte geboden aan niet-grondgebonden bedrijven (intensieve veehouderij) om uit te breiden. Hierbij wordt een onderscheid gemaakt tussen uitbreiding tot en met 500 m² en uitbreiding van meer dan 500 m². Aan een uitbreiding van meer dan 500 m² kan alleen medewerking worden verleend als in initiatiefnemer bereid is in zogenaamde ‘maatschappelijke plussen’ te investeren (zie hoofdstuk 5).

 

Het ‘Plussenbeleid’ zoals vastgelegd in de Omgevingsverordening Gelderland werkt door in bestemmingsplannen. Met inachtneming van een overgangstermijn moeten uiteindelijk alle bestemmingsplannen in Oldebroek waar niet-grondgebonden veehouderij in opgenomen zijn, voldoen aan de Omgevingsverordening. Voor Oldebroek is dat op dit moment alleen het bestemmingsplan voor het Buitengebied.

 

De Omgevingsverordening Gelderland stelt dat een bestemmingsplan een uitbreiding van een niet-grondgebonden veehouderijtak, welke ligt in het gebied dat is aangewezen als ‘gebied Plussenbeleid’ (zie bijlage 1), alleen mogelijk kan maken als deze voldoet aan door de gemeenteraad vastgestelde beleidsregel.

De provincie geeft met het Plussenbeleid dus ruimte om de niet-grondgebonden veehouderij te ontwikkelen, maar uitsluitend onder voorwaarden. Groei is mogelijk mits sprake is van z.g. plussen: aanvullende maatregelen op het gebied van dierwelzijn, ruimtelijke kwaliteit en/of milieu.

De provincie verwacht met dat beleid de kwaliteit binnen de land- en tuinbouw verder te ontwikkelen.

 

Noot 1: Onder niet-grondgebonden veehouderij wordt in het Plussenbeleid verstaan: Agrarisch bedrijf dat hoofdzakelijk is gericht op veehouderij waarvan het voer voor de landbouwhuisdieren voor het grootste gedeelte niet geteeld wordt op de gronden die in de nabijheid van het agrarisch bouwperceel zijn gelegen, en waarop de veehouderij rechten heeft.

 

Wat is een beleidsregel

 

 

Een beleidsregel is een bij besluit vastgestelde algemene regel, niet zijnde een algemeen verbindend voorschrift, over de afweging van belangen, de vaststelling van feiten of de uitleg van wettelijke voorschriften bij het gebruik van een bevoegdheid van een bestuursorgaan. Onder titel 4.3 van de Algemene wet bestuursrecht wordt ingegaan op beleidsregels.

 

Bij de ‘Beleidsregel Plussenbeleid gemeente Oldebroek’ gaat het om de bevoegdheid van het bestuursorgaan de raad tot het vaststellen van een bestemmingsplan (artikel 3.1 e.v. van de Wet ruimtelijke ordening) en, daaruit afgeleid de bevoegdheid van het bestuursorgaan het college van B&W tot wijziging van een bestemmingsplan (artikel 3.6 e.v. van de Wet ruimtelijke ordening). In aansluiting op de Omgevingsverordening Gelderland wordt in deze beleidsregel onder bestemmingsplan ook verstaan een omgevingsvergunning waarbij met toepassing van artikel 2.12, eerste lid onderdeel a, onder 3 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (projectafwijkingsbesluit) van het bestemmingsplan wordt afgeweken.

 

Met het toepassen van deze bevoegdheden wordt mede invulling gegeven aan een goede ruimtelijke ordening. Deze beleidsregel richt zich vooral op het geven van een uitleg op welke wijze en onder welke voorwaarden een bestemmingsplan(Een wijzigingsplan vindt zijn oorsprong in het bestemmingsplan) of projectafwijkingsbesluit met ruimte tot uitbreiding van een niet-grondgebonden veehouderijtak invulling wordt gegeven aan een goede ruimtelijke ordening. Doel is daarmee bij te dragen aan een transparante en consistente besluitvorming en een efficiënte procedure.

 

Omgevingsverordening Gelderland ‘Plussenbeleid’

 

 

Het ‘Plussenbeleid’ vindt zijn wettelijke grondslag in artikel 2.5.3.2 van de Omgevingsverordening Gelderland (januari 2018). De volledige tekst van dit artikel is in bijlage 2 weergegeven.

Voor de beleidsregel zijn vooral lid 1 en 2 van belang. Lid 1 vormt het hart van het ‘Plussenbeleid’. Daar is vastgelegd dat het ‘Plussenbeleid’ moet worden toegepast bij bestemmingsplannen die uitbreiding van een niet-grondgebonden veehouderijtak mogelijk maken. Ook is daarbij aangegeven dat de beleidsregel in overeenstemming moet zijn met paragraaf 3.9.10 (Verdieping) van de Omgevingsvisie Gelderland. In lid 2 wordt een onderscheid gemaakt tussen uitbreiding die wel of niet in aanmerking komen voor toepassing van het ‘Plussenbeleid’. Voor kleine uitbreidingen is het ‘Plussenbeleid’ niet van toepassing. De grens wordt gelegd bij 500 m² uitbreidingsruimte per vijf jaar.

 

De leden 3 tot en met 6 gaan in op het overgangsrecht, waarbinnen de bestemmingsplannen moeten zijn aangepast aan de Omgevingsverordening Gelderland.

 

De Omgevingsverordening Gelderland kent ook een aan het ‘Plussenbeleid’ gerelateerd artikel voor ammoniakbuffergebieden. Deze (voormalige extensiverings)gebieden zijn aangewezen op de bij de verordening behorende kaart (regels Landbouw, bijlage 1). Binnen deze gebieden mag de emissie van ammoniak op de locatie niet toenemen. Nieuw- en hervestiging van niet-grondgebonden veehouderij binnen deze gebieden is niet toegestaan. Het ‘Plussenbeleid’ is wel van toepassing op gronden binnen de ammoniakbuffergebieden. De volledige regels zijn te lezen in bijlage 2.

 

Toepassing ‘Plussenbeleid’ in Oldebroek

 

 

Het ‘Plussenbeleid’ vindt zijn toepassing binnen de bevoegdheid van raad en college tot het vaststellen van respectievelijk het bestemmings-/wijzigingsplan of een projectafwijkingsbesluit. Bij de inhoudelijke afweging of een aanvraag tot herziening van het bestemmingsplan of een vergunning niet in strijd is met de goede ruimtelijke ordening spelen diverse factoren een rol. Belangrijk zijn:

  • a.

    Generieke wettelijke eisen en vigerend provinciaal beleid en gemeentelijk beleid;

  • b.

    Gebieds- en locatieafhankelijke omstandigheden.

Voorbeelden hiervan zijn de Wet natuurbescherming, regels uit de Omgevinsverordening over het Gelders Natuurnetwerk, Groene ontwikkelingszone en Ammoniakbuffergebied. Andere voorbeelden zijn het niet aantasten van het beoogde stedenbouwkundige en landschappelijke beeld, het niet onevenredig aantasten van in het gebied voorkomende waarden, het voorzien in een kwalitatief zorgvuldige inpassing in het landschap en het niet ontstaat van onevenredige hinder voor de omgeving.

Een aanvraag tot uitbreiding van een niet-grondgebonden veehouderijtak wordt gewogen op ruimtelijke aanvaardbaarheid en uitvoerbaarheid aan de hand van deze factoren. Aanvullend daarop wordt de aanvraag getoetst aan het ‘Plussenbeleid’.

Hieruit volgt dat bij toetsing van de aanvraag de raad (of college bij een wijzigingsplan of een projectafwijkingsbesluit) op basis van de goede ruimtelijke ordening kan besluiten dat, ook al wordt voldaan aan de voorwaarden uit deze beleidsregels, een uitbreiding van een niet-grondgebonden veehouderijtak ruimtelijk niet aanvaardbaar en/of uitvoerbaar wordt geacht.

Het gemeentelijk ‘Plussenbeleid’ wordt aan de hand van diverse aspecten ingevuld en vastgelegd. Hierbij wordt ingegaan op de volgende aspecten:

  • a.

    Definities

  • b.

    Dialoog

  • c.

    Investering

  • d.

    Plussen

  • e.

    Verzekering uitvoering

 

a. Definities

De definities uit de Omgevingsverordening Gelderland gevolgd waarbij de volgende zaken nader worden geduid:

uitbreiding:het binnen of direct aan een bestaande agrarisch bouwperceel vergroten van het ten tijde van

de vaststelling van het bestemmingsplan:

  • Fysiek aanwezige oppervlak aan legale bebouwing, en

  • Met omgevingsvergunning Bouwen vergunde oppervlak aan bebouwing

welke ten dienste staan van de niet-grondgebonden veehouderijtak;

 

bebouwing ten dienste van de niet-grondgebonden veehouderijtak:stalruimte voor de niet-grondgebonden veehouderijtak;

elke vijf jaar eenmaal een uitbreiding van de oppervlakte van het agrarische bouwperceel van 500 m² of minder: de periode van vijf jaar wordt berekend vanaf de datum van een aanvraag tot herziening van het bestemmingsplan, wijzigen van het bestemmingsplan of een projectafwijkingsbesluit (omgevingsvergunning met toepassing van artikel 2.12, eerste lid onderdeel a, onder 3 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht). Als het totaal oppervlak aan aangevraagde uitbreiding en de in de vijf jaren daarvoor omgevingsvergunde uitbreiding 500 m² of minder is, dan is het ‘Plussenbeleid’ niet van toepassing.

 

b. Dialoog

Burgerparticipatie is in Oldebroek een belangrijk onderdeel bij de voorbereiding van besluiten tot herzien of wijzigen van een bestemmingsplan. Doel is dat de initiatiefnemer daarmee -voorafgaand aan de formele planprocedure - investeert in draagvlak door in gesprek te gaan met omwonenden en dorps- of wijkraden.

Het gesprek bestaat in ieder geval uit een informatiebijeenkomst waar een ambtelijke vertegenwoordiging van de gemeente Oldebroek bij aanwezig is.

Bij een initiatief voor uitbreiding van een niet-grondgebonden veehouderijbedrijf geven we de initiatiefnemer zelf de verantwoordelijkheid om, in dialoog met de omgeving, de plusmaatregelen in te vullen. In de gemeente Oldebroek wordt bij ruimtelijke initiatieven de Oldebroek voor Mekaar gedacht toegepast. De initiatiefnemer bepaalt ‘de omgeving’ op basis van de beoordeling wie ‘gevolgen van enige betekenis’ kan ondervinden door de uitbreiding. In acht te nemen factoren hierbij zijn afstand, zicht, planologische uitstaling en milieugevolgen (o.a. geur, geluid, licht, trilling, emissie, risico). Ook aard, intensiteit en frequentie van de feitelijke gevolgen kunnen van belang zijn. Het resultaat van de dialoog is primair het vergroten van begrip en draagvlak in de omgeving van het initiatief. Daarbij leidt de dialoog tot de voor de omgeving meest gewenste keuze voor de plusmaatregelen die de initiatiefnemer neemt ter compensatie voor de uitbreiding. Initiatiefnemer draagt zorg voor vastlegging van de dialoog en verwerking van de uitkomsten daarvan in het plan en de plantoelichting.

 

c. Investering

Het Plussenbeleid gaat uit van aanvullende maatregelen (maatschappelijke plussen) die door de initiatiefnemer getroffen moeten worden. De mate waarin is uitgedrukt in een investeringsbijdrage. De vereiste investering in de maatschappelijke plussen bedraagt € 15,- tot € 20,- per vierkante meter bruto stalvloeroppervlakte van de uitbreiding. De investering dient in beginsel zoveel mogelijk plaats te vinden op het erf. Indien dit aantoonbaar niet mogelijk is, dan vindt de investering in de omgeving van het erf plaats of verder in de omgeving. De berekening van de investeringsbijdrage moet deel uit maken van de toelichting van het bestemmings- of wijzigingsplan, dan wel van het projectafwijkingsbesluit.

 

d. Plussen

Uitbreidingen van de niet-grondgebonden veehouderijtak zijn alleen mogelijk indien het bedrijf aanvullende maatregelen van ruimtelijke kwaliteit treft op het gebied van milieu, landschappelijke inpassing of fysieke maatregelen op het gebied van dierwelzijn. Zoals al aangegeven gaat het om maatregelen die verder gaan dan standaard beleid. Aanvullende maatregelen zijn bijvoorbeeld extra investeringen in:

Ruimtelijke kwaliteit / landschappelijke inpassing:

  • extra streekeigen beplanting

  • fruitbomen

  • loop- en wandelpaden

  • innovatieve architectuur m.b.t. stalconcepten

  • sloop van vrijkomende (agrarische) bebouwing

Milieu:

  • filtersysteem

  • afzuigsysteem

  • luchtwassysteem

  • biofilter

Het gaat bij aanvullende maatregelen niet om de gangbare emissie reducerende technieken of gangbare Best Beschikbare Technieken (BBT). Wat gangbaar is, is onder meer omschreven in artikel 1.1 van de Wabo. Dit verschilt per diersoort, per jaar en per gebied. Voor ammoniak kan in het kader van aanvullende BBT-maatregelen bijvoorbeeld gekeken worden naar kolom C van “Besluit emissiearme huisvesting” gepubliceerd in de Staatscourant van 25 juni 2015 waarin gewenste grenswaarden voor 2018 worden genoemd. De ondernemer moet aantonen waarom zijn maatregel voor een plus in aanmerking komt en moet dat expliciet maken.

Dierwelzijn:

  • oppervlakte

  • groepsgrootte

  • stalinhoud

  • voorkomen hittestress

  • schuurvoorziening

  • erfverharding

  • mestafvoerpunten

Voorbeelden van maatregelen op het gebied van ruimtelijke kwaliteit, milieu en dierwelzijn zijn ook te vinden in de Maatlat Duurzame Veehouderij en het Beter Leven Keurmerk (sterrensysteem) en Milieukeur. Deze certificaatsystemen zijn waardevol omdat zij aangeven wat in algemeenheid duurzamere stalconcepten zijn.

 

e. Verzekering uitvoering

Uitgangspunt is de uitvoering van de aanvullende maatregelen te verzekeren in de vorm van een voorwaardelijke verplichting of ander voorschrift/regel in het bestemmings-, wijzigingsplan of projectafwijkingsbesluit. Indien zo’n regeling gelet op het recht niet mogelijk is, dan dient met een privaatrechtelijke overeenkomst (inclusief boete- en kettingbeding) met de ondernemer de uitvoering van de maatregelen verzekerd te worden.

 

 

 

Bijlage 1 Kaart Regels Landbouw

 

Bijlage 2 regels Omgevingsverordening Gelderland

 

2.5.3 Niet - grondgebonden veehouderij  

Artikel 2.5.3.2 Uitbreiding niet-grondgebonden veehouderijtak: Plussenbeleid  

Bestemmingsplannen maken de uitbreiding van de oppervlakte van een agrarisch bouwperceel met een niet-grondgebonden veehouderijtak dat gelegen is in het gebied dat is aangewezen als Plussenbeleid slechts mogelijk indien zij voldoen aan beleidsregels die door de gemeenteraad zijn vastgesteld in overeenstemming met paragraaf 3.9.10 (Verdieping) Omgevingsvisie Gelderland (december 2016). Bij uitbreiding van de oppervlakte van een agrarisch bouwperceel met een grondgebonden veehouderijtak is voorgaande niet van toepassing.

In afwijking van het eerste lid kan per niet-grondgebonden veehouderijtak elke vijf jaar eenmaal een uitbreiding van de oppervlakte van het agrarische bouwperceel van 500 m2 of minder worden mogelijk gemaakt zonder dat toepassing wordt gegeven aan de beleidsregels die door de gemeenteraad zijn vastgesteld in overeenstemming met paragraaf 3.9.10 (Verdieping) Omgevingsvisie Gelderland (december 2016)

Bestemmingsplannen dienen in elk geval in overeenstemming met dit artikel te zijn gebracht op 1 januari 2027.

In afwijking van het derde lid dienen bestemmingsplannen die voor 1 januari 2007 zijn vastgesteld, in overeenstemming met dit artikel te zijn gebracht op 1 april 2019.

Het bepaalde in artikel 8.2.2, eerste en tweede lid, aanhef en onder a is op dit artikel van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat onder bestaande rechten niet wordt verstaan een ontwerp van een bestemmingsplan dat voor de inwerkingtreding van dit artikel ter inzage is gelegd en dat leidt tot een uitbreiding van de totale oppervlakte van een agrarisch bouwperceel van meer dan 1,5 hectare.

Onder bestaande rechten als bedoeld in artikel 8.2.2, tweede lid aanhef en onder a wordt ook verstaan een ontwerp-bestemmingsplan dat dient ter vervanging van een bestemmingsplan dat voor de inwerkingtreding van deze bepaling door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State is vernietigd en na die datum nog niet ter inzage is gelegd, voor zover dit ontwerp-bestemmingsplan voorziet in agrarische bouwpercelen kleiner dan 1,5 hectare.

Artikel 2.5.3.3 Uitbreiding niet-grondgebonden veehouderijtak: Ammoniakbuffergebied  

In het als Ammoniakbuffergebied aangewezen gebied is uitbreiding van niet-grondgebonden veehouderijtak uitsluitend toegestaan indien de ondernemer aantoont dat de emissie van ammoniak op de locatie niet toeneemt.

In dit gebied zijn nieuw- en hervestiging van niet-grondgebonden veehouderij niet toegestaan.

Artikel 2.5.3.2 is van overeenkomstige toepassing.