Organisatie | Zederik |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening volgorde van afvloeiing onderwijzend personeel |
Citeertitel | Afvloeiingsregeling openbaar basisonderwijs 1994 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | onderwijs |
Eigen onderwerp |
Geen.
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-1994 | 01-01-2021 | nieuwe regeling | 20-12-1993 onbekend | -1.851.1A/B.01.08.23 ZED/1226 |
Geconsolideerde tekst van de regelingOnderwerp:Verordening volgorde van afvloeiing onderwijzend personeel.De raad, het college van burgemeester en wethouders en de burgemeester van degemeente Zederik,Ieder voor zoveel het hun bevoegdheden betreft;Gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van 24 november 1993;Gelet op de bepalingen van de Wet op het basisonderwijs en van het Rechtspositiebesluitonderwijspersoneel;b e s l u i t :vast te stellen de volgende Verordening betreffende de volgorde van afvloeiing van hetonderwijzend personeel van de openbare scholen voor basisonderwijs d.d.
Deze verordening verstaat onder:a. School: een school voor basisonderwijs;b. Belanghebbende: het lid van het onderwijzend personeel, aangesteld aan een van de gemeentelijke scholen;c. Diensttijd: uitsluitend de tijd, doorgebracht in een betrekking:
aan een school of inrichting als bedoeld in de Wet op het voortgezet onderwijs dan wel deOvergangs wet voorgezet onderwijs - waaronder begrepen vormingsinstituten, de institutenwaaraan het nieuw vervolg/beroepsonderwijs wordt gegeven, dan wel de instituten waaraanhet deeltijd vervolg/beroepsonderwijs wordt gegeven - en in de wetten die geacht kunnenworden aan de Wet op het voortgezet onderwijs te zijn voorafgegaan;
aan een school of inrichting waarop de Kleuteronderwijswet of de Lager-onderwijswet 1920van toepassing is c.q. de onderwijsvormen die in de plaats daarvan zijn of worden ingesteld,met dien verstande dat de tijd voor augustus 1956 doorgebracht aan een school voorkleuteronderwijs slechts meetelt, indien daaruit inkomsten weren genoten *);
aan een Nederlandse instelling voor wetenschappelijk onderwijs, de Politie-academie, deRijksluchtvaartschool, alsmede het ,militair wetenschappelijk onderwijs aan het KoninklijkInstituut van de marine, de Koninklijke Militaire Academie, de Koninklijke Militaire School ende Hogere Krijgsschool, indien de personeelskosten van de instelling voor tenminste 51%door de overheid worden vergoed ingevolge enige wettelijke bepaling, alsmede devoormalige Mijnscholen in Limburg voor zover het rechtstreeks door de overheid beheerdemijnen betreft;
aan een Nederlandse school, cursus, opleiding of andere instelling voor bijzonder onderwijs,als bedoeld in artikel 56 van de Wet op het voortgezet onderwijs, die van overheidswege isaangewezen als bevoegd om aan de leerlingen op grond van met gunstig gevolg afgelegdeexamens dezelfde diploma’s uit te reiken als die welke uitgereikt worden doorovereenkomstige uit enig openbare kas bekostigde instelling, dan wel:− aan centra voor vakopleiding aan volwassenen en jong volwassenen;− aan gestichten, bedoeld in de Beginselenwet Gevangeniswezen en in Rijksinrichtingen als bedoeld in de Beginselenwet voor de kinderbescherming;− aan hier te lande gevestigde instellingen die opleiden voor enig geestelijk ambt;− aan door de Nederlandse overheid gesubsidieerde muziekscholen;
bij een privaatrechtelijk lichaam als bedoeld in artikel B3 van de Algemene burgerlijkepensioenwet, waarvan de aanwijzing als zodanig op voordracht van de minister vanOnderwijs en Wetenschappen is geschied, dan wel de bekostiging geheel of gedeeltelijk doorde minister van Onderwijs en Wetenschappen plaatsvindt, waarbij mede in aanmerking komtde rijd doorgebracht in een betrekking aan bovenbedoelde instelling die voorafgaat aan deaanwijzing als bedoeld in artikel B3 van de Algemene burgerlijke pensioenwet;
de belanghebbende heeft gewijd aan de verzorging van tot het huishouden vanbelanghebbende behorende 0- tot 4-jarige eigen, stief- of pleegkinderen, tot een maximumvan in totaal zes jaren (verzorgingstijd);met dien verstande dat:− een aanstelling voor een bepaald aantal uren per week gelijk geacht wordt aan een aanstelling in volledige dienst;− alleen die diensttijd in aanmerking wordt genomen welke bij het bevoegd bestuursorgaan desgevraagd is opgegeven binnen 1 maand na de datum waarop de aanstelling is ingegaan. Nadien opgegeven diensttijd wordt voor het baststelling van de afvloeiingsvolgorde niet meer in aanmerking genomen;− bij samenloop van bovengenoemde betrekkingen of situaties de daarin doorgebrachte diensttijd voor de toepassing van de afvloeiingsregeling slechts eenmaal meetelt. De diensttijd behoeft niet aaneengesloten te zijn. Is men in een betrekking als bedoeld onder 1 t/m 15 aangesteld en heeft men gedurende die periode buitengewoon verlof genoten als bedoeld in het Rechtspositiebesluit onderwijs personeel, dan telt die verloftijd als diensttijdmee.
d. Vaste aanstelling: aanstelling voor onbepaalde tijd;e. Tijdelijke aanstelling: aanstelling voor bepaalde tijd.f. Afvloeiing: tussentijds ontslag uit een tijdelijk dienstverband dan wel ontslag uit een vast dienstverband van belanghebbende op grond van opheffing van de school of van een betrekking aan de school of wegens zodanige veranderingen in de inrichting van het onderwijs, dt de werkzaamheden van een of meer belanghebbende overbodig worden;g. OWBO/WBO-protocol: een voor de desbetreffende basisschool opgestelde lijst die de onderlinge afvloeiingsvolgorde aangeeft van de belanghebbenden die op 1 augustus 1985 als groepleraar in vaste dienst aan die basisschool zijn verbonden en die op 31 juli 1985 aan een openbare kleuter- of lagere school binnen de gemeente waren verbonden;h. Fusieprotocol: een voor de desbetreffende basisschool opgestelde lijst die de onderlinge afvloeiingsvolgorde aangeeft van de belanghebbenden die de dag voorafgaande aan de fusie als lid van het onderwijzend personeel aan een van de bij de fusie betrokken basisscholen verbonden zijn en die op de dag waarop de fusie is gerealiseerd aan de gefuseerde school in vast dienst zijn aangesteld;i. Verzorgingsprotocol: een voor de desbetreffende school per afvloeiingscategorie opgestelde lijst die de onderlinge afvloeiingsvolgorde op 1 augustus 1990 aangeeft van de belanghebbenden die op 31 juli 1990 als lid van het onderwijzend personeel aan de betrokken school verbonden zijn en op 1 augustus 1990 aan de betrokken school in vaste dienst zijn aangesteld;
De belanghebbende die op grond van de eerste twee leden van dit artikel voor afvloeiing inaanmerking komt en die de laatste aan de basisschool verbonden groepsleraar is in het bezitvan de akte leidster of hoofdleidster bij het kleuteronderwijs of een hiermee gelijkgesteldeakte, wordt tot 31 juli 1990 voor ontslag overgeslagen.
Afvloeiing vindt overeenkomstig de in artikel 2 genoemde volgorde voor de volgende categorieënafzonderlijk plaats:
Voor elke basisschool wordt van de belanghebbenden die daar op 1 augustus 1985 alsgroepleraar in vaste dienst zijn aangesteld en die op 31 juli 1985 aan een openbare kleuter-of lagere school binnen de gemeente waren aangesteld:
bovenaan wordt de groepsleraar geplaatst die op 31 juli 1985 als hoofdleidster vaneen openbare lagere school binnen de gemeente was aangesteld;indien het om meer dan een ex-hoofdleidster respectievelijk ex-hoofd gaat, is hundiensttijd bepalend voor hun onderlinge volgorde en in geval van gelijke diensttijdwordt de jongste in leeftijd lager in volgorde geplaatst;
voor de overige op de onder a. respectievelijk b. bedoelde lijst te vermeldengroepsleraren is per lijst voor de daarop te vermelden groepsleraren de diensttijdbepalend voor hun onderlinge volgorde met dien verstande dat de groepsleraar metde meeste diensttijd direct na de ex-hoofdleidster(s) respectievelijk het ex-hoofd (deex-hoofden) bovenaan de lijst wordt geplaatst en vervolgens aflopend naar degroepsleraar met de kortste diensttijd die onderaan de lijst komt, terwijl in geval vangelijke diensttijd de jongste in leeftijd lager in volgorde wordt geplaatst.
De in het protocol neer te leggen afvloeiingsvolgorde van de in lid 2 genoemdegroepsleraren wordt als volgt bepaald;
de groepsleraar die op 31 juli 1985 schoolleider was en die op 1 augustus 1985 geendirecteur is, vloeit als laatste van de groepsleraren f; indien het om meer dan een exschoolleidergaat, is hun diensttijd bepalend voor hun onderlinge volgorde en in gevalvan gelijke diensttijd wordt de jongste in leeftijd lager in volgorde geplaatst;
De in het fusieprotocol neer te leggen afvloeiingsvolgorde van de in lid 2 genoemdegroepsleraren wordt als volgt bepaald:
de groepsleraar die op de dag voorafgaande aan de fusie directeur was en die op dedag waarop de fusie is gerealiseerd geen directeur is, vloeit als laatste van degroepsleraren af. Indien het om meer dan één ex-directeur gaat, is hun diensttijdbepalend voor hun onderlinge volgorde en in geval van gelijke diensttijd wordt dejongste in leeftijd lager in volgorde geplaatst;
de groepsleraar die op 31 juli 1985 schoolleider was en die op 1 augustus 1985 geendirecteur was en die op grond van het OWBO/WBO-protocol als laatste van de aan eenbij de fusie betrokken school verbonden groepsleraren afvloeit, vloeit direct voor de exdirecteur(en)als bedoeld in het derde lid onder a. af. Indien er geen ex-directeur alsbedoeld in het derde lid onder a. aanwezig is vloeit betrokkene als laatste van degroepsleraren af. Het onder a., tweede volzin bepaalde is van overeenkomstigetoepassing;
Artikel 4b Verzorgingsprotocol
Burgemeester en wethouders stellen voor elke school per afvloeiingscategorie alsbedoeld in artikel 3 een protocol op met inachtneming van het bepaalde in artikel 4en 4a, dat de onderlinge afvloeiingsvolgorde op 1 augustus 1990 aangeeft van debelanghebbenden die op 31 juli 1990 als leraar aan de betrokken school verbondenzijn en op 1 augustus 1990 aan de betrokken school in vaste dienst zijn aangesteld.
Ter vermijding van kennelijke onbillijkheid of als het belang van de school ditkennelijk vereist, kan bij de verlening van ontslag van de overeenkomstige artikelen2, 3, 4, 4a respectievelijk 4b bepaalde volgorde worden afgeweken, met dienverstande dat, indien de omvang van de voorgenomen afvloeiing daartoe aanleidinggeeft, deze geschiedt naar een bepaald vooraf vastgesteld en aan belanghebbendenkenbaar gemaakt plan.
Aan het bepaalde in het vorige lid wordt voor zover het omvangrijke afwijkingenbetreft slechts uitvoering gegeven na overleg met belanghebbenden en na dedaarvoor in aanmerking komende organisaties van onderwijzend personeel en demedezeggenschapsraad dan wel gemeenschappelijke medezeggenschapsraad teheb ben gehoord.
Indien er sprake is van fusie van scholen kan het bevoegd bestuursorgaan naoverleg met belanghebbenden en na de daarvoor in aanmerking komendeorganisaties van onderwijzend personeel en de medezeggenschapsraad dan welgemeenschappelijke medezeggenschapsraad te hebben gehoord afwijken van het inartikel 4a. derde lid, onder c bepaalde.
Voor de belanghebbenden die op 31 juli 1990 en op 1 augustus 1990 aan de schoolzijn aangesteld wordt als tot op dat moment opgebouwde diensttijd alleen die diensttijd inaanmerking genomen welke reeds bij het bevoegd bestuursorgaan bekend is, alsmede dediensttijd welke alsnog bij het bevoegd bestuurorgaan wordt opgegeven binnen 13 weken na de uitnodiging daartoe door het bevoegd bestuursorgaan.
Artikel 7 Wijziging verordening
Burgemeester en wethouders leggen elk wijzigingsvoorstel van deze verordening voor overlegvoor aan de daarvoor in aanmerking komende organisaties van onderwijzend personeel en terkennisneming aan de betrokken medezeggenschapsraad dan wel gemeenschappelijkemedezeggenschapsraad, alvorens zij dit voorstel ter vaststelling aan de gemeenteraadvoorleggen.