Organisatie | Waterschap Limburg |
---|---|
Organisatietype | Waterschap |
Officiële naam regeling | Verordening van het algemeen bestuur van Waterschap Limburg houdende regels omtrent de fractieondersteuning (Verordening fractieondersteuning Waterschap Limburg 2019) |
Citeertitel | Verordening fractieondersteuning Waterschap Limburg 2019 |
Vastgesteld door | algemeen bestuur |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Deze regeling vervangt de Verordening fractievergoeding Waterschap Limburg 2017.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
22-06-2019 | nieuwe regeling | 12-06-2019 |
Het algemeen bestuur van Waterschap Limburg;
gelezen het voorstel van het dagelijks bestuur inzake vaststelling Verordening Fractieondersteuning Waterschap Limburg 2019, AB-voorstel 2019, nummer 38;
gelet op het bepaalde in artikel 77 en 78, eerste lid van de Waterschapswet;
Onder gelijktijdige intrekking van de Verordening fractievergoeding Waterschap Limburg 2017, vast te stellen de Verordening fractieondersteuning Waterschap Limburg 2019, als volgt.
Artikel 3 Faciliteiten en vergoedingen
Ieder burgercommissielid ontvangt, op basis van een getekende presentielijst, een vergoeding per deelname aan een commissievergadering en andere door het waterschap georganiseerde bijeenkomsten voor het algemeen bestuur en commissieleden, waarbij het Rechtspositiebesluit Staten- en commissievergaderingen richtinggevend is voor de hoogte en indexering van de vergoeding.
Artikel 6 Financieel-administratieve bepalingen
Vóór 1 maart van elk kalenderjaar legt elke fractie via de fractievoorzitter bij het presidium rekening en verantwoording af over de besteding van de fractievergoeding van het voorafgaande kalenderjaar door overlegging van het door de financiële administratie op te stellen jaaroverzicht. Na bespreking en goedkeuring door het presidium, wordt het totaaloverzicht ter kennisneming geagendeerd voor het algemeen bestuur.
De reserve op 31 december in een verkiezingsjaar mag niet groter zijn dan 100 % van de vergoeding waarop de fractie in dat jaar op grond van artikel 2 aanspraak kon maken. De volgende drie kalenderjaren mag de reserve op 31 december niet groter zijn dan 75% van de vergoeding waarop de fractie in dat jaar op grond van artikel 2 aanspraak kon maken.