Organisatie | Westervoort |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregel van de burgemeester van de gemeente Westervoort houdende regels omtrent hinderlijk en gevaarlijke honden (De beleidsregel hinderlijke en gevaarlijke honden gemeente Westervoort) |
Citeertitel | De beleidsregel hinderlijke en gevaarlijke honden gemeente Westervoort |
Vastgesteld door | burgemeester |
Onderwerp | openbare orde en veiligheid |
Eigen onderwerp |
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
19-06-2019 | nieuwe regeling | 12-06-2019 | Z/19/050448/ 201403954 |
Aan de eigenaar of houder die zich niet houdt aan een opgelegde maatregel zoals bedoeld in artikel 2 of 3 wordt een strafrechtelijke boete door een opsporingsambtenaar als bedoeld in artikel 141 of 142 van het Wetboek van Strafvordering en/of een last onder dwangsom door de burgemeester opgelegd. Deze sanctiemogelijkheid wordt in het aanlijn- dan wel aanlijn- en muilkorfgebod vermeld.
Toelichting bij de Beleidsregel hinderlijke en gevaarlijke honden gemeente Westervoort
Van ernstig letsel bij andere dieren is sprake wanneer diergeneeskundige behandeling noodzakelijk is.
Bij het eerste bijtincident waardoor een hond als hinderlijk wordt aangemerkt ontvangt de eigenaar of houder een waarschuwingsbrief. Deze waarschuwing geeft de eigenaar of houder de mogelijkheid om herhaling van het hinderlijke gedrag en daarmee verdere (bestuurlijke) maatregelen te voorkomen.
Bij een tweede bijtincident binnen twee jaar na het eerste bijtincident legt de burgemeester een kort aanlijngebod op. Een aanlijngebod houdt in dat de eigenaar of houder verplicht is de hond aangelijnd te houden met een lijn met een lengte, gemeten van hand tot halsband, van ten hoogste 1,50 meter. Bij een tweede bijtincident na 2 jaar na het eerste bijtincident zal opnieuw een waarschuwing gegeven worden. Bij een derde bijtincident wordt de hond aangemerkt als een gevaarlijke hond.
Een eigenaar of houder kan aantonen dat het gedrag van de hond structureel is verbeterd door bewijsstukken te overleggen van een gedragsbeoordeling of gerichte training welke is gevolgd nadat het hinderlijke gedrag heeft plaatsgevonden.
De gedragsbeoordeling dient plaats te vinden door een gedragsbeoordelaar die is aangesloten bij NVGH / Alpha (de vereniging van gedragstherapeuten).
De gedragsbeoordeling of training dient expliciet gericht te zijn op het door de hond vertoonde hinderlijke gedrag.
Bij het eerste bijtincident waardoor een hond als gevaarlijke hond gezien kan worden, wordt de betreffende hond niet geregistreerd als gevaarlijke hond maar ontvangt de eigenaar of houder een waarschuwingsbrief. Dit voorkomt dat voor deze houder/eigenaar direct artikel 2:59a van de APV gaat gelden. De waarschuwing geeft de eigenaar of houder de mogelijkheid om herhaling van het gevaarlijke gedrag en daarmee verdere (bestuurlijke) maatregelen te voorkomen. Dit laat onverlet dat het bijtincident geregistreerd wordt als bijtincident waardoor de hond gezien kan worden als een gevaarlijke hond.
Bij een tweede bijtincident legt de burgemeester een kort aanlijngebod in combinatie met een muilkorfgebod op. Een aanlijngebod en/of muilkorfgebod geldt zowel binnen als buiten de bebouwde kom en dus ook op alle hondenlosloopgebieden en uitlaatstroken binnen de gemeente.
Een tweede bijtincident betekent ook dat de hond als gevaarlijke hond geregistreerd komt te staan. Dit betekent dat artikel 2:59a van de APV vanaf dat moment gaat gelden voor de eigenaar/houder van de hond. Het is de eigenaar of houder van de hond dan verboden deze hond op zijn terrein zonder muilkorf te laten loslopen, tenzij aan de vereisten uit artikel 2:59a, tweede lid van de APV wordt voldaan.
Er kan sprake zijn van verklaarbaar bijten van de hond op het moment dat de hond zelf door een persoon of een ander dier wordt aangevallen of wanneer de persoon zich mengt in een gevecht tussen twee honden.
Een eigenaar of houder kan aantonen dat het gedrag van de hond structureel is verbeterd door bewijsstukken te overleggen van een gedragsbeoordeling of gerichte training welke is gevolgd nadat het gevaarlijke gedrag heeft plaatsgevonden.
De gedragsbeoordeling dient plaats te vinden door een gedragsbeoordelaar die is aangesloten bij NVGH / Alpha (de vereniging van gedragstherapeuten). Indien de gedragsbeoordeling op verzoek van de houder/eigenaar plaats vindt, is de burgemeester bevoegd om te bepalen of de aangedragen gedragsbeoordelaar voldoende gekwalificeerd is. Is dit naar oordeel van de burgemeester niet het geval, dan kan de burgemeester een gedragsbeoordelaar aanwijzen.
De gedragsbeoordeling of training dient expliciet gericht te zijn op het door de hond vertoonde gevaarlijke gedrag.
Van ernstig letsel bij personen is (in ieder geval) sprake als directe geneeskundige behandeling noodzakelijk is.
Van zeer ernstig letsel bij andere dieren is (in ieder geval) sprake als het bijten levensbedreigend is of leidt tot de dood van het dier.
Inbeslagname zoals bedoeld in artikel 3 kan plaatsvinden op grond van artikel 5:31 lid 2 Awb juncto 172 lid 3 Gemeentewet. Inbeslagname op grond van de Awb betreft bestuursdwang, alle regels die daarvoor gelden, gelden uiteraard ook bij het in beslag nemen van een hond. Kosten die gemaakt worden kunnen verhaald worden op de eigenaar of de houder van de hond.
Gebruikmaking van de lichte bevelsbevoegdheid van de burgemeester (inbeslagname op grond van artikel 172 lid 3 Gemeentewet) kan alleen als er geen sprake is van een overtreding, dus als er nog geen aanlijn- of kort aanlijn- en muilkorfgebod is opgelegd. Deze kosten kunnen niet verhaald worden.
Een risico-assessment zoals bedoeld in artikel 4 is bijvoorbeeld een MAG-test (Maatschappelijk Aanvaardbaar Gedrag), agressietest (zoals ontwikkeld door de universiteit Utrecht) of een TOP-test (Toetsing Op Persoonlijkheid).
Een professionele gedragsbeoordelaar heeft de opleiding tot gedragskeurmeester of gedragsbeoordelaar met succes afgerond en beschikt over (voldoende recente) praktijkervaring. Dit is in lijn met de manier waarop de Raad van Beheer op kynologisch gebied in Nederland een gedragskeurmeester omschrijft.
De strafrechtelijke boete en de last onder dwangsom kunnen naast elkaar worden opgelegd, omdat de boete gericht is op het verleden (wordt opgelegd vanwege de overtreding die is begaan) en de last onder dwangsom gericht is op de toekomst (voorkomen dat de overtreding nogmaals wordt begaan of blijft voortduren). De strafrechtelijke boete wordt door een opsporingsambtenaar als bedoeld in artikel 141 of 142 van het Wetboek van Strafvordering opgelegd. De burgemeester kan op grond van artikel 125 van de Gemeentewet jo. artikel 5: 32 van de Algemene wet bestuursrecht een last onder dwangsom opleggen.