Organisatie | Reusel-De Mierden |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Regeling commissie bezwaarschriften Intergemeentelijke Sociale Dienst de Kempen |
Citeertitel | Regeling commissie bezwaarschriften ISD de Kempen |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp | bestuur en recht |
Regeling treedt met terugwerkende kracht in werking vanaf 1 juni 2007.
1.Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
21-06-2008 | 01-06-2007 | 01-10-2011 | nieuwe regeling | 27-03-2007 D'n Uitkijk, 20-06-2008 | B&W 07-121 |
overwegende dat het gewenst is om in het kader van de Samenwerking Kempengemeenten één centrale commissie voor bezwaarschriften in het leven te roepen ten behoeve van aangelegenheden op het gebied van werk, inkomen en zorg zoals die door de ISD de Kempen worden uitgevoerd;
gelet op de Algemene wet bestuursrecht en de Gemeentewet;
vast te stellen de navolgende regeling:
Regeling commissie bezwaarschriften Intergemeentelijke Sociale Dienst de Kempen
Artikel 2 Inleidende bepaling commissie
Er is een commissie ter voorbereiding van de beslissing op bezwaren tegen besluiten van de colleges van burgemeester en wethouders op het gebied van werk, inkomen en zorg, vallende onder het takenpakket van de ISD de Kempen.
Artikel 9 Uitoefening bevoegdheden
De bevoegdheid ingevolge de hierna genoemde artikelen van de wet worden voor de toepassing van deze regeling uitgeoefend door de voorzitter van de commissie: a. artikel 2:1, tweede lid;
Artikel 10 Verstrekken stukken aan de commissie
Het verwerend orgaan is verplicht aan de commissie alle stukken te overleggen die betrekking hebben op het bezwaarschrift.
Voor het houden van een hoorzitting is, onverminderd het bepaalde in artikel 7:13, derde lid van de wet, vereist dat de meerderheid van het aantal leden, onder wie de voorzitter of zijn plaatsvervanger, aanwezig is.
Artikel 15 Niet-deelneming aan de behandeling/ onpartijdigheid
De voorzitter en de leden van de commissie nemen niet deel aan de behandeling van een bezwaarschrift indien daarbij hun onpartijdigheid in het geding kan zijn.
Artikel 20 Uitbrengen advies en verdaging
Indien naar het oordeel van de voorzitter van de commissie de termijn van 10 weken, als bedoeld in artikel 7:10, eerste lid, van de wet, ontoereikend is voor achtereenvolgens het uitbrengen van een advies en het nemen van een beslissing, verzoekt hij het verwerend orgaan tijdig de beslissing te verdagen.
Aldus vastgesteld door het college van de gemeente Reusel-De Mierden op 27 maart 2007
de secretaris, de burgemeester,
Toelichting op de Regeling commissie bezwaarschriften Intergemeentelijke Sociale Dienst de Kempen
Het is mogelijk dat het college een commissie instelt om te adviseren over te nemen besluiten op aan het college gerichte bezwaarschriften
Het bevoegde orgaan, in dit geval het college, dient hieromtrent een instellingsbesluit te nemen welke wordt bekend gemaakt volgens de regels als weergegeven in artikel 139 tweede lid en de artikelen 141 en 142 Gemeentewet. Het college is bevoegd regels te stellen omtrent de samenstelling werkwijze en bevoegdheden van haar commissie. Ook moet zij de openbaarheid regelen (art.84 Gemeentewet).
In de aanhef van de regelgeving is bepaald dat de bestuursorganen van de Kempengemeenten, in dit geval de colleges, besluiten de regeling vast te stellen. De colleges van de Kempengemeenten hebben hiertoe de bevoegdheid. Deze bevoegdheid volgt uit artikel 84 lid 1 Gemeentewet. Op deze manier is het mogelijk dat de bestuursorganen samen een en dezelfde commissie instellen om te adviseren op bezwaren tegen besluiten van de colleges van de Kempengemeenten. De besluitvorming op bezwaarschriften gebeurt door de colleges. Ondertekening vindt op grond van mandaatverlening plaats door de directeur van de ISD de Kempen overeenkomstig de door de colleges genomen besluiten.
In dit artikel zijn die begripsbepalingen opgenomen die niet in de Algemene wet bestuursrecht (Awb) voorkomen en die specifiek betrekking hebben op de situatie van de Intergemeentelijke Sociale Dienst de Kempen (ISD de Kempen).
Zo ontbreekt er een omschrijving van het begrip 'bestuursorgaan' hoewel dat op meerdere plaatsen in de regeling voorkomt. Het bestuursorgaan dat het bestreden besluit heeft genomen, wordt in de regeling aangeduid als 'verwerend orgaan'. Dit betreft een van de colleges van burgemeester en wethouders van de vijf Kempengemeenten.
Artikel 2 Inleidende bepaling commissie
Er is voor gekozen een bezwaarschriftencommissie in te stellen ter advisering over de besluiten van burgemeester en wethouders van de vijf Kempengemeenten uitsluitend betrekking hebbend op het takenpakket van de ISD de Kempen.
Artikel 3 Samenstelling van de commissie
In dit artikel is geregeld uit hoeveel leden de commissie minimaal dient te bestaan en dat zij deskundig dienen te zijn op het gebied van de regelingen die de ISD de Kempen uitvoert.
Er is voor gekozen de juridisch medewerker van de ISD als secretaris van de commissie aan te wijzen. De directeur behoudt de vrijheid een andere ambtenaar aan te wijzen. Hoewel in de wet nergens over een secretaris wordt gesproken, is het gebruikelijk dat een commissie beschikt over een secretaris ter ondersteuning van de werkzaamheden.
Artikel 5 Benoeming, zittingsduur en ontslag
Er is voor gekozen de benoemingsperiode te limiteren tot een periode van maximaal 8 jaar. Zou deze bepaling niet zijn opgenomen zou dat kunnen betekenen dat men tot in lengte van dagen lid van de commissie kan zijn. Dit wordt als niet wenselijk ervaren.
De bepaling van het derde lid is van orde. Een ontslagnemend lid kan niet gedwongen worden ook feitelijk de functie te blijven vervullen.
In verband met de onpartijdigheid die de commissie dient uit te dragen, is gekozen voor deze bepaling.
artikel 7 Ontvangst bezwaarschrift
Dit artikel spreekt voor zich.
artikel 8 Indiening nadere stukken/ter inzage legging
Er is voor gekozen de op de zaak betrekking hebbende stukken niet ter inzage te leggen op het gemeentehuis te Bladel maar toe te sturen aan belanghebbenden. De reden hiervoor is dat belanghebbenden niet naar Bladel hoeven te reizen en de betreffende stukken niet op een andere locatie komen te liggen dan die van de ISD de Kempen.
Het inzagerecht is als een van de fundamentele waarborgen voor een goed verlopende bezwaarschriftprocedure te beschouwen. Het maakt het principe van hoor en wederhoor mogelijk. Het is gekoppeld aan de hoorzitting: wordt er niet gehoord, dan is er ook geen sprake van een verplichte ter inzage legging.
Artikel 9 Uitoefening bevoegdheden
Artikel 2:1, tweede lid Een bestuursorgaan kan van een gemachtigde een schriftelijke machtiging verlangen. Deze bepaling is facultatief geformuleerd: de voorzitter is dan ook vrij al dan niet van deze bevoegdheid gebruik te maken. Artikel 6:6
Het bezwaar of beroep kan niet ontvankelijk worden verklaard, indien:
Toelichting: De termijn waarbinnen het verzuim dient te worden hersteld, wordt vastgesteld door de voorzitter. Er is van afgezien in de regeling een vaste termijn daarvoor op te nemen omdat het niet goed mogelijk is in algemene zin voor alle gevallen aan te geven hoe lang deze termijn zou moeten zijn. Uitgangspunt is wel dat er sprake moet zijn van een redelijke termijn (in de meeste gevallen kan met een termijn van twee weken na het einde van de bezwaartermijn worden volstaan). Enerzijds moet de indiener een reële mogelijkheid worden geboden het geconstateerde verzuim te herstellen; anderzijds moet het niet zo zijn dat door een langere termijn de procedure wordt vertraagd. Een zorgvuldige formulering van de brief waarin gewezen wordt op het verzuim en waarin de termijn wordt gesteld waarbinnen het verzuim moet worden hersteld, is noodzakelijk. Er zal duidelijk aangegeven moeten worden welke consequentie verbonden is aan het niet-voldoen aan deze verplichting. Dit volgt ook uit de facultatieve wijze waarop artikel 6:6 is geformuleerd voor het gevolg van het in verzuim zijn: het bezwaarschrift 'kan' niet-ontvankelijk worden verklaard. De uiteindelijke beslissing ligt dus bij het bestuursorgaan. Ten slotte wordt hier gewezen op artikel 7:10 van de wet waarin voorschriften zijn opgenomen voor de termijn waarbinnen op een ingediend bezwaarschrift dient te worden beslist. De beslistermijn wordt namelijk opgeschort met ingang van de dag waarop de indiener is verzocht een verzuim als bedoeld in artikel 6:6 van de wet te herstellen, tot de dag waarop het verzuim is hersteld of de daarvoor gestelde termijn ongebruikt is verstreken. Artikel 6:17 Indien iemand zich laat vertegenwoordigen, zendt het orgaan dat bevoegd is op het bezwaar te beslissen, de op de zaak betrekking hebbende stukken in elk geval aan de gemachtigde. Toelichting: Deze bepaling spreekt voor zich. Voorzover het de behandeling door de commissie betreft, ligt deze taak bij de voorzitter. Het is niet nodig om in de bezwaarfase ook de stukken aan de vertegenwoordigers van de belanghebbende toe te zenden die zijn geproduceerd in de fase tussen de aanvraag en het primaire besluit (CRvB 24 juni 1997, JB 1997/196). Artikel 7:6 tweede lid: Belanghebbenden kunnen ambtshalve of op verzoek afzonderlijk worden gehoord.
Het bestuursorgaan kan, al dan niet op verzoek van een belanghebbende, toepassing van het derde lid achterwege laten, voorzover geheimhouding om gewichtige redenen is geboden.
Het derde lid van dit artikel luidt: Wanneer belanghebbenden afzonderlijk zijn gehoord, wordt ieder van hen op de hoogte gesteld van het verhandelde tijdens het horen buiten zijn aanwezigheid.
Artikel 10 Verstrekken stukken aan de commissie
Dit artikel spreekt voor zich.
De voorzitter van de commissie dient er zorg voor te dragen dat al het noodzakelijke wordt gedaan om de behandeling van het bezwaarschrift genoegzaam voor te bereiden. Dat geldt zowel intern bij de gemeente - hij krijgt de bevoegdheid alle relevante inlichtingen in te winnen - als extern. De activiteiten van de commissie of haar voorzitter kunnen bij de voorbereiding van de te behandelen zaken kosten met zich meebrengen. Daarbij vallen gewone en bijzondere kosten te onderscheiden. Bij gewone kosten valt te denken aan bijvoorbeeld de vergoedingen voor de leden. Het inschakelen van externe deskundigen zal bijzondere kosten meebrengen.
Aangezien de colleges belast zijn met de uitvoering van de begroting, ligt het voor de hand dat bijzondere kosten niet gemaakt worden voordat de colleges de gelegenheid hebben gehad dit te toetsen aan een begrotingspost. In de situatie van de ISD de Kempen is deze bevoegdheid opgedragen aan de directeur. Om deze reden is in deze bepaling voor de kosten voor getuigen of deskundigen een machtiging vooraf geïntroduceerd. Uiteraard mag het niet zo zijn dat de directeur door zo'n toetsing het werk van de commissie frustreert en haar onafhankelijke positie daardoor aantast. In dit verband verdient ook artikel 3:7 van de wet aandacht. Daarin is bepaald dat het bestuursorgaan waaraan advies wordt uitgebracht, al dan niet op verzoek, de gegevens ter beschikking stelt aan de adviseur die nodig zijn voor een goede vervulling van diens taak. Uit de hier gebezigde formulering volgt dat het ter beoordeling van het bestuursorgaan blijft welke gegevens dat zullen zijn. Uit de aard van het advies van de commissie vloeit echter voort dat dit alle op de zaak betrekking hebbende gegevens zullen zijn. De commissie zal immers geen afgewogen oordeel kunnen uitbrengen indien gegevens worden achtergehouden.
Conform artikel 7:13 lid 3 van de wet geschiedt het horen door de commissie. De commissie kan het horen opdragen aan de voorzitter of een lid dat geen deel uitmaakt van en niet werkzaam is onder verantwoordelijkheid van het bestuursorgaan.
Artikel 7:3 van de wet geeft aan in welke gevallen van het horen van belanghebbenden kan worden afgezien. Voor een ingediend bezwaarschrift is dat indien:
aan het bezwaar volledig tegemoet wordt gekomen en andere belanghebbenden daardoor niet
Ad a, b en c spreken voor zich.
Ad d. Het ligt voor de hand dat indien het verwerend orgaan aan het bezwaar van appellant volledig tegemoet denkt te kunnen komen, het daarover met de voorzitter van de commissie contact opneemt. In dit verband wordt ook gewezen op artikel 6:18 en 6:19 van de wet. In artikel 6:18 gaat het over het tijdens het aanhangig zijn van bezwaar intrekken of wijzigen van het bestreden besluit. In artikel 6:19 wordt bepaald dat indien een bestuursorgaan zo'n intrekkings- of wijzigingsbesluit heeft genomen, het bezwaar geacht wordt mede gericht te zijn tegen het nieuwe besluit tenzij dat besluit geheel tegemoetkomt aan het bezwaar. De bevoegdheid om van het horen af te zien wordt door de regeling toegekend aan de voorzitter. Deze beslissing is dus niet aan het bestuursorgaan dat het bezwaarschrift heeft ontvangen. Dat zou overigens ook niet mogelijk zijn, gelet op artikel 7:13, vierde lid van de wet, waarin onder andere is bepaald dat de commissie, voorzover bij wettelijk voorschrift niet anders is bepaald, beslist over de toepassing van artikel 7:3.
In het uiteindelijk uit te brengen advies zal teruggekomen moeten worden op de reden waarom van horen is afgezien. Dat is noodzakelijk omdat ingevolge artikel 7:12 van de wet bij de beslissing op een bezwaarschrift, aangegeven moet worden op welke grond dat is geschied.
Artikel 13 Uitnodiging zitting
Ingevolge het eerste lid van deze bepaling wordt ook het verwerend orgaan uitgenodigd voor de zitting. Het is van groot belang dat dit orgaan zich ook ter zitting laat vertegenwoordigen. Daarmee kan worden voorkomen dat er, vanwege de inbreng van bezwaarmaker, een eenzijdig beeld ontstaat. Voorts is het voor een externe commissie van groot belang om van bestuurlijke zijde te vernemen hoe een beslissing tot stand is gekomen. Anders kan het voor de commissie moeilijk worden om een goede afweging te maken. Het verdient aanbeveling een termijn vast te stellen die ligt tussen de oproeping en de zitting zelf. In het algemeen moet gedacht worden aan een zodanige termijn dat de bezwaarde en de overige belanghebbenden voldoende gelegenheid krijgen om zich behoorlijk op de zitting voor te bereiden. Bezwaarden kunnen geattendeerd worden op de mogelijkheid om hun verweer op schrift te stellen dat bij het verslag wordt gevoegd. Gekozen is voor een termijn van twee weken, mede in verband met de termijn van 10 weken waarbinnen, behoudens verdaging, op het bezwaar moet zijn beslist (zie artikel 7:10 van de wet) en het bepaalde in artikel 7:4 van de wet (zie hierna). Voorts is een regeling opgenomen over het desgevraagd wijzigen van het tijdstip van de zitting. Uitstel hoeft overigens niet altijd te worden verleend. Betrokkene dient wel tijdig uitsluitsel over zijn verzoek om uitstel te krijgen. Een gemotiveerd verzoek om uitstel kan ingewilligd worden, maar dient dan wel te worden beperkt tot een eenmalig uitstel omdat anders de afwikkeling van het bezwaarschrift een te grote vertraging kan ondervinden. De toelichting op dit artikel van deze regeling is ook de plaats om te wijzen op het bepaalde in artikel 7:8 van de wet ( Op verzoek van belanghebbende kunnen door hem meegebrachte getuigen en deskundigen worden gehoord). Het verdient aanbeveling om van de inhoud van dit artikel bij de uitnodiging van de hoorzitting mededeling te doen.
Dit artikel spreekt voor zich.
Artikel 15 Niet-deelneming aan de behandeling/ onpartijdigheid
Dit artikel behoeft geen toelichting. Zie ook artikel 2:4 van de wet.
Artikel 16 Openbaarheid zitting
Gelet op de privacy-waarborgen is er voor gekozen de zittingen alsook de beraadslagingen achter gesloten deuren te doen plaatsvinden.
Artikel 17 Schriftelijke verslaglegging
Artikel 7:7 van de wet vereist zeer kort en bondig dat van het horen een verslag wordt gemaakt. De wijze waarop en de inhoudelijk vereisten aan het verslag worden niet door de wet geregeld. Dit staat er overigens niet aan in de weg dat in de regeling een vaste procedure wordt opgenomen. Uit het verslag zal duidelijk moeten blijken wie namens welke partij aanwezig was en wat door hen naar voren is gebracht. Gezien de betekenis van de hoorzitting in het kader van de besluitvorming in de bezwaarschriftfase, ligt het voor de hand (hoewel niet voorgeschreven in de wet) dat het verslag van de zitting uiterlijk gelijktijdig met de beslissing op het bezwaar aan belanghebbende wordt toegezonden. Uit oogpunt van een zorgvuldige voorbereiding zal dit vaak de voorkeur genieten. Het verslag speelt ook een rol in de raadkamer en bij het advies. Als een lid afwezig is geweest bij het horen en de stemmen staken in de adviescommissie, hoeft bij de hernieuwde behandeling in de commissie niet opnieuw gehoord te worden.
Een nader onderzoek kan feiten of omstandigheden aan het licht brengen die op het moment van de zitting nog niet bekend waren. Dit kan aanleiding zijn om belanghebbenden en het verwerend orgaan opnieuw te horen. De onderhavige bepaling voorziet in de mogelijkheid de commissie te verzoeken daartoe een nieuwe zitting te houden. In artikel 7:9 van de wet wordt bepaald dat indien het in het hier bedoelde geval feiten of omstandigheden betreft die voor de op bezwaar te nemen beslissing van aanmerkelijk belang kunnen zijn, dit aan belanghebbenden wordt meegedeeld. Zij worden opnieuw in de gelegenheid gesteld te worden gehoord (rechtsbeginsel hoor en wederhoor). Is de nieuwe informatie niet van aanmerkelijk belang dan kan er voor gekozen worden om de belanghebbenden in de gelegenheid te stellen schriftelijk te reageren. Na de hoorzitting gehouden telefoongesprekken kunnen gezien worden als nader onderzoek (Nationale ombudsman 9 juli 2001, AB 2001/263). Een zorgvuldige procedure houdt ook in dat het bestuursorgaan zich niet rechtstreeks tot de adviescommissie kan wenden zonder dat de andere belanghebbenden in de gelegenheid worden gesteld om hun standpunt dienaangaande kenbaar te maken (Rb. Rotterdam, 10 november 1999, JB, 1999/311).
Artikel 19 Raadkamer en advies
Zie ook de toelichting bij artikel 16. De hoorzitting is niet openbaar; de hier bedoelde beraadslaging vindt achter gesloten deuren plaats. Het tweede lid, onder b, is opgenomen voor die gevallen waarin het vergaderquorum wel aanwezig is, maar de commissie door afwezigheid van een of meer leden dan wel hun plaatsvervangers (of als gevolg van de toepassing van artikel 15) tijdens de besluitvorming uit een even aantal personen bestaat. Het horen kan plaatsvinden door een niet-voltallige commissie (zie onder 14); de advisering dient plaats te vinden door een commissie die voldoet aan de eisen van artikel 7:13, eerste lid, onder a van de wet. Hoe het advies totstandkomt, is niet voorgeschreven.
Advisering door de voorzitter en één lid van de hoorcommissie is in strijd met artikel 7:13, eerste lid, onder a van de wet (Raad van State, Afdeling bestuursrechtspraak 19-10-98, JB 1998/257). Uit het derde lid van dit artikel (mogelijkheid voor de commissie om het horen op te dragen aan de voorzitter of een lid dat geen deel uitmaakt van en niet werkzaam is onder verantwoordelijkheid van het bestuursorgaan) volgt niet dat de gehele advisering kan worden opgedragen aan de voorzitter en één lid. Een adviescommissie mag alleen adviseren: ze kan geen (gedelegeerde) beslisbevoegdheid krijgen, (Raad van State, Afdeling bestuursrechtspraak 06-01-1997).
Artikel 20 Uitbrengen advies en verdaging
Volgens artikel 7:13, zesde lid van de wet maakt in de bezwaarschriftprocedure het verslag van de hoorzitting deel uit van het advies van de commissie en wordt het schriftelijk uitgebracht. De beslistermijn bedraagt ingevolge artikel 7:10 van de wet 10 weken, behoudens in het geval van opschorting of met gebruikmaking van de mogelijkheid van verdaging. De onderhavige bepaling verlangt van de voorzitter van de commissie dat indien hij voorziet dat de termijn als hiervoor bedoeld niet wordt gehaald, hij tijdig het bestuursorgaan verzoekt de beslissing op het bezwaar te verdagen. Het besluit tot verdaging is een beschikking. Ingevolge artikel 7:14 van de wet zijn artikel 3:41 tot en met 3:45 van de wet, die de wijze van bekendmaking en mededeling van besluiten regelen, in dit geval niet van toepassing. Artikel 3:40 van de wet is wel van toepassing. Dit artikel bepaalt dat een besluit niet in werking treedt voordat het bekendgemaakt is. Het ligt voor de hand in verband hiermee ook belanghebbenden een afschrift van het verdagingsbesluit toe te zenden.
Artikel 21 Toezending afschrift beslissing
Deze artikelen spreken voor zich.
In artikel 139 tot en met 144 Gemeentewet zijn de bekendmaking en inwerkingtreding van besluiten die algemeen verbindende voorschriften inhouden geregeld. De bepalingen over bekendmaking en mededeling van besluiten zoals opgenomen in afdeling 3.6 van de wet zijn niet van toepassing op algemeen verbindende voorschriften (zie artikel 3:1 van de wet dat aangeeft dat op besluiten, die algemeen verbindende voorschriften inhouden, van dat hoofdstuk slechts afdeling 2 tot en met 4A van toepassing zijn en wel voorzover de aard van de besluiten zich daartegen niet verzet). Besluiten van het gemeentebestuur die algemeen verbindende voorschriften inhouden, verbinden niet dan wanneer ze bekendgemaakt zijn. De bekendmaking geschiedt door plaatsing in het Gemeenteblad of in een andere door de gemeente algemeen verkrijgbaar gestelde uitgave (huis-aan-huisblad of plaatselijk dagblad).